AANPLAKBILJETTEN
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
12 Jaargang
Donderdag 29 November 1894
No 3501
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIËN:
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel.
J. C. PEEREBOOM.
8TADSNIEÏÏW8.
FEUILLETON
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37 j.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat X-dL, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Puhlieité Etrangêre G. L. DA UBE d Co., JOHN F. JONES, Suce., Pariji 31 to Faubourg Montmartre.
BILJETTEN voor Veilingen en
Aanbestedingen, voor Feestelijk
heden, Concoursen etc. kan men
ter Stoomdrukker!) van dit Blad
tot hoogst billijken prijs laten
drukken.
Nieuwste Lettersoorten. Spoe
dige aflevering.
De Directeur-Uitgever
Haarlem28 Nov. 1894.
Mr. E. A lordens.
F Per bulletin verspreidden wij he
denmorgen in deze gemeente de droe
vige tijding dat Mr. E. A. lordens onze
oud-burgemeester, Dinsdagavond te
's-Gravenhage is overleden. Een he
vige aanval van bronchitis, waarte
gen zijn krachten niet bestand waren,
sleepte hem ten grave.
Met hem is een man heengegaan
die in Haarlems geschiedenis van de
laatste jaren een groote rol heeft ge
speeld. Onder zijn bestuur heeft onze
gemeente eene belangrijke uitbreiding
gekregen, waardoor het bestuur der
gemeentezaken steeds meer inspan
ning vereischte. Met een niet genoeg
te prijzen ijver heeft hij zich, en het
wordt erkend ook door hen, die niet
altijd instemden met zijne inzichten,
van zijne dikwijls lastige en moeite
volle taak gekweten. De hulde hem
gebracht bij zijne 2-5-iarige ambtsver
vulling, was dan ook een blijk van
de groote waardeering, die men ge
voelde voor zijn toewijding en zijn be
kwaamheid.
Van de zoozeer verdiende rust heeft
mr. lordens niet lang mogen genieten
en voor zijn gezin is zijn heengaan
een gevoelige slag. Het moge zijnen
nabestaanden tot troost verstrekken,
dat de talrijke haarlemsche vrienden
van hunnen oud-burgemeester hem
dikwijls zullen gedenken.
Ernst Anton lordens is geboren te
Deventer den 31sten December van
het jaar 1821. Hij studeerde te De
venter aan het toenmaals daar be
staande Athenaeum, later aan de
universiteit te Leiden en promoveerde
aan laatstgenoemde hoogeschooi den
3den April 1843, met eene dissertatie
over de bronnen van het overijselsch
recht, ten titel voerende„De juris
provincialis transisalaniae fontibus."
Daarop vertrok Mr. lordens naar Ber
lijn, om er de colleges van eenige
uitstekende rechtsgeleerden te volgen
en vestigde zich in dat zelfde jaar
(1843) in Arnhem, als advokaat, tot
dat hem in 1860 het ambt van ge
meente-secretaris werd toevertrouwd,
benevens de post van inspecteur der
jacht en visscherij. Deze betrekkingen
bekleedde Mr. lordens zes jaar lang,
tot 1866, als wanneer hem Z. M. den
Koning de gewichtige betrekking van
burgemeester van onze schoone Spaar-
nestad verleende.
De begrafenis zal hier ter stede
plaate hebben op Zaterdag a. s. Het
stoffelijk overschot komt ongeveer
kwartier voor eenen uit den Haag
hier aan en de stoet kan ongeveer
een halfuur later op de begraafplaats
van den Schooterweg zijn.
Voor zoover thans bekend is, zal
het lijk niet in het Mausoleum, maar
in het graf dat de familie hier bezit,
worden bijgezet.
Nog eens de Kamer van
Koophandel.
Wij zouden op de quaestie van de
openbaarheid der vergaderingen van
de K. v. K. niet zijn teruggekomen,
wanneer niet de redactie van de Opr.
Haarl. Courant gemeend had daar
aan in het Dinsdagsche Nr. der cou
rant een lang stuk te moeten wijden.
Bij de lezing daarvan stuitten wij
al spoedig op een onjuistheid.
Er staat namelijk, dat tot dusver
het Bestuur van de K. v. K. na af
loop der vergaderingen, mededeeling
deed aan de nieuwsbladen van wat
men voor openbaarmaking geschikt
achtte. Dit nu is onjuist. Het eenige
blad waarin af en toe iets van de
verrichtingen der K. v. K. te Haar
lem voorkomt, is de Opr. Haarl. Cou
rant. Verder strekt zich de open
baarmaking niet uit. Weliswaar heeft
eenigen tijd geleden, toen de corres
pondent van de N. R. Ct. en de uit
gever van dit blad zich gezamenlijk
wendden tot de K. v. K. met het ver
zoek om de vergaderingen te mogen
bijwonen, het bestuur hun gemeld,
dat de Secretaris hun zoo zij dit
wenschten, bericht zou geven van
wat in de Kamer was behandeld en
besloten, doch dit geschiedde onder de
voor geen enkelen correspondent of uit
gever aannemelijke voor waarde,dat die
berichten steeds zouden worden ge
plaatst zóo als zij werden toegezon
den. Immers een correspondent kan
niet garandeeren, dat zijn redacteur
niet snoeit of verandert en geen uit
gever ter wereld zal zich verbinden
berichten of verslagen ten allen tijde
onveranderd op te nemen, zelfs niet
als die komen uit de volkomen ver
trouwbare handen van den secretaris
van een ernstig College.
Wij eiteeren verder:
In den laatsten tijd werd nu „van
verschillende zijden11 op openbaarheid
van de bijeenkomsten der Kamer aan
gedrongen. Waaruit bestonden die ver
schillende zijden11 Voor zooveel ons be
kend ts, uit de redactiën of uitgevers
van een paar nieuwsbladen en de cor
respondenten van enkele andere.
Een beweging moet toch wel ergens
beginnen en dat menige beweging
aanvangt bij de pers, kan den steller
van dit artikel niet vreemd zijn.
Maar heeft zij zich bepaald tot die
enkele redacteurs of correspondenten
Immers neen. De kiesvereeniging
„Vooruitgang" verklaarde reeds lang
geleden zich vóór de openbaarheid der
vergaderingen, de katholieke kiesver
eeniging heeft per brief, die de Kamer
nog zal beantwoorden, om die open
baarheid verzocht en de kiesvereenigin-
gen„Burgerplicht" en„Door Eendracht
Sterk" stelden zelfs andere candidaten
in de plaats van de beide aftredenden
van wie men wist dat zij tegen open
baarheid zijn.
Die tegencandidaten verwierven
een belangrijk aantal stemmen. Meent
men nu, dat dit alles het werk is
van een paar journalisten, dan kent
men hun daarmee een voor hen wel
zeer vleiende mate van invloed toe.
O.i. blijkt evenwel, dat het publiek de
zaak, aangevangen in de pers, tot de
zijne had gemaakt.
Hieraan verbindt zich het antwoord
op de vraag in het artikel gesteld,
hoe redactiën van bladen er toe kun
nen komen om openbaarheid van
vergaderingen te wenschen, aange
zien zij reeds zooveel vergaderingen
te verslaan hebben. Eenvoudig om
dat deze journalisten vaak hadden
opgemerkt dat het publiek die open
baarheid wenschte.
Dat zij daarin niet miszagen is
gebleken uit het groote aantal stem
men dat o.a. op den heer Bremer is
uitgebracht.
En waarom het publiek dat wenscht?
Omdat het gaarne weten wil, wat
een college doet en hoe het dat doet;
omdat het in dezen tijd van opge
wekt publiek leven, op de hoogte
wenscht te zijn van wat er omgaat
in de K. v. K. over Haarlems handel
en nijverheid, die door de plannen
met de sluis te Spaarndam, eerlang
naar gehoopt wordt in een nieuwe
phase zal geraken.
Waren de vergaderingen openbaar,
dan zouden de ingezetenen zich zeker
zoodat voorkwam tot haar wenden met
verzoeken om inlichting, met bezwa
ren tegen dit of dat onderdeel in de
wetgeving etc. en zoodoende zou zij
veel meer kunnen zijn dan enkel een
adviseerend lichaam voor regeering
en gemeente.
Blijft de Kamer niet op dit be
perkte standpuntje staan, dan is er,
zij zal het zien, genoeg voor haar te
doen dat publiek kan worden be
sproken en kan zij veilig hare gehei
me zaken en petit comité blijven be
handelen.
Een argument dat al zeer weinig
hout snijdt is dit, dat de leden der
Kamer hunne onverholen meening
bezwaarlijk anders dan in gesloten
bijeenkomsten kunnen uiten. Dit is
voor de leden niet zeer vleiend en
bovendien onjuist. Wij houden de
leden van het College voor mannen
die zoowel in het openbaar als in
besloten kring onverholen voor hunne
opinie durven uitkomen,
Ten slotte nog ditÓveral elders
zijn de vergaderingen der K. v. K.
over het algemeen openbaar. Waar
om zou, zoo vragen wij, Haarlem
daarop een uitzondering moeten
maken, anders dan omdat enkele
leden uit traditie zijn tegen openbaar
heid
De strijd bij de stembus is niet
geweest over de personen van de
heeren Enschedé en Kerbert. Beide
verdienen als mannen van erkende
bekwaamheid een zetel in de K. v.
K. volkomen. De strijd is aangebon
den om het beginsel der openbaar
heid en ddarom alleen.
Onze straatjeugd;
Dat Burgemeester en Wethouders
het noodig geacht hebben, aan de
hoofden van scholen te verzoeken de
jongens te vermanen om niet met de
zoogenaamde catapulten te schieten
en hun deze gevaarlijke dingen zooveel
mogelijk af te nemen, is een treurig
feit.
Het wijst er op, dat de balddadig-
heid zulke groote afmetingen heeft
aangenomen, dat het gewone politie
toezicht niet meer voldoende is en
dat de hulp van de hoofden der scho
len moet worden ingeroepen.
Te vaak reeds hebben wij met
nadruk gewezen op den overlast, dien
het publiek in persoon en in zijn
eigendommen van de straatjongens
ondervindt, om het niet te waardee-
ren, dat B. en W. er zich eens warm
over hebben gemaakt en althans een
poging hebben gedaan, om het kwaad
te beteugelen.
Dat het euvel niet alleen schuilt
in het gebruik van de catapult weet
ieder, die het genoegen heeft in of
bij een dicht bevolkte buurt te wonen.
Voor al die speeltuigen zijn seizoenen
en wanneer de jongens een poos met
de catapult zich hebben vermaakt,
verlangen zij naar iets anders en
smijten den catapult in den hoek.
Het kwaad schuilt hierin, dat de tucht
waaronder de jeugd die op straat
pleegt te spelen gehouden wordt, in
de laatste jaren steeds is verslapt en
dat zoodoende een leger van
straatbengels ontstaan is, dat een
kwelling is voor den vreedzamen voor
bijganger en een permanent gevaar
voor glasruiten, deuren, naamplaten
kortom alles wat beschadigbaar is.
Het overdreven aantal vaste pos
ten, gevoegd bij het ontoereikend
aantal agenten, maakte het politie
toezicht ten eenenmale onvoldoende,
zoodat da jeugd in de meeste wijken
van straffeloosheid zeker kon zijn.
En zelfs wanneer al de een of andere
verregaande baldadigheid door een
agent werd opgemerkt, kon in den re
gel geen straf volgen, tenzij toevallig
de man den jongen kende, of diens
kameraadjes wel zoo vriendelijk wil
den zijn hem daaromtrent in te lich
ten. Immers van het naloopen van
een vluchtenden jongen is geen
quaestie.
Maar zelfs in dat gunstigste geval
gebeurde er in de eerste weken niets
dat den jongen trof als een straf
voor zijn misdrijf. De rechtbank heeft
vaak zoovee] te doen, dat de jongen
eerst na verloop van tijd, soms pas
na maanden, terechtstaat en wordt
veroordeeld voor een feit dat hij al
lang weer vergeten is. Door den offi
cier van justitie aan de rechtbank al
hier werd daarop reeds vroeger in
eene uitmuntende rede de aandacht
gevestigd.
Men zegt dat het vroeger beter
was en hoewel die verheerlijking van
vroegeren tijd niet zelden moet wor
den toegeschreven aan de bekende
menschelijke ondankbaarheid die het
goede van het oogenblik niet waar
deert gelooven wij toch, dat we
in dit opzicht niet zijn vooruitgegaan.
Teerhartige wetgevers hebben het
gebruik van den stok door den agent
van politie afgeschaft, maar verzuimd
daarvoor iets in de plaats te stellen,
dat evenals de stok onmiddellijk
strafte na het begaan van het mis
drijf. Alleen de straf die dadelijk op
het kwaad volgt, maakt bij een kind
den gewenschten indruk. Geen vader
of moeder zal er aan denken, een on
deugend kind te straffen een dag na
dat het ondeugend is geweest.
Hoe dit doel moet worden bereikt,
Naar het engelsch
van CHARLES READE.
28)
HOOFDSTUK X.
„Dat is zoo. Ik heb hen vannacht in mijn droom gezien."
„Dat is te begrijpen; u waart geboren om bemind te worden."
„Dat heb ik ook eens gedacht mijnheer."
„Ik denk het nog, en ben er zeker van. U zoudt iedereen
kunnen betooveren. Ik zelf zou mij in stukken willen snij
den om u van dienst te zijn. Hoe gaarne zou ik u naar
Engeland willen vergezellen en u bij uwe vrienden brengen,
fin dan terugkeeren als die brief niet moest worden bezorgd."
'Wij zullen dezen braven man en Sarah Mansell, die hij
zocht te troosten, voor eenigen tijd verlaten, en verhalen
wat er intusscben met een ander menschenpaar voorviel.
Daar James alleen wandelde ten genoegen van Elizabeth,
ging hij waar zij heen wilde. Zij bezochten een comestibles-
winkel en kochten daar datgene, waar hij veel van hield.
Elizabeth was knap en goed gekleed, zoodat menige blik
vol bewondering op haar werd gericht. De ijdelbeid van haar
metgezel werd hierdoor geprikkeld. Wat echter de wandeling
voor hem bedierf was zijn verlangen op dat oogenblik om
de stad te doorzoeken en zijne vrouw op te sporen.
Weldra kwamen zij in de nabijheid der kade en begon
James onrustig te worden. Hij brandde van verlangen om
zijne gezellin te kunnen verlaten en te gaan hooren of men
ook iets omtrent Sarah was te weten gekomen, en boven
dien waB hij bang voor de open ruimte. Daar was de kans
voor verrassingen grooter. Sarah zou hem op een afstand met
Elizabeth kunnen zien wandelen. Deze bizondere rusteloos
heid ontsnapte niet aan laatstgenoemde. „Wei, wat scheelt
er nu aan?" zeide zij. „Je kijkt rond alsof je iets hebt uit
gevoerd, en bevreesd bent, dat de politie van alle kanten op
den loer ligt."
„Je zoudt ook niet op je gemak zijn wanneer je 400 hadt
verloren en niet wist hoe."
„Ja, dat zou ik ook, maar laat ons daarover niet verder
spreken."
Op dat oogenblik deed zich de stoomfluit van de boot
hooren.
„Kijk," zeide Elizabeth vriendelijk, „laten wij bier blijven,
dan kunnen wij de boot zien vertrekken."
„Leen mij een paar dollars," zeide bij. Zij gaf ze hem on
middellijk. „Wacht hier een oogenblik op mij," zeide hij en
Elizabeth zette zich neer in een gezellig wachtkamertje nabij
den hoofdtoegang tot de pieren en wachtte daar.
Hij snelde een winkel binnen, waar hij zijn fleBeh weer
liet vullen. Vervolgens ging hij haastig den man opzoeken,
die hem den naam kon opgeven van het hotel, waarheen
Sarah zich had begeven. Hij had er gaarne onmiddellijk heen
willen gaan, maar durfde niet. Elizabeth was nog al driftig.
De bedrieger wist niet hoe te handelen tusschen die twee
vrouwen. In ieder geval zou hij het niet langer dan twee
uur behoeven uit te stellen, want Elizabeth kon, met het
oog op de vele kamerhuurders, niet lang wegblijven en op
de vleugelen des berouws zou hij daarna naar Sarah snellen
en haar niet verlaten alvorens hij haar zoozeer had misleid,
dat zij in het geheel geen argwaan meer voor hem koesterde.
Hij keerde nu naar Elizabeth terng. Zij zat geheel op haar
gemak. „Voor den drommel, zij moet naar huis," zeide hij
bij zichzelf.
De touwen werden ingehaald en alle toebereidselen ge
maakt voor het vertrek der boot. Dit geschiedt prachtig in
New-York. De grootste stoomer glijdt den Atlantischen Oceaan
in als eene rivierboot in de Theems.
„O, wat zou ik gaarne mee willen gaan alleen," zeide
Mansell, gekweld als hij werd door den hachelijken toestand
dien hij zichzelf had geschapen. Hij trad naar voren en zag
hoe zij zich in beweging zette. Zij lag midscheeps tegen de
kade, maar was zoo lang, dat het eene minuut duurde al
vorens de achterkajuit geheel in het zicht kwam.
(Wordt vervolgd