Jaloerscli of M HAARLEMMER HALLETJES Ik raad je in gemoede om dit on gezellig leven te laten varen. Thuis heb je toch een alleraangenaamst fa milieleven gekend en dat zou je nu weer kunnen hebben. Iemand als jij zou een mooie, hartelijke, ontwikkel de en rijke vrouw kunnen krijgen. Wat verlang je dan nog meer?" „Ik Ik verlang niets. Alleen ver lang ik rust en de vrijheid om alleen en uitsluitend de directie te behou den over mijzelven en over mijne neigingen." „Dat alles kunt ge behouden." „Neen, dat kan niet." „Ik zeg je...." „....wat ik al wel honderdmaal ge hoord heb 1" „Beste Julius, ge zijt moeilijk van uwe vooroordeelen te genezen. Ik praat kalm en vriendschappelijk over een huwelijk en je gedraagt je als een Japanees, die over een Chinees hoort spreken. Wees toch eindelijk eens toegankelijk voor een ernstig en verstandig betoog..." „Dat ben ik altijd geweest." „Nooit. Zie mij aan. Heb ik geen rust? Heb ik geen vrijheid? Heb ik geen directie over mijn daden, zooal3 je pedant..." „Geen complimenten, als ik je ver zoeken mag." „En overspannen beweert. Je trekt de schouders nog op. Twijfel je aan mijn laatste woorden? Dat is wel wat krenkend. Je kent mijn vrouw niet." Toch wel. Openhartig, gemoedelijk, verstandig..." „Zie je nu wel?" „Maar een dochter Eva's als alle anderen." „Je hebt haar tweemaal vluchtig gezien." „Dat is voldoende om haar te door zien. Haar gebrek is „Nu?" „Jaloerschheid, Frits, jaloerschheid op jou." Mijn vrouw „De echtgenoote van den heer Frits Huber. De jaloezie verblindt haar zoo, dat ze jou ook aansteekt, zoodat jelui geen van beiden iets bemerkt." Julius, je bent onverbeterlijk." „Toch niet, beste Frits. Ik ben hel derziend en ik wil zelfs wedden. „Wat?" „Dat ik jou ook de oogen zal doen opengaar." „Hoor eens, beste jongen „Neen, luister je maarliever, binnen acht dagen zal ik je overtuigen, dat je vrouw jaloersch is." „Je bent dwaas. Ik ben zeven jaar getrouwd en heb drie kinderen „Al hadt je er zes. Neem de wedden schap aan als je durit. Het gaat om tien flesscaen van je goeden, ouden- Leoville." ,,'tls bespottelijk. Maar je zult je zin hebben. De tien flesschen be schouw ik nu reeds als gewonnen. Binnen acht dagen dus, maar weet je wel, dat we daarvan vier dagen niet eens hier zijn? Of wil je voor die malle weddenschap ons uitstapje op offeren Sen Zaterdngavondpraatje. CCXXII. In het begin van een nieuw jaar is ieder geneigd, eens even achter zich om te kijken naar datgene wat hij in het afgeloopen jaar heeft doorleefd. Dan laten we alles wat ons over het hoofd is gegaan de revue nog eens passeeren en slaken daarbij menige zucht als we bedenken, hoe spoedig dat jaar is omgegaan, hoe de tijd ons voorbijvliegt en hoe wij met hem in vliegende vaart onze reis door het leven maken. Onder mijn aanteekeningen vind ik de haarlemsche duinwaterleiding, die er dank zij het beleid van onzen afgevaardigde in de Tweede Kamer doorkwam in weerwil van het egoïs tisch, grootsteedsch verzet van Amster dam en hare woordvoerders in de Staten Generaal. We hebben haar nog niet, maar ze komt toch en met haar komst verdwijnt de mogelijkheid dat; een ingezetene van Haarlem geen wa ter kan krijgen uit de duinen, die liggen in zijn onmiddellijke nabij heid. Op dit oogenblik is men aan het taxeeren van de duingronden, die ervoor moeten worden onteigend en zoodra dat werkje is afgeloopen, zullen de menschen die de leiding maken wel vlug aan 't werk gaan. Later zal wel blijken, dat onze eigen waterlei ding aan niemand kwaad doet, niet aan Amsterdam en niet aan Bloe- mendaal—O verveen, dat zoo bang was voor water-onttrekking aan de bollen- gronden. Op niemands rechten zal inbreuk worden gemaakt. Van inbreuk tot inbraak is de sprong niet groot. Hier en in den „Ik dacht er inderdaad op dit oogenblik niet aan, maar dat doet er niets toe. Er blijft mij tijd genoeg." „Je bent een origineele kerel, maar zoo laat ik mij niet van mijn cha piter afbrengen. Waarom tronw je niet „Geef je verder geen moeite, Frits. Als ik de weddenschap verlies, wanneer namelijn je vrouw niet ja- loereeh is, dan zal ik ongelij k erken nen en ernstig over een huwelijk gaan denken." „Bravo I Ik zie mij in gedachten reeds op je bruiloit. Je bent gevangen en gehangen." Het uitstapje in de Saksische Schweiz ving weldra aan. Fritz Huber en Julius Gündloh deeldeu een coupé van den extratrein tot Dresden met zeventien medereizigers. En d t bij een temperatuur van 32 graden Réau- murIn Dresden voegden zich de twee broeders en de zuster van Julien bij hen, vroolijke, jonge mensc'aeu. Stoom boot naar Schandau, Wandeltocht bergopuitspanning—bergaf-rust-dal- waarts-wolken van stof-Zonsonder- gang- Den volgenden dagzonsopgang- nieuw geklauter-vermoeidheid-einde lijk boven- Bewondering. „Prachtigriep Frits verrukt. „Wat een vergezicht, wat prachtig gevormde bergtoppen I En die mooie bosschen en die Elbe, die gelijkt op een zilve ren band. Heerlijk!" „Frits, wil je even mijn zuster bij het stijgen behulpzaam zijn, ik heb nog iets in het hótel laten liggen. Geef haar een arm als je wilt," en metgen haastte Julius zich terug, maar bleef weidra staan en lachte, terwijl hij het tweetal nakeek, dat verder klauterde. „Zie zoo, Fritsje," zei hij halfluid, „de Leoville is mijn. Wacht, als je even je omdraait dan zal ik je waar nemen I Juist zoo Al klaar 1" Daarop snelde hij het tweetal na. Des middags ging de zuster van Julius met hare beide broeders hun reisje vervolgen en Julius deed met Frits nog een uitstapje in de bergen. Bij bnn terugkeer naar huis wa~en ze met hun twintigen in de smoorhee- ten waggon, maar kwamen toch nog levend thuis. Twee dagen later. „Goedendag, mevrouw. Ik hoop dat Frits zich van de vermoeienis dei- reis heelt hersteld? Het speet hem zeer, dat u niet mee kon gaan. 't Was werkelijk jammer, we hebben ons uitstekend geamuseerd." „Het doet mij genoegen, meneer Gündloh, dat ik niet vergeten ben geworden. Mijn man wilde dat ik zou meegaan en het speet hem zeer dat ik geen lust had. Ik houd een maal niet van klauteren, en daarbij zijn de spoortreinen zoo vol en is de hitte zoo hinderlijk. Wat mij betreft, ik vind het nergens aangenamer dan tauis, maar het doet mij genoegen dat ge genoegen hebt gehad I" „Bijzonder veel, mevrouw. Uw man is een van die benijdenswaardige na- omtrek zijn we van inbraken niet verschoond gebleven. Eerst moest de villa van den heer P. Bijvoet er aan gelooven, toen werden de heeren Kool hoven de slachtoffers van de grijp en vanglust, en daarna lukte het zelfde spelletje bij mevrouw van der Vliet. Als daders van den eerstge- noemden inbraak werden Fens en Vrouwenfelder gesnapt en gevon nist, maar de daders van de twee andere diefstallen loopen nog. Mocht een van mijne lezers ze onverhoopt ontmoeten, dan zal hij wel zoo goed zijn ze in de kraag te vatten. Dezelfde of andere artis ten raakten verlekkerd op zilver en kaaptan een hoeveelheid daarvan weg bij twee ingezetenen in het Florapark. Mis schien zitten ze op dit oogenblik een partijtje te pandoeren met de dieven van Bioemendaal. Gelukkig is het, dat de politie het gevaarlijk sujet te pakken kreeg, dat bij den heer Van Garste op het Molenpad bij nacht en ontijde naar binnen kwam. De eerste jaren zit deze sinjeur tenminste goed en wel achter de tralies. Wel gaat de tijd snel voorbij Nog maar enkele maanden geleden lazen en bespraken we met belangstelling en vuur den strijd, door Van Detb aan gebonden tegen Neerbosch. En thans is de geheele zaak zoogoed als ver geten. Noch in onze gesprekken noch in onze gedachten behandelen wede vraag, wat er waar was van Van Deths betoog. Alleen weten we, dat de heer van 't Lindenhout nog rustig zit op Neerbosch en dat zijn aanval ler zich ophoudt... in het buitenland. Niet anders is het gegaan met de geruchtmakende zaak van de valsche bankbiljetten. De misdadigers waarvan sommige handelden met opzet, en van wie an dere werden gedreven door de onza- turen, die alle schoons dadelijk op merken en er door in verrukking worden gebracht. Een prozaïsch mensch als ik krijgt daar niet zulk eeu diepen indruk van. Van een paar zeer fraaie punten heb ik photo- graphieën gemaakt, geen kunststuk ken evenwel, maar gewoon dilettan tenwerk. Wil® u, zoo goed zijn, hem dit pakje ter hand te stellen? Daar zijn zes photo's in. Overigens verzoek ik u, mijn groe ten aan Frits over te brengen. Tot het genoegen u weer te zien, mevrouw!" Frits Huber keerde van zijn kan toor naar huis terug, zeide zijne vrouw vriendelijk goedendag, nam een cou rant en ging bij het raam zitten. „Je vriend was zooeven hier." „Julius „Mijnheer Gündloh." ,.Hij heeft je zeker wel wat verha len opgedischt. Z.oals ik je zei, Lotje, het was ook een prachtig, onverge telijk mooi uitstapje." „Nu geloof ik je." „Zoo vroeger niet?" ,.Ja, helaas vroeger ook. Ik was wel dom." „Helaas? Dom?" „Ja." „Ik ben overbluft." „Ik ook." „Zeg eens, Lotje..." „Wordt niet boos, da -.r heb jij het recht niet toe." „Wat beieekent dat alles? Heb ik je niet alles van ons reisje vertel i Moet ik ook soms de cafés beschrij ven, die we bezocht en de steenen, waarop we gezeten hebben?" .,Je hebt zeker nogal dikwijls uit gerust." „Dikwijle? We zijn niet naar de bergen gegaan om daar dutjes te doen. Prettig geklauterd hebbeu we, jolig'en zorgeloos." „Daarvan ben ik overtuigd." „Wat wil je dan nog?" „Je schoonheidszin is „bekend."" „Ja, dat is m->geiijk." „En dan in zulk gezelschap 1" „Op welk een toon zeg je dat 1" „Bevalt mijn toon je ook al niet meer „Lieve vrouw, ik geloof..." „Lieve vrouw, ik geloof dat ik niet blind ben 1" „Blind „Nooit heb ik mij zoo in iemand vergist." „Je spreekt inj raadselen." „Zoo, doe ik Hier heb je het dan zwart op wit. Je vriend (uw mooie vriend) heeft het mij zelf gebracht. Wie is die dame, die je daar aan den arm hebt?" „Een photographic Wel, die heb ik zelf nog niet eens gezien. Maar die zijn heel goed, ze zijn voortreffe lijk. En dat met zoo'n klein toestel. Hoe is 't mogelijk „Wie is die dame?" „O ja. Wel dat is de zuster van Juiius." „Natuurlijk." „Ik verzeker het je." „En ik verzeker je, dat ik dat sprookje maar niet zoo grif aanneem." „Maar "vrouw, ze heeft ons met hare twee broers den eersten dag ver- lige hoop op gemakkelijk verworven rijkdom, moeten tusschen de vier muren nadenken over de ijzeren wet, dat onrechtmatig verkregen goed niet gedijt. Nooit gedijt ook al merkt de justitie er niet van; want altijd is het geweten de eeuwige straf, die de schuldige met zich omdraagt. Van gansch anderen aaid waren de overtredingen van de drogis ten tegen de wet. Hun feil was din gen te hebben verkocht, die ze vol gens eenzonderling ingerichte wet in kleine hoeveelheid niet mochten verkoopen. Kwaad werd er overigens niet door gesticht en hun geweten zal dan ook wel niet aan hun ge moedsrust knagen. Veel onrustiger waren in den loop van het jaar de kiezers, die door de ontbinding van de Kamers genoodzaakt waren, op nieuw een afgevaardigde n:ar 't Bin nenhof te zenden. Wie zou het zijn? Roë.l, Sanders of Van Karnebeek. De afloop van dien strijd ligt nog te versch in 't geheugen, dan dat ik daaraan behoef te herinneren. Veel minder prozaïsch was het bezoek van onze Konioginnen aan de bloemvel den in onze heerlijke streek. De jonge Jelie uit den Haag^ kwam tot de hyacinthen en tulpen in onze om geving en onwillekeurig neuriën we weer de woorden uit Philip Loots' Welkomstgroet Koninginne Wilhelmina! In ons bloemenparadijs Gij de rankste, gij de slankste, Dat Uw kelk steeds hoogerrijs! We vierden het jubileum van eene honderdjarige, van de Volksbiblio theek van het Nut, maar moesten met rouw vervuld ter begraafplaats gaan om het stoffelijk overschot van een braaf man aan den schoot der aarde toe te vertrouwen. Daaraan >zeld. Ik heb vergeten je dat te zeg- ;n. Overigens, schat..." „Ik ben je schat niet." „Wel, wel, wat een boosheid. Mij tan de oogen open." „Mij zijn ze al lang opengegaan." „Zoo'n listige schavuit." „Ja, nietwaar? Een mooie vriend, die je streken zoo verraadt. Hi, hi, hi, ik ben een ongelukkige vrouw." En daar begon Lotje te schreien alsof haar hart zou breken. Maar het monster van een man gat zich niet de minste moeite om hare droefheid te matigen en lachte, dat hij schudde. „Ha ha ha, die tien flesschen Leo ville ben ik kwijt. En nu is het van daag nog maar de zesde dag Vrouw schei eens uit met dat snikken, dan zal ik je alles van onze weddenschap vertellen J" En toen het hem gelukt was, zijn vrouwtje tot bedaren te brengen en hij haar de toedracht van de zaak had verteld, lachten zij beiden van ganscher harte en Julius Gündloh lachte het laatst eu het best. Maar getrouwd is hij toch en wel met de zuster van Lotje, lief, harte lijk... en jaloersch. Het volgend jaar maken zij een bergreisje met hun vieren. „Ze zijn eenmaal jaloersch, de vrouven," ver klaarde Julius, ,,'t Beste is dus om ze maar mee te nemen." Naar het duitsch. B INNENLANB, Eone ceremonie. De kennisgeving der troonsbeklim ming van den Czaar van Rusland is Donderdag geschied door den buiten gewonen afgezant van dien souverein, den generaal prins Dolgorouky. Omstreeks 6 uur begaf zich de ka merheer-ceremoniemeester, gekleed in groot costuum naar het huis van den Russischen gezant in de residentie en verzocht bij den generaal plaats te nemen in een galakoets van het Hof, waarin graai van Rand wij ck het hoofd der missie naar het paleis be geleidde. De vertegenwoordiger van den Czaar droeg de groote tenue, bestaan de uit licht blauwen wapenrok, don kere pantalon met breede roode streep en muts van Astrakan op het hoofd. Generaal Dolgorouky, ruim 50 jaren oud, is een man van hooge gestalte evenals zijn bloedverwant de luite nant Basile Dolgorouky, die in bijna geheel witte uniform van de officie ren der keizerlijke garde [te paard, waarbij de vergulde casque met ade laar als hoofddeksel behoort, den luister dezer militaire missie verhoog de. Hij volgde den chef van het ge zantschap in een hof-rijtuig, verge zeld van graaf Schimmelpenninck, ordonnance-officier. Na zich van hunne zending bij H. M. jde Koningin-Regentes te hebben gekweten, namen zij met de Donder dag vermelde genoodigden plaats aan de koninklijke tafel en werden zij te half negen met hetzelfde ceremonieel naar het legatiehótel van Rusland teruggeleid. Den generaal, hoofd der missie, zal later door H.M. een souvenir aan past het in een vluchtig overzicht als dit, te herinneren voor zoover dit noodig mocht zijn. Want zelfs in onzen vlug voortschrijdenden tijd worden brave menschen niet zoo spoedig ver geten en zoo een was jonkheer Van de Poll, een aristocraat door zijn naam, maar vooral aristocraat door zijn goed heid en door zijn edel karakter. Aan feesten ontbrak het ons in 1894 niet. Onze hollandsche jongens maten zich op het Turnfeest en onze hollandsche dierenwereld kampte om medailles op de hondententoonstel ling in den Hertenkamp. Ik behoef den wakkeren turners niet om ver schooning te vragen, dat ik hen noem in éen adem met ons voortreffelijkste huisdier; zij weten wel, dat ik d- door hen beha tide lauweren verre stel boven de eervolle vermeldingen behaald door afstammelingen van Caesars en Minka's. Ook de paarden fokkerij kreeg haar beurt op een wel geslaagde harddraverij op de Dreef, waar we edele dieren zagen kampen om prijs en premie, tot voldoening van de mededingers die wonnen en tot tevredenheid van de lief hebbers, die daarbij toezagen. Onze stad is niet rijk aan stand beelden. Behalve dat van Coster op de Markt, dat nu juist niet verruk kelijk schoon te noemen ia, hebben wij den „dobbelsteen met den saus kom" in den Hout en daarmee is de lijst van onze monumenten uit. 't Was daarom en tevens om den groo- ten meester te eeren, een goede ge dachte van een haarlemsch ingezetene om hier en elders een Frans Hals- comité te vormen, dat gelden zal bijeenbrengen tot het oprichten van een standbeeld voor den beroemden schilder. Die zaak is nog bij lange na niet gereed, maar zoo heel licht gaat dat ook niet. Voor een flink zijne zending bij ons Hof worden ver eerd. De luitenant, prins B. Dolgorouky,. van de garde te paard te St. Peters burg, den generaal als adjudant toe gevoegd, is bij deze gelegenheid be noemd tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw. In 1894 werden 3856 vreemdelingen zonder middel van bestaan, over de grenzen verwijderd. Algemeene Harddraverij ver - eeniging. Te zeven uur opende Vrijdagavond de voorzitter dezer vereeniging in het „American Hotel" te Amsterdam de j aarlij ksche algemeene vergadering, die uitgeschreven was, hoofdzakelijk om te bespreken de houding van het bestuur in zake de disqualificaties te Bussum. De voorzitter, de heer H. Broekman, lichtte den financieelen stand van zaken en de verrichtingen der ver eeniging met tal van bijzonderheden toe, waaruit bleek, dat het afgeloopen jaar over het algemeen zeer gunstig voor de vereeniging was geweest.] Het geheele bestuur had collectief ontslag genomen, omdat er over zijn houdinp in zake genoemde disqualifi caties vau enkele zijden verschil was gerezen. Tevens was er eene vacature ontstaan door periodieke aftreding van een der bestuursladen. Van verschillende zijden werden moties voorgesteld, alle op de een of andere wijze het vertrouwen der leden in het door het bestuur gevolgde be leid uitsprekende. Ten slotte werd zulk een motie van den heer mr. A. Waszink in stem ming gebracht en met 41 stemmen tegen 7 en 1 blanco aangenomen. Onmiddellijk hierna verlaten de he6ren Van der Steur, Van Stolk, A. H. van Wickevoort Crommelin en H. van Wickevoort Cromoielin onder donderend applaus de vergadering. Nu ging men over tot eene vrije stemming voor het nieuwe bestuur. De uitslag hiervan was, dat op het aftredende bestuur werden uitge bracht 46 stemmen en verder nog enkele op eenige andere heeren. Het oude bestuur werd dus met overgroote meerderheid herkozen. Voor de vacature, veroorzaakt door het aftreden van den heer Coets de Bosson, stelde het bestuur den heer Th. Reichelt Koopman candidaat, die gekomen werd met 39 stemmen. Het bestuur gaf nu in overweging, enkele bepalingen in het reglement en de statuten te wijzigen, 't geen zonder hoofdelijke stemming werd aangenomen. Hierna gaf een der heeren nog in overweging, H. M. de Koningin het beachermvrouwschap aan ;e bieden, hetgeen het bestuur in beraad zou nemen. De voorzitter sloot hierop met een woord van dank de vergadering. Da bakkersgezellen te Amsterdam. In eene Vrijdagmiddag in „Con- stantia" te Amsterdam gehouden ver gadering van bakkersgezellen is be standbeeld zijn duizenden noodig. Ik weet evenwel, dat er ijverig aan het plan wordt doorgewerkt. Tal van nieuwe gebouwen, ook monumenten hebben we in 't afge loopen jaar zien verrijzeneen post kantoor, om er onze zaken in te be handelen, een sociëteit „Vereeniging" waar we ons in vrijen tijd verpoozen en een Diacones enhuis, waar we in dagen van ziekte liefderijke verzorging vinden. Wel loopen die gebouwen, wat hare bestemming betreft, uit el kaar. liet Brongebouw is nog wel niet geheel klaar zooals de drie ge noemden, maar ik mag toch de fees telijke steenlegging daarv n door den heer Loomeijer r.og wel even vermel den. Proces-Buddenborg staat nog op mijn lijstje. Nooit beter dan door dit proce werd de slechte inrichting van de civiele procedure in ons land bewezen. Buddenborg, die een jaar in voorloo- pi e hechtenis doorbracht, was er het slachtoffer van; hopen wij, dat dit een stoot zal geven aan het invoe ren van sneller rechtspraak. En laat men, als men dan toch verandert, die meteen wat goedkooper maken. Weemoedig stemt de gedachte aan de vreeseltjke ziekte die hier een tijdlang nu en dan voorkwam en die zoo treffend de woorden illustreert: „Das Leben welkt wie Gras, wie Blumen auf die Flur; so wie der Wind daiüber geht verschwindet ihre Spur." Laat ons hopen dat we dit jaar van de cholera verschoond mogen blijven vooral omdat we nu een maal ome barak op den vuilnishoop hebben geworpen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6