DE MO OUD TE
SCHAGEN.
deelde yerder mede, dat het Congres
is bijeengeroepen tot verkiezing van
een president.
De heer Briseon las het schrijven
van den president, waarin hij zijn
ontslag-aanvrage mededeelt, voor, ter
wijl de radicalen hem steeds in de
rede vielen. Een voorstel der opposi
tie, om de grondwetsherziening ter
sprake te brengen, weigerde hij in
behandeling te nemen.
Onder groot rumoer werd de zit
ting gesloten. De socialisten riepen
„Leve de sociale revolutie! De con
servatieven riepen Leve de koning !;t
In den Senaat werd door den heer
Challemel Lacour het besluit van den
president ter kennis gebracht van de
leden. Ook daar werd de voorlezing
van het d cument telkens gestoord
door interrupties van de oppositie.
Telkens werd er geroepen „Men moet
zijn post niet verlatenToen de
heer Challemel Lacour de voorlezing
van het stuk eindigde, werd van ver
schillende zijden tegen het besluit
van den heer Casimir-Perier geprotes
teerd. Maandag a. s. zal de Senaat
weer bijeenkomen.
In de couloirs der Kamer hielden
de republikeinsche afgevaardigden
eene bijeenkomst, ten einde te be
raadslagen over de keuze van een
candidaat voor het presidentschap.
De uitslag was, dat de heer Waldeck-
Rousseau 84 en de heer Brisson 66
stemmen verkreeg. Yerder werden er
nog eenige stemmen uitgebracht op
de heeren Loubot, Challemel-Lacour
en anderen.
Ook de republikeinsche leden van
den Senaat hielden eene bijeenkomst
tot hetzelfde doel. Daar verkreeg Wal-
deck-Rousseau 63, Brisson 54 en Lou-
bet 18 stemmen. Voorts werden 17
stemmen uitgebracht op den heer
Challemel-Lacour, 4 op den heer Du-
puy en 3 op den heer Magnin.
Hoeveel beteekenis te Berlijn wordt
gehecht aan de staatscrisis in Frank
rijk en hoezeer ze verrassing heeft ge
wekt, blijkt onder anderen hieruit,
dat de Keizer Woensdagmorgen on
aangediend den Franschen gezant be
zocht en een lang vertrouwelijk gesprek
met hem had.
De meeste leading •'papers, o.a. ook
de Timeslaten zich ongunstig uit over
den stap van Casimir Perier. De
Times o.a. verwijt hem gebrek aan va
derlandsliefde.
Door het pruisische Huis van af
gevaardigden is Woensdag het aftre
dende bestuur herkozen. Hohenlohe
zeide te rekenen op de welwillende
medewerking van het Huis. Hij aan
vaardde het voorzitterschap van het
ministerie daar het een plicht is ge
volg te geven aan de roepstem van
zijn vorst. Hij achtte zich sterk in
het bewustzijn zich met het Huis één
te gevoelen in trouw aan den koning
en vaderlands.
Hierop volgde een levendig applaus.
Vervolgens legde Miquel de begroo
ting voor.
die de weesinrichting verlaten heb
ben, voldoen over 't algemeen goed,
zoodat er voordurend meer aanvra
gen komen dan wij jongens beschik
baar hebben, wier lichaamskrachten
voldoende zijn ontwikkeld en die al-
hs aangeleerd hebben, wat noodigis
om de inrichting te kunnen verla
ten en met eigen handen in hun on
derhoud te voorzien.
Onder de bewoners van de steden
heerseht nog altijd de groote dwaling
dat voor het boerenbedrijf zeer wei
nig verstand en ontwikkeling noodig
is, zoodat men meent, dat iemand
van beperkte geestvermogens nog
tijd goed genoeg is voor boer. Er is
geen bedrijf in onze maatschappij,
waar zooveel doorzicht en verstand
bij noodig is, dan bij den landbouw.
En wanneer iemand uit de hoogere
standen een zoon heeft, wiens ver
stand niet helder is, laat dan het
laatste, wat men voor hem kiest, het
bedriji van landbouwer zijn.
De stand van den zoogenaamden
heereboer moge zeer aanlokkelijk
schijnen en men moge droomen van
de gladde melkkoeien van onzen dich
ter Poot, de ervaring leert, dat velen
zich hierin grootelijks teleurgesteld
gevoelen, daar zij wel heer kunnen
zijn maar geen b er, en dit, als men
daarbij het Doerenbedrijf wil uitoefe
nen, de financiën zeker ruïneert.
Daarbij komt nog dat iemand die
geen kapitaal hééft, onmogelijk boer
kan worden; hij mag zeer dankbaar
zijn als het lot van boerenknecht
hem ten deel valt en zoo hij tot een
huwelijk komt, hij boerenarbeider
mag worden. Toch heeft men het als
boerenknecht of arbeider op 'tland
in vele opzichten nog beter dan als
werkman in de stad en het is een
zeer groote tout, dat zoovele boeren-
Knechts en arbeiders naar de groote
steden verhuizen. De meeste hunner
vervallen tot armoede.
Het boerenbedrijf.
In de Kroniek der weesinrichting
te Neerbosch schrijft de heer Van
'tLindenhout deze week ondermeer:
Op de boerderij zijn zooveel mo
gelijk verbeteringen aangebracht aan
de landerijen. De oogst van rogge,
tarwe, alsmede haver, was rijk ge
zegend, doch de aardappelenoogst gaf
een derde minder dan het voorgaand
jaar. Op onze boerderij hebben we 32
stuks paarden en koeien. Onze vee
stapel is zeer gezond gebleven. De
melkkoeien hebben de inrichting van
de noodige melk voorzien, doch er
was zooveel noodig, dat er zeer wei
nig boter bereid is geworden.
Voor de jongens, die hst boerenbe
drijf leeren, hebben we dit jaar steeds
goede plaatsen kunnen vinden en zij
Rechtszaken.
Zitting van Woensdag.
De veldwachter Koster deelt mede
hoe in 1856 de oudoom van bekl.
Jes Jes een levende geit doormidden
hakte met een sikkel. Er zat in de
heele familie Jes zulk een woeste
geest. Tot dezelfde type behoorde de
moeder van beklaagde.
Voorlezing wordt gedaan van een
verklaring van bekl. op 15 Dec. af
gelegd, waarin hij heeft verklaard dat
zijn moeder hem gezegd heeft toen
hij telkens geld van haar stal„doe
dat bij een ander, vermoord vrouw Bute
maarl" Ook wist zij van den dief
stal bij Asser. Haar zoon raadde zij
aan den moord met een scheermes
te doen. Dat hij het dien Zaterdag
deed wist zy vooraf niet, maar zij
moet begrepen hebben dat hij ermee
bezig was, toen hij na vrouw Bute
de drie bijlslagen te hebben geg6ven,
thuis kwam om een glas water te
drinken.
Men weet, dat hij deze verklaring
later weer heeft ingetrokken.
Opnieuw wordt beklaagde onder
vraagd waarom hij na de mededee-
ling van den rechter-commissaris
niet geloofde aan den dood van zijn
moeder, maar meer licht levert dit
niet op.
Cornells de Wit, timmermansknecht
te Valkoog, gin indertijd als vriend
met beklaagde om. Met dezen ging
hij, den Zondag na den moord, op
het erf van Boe3 om naar 'tlijk te
kijken. Ook dezen vertelde Boes
't sprookje van den man dien hij had
zien vluchten. Op de* dag der be
grafenis van de slachtoffers was het
beklaagde, die de heftigste verwen-
schinge tegen den toen nogjonbekenden
noordenaar uitte. De kruideniersbe
diende Jan Denijs legt analoge ver
klaringen af.
De volgende getuige is de bakkers
knecht Roos te Amsterdam, vroeger
te Schagen, die verkeering met Anna
Beijers had. Hem zeide ze, dat zij
een grooten hekel aan Klaas Boes
had. Tweemaal ontmoette get. den
beklaagde op partijtjes en dan was
hij niet normaal.
Na den moord had getuige direct
verdenking op Klaas Boes en ver
moedde dat deze het uit wraakzucht
kon hebben gedaan.
Maria Visser is vier nachten met
bekl. uitgeweest op de Schager ker
mis- Hij was dan vroolijk maar grillig.
Evenwel waren ze prettig uitgeweest,
waarbij hij alles betaalde. Hij had
toen nogal veel geld in den zak. Op
een van die avonden zat Anna Beijers
met haar vrijer achter hem. Hij keek
telkens om, maar Anna Beijers lachte
hem uit.
Jan Wagemaker, een zijner vrien
den, weet te vertellen, dat Boes hem
op de kermis te Dirkshorn eens ge
zegd heeft: „ik wou dat ik Anna
Beijers hier had, dan zou ik haar
doodsteken. Op een andere kermis
dreigde hij een jongen met een ge
laden revolver. In zijne tegenwoordig
heid liet Boes eens een met kruit,
glas en spijkers geladen cacaobus. die
hij gemaakt had, springen. Hij zei
daarbij „ze moesten den burgemees
ter van Schagen ook in de lucht laten
vliegen." Er waren toen j uist in Schagen
verordeningen gemaakt op het vech
ten en op het sluiten van de tap
perij en,die Boes niet bevielen.
De veldwachter Prijs deelt mede,
dat kort vóór haar zelfmoord vrouw
Boes tot hem zei: „Heeft Klaas niet
bekend? Als hij niet bekend heeft,
dan is er voor mij niets meer en maak
ik een eind aan mijn leven."
Hieruit zou zijn op te maken, dat
vrouw Boes wenschte dat Klaas be
kennen zou.
De bezoekers die in het koffiehuis
van Boes waren vóór den zelfmoord,
hebben de vrouw hooren zeggen
„Alot is onschuldig, mijn zoon heeft
alles gedaan."
Ten slotte wordt nog de veldwach
ter de Vries, die Dinsdag ongesteld
werd, gehoord.
Na de pauze wordt als laatste ge
tuige Jan Oudshoorn no c uitvoerig
gehoord. Hij heeft den bekl. afgera
den, een bom te laten springen voor
het huis van den burgemeester. Toch
zei Boes het te zullen doen en toen
liet Oudshoorn het erbij blijven. Ook
wat de pogingen tot vergiftiging be
treft heeft Oudshoorn nooit moeite
gedaan om door mededeeling aan an
deren van de plannen van Boes, deze
te verhinderen. Dat Boes den moord op
11 Augustus zou plegen wist hij niet,
wel dat het omstreeks dien tijd zou
gebeuren. Toch beweert hij dat naar
hij dacht, dit plan niet ernstig was
gemeend.
Het muntbiljet dat Boes hem den
dag na den moord gaf, wou get. naar
hij zei, teruggeven, maar Boes wei
gerde het terug te nemen. Toen nam
hij het mee en verborg het in huis.
Bij het verhaal van de bijzonderheden
door Boes heeft get. nooit zijn afgrijzen
daarover te kennen gegeven.
Deze getuige heeft een bijzonder
ongunstig uiterlijk, veel meer boeven
tronie, dan de hoofdpersoon in dit
treurig drama.
Afgesproken wa3 dat get. zoodra er
brandalarm werd gemaakt met de spuit
zou komen, echtsr niet om de premie
te verdienen.
Van dit alles wist deze Oudshoorn
van te voren af, o0k van het leggen
van de ketting op het erf van Alot.
Get. zou bij een van de pogingen tot
vergiftiging in den winkel komen en
vrouw Bute ophouden zoodat, Boes
gelegenheid had zuringzout in de koffie
te gooien. Dit behoefde evenwel niet
omdat Boes, voor zijn makker kwam,
al gelegenheid had om het gif in de kof
fie te mengen.
Toch wil deze get. niet erkennen
zooveel van de bijzonderheden te weten
als bekl. hem toedicht.
Op de vraag van den verdediger of
get. op den avond van den moord
niet in 't huis van vrouw Bute is ge
weest, antwoordt bekl. dat hij 's avonds
van 8 tot 11 uur thuis heeft zitten
lezen en toen naar bed is gegaan.
Den volgenden morgen te 8 uur eerst
heeft hij het huis verlaten.
Op de vraag van den officier of
hij nu berouw gevoelt, zegt hij ja en
een definitie von berouw, die
veel op een van buiten geleerd lesje
lijkt. Van aandoening is ook nu nog
geen spoor.
De President neemt nu den be
klaagde opnieuw in verhoor. Boes
heeft evenwel aan zijne Maandag
afgelegde bekentenis niets toe te
voegen.
De President uit een woord van
hulde voor den onverdroten ijver
waarmee het parket in deze zaak
heeft gehandeld. Nacht noch dag heb
ben officier van justitie en rechter
commissaris gerust. Hun komt daar
voor de dank der maatschappij toe.
Thans erlangt de officier van jus
titie het woord, Mr. F. F. Karseboom
en neemt requisitoir, aanvangende
met een woord van dank voor de
zooeven gesproken welwillende woor
den. De ambtenaren der justitie hebben
slechts hun plicht gedaan.
Waar in den laatsten tijd niet in
alle gewichtige zaken het gewenschte
licht is ontstoken, is dit niet de schuld
der justitie. Deze zaken geven veel
meer arbeid dan die welke tot een
goed einde komen.
Spreker dankt den Pres. en de rech
ters voor de leiding dezer zaak en uit
een woord van dank aan de politie
ambtenaren, den burgemeester en de
ingezetenen van Schagen. Niet steeds
wordt hulp zoo bereidwillig aan de
justitie verstrekt als nu door de bewo
ners van Schagen.
Het wetiió en overtuigend bewijs
te leveren zal spreker niet moeilijk
vallen. Als grondslag dient de verkla
ring van beklaagde en spreker moet
aantoonen dat hij en hij alleen de
dader is van 't afschuwelijk feit.
Spreker vestigt de aandacht op
enkele bijzonderheden in de woning
der vermoorden na de daad opgemerkt
en geeft daartoe een klein aperga van
de mededeelingen des beklaagden,
reeds vroeger in ons verslag geme
moreerd.
De getuigen verschillen over de
vraag of 't licht in den winkel nog
brandde, bekl. zegt van wel en spre
ker slaat daaraan geloof. Dat hij het
licht doofde, toont veel overleg.
Beklaagde gaf Anna Beijers een
steek in het hoofd omdat hij wel
eens had gelezen, dat een steek in
den slaap doodelijk was. Onmiddel
lijk werd het meisje wakker en wor
stelde met hem in den donker in
de bedstede. Welk een vreeselijk
tooneel moet daar hebben plaats ge
had 1 Eindelijk werd ze stil en meen
de hij, dat hij haar geworgd had.
Dat beklaagde dit alles heeft ge
daan staat vast. Het wordt bewezen
door de omstandigheid dat hij het
glas van de hanglamp, die hij niet
son opsteken, schuin erop heeft ge
zet, naar zijne verklaring. Deze om
standigheid nu kende buiten hem al
leen de rechter-commissaris.
Sprekjr zegt, dat bekl. letterlijk
Anna Beijers heeft geslacht, 't Ligt
voor de hand, dat bekl. daarvan geen
minutieuse opgave kan doen. Hoe kalm
hij gewoonlijk ook ie, op dat oogen-
blik was hij zeker zichzelven niet
volkomen meester.
Spreker vergelijkt de verschillende
bijzonderheden met de verklaringen
der getuigen en ooncludeert daaruit
dat in hoofdzaken de verklaring vak
^klaagde juist is.
Zijn verklaring dat hij eerst de her
sens van vrouw Bute heeft ingesla
gen en eerst een poos daarna den
hals heeft opengesneden, wordt be
vestigd door de deskundigen. Deze
bijzonderheden kunnen hem door nie
mand zijn medegedeeld en er blijkt
uit, dat bekl. en niemand anders de
weduwe Bute heeft vermoord.
Effecten die hij vond heeft hij
ten liggen, denkende„wat heb ik er
aan?" Overigens in al het ontvreemde
herkend, uitgezonderd éen ring. Eerst
heelt hij het lijk van Anna inbrand
gestoken, maar dat gedoofd omdat
hij bedacht dat hij de voordeur weer
moest uitgaan. Toen stak hij het lijk
van vrouw Bute eerst en daarna dat
van Anna in brand.
Of hij dadelijk bij zijn thuiskomst
nog een kort gesprek met zijn moe
der heeft gehad, staat uiet vast, de
bekl. geeft daaromtrent aarzelend
antwoord,
Bij zijn herhaalden terugkeer ver-| I
meed hij steeds zorgvuldig de aan-i 1
raking met de lijken en het trappen)
in bloed. Zijn verhaal van den man
dien hij had zien vluchten, heeft hij
Zondag na den moord door aanraking
en gesprek met verschillende perso
nen verder uitgebreid en geïllustreerd.
De vraag rijst: is bekl. de eenige]
die deze feiten heeft gepleegd Hiji
zegt van ja en't zeker hoogst moeilijk
dat punt te bevestigen. Waar al 't ont
vreemde gevonden is op de plaats door
hem aangewezen, bestaat er reden
waarde te hechten aan zijn verkla
ring, dat hij en hij alleen de misdaad
heeft gepleeg 1. Na dit verhoor vindt]
;preker geen aanwijzing voor het me
dedaderschap van Jan Oudshoorn.
Aanvankelijk heeft bekl. dezen geens-
deels in zijn verklaring betrokken.)
later gaf hij over Oudehoorn de be
kende mededeelingen, die door de
zen zijn bevestigd.
De premeditatie is bewezen door
de verklaring van Oudshoorn. Met
voorbedachten rade heeft bekl. de
vrouwen gedood. Bekl. heeft naar hiji j
zegt de feiten gepleegd meest uit
geldzucht en een beetje uit wraak,
Spreker gelooft dat hij zich daarin
vergist. Hij heeft alleen gehandeld
uit geldzucht. Had hij van Anna ge
houden, dan zo* hij haar na den|
eersten aanval niet weer hebben kun
nen mishandelen, 't Was om geld te
doen, niet eens veel, enkel om zee
gulden schuld te betalen en de Alk-
maarsche kermis en de harddraverij]
te Schagen te kunnen bezoeken. Geld-]
zucht was dus het eenige motief.
Wie bekl is is volgens spreker zeei
moeilijk te beantwoorden. In de eerste
dagen van verdenking achtte men
onmogelijk, dat aen jongen met zoo
zwak uiterlijk de daden kon plegen.
Nu nog kan men het zich haast niet
denken. In de gevangenis is hij 18
jaar geworden. Voor zijn stand heeft
hij een vrij goede opvoeding gehad, j
hij had meer dan middelmatige ver
mogens.
Er is veel waars in wat ds. Gulden-,
arm heeft medegedeeld, dat hij groote
sporen van verdorvenheid en tevens
vele goede eigenschappen bij den jon
gen heeft aangetroffen. Soms is hij
werkelijk gevoelig en, naar spreker
meent, met oprechtheid. Overigens
was hij kalm, at over 't algemeen
goed, sliep goed, bewijzen van een
rustige gemoedsstemming.
Beklaagde heeft gevoel voor dank
baarheid. Geenszins gaf hij in zijn
jeugd aanleiding om te zeggen, dat
maar nu verloor ik toch bijna mijne kalmte."
Toen zij weer buiten de kamer waren, wendde Owen zich
tot Florence.
„U moet hier niet blijven," merkte hij op. „In dit huis
bedoel ik."
„Kom, dat is niets dan onzin I" zeide Arnold, toen zij de
eetkamer weer binnentraden. „Bovendien...."
Owen sloeg eehter geen acht op zijne woorden, en temid
den van hare groote smart, was het voor Florence aange
naam te gevoelen, dat een man van geestkracht zich harer
aantrok.
„Dokter Viret verlangt er zeer naar u bij zich te ontvan
gen," merkte hij weer op. „Zal ik u daar dadelijk heen
brengen
Een oogenblik aarzelde zij, e«herp aangekeken door Arnold.
Na hare ervaring van hem van dezen dag scheen zijne tegen
woordigheid voor haar nog een reden te meer te zijn om
dit huis te verlaten en weldra verliet zij de kamer om zich
klaar te make*.
„Ik moet zeggen," zeide Arnold, „dat het mij opvalt, dat
u zooveel op u neemt Fairford. Omdat u echter het nieuws
hebt gebracht, ka* ik het grootendeels niet euvel duiden."
Florence had steeds gevoeld, dat zij het huis niet zeu kun
nen verlaten «onder pynlyke gewaarwordingen; toch begreep
zij daar niet te kunnen blijven, nu het lijk haars vaders er
aanwezig wa», en haar neef zich verheugde over de ont
dekking.
Toen zij afscheid nam van Arnold, raakte zij de door hem
aangeboden hand slechts even aan en vergezelde O wen door
den tuin en langs den stillen weg.
„Uw neef meent, dat ik mij met wat al te veel bemoei,"
zeide hij. „Ik hoop, dat u die meening niet deelt?"
„Neen," gaf zij ten antwoord, „ik ben zeer dankbaar."
Er werd bijna geen woord verder gewisseld, maar toen zij
het kerkhof naderden, lichtte hij kalm haar rechter arm op
en legde dien op zijn linker. Eene kleine menigte had zich
rondom het graf verzameld, en hij versnelde zijne schreden
totdat zij dokter Virets huis hadden bereikt.
De dokter stak jui3t de gang over toen zij aan de deur
verschenen en onmiddellijk deed hij open, zeer verwonderd
Florence en Owen samen te zien. Zij snelde op hem toe.
„Vader is gevonden!" riep zij uit. „Zijn lijk is gevonden
en en naar huis gebracht."
Een oogenblik scheen hem deze mededeeling den adem te
benemen, daarna leidde hij haar bij de hand naar zijn labo
ratorium. Zonder af te wachten dat hij haar ondervroeg,
vertelde zij in hare opgewondenheid weldra de rest.
„Hij lag in moeders kist," zeide zij ademloos. „O dokter
Viret, waar heeft men mijne lieve moeder heengebracht?"
Dit was het wat haar zoo diep trof, wellicht nog dieper
dan de bevestiging van haar ergste vrees betreffende haar
vader dat haar moeders lijk nu verdwenen was.
„Hebt u het lijk gezien?" vroeg dokter Viret, naiat Owen
nog meer bizonderheden had meegedeeld.
„Ja, ik heb het gezien," gaf zij ten antwoord. „Ik gevoeld*
dat ik het zien moest. Maar het is vader niet ik kan my
niet voorstellen dat het vader is. Het joeg mij schrik aan
Maar vertel mij toch dokter Viret, wat heeft men met haarj
gedaan? Waar heeft men mijne moeder heengebracht?"
Dokter Viret liet vol teederheid een zijner handen op haar i
schouder rusten, wendde zich tot Owen en zag hem veelbe-j j
teekenend aan.
„Ik was van oordeel, dat het beter zou zijn, dat miss
Derwent niet op „The Rookery" bleef," zeide Owen. „Kan ik
ook nog het een of ander doen
„Ja, wat betreft de begrafenis der oude vrouw," riep dok
ter Viret. „Het wordt tijd. Iemand moet haar toch kunnen
volgen. Derwent behoeven wij het niet te vragen en ik. kan
er niet heengaan. Je begrijpt," voegde hij er bij en wendde
zich weer tot Florence, „dat een onderzoek zal plaats heb
ben, hoogst waarschijnlijk morgen. Daar moet iemand bijt
aanwezig zijn om u te vertegenwoordigen. Edwards natuur-]
lijk. Er is geen tijd meer om hem te sthrijven, nauwelijks
tijd genoeg om naar Londen te reizen en zijn kantoor te be
reiken alvorens dit wordt gesloten. Ik moet met den eerst-
volgenden trein vertrekken. Maar wie volgt Ann naar het
graf?"
Wffdtfycrvolfid.)