Yoor onze Vensters.
BET SPOOK VAN ROOKFIELB.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
12e Jaargang
Dinsdag 22 Januari 1895.
No. 3544
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIËN:
J. c.
STADSNIEUWS.
FEUILLETON.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,371.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 1—5 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiera.
Directeur-Uitgever J. C. PEEBEBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangêre G. L. DAUBE A Co., JOHN F. JONESSneeParijs 31 bis Faubourg Montmartre:
concours worden gehouden van 171
Februari a. s. tot en met 7 Maait a. B.
Nota's, Rekeningen, WiBsels, Qui
tautiën, Brievenhoofden, Memoranda
en alle overige Drukwerken, die op
kantoren voorkomenworden ter
Stoomdrukkerij van dit blad goed'
billijk en vlug gedrukt.
De Directeur Uitg ever
In de étalage voor de vensters van
het Bureau van dit Blad zijn de na
volgende afbeeldingen gelegd
Felix Faure.
Het bouwen van een lichttoren op
een rots.
Faculteit der wijsbegeerte te Parijs.
Puvis de Chavannes.
Het Instructie-Bataljon te Kampen
in 3 afb.
Zuid Afrika in 4 afb.
Uit „Eigen Haard":
Seheveningen.
Kladsneeuw.
Gladstones verblijf te Cannes.
Amateur-photographieën.
In een Ijzersmelterij.
Opmaken van de pruik van den
president eener engelsche rechtbank.
Tafreel uit het drama Koning Ar
thur.
Japansche voorposten.
Een bivak van japansche infanterie.
De Keizer van China in zijn slede
op den vijver van zijn paleis.
Politieke Platen en Portretten.
Haarlem21 Jan. 1895.
Het lid van de Tweede Kamer voor
Hoorn, de heer P. B. J. Ferf, alhier
zal voorloopig de vergaderingen nog
niet kunnen bijwonen. Hij heeft pleu
ritis.
Het bezoek aan het stedelijk mu
seum Ivan schilderijen en oudheden
op het Raadhuis te dezer stede, was
in het jaar 1894 als volgt
.tegen betaling 4274 personen en
kosteloos op Zondagen 3580 personen.
Kerelconoours
Vanwege de kegelclub „Hard gaat
ie" alhier zal weder een groot kegel
„Naar wij vernemen zal de heer
„Farncombe Sanders in het begin
„van Februari voor de leden der
„Haarlemsche Handelsvereeniging op
treden met het onderwerp „Is Zon
dagsrust gewenscht?"
Dit merkwaardige nieuwtje kan
men lezen in de Telegraaf van Zon
dagmorgen. Het is maar jammer, dat
we er niet bij vernemen hoe de heer
Sanders deze curieuse vraag zal be
antwoorden, toestemmend of ontken
nend. Wij voor ons zouden voor de
rariteit wel eens een betoog willen
hooren, dat Zondagsrust niet ge
wenscht is.
Maar in ernst gesproken, de redactie
van de Telegraaf kent den afgevaar
digde van Haarlem en het bestuur
der Haarlemsche Handelsvereeniging
weinig gezond verstand toe. Wie ter
wereld acht het in dezen tijd nog
noodig om de vraag te behandelen
of Zondagsrust gewenscht is. De vraag
van onze dagen is„hce verhrijgen
wij Zondagsrust?"
Wij kunnen dan ook de verzekering
geven dat er van het bericht niets
aan is. De steller daarvan heeft de
klok hooren luiden, maar heel uit de
verte zoodat hij van de plaats waar
de klepel hangt, geen de minste notie
heeft.
Wat is de zaak? Het bestuur van
de Haarlemsche Handelsvereeniging
heeft met het oog op het wenschelijke
van Zondagsrust voor vele winkeliers
en neringdoenden, die deze thans moe
ten missen, een uitnoodiging gericht
tot Mr. Farncombe Sanders, om in
eene bestuursvergadering zijne denk
beelden mede te deelen over het al
of niet wenschelijke van verscherping
der tegenwoordige, of invoering eener
nieuwe Zondagswet, waarbij of den
geheelen Zondag winkel verkoop, ven
ten op straat en derg.worden verboden,
of dit althans slechts enkele uren
wordt toegestaan.
De heer Sanders heeft zich hiertoe
met zijne bekende welwillendheid be
reid verklaard. Hoe onze afgevaardigde
er echter over denkt, is den leden van
het bestuur der H. H. V. niet bekend.
Het eenige doel is dus uit de om
vattende kennis van den heer San
ders eens opnieuw te putten en uit
diens meening en voorlichting op te
maken, of de H. H. V. al dan niet
een wet op de Zondagsrust zal be
vorderen.
Dit is de waarheid en zooals men
ziet gelijkt ze al wonder weinig op
het bericht van de Telegraaf.
Het Brongebouw.
Wie verwacht heeft dat het rapport
van de enquête-commissie uit den
Raad over het Brongebouw aan de
zaak een einde zeu maken, zal zich
teleurgesteld voelen.
Na tal van verhooren is de Com
missie wel gekomen tot eene conclu
sie, maar zij acht zich verplicht er
bij te voegen dat niet in alle deelede
noodige opheldering is verkregen en
dat meer licht wenschelijk zou zijn
Ons laat het aarzelende dat er
schuilt in die conclusie, vrij koud.
Van den beginne af aan heeft het
ons toegeschenen, dat er van deze
zaak al te veel ophef is gemaakt.
De vraag doet zich nu evenwel voor:
wat zal de Raad nu met de f 1000
boete doen Zal hij die teruggeven
ef behouden
Te dien aanzien nemen wij met
volkomen instemming het navolgen
de over uit het Handelsblad
„Wij kunnen ons niet voorstellen,
dat de Raad die zou willen behou
den. De conclusie van de enquête
commissie veroorlooft de teruggave
van die som volkomen. Immers on
verholen wordt daarin medegedeeld,
dat volstrekt niet alles is opgehel
derd en dat de commissie gaarne
nog meer licht had ontvangen,
„Waar het ontbreken van die op
heldering de positie van de archi
tecten lean hebben geschaad en iet
wat meer licht hun ten goede zou
hunnen zijn gekomen, daar past het
onzes inziens geenszins dit te verer
geren door den betrokkenen materi-
eele schade aan te doen en zou de
commissie van enquête wel doen,
(niet, moet waarschijnlijk zijn met)
uit dien hoofde de restitutie der
duizend gulden boete aan den Raad
voor te stellen, hetgeen zij te gemak
kelijker doen kan, daar een harer
eigen leden het voorstel tot het op
leggen dier boete in den Raad heeft
gedaan."
Muziek tot VcmdePB „Gijs-
brecht van Aemstel
Vervolg
Het eerste bedrijf wordt praehtig
besloten door de Rey van Amsterdam-
sche Maeghden, waarin op frisschen,
ongekunstelden toon gejubeld wordt
over de verlossing der stad op den
vooravond van het blijde Kerstfeest.
De waarheid, eenvoud en natuurlijk
heid van uitdrukking gevoegd bij den
grooten rijkHora en de reine bekoor
lijkheid der klankeffecten doen den toe
hoorder al aanstonds zich geheel thuis
gevoelen in deze edele muziek en blij
ven voortdurend oor en geest aange
naam geboeid houden.
De uitvoering door het vrouwenkoor
was onberispelijk en als ik hierom
trent in bizonderheden wilde treden
zou ik op de eerste plaats den naam
van Mej. Jacobson moeten noemen,
ofschoon het geheele dames-kwartet
onder de uitgelezenen was uitgelezen.
In het voorspel van het tweede
bedrijf stelde zich de componist voor
„het wroeten en graven van het ver
raad" uit te drukken, waaraan „Gij s-
brecht's Stad" mg den eigen nacht
ten offer zal vallen. In hoeverre deze
indruk door de muziek wordt teweeg
gebracht, wil ik in 't midden laten.
Wel moet gezegd worden datZweers
hier een meesterstukje van contra
punctie leverde en dat dit meesterstukje
door Kes' virtuoos strijkorkest vol
komen tot zijn recht werd gebracht.
De Rey van Edellingen voor ge
mengd koor is bij allen eenvoud
en adel, rijk aan treffende toonschil-
deringen. In dit nummer heerscht
een inderdaad verheven stemming.
Geheel kunstenaar van zijn tijd
toont zich de componist in het voor
spel van het Se bedrijf: Vrouw Ba-
deloch's onheilspellende droom. Zon
der schade voor de éénheid van het
geheel ademt dit stuk een vrij mo>
dernen geest. Trouwens, bij allen ernst
waarmede de heer Zweers blijkbaar
zich van den aard zijner taak heelt
rekenschap gegeven, beper'te hij zich
op het stuk van harmoniseering en
orkestratie nergens méér dan met een
gezond en rijkontwikkelden smaak in
overeenstemming is, Dit Voorspel
(derde bedrij') komt mij voor tot de
gelukkigste momenten van het geheel
te behooren. Niet enkel verraadt de
bewerking met \eel talent is ook
het klagende aanhef-motief te pas
gebracht de hand van den meester,
maar, wat meer zegt, het nummer is
zoo treffend-waar van uitdrukking,
dat het bij den toehoorder niet anders
dan een zeer diepen indruk kan ach
terlaten. En dan volgt de heerlijke
Reij van Klaer:ssen: „O Kersnacht,
schooner dan de dagen I" Sober doch
uiterst melodisch worden ons hier de
aangrijpende verzen voorgedragen
en toegelicht, en waar de toon
dichter een schildering geeft van den
Bethlehemschen kindermoord, toont
hij fijn gevoel genoeg om nooit de
w-arheid met de waardigheid van uit
drukking in botsing te brengen.
Een bescheiden herinnering aan de
Kerstzangen die vroeger, en ook he
den nog wel in onze Katholieke ker
ken gezongen worden draagt hier
zoowel als in de straks besproken
Reij van Edellingen veel bij om aan
de stemming nog grootere wijding te
geven.
Dergelijke „Anklange" heeft Zweers
blijkbaar met eenige voorliefde ge
zocht (dit woord in goeden zin te
verstaan); want ook in dit Voorspel
tot het Vierde Bedrijf speelt het mo
tief eener psalm-intonatie (8e kerk
toon) een zeer belangrijke rol. Het is
opmerkelijk met hoeveel tact en over
leg de componist, ook bij het veree-
nigen van verschillende motieven,
steeds de helderheid en betrekkelij-
ken eenvoud in zijn orkest-solo weet
te bewaren.
De Reij van Klaerissen in het 4de
Bedrijf is rustig en statig gehouden.
Dank zij ook den schoonen klank
van het vrouwenkoor, droeg zij veel
bij tot het edel genot dat dezen avond
gesmaakt werd.
Het laatste nummer dat ik gele
genheid had met attentie te volgen
want wegens het vergevorderde uur
(en de ijzeren onverbiddelijkheid eener
locomotief) kon ik helaas het einde
niet afwachten was de Reij van
Edellingen'. „Waer werd opreghter
trou" enz. Deze Reij is voor gemengd
koor a cappella geschreven. Over de
voortreffelijke behandeling der koor-
stemmen behoef ik na al het voor
gaande niet te spreken. In aanmer
king genomen de overgroote moeilijk
heden, welke dit schoon maar tevens
lang en weinig afwisselend stuk poëzie
voor den toondichter meebrengt, mag
men den heer Zweers gelukwenschen
met den uitslag van dit gedeelte van
zijn hoog verdienstelijken arbeid. Op
mij maakte dit nummer niet zoo die
pen indruk als de anderen, wellicht
ook omdat hier de klank van het
koor niet zoo schoon en wat vooral
de bassen betreft niet zoo vol en
sonoor was, als dit bij een zoo uitge
breid muziekstuk noodzakelijk is, om
de aandacht geboeid te houden.
Nog eens, het is mij waarlijk een
feest geweest deze voorbeeldige op
voering van "Vondels Gijsbrecht bij
te mogen wonen, en ik kan mij le
vendig voorstellen mot hoeveel warmte
directeur, koorleden en vooral de
hoogst begaafde toondichter Bernard
Zweers aan het einde van den on-
vergetelijken avond zullen zijn toege
juicht.
PHILIP LOOTS.
„Het Vliegend Wiel."
De vereeniging „Het Vliegend
Wiel" hield Zaterdag weer eene ge
zellige bijeenkomst in de groote zaal
van de sociëteit „de Kroon", de tweede
van dit jaar. „Gezellige bijeenkom-
Naar het engelsch
van THOMAS COBB.
32)
HOOFDSTUK XVIII.
Inspecteur Holt.
Nu echter wist zij dat haar vader dood was en toch was
de pijnlijke geheimzinnigheid niet uit den weg geruimd.
Ofschoon zijn lijk gevonden was, was dat harer moeder ver
dwenen en zij kon geen enkelen beweegreden vinden voor
deze afschuwelijke daad. De grafschennis vervulde haar bijna
meer met afgrijzen en afkeer dan het noodlottig uiteinde
haars vaders.
„Kom binnen, kom binnen," verzocht dokter Viret, toen
zij Vrijdagmorgen om elf uur aanklopte aan de deur van zijn
laboratorium, nadat de huishoudster er op had aangedron
gen haar ontbijt op haar kamer te brengen. „Dit," voegde
hij er bij nadat zij hare blikken door het vertrek liet weiden,
„is wat Daubrey mijn Blachthuis noemt. Uw vicaris noemt
mij een koelbloedige slachter, mijn kind."
„Hij kent u niet zooals ik u ken dokter Virei."
„Dat behoeft ook niet; het zou hem berooven van eene
aangename emotie. Je hebt nu een moeielijken dag voor je
Florence. Edwards komt over voor het onderzoek, inspecteur
Holt ook. Het wordt om een uur in het schoolgebouw gehou
den. Cadman is het mij een uur geleden komen vertellen.
Brown is bezig met den doodsebouw en men heeft mij ver
zocht, alvorens je op waart, het lijk te identificeren."
HOOFDSTUK XIX.
Het verhoor.
De muren van het schoollokaal waren behangen met in
het oog vallende teksten en kaarten, en een lessenaa was
bij de kachel geschoven voor den rechter, een man met een
bleek gelaat, znaren, zwarten knevel, en een glad, kaai hoofd.
Aan zijn linkerkant zaten op twee ongemakkelijke banken
achter elkaar geplaatst, personen van een eenigszins barsch
uiterlijk, die de jury vormden. Zij waren juist teruggekeerd
van het onderzoek op „The Rookery" van het lijk.
Tegenover de jury was een bank neergezet, die tijdelijk
dienst moest doen als getuigenbank; het vertrek was reeds
vrij goed gevuld. Iedereen die zijn werk had kunnen verla
ten of niets te doen had was tegenwoordig, onder anderen
Joseph Bodger, die wel zorg droeg niet door inspecteur Holt
te worden opgemerkt.
De eerste dien Florence herkende >vas Owen Fairford, lan.
ger dan de meeste aanwezigen en blijkbaar hare komst ver
beidende met zijn blik op de deur gericht. Hare binnenkomst
verwekte eene kortstondige stilte, gevolgd door eenig gerucht,
veroorzaakt doordat verscheidenen zich omkeerden om haar
bleek, afgemat gelaat te aanschouwen.
Nadat de rechter het verhoor had geopend verscheen de
eerste getuige Mogford, die er zonderling uitzag in zijne zon-
dagsche kleeren. Hij verhaalde hoe er argwaan bij hem was
gerezen nadat hij de lijkkist van mevrouw Derwent had ge
zien, en verder hoe deze was geopend geworden, alles met
realistische bizonderheden. Hierna trad dokter Viret binnen,
die ondervraagd werd door E l wards. Hij stond daar met
gebogen rug, terwijl zijne zwarte jas in plooien neerhing van
zijne smalle schouders, en eene kleine strik van zijn zwarte
das aan een kant boven zijn grijs overhemd te voorschijn
kwam. De hem eigen spaarzaamheid in zijne woorden maak
ten hem een hoogst gemakkelijken getuige.
„U hebt het lijk gezien dokter Viret?" vroeg Edwards;
hier zij opgemerkt, dat niet woordelijk is weergegeven het
verhoor, zooals het de volgende week inde„Wisborough Ad
vertiser" werd opgenomen.
„Ja, het is dat van mijnheer Derwent."
„Wanneer hebt u mijnheer Derwent het laatst levend
gezien
„Dinsdag, den 6en Maart."
„Wees zoo goed mede te deelen in welke omstandigheden."
„Hij had de begrafenis zijner vrouw bijgewoond. Ik ook.
Ongeveer zeven uur keerde ik naar zijn huis terug."