Door 4s Fonograaf.
HAARLEMMER HALLETJES
P. N. Br.
De vier oude heeren, die den Raad
van Commissarissen vormden van de
Wistelbank, waren overtuigd, dat zij
•en voor de bank uitstekende daad
hadden verricht, toen zij Mr. James
Murphy als directeur deden optreden
met een salaris van 1000 pond ster
ling 'sjaars.
Mr. Murphy was op financieel ge
bied een bekendheid en volkomen
berekend om aan het hoofd te staan
van een zoo uitgebreide zaak als de
Wisselbank. Slechts onder beding,
dat zijn salaris binnen een jaar op
2000 p. st. zou worden gebracht, had
hij de hem aangeboden functie aan
genomen. Maar niettegenstaande de
commissarissen dachten en spraken
over den heer Murphy als een uit
stekend man, waren er buiten hen
toch lieden, natuurlijk ben ijders, die
zeiden, dat zijn karakter niet zóó was
als men wel dacht.
Maar zoo is het nu eenmaalzoodra
de fortuin iemand begint te begun
stigen, zijn er altijd menschen, die
wat op of aan te merken hebben, die
fluisterend en op geheimzinnigen toon
het een en ander natuurlijk valsch
en onwaar mededeelen maar dat
toch door de wangunstigen wordt
geloofd.
De heer Murphy had niets, dat hem
kon aanbevelen, behalve zijn kennis
en de goede referenties van zijn patroon
in Amerika, waar hij bovendien nog
particulier secretaris van een senator
was geweest. Maar toen het praatje
rondging, dat hij nooit in betrekkin*
bij een senator was geweest en dit
praatje niet tegengesproken werd, was
bet niet te verwonderen, dat zijn
vrienden hem eenigszins wantrouwend
begonnen aan te zien en dat sommigen,
die hem tot nu toe vertrouwd hadden,
hem als een bedrieger gingen be
schouwen.
Maar ondanks al deze geruchten,
bleef de heer Murphy in functie, vooral
omdat de commissarissen niet zouden som
willen erkennen, dat zij zich in hun
keuze van een directeur hadden vergist
en de aandeelhouders dachten dat
Gale genaamd, Lang, kassier en een
kantoorlooper.
Het is onnoodig te zeggeD, dat
Mr. Murphy niet van hard werken
hield en slechts zelden was hij dan
op het kantoor te vinden. Met behulp
van een fonograaf was hij in staat al
zijn correspondenties thuis te doen.
Hij handelde daarbij als volgt:
Als hij een brief moest beantwoor
den, sprak hij het antwoord in de
fonograaf, nam er dan den cylinder
af en zond dien naar zijn klerk in de
City, die den cilinder aan een anderen
fonograaf verbond en, terwyl de ma.
chine sprak, schreef hij door middel
van een typewriter het antwoord ep
papier. Op deze wijze slaagde de heer
Murphy er in, nu en dan een week
van kantoor te blijven, zijn werk toch
te verrichten en zijn salaris te ont
vangen.
zou een aaneenschakeling wezen van
genoegens en rust.
Toen James Murphy geëindigd had,
stond de heerFrowei op.Hij was doods
bleek en zag er zeer ontsteld uit.
James Murphy, zeide hij, ik had
nooit kunnen denken, dat je zu k een
doortrapte schurk waart. Ik dacht, dat
je je gebeterd hadt?
Murphy keerde zich langzaam tot
hem, stond op en liep de kamer op
en neer, lang en luid lachend.
Houd dat voor je, Julian. Je
kent den geest, die in mij zit en die
is niet te veranderen. Je weet dat het
steeds mijn vurige wensch is geweest,
een rijk man te worden. Jaren lang
heeft er in mij een vonk gesmeuld.
Die vonk is een vlam geworden, die
nu als een ©veu hel opvlamt; en nu
de goede gelegenheid gekomen is,
denk je toch niet, dat ik dwaas genoeg
zal zijn, die te laten glippen?
Hij stond voor Julian, zijn gelaat
was rood en verhit en zijn oogen
schitterden.
Neen, vervolgde hij. Ik deins er
even weinig voor terug om een hon
derd of meer menschen op te offeren,
als zij mij hinderlijk zijn in mijn
plannen, als ik mij ontzien zou, zoo
vele honden te dooden! Je kunt als
ge wilt, met mij deze misdaad, zooals
je mijn daad gelieft te noemen, doen
en er dan de voordeelen van genie
ten.... maar mij alleen laten, Julian,
dat durf je niet, dat kan je niet dur
ven.
Julian zat daar sidderend en bleek.
Neen, zeide hij, ik durf niet,
zooals je zegt. Ik ben gedoemd mede
te doen. Je bent mijn duivel, mijn
j kwade geest. Toen je mij jaren gele
gezegd had, gemeend was en dat hij,
zoo noodig, tot een moord bereid zou
zijn, indien de omstandigheden hem
daartoe mochten dwingen.
Ja, je hebt gelijk, Julian, was
het eenige wat hij zeide.
Julian was opgestaan, gaf den ander
de hand en vertrok zonder verder een
woord te uiten.
Het was gemakkelijk te zien, dat
hij geen leugen had gezegd, toen hij
zooeven zeide, dat hij geen schurk
was, dat hij Murphy's werktuig was
en dat deze met hem kon doen wat
hij wilde.
Murphy gevoelde zich na het ver
trek van zijn vriend niet zoo licht
van harte als te voren. Hij keerde tot
de fonograaf te ug en maakte de
antwoorden op de brieven af, nam
de cylinder af en gaf die aan zijn klerk.
zij (de commissarissen) wel wisten
wat goed was.
De kantoren van de maatschappij
waren gelegen in een smalle straat,
niet ver van de beurs. Zij waren niet
zoo groot als men reden had te ver
wachten, wanneer men hoorde spreken
over de uitgebreidheid der zaken, die
er gedaan werden. De kantoren nl.
bestonden uit twee groote kamers
heneden in het gebouw. De kantoor
uren waren acht per dag, van tien
lot zes. De werkkrachten bestonden
uit den beer Murphy, die directeur
en secretaris was, zijn klerk, Frank
II.
Mr. Murphy zat ia zijn woning in
zijn studeerkamer. Voor hem lag een
stapeltje brieven, zooeven door den
kantoorlooper uit de City'gebracht,
welke looper nu de antwoorden daarop
moest afwachten.
De heer James Murphy kon heden
onmogelijk in de City turnen, aan
gezien hij bezigheden had, zoodat hij
besloot, de antwoorden per fonograaf
te geven.
Terwijl hij op deze wijze bezig was
een brief te beantwoorden, trad de
heer Juliafi Fro wel de kamer binnen,
Goeden morgen, Frowel, hoe gaat
het? vroeg Murphy, opstaande en zijn
bezoeker de hand gevende. - -
Vrij wel, antwoordde deze; ik heb den leerdet kennen, was ik een rijk
't fameus druk. Ik kom even hier ommau, gezien door een iedermaar ik
te vragen wat ge mij te zeggen hebt. yiel in jouw handen en jij slaagde er
O, ja! ga hier zitten, Julian, zeide, in, mij tot een schurk te maken, ik
James, en luister goed. i was kneedbaar in jouw handen als
De heer Frowel deed zooals gezegdwas. Ik kon de verleiding niet weer-
werd en luisterde met alle aandacht staan. Maar je zult toch moeten er
naar een plan van oplichterij, dat j kennen, dat ik over het geheel geno-
Mr. James Murphy hem op fiuiste- j men geen schurk ben. Je weet, dat
renden toon in zijn oor vertelde, een lik getracht heb mij te verbeteren en
plan, waardoor zij een aanzienlijke j© weet, hoewel je het misschien niet
som geld, die door een Franschen zult willen erkennen, dat je mij steeds
millionair aan de Wisselbank zouweer hebt opgezocht en mij weer om-
worden toevertrouwd om mijnwaardenlaag hebt getrokken, naar mijn os-
te koopen, zouden kunnen opsteken,dergang 1 Wat kan ik doen Niets,
op een manier, dat nimmer het ver-1 niets. Ik behoor jou toe, Jame^, met
moeden van den diefstal op hen zou hart en ziel, maar niet uit vrije keuze,
kunnen vallen. j Hij barstte in tranen uit en ver-
Hij was voornemens, zeide hij, na borg zijn gelaat in zijne handen.
III.
Ssn Zatsrdagayondpraatje.
CCXXIX.
„Het staalwater," zoo zeide dezer
dagen iemand, „heeft zich baan ge
brokenen de mededeeling werd door
de toehoorders met strakke gezich
ten aangehoord. Niemand trachtte
zich een voorstelling te maken van
dat „brekende" staal wate.^, we zijn
te weinig gewoon om ons behoor
lijk rekenschap te geven van de juist
heid der beeldspraak die we gebrui
ken. Met de grootste kalmte schrijven
•en bepaalden tijd voor zijn ambt
van directeur te bedanken en het
land te verlaten.
Het was een hartverheffend verhaal,
dat hij met de meest heldere en schitte
rende kleuren den verbaasden en ont
stelden Julian in het oor fluisterde.
Het geld zou voor hen wezen, zeide
hij, als een zomer-zonnetje; het zou
hun volgend leven opvroolijken en
zonder zorgen maken. Hun toekomst
James leunde tegen den schoor
steenmantel met zijn rug naar het
Het was bijna namiddag, toen de
k ntoorjongen de City bereikte en de
cylinde-s aan den klerk ter hand stelde.
poedig verkondigde de stem van
de fonograaf, geaccompagneerd door
het klikklak van den typrewriter, dat
de klerk zijn werk begonnen had.
Gedurende eenigen tijd was de jonge
man hiermede bezig, toen hij niet
weinig verbaasd was, doordien de
fonograaf op fluisterenden toon begon
te spreken. Hij zette echter zijn werk
voort en maakte den brief af. Deze
luidde als volgt:
Londen, October 19. 18.
Marcus Co*lan, Esq.
WelEdele Heer.
Uwe mededeelingen betreffende
goeden morgen, Frowel, hoe gaat 't?
Vrij wei ik heb 't fameus druk.
Ik kom even hier om te vragen wat
ge mij te zeggen hebt. O ja! ga hier
zitten, Julian, en luister goed. Zooals
ge weet, moeten wij een aanzienlijke
geldsom honderdduizend pond
sterling ontvangen, om voor den
heer de Bruine, den Franschen mil
lionair, aandeelen te koopen in de
Hattenfleld Gold Mining Company;
en nu ben ik vast besloten mij van
dat geld meester te maken, op eene
wijze echter, dat op een ander het
vermoeden er van vallen zal. Deze zal
echter niets kunnen verklaren, omdat
wij hem uit den weg zullen ruimen
Mijn plan is dit: Woensdag ga ik
naar het kantoor en zal den klerk in
tegenwoordigheid van den kantoor
jongen mededeelen, dat ik naar huis
ga en niet voor den volgenden dag
den kassier en den klerk uit met on»
mede te drinken, hetgeen natuur
lijk niet zullen weigeren. Inmiddels
doet gij een poeder, dat ik u geven
zal, in hun glas en het gevolg zal
zijn, dat zij bewusteloos geraken.
Daarna begraaf ik den klerk in den
tuin en na mij meester gemaakt te
hebben van de bankbiljetten, sluit
ik den kassier in den kelder op. Gij
verlaat dadelijk het kantoor en een
paar minuten later volg ik u.
Den volgenden morgen kom ik op
het kantoor en geef mijn verbazing
te kennen er niemand te vinden dan
den loopjongen, daar de kassier en
klerk er niet zijn. Ik maak den brand-
kelder open en ontdek het lijk van
den kassier. Den jongen zend ik naar
de politie, en zoodra er een agent
gekomen is, uit ik het vermoeden,
dat de klerk den kaasier vermoord
en met het geld er van door is g
gaan. Wat denk je van dit plan?
James Murphy, ik had nooit
kunnen denken dat je zulk een door
trapte sohurk waart. Ik dacht, dat je
je gebeterd hadt.
(Hierna volgde hetgeen reeds ia
medegedeeld).
Waar ben ik gebleven, o ja, ik was
aan het beantwoorden van een brief
aan den ouden Coglan„betreffende"
was het laatste woord, betreffende
het ons gezonden geld heb ik de eer
u te berichten, dat de Atchison-aan-
deelen door ons zijn erekocht,
Hoogachtand, Uw Dw. Dn.
James Murphy.
vuur en een glimlach van verachting za[ terugkomen. De kantoorjongen
speelde om zijn mond, terwijl hij heeft dien Woensdag vrij.Woensdag-
luisterde naar de woorden yan wan-avond kom ik onverwachts op het
hoop van zijn vriend. kantoor, geef den klerk het een en
Die glimlach, al duurde h\j ook|ancjer schrijven en als hij daarmede
slechts een oogenblik, toonde meerbezig is, treedt gij binnen,
het ware karakter van dien man dan Dan vraagt ge een glas wijn van
alle woorden het hadden kunnen doen. 't 800rt dat ik in den brandkelder
Hij gaf te kennen, dat, hetgeen hij bewaar. Ik haal den wijn en noodig
moed ook, dat de man lang dood is,
want niemand minder dan onze ro
manschrijver Jacob van Lennep heeft i
al betoogd, dat wie van af schrijft, j
ook niet moet opzien tegen tot toe. J
Alzoo „van af een gulden tot toe
tien gulden." Brrr!
Laat ik me haasten, om te voorko
men dat men mij voor een vit ter gaat
verslijten, te zeggen dat ik even bang
ben voor overdrijving in de eene als in
de andere richting. De hoofdzaak is
dat we elkaar begrijpen en dan doet
het er, praktisch gesproken, niet veel
toe of een corpulente d staat op de
plaats van een slanke t en of er een
komma van zijn post is afgedwaald
naar een plek waar hij niet hoort.
Maar orde moet er zijn en te groote
en lezen we mededeelingen als„paard
en rijtuig kwamen bij het afgaan van j toegeeflijkheid op het stuk van taal
de brug in het water te land alsof zuivering zou noodzakelijk ten gevol-
niet land en water twee gansc'a on
derscheiden dingen waren, zelfs in
Nederland. En wat te zeggen van een
chaotisch huldebetoon als beschreven
wordt in dezen volzin„de muziek
speelde het Wilhelmus, terwijl zes
honderd Vinderen het Wien Neer-
landsch Bloed zongen Kouden zelfs
onze Koninginnen, die dan toch aller
eerst en allermeest Oranjegezind en
vaderlandslievend zullen zijn, niet be
leefd verzoeken om van die tonen-
mengeling verschoond te mogen blij
ven Maar 'tis zoo niet gebeurd: de
ver-laggever heeft alleen het woord
terwijl gebruikt in een beteekenis, die
daaraan niet gegeven mag worden
Dit alles zou nu zoo vreeselijk niet
zijn, als de mensch niet behept was
met een neiging tot navolging. On
bewust van de onjuistheid schrijven
we elkaar zulke dingen na en mod
deren daardoor in onze nederlandsche
taal dat het is om te huilen. Geen
sterker staaltje dan de uitdrukking
„van af". Verstandige menschen
schrijven elkander in prijscouranten
en advertenties na„van af éen
gulden tot tien gulden." Was ik
voorzitter van een genootschap
van taalzuiveraars, dan zou ik voor
stellen om den man die de combinatie
„van af' heeft verzonnen, ten algemee-
nen nutte een tongboei en een hand
boei san loggen, maar aangezien ik
die eer niet mag genieten, blijft dit
barsche voorstel achterwege. Ik ver
ge hebben, dat ieder spr.ak en schreef
zooals hem bliefde en dat we, geen
zelfde richtsnoer meer hebbende, el
kanders koeterwaalsch in woord en
schrift ten slotte niet meer zouden
verstaan en begrijpen.
En dat zou, wanneer men bedenkt,
hoe ontzettend veel misverstanden er
nu reeds, terwijl we ongeveer op de
zelfde manier schrijven en spreken,
elk oogenblik tusschen ons komen op
duiken, eenvoudig een nekslag voor
een goede verstandhouding zijn!
Na het heldere vriesweer, dat ons
dag aan dag begunstigde met een
vroolijken zonneschijn, is en het was
wel niet anders te verwachten, een
periode van regen gevolgd. Natuur
kijkt treurig en huilerig uit hare
oogen en de menschen raken er door
aangestoken en worden droef en
ernstig gestemd van den weeromstuit.
Dit is het moment om eens wat te
zeggen over de manier van ter aarde
bestellen op de prote3tantsche be
graafplaats.
Ge hebt zeker wel eens, waarde
lezer, de begrafenis van een bekend
persoon bijgewoond. Ik deed het
meermalen en het trof mij daarbij altijd
dat het weer slecht was en naargees
tig. Het verhoogde de ernstige stem
ming, als de lucht bewolkt was en
de wind nu en dan klagend blies
door de bladerlooze takken.
Daar nadert de lijkstoet, langzaam
en statig. Vrienden en bekenden
scharen zich om den geopenden graf
kuil; de zeoeven nog gevoerde ge
sprekken worden afgebroken. Nader
komt de stoet. Op het zwarte kleed;
steken de witte treurbloemen af, en
onder die geurige, frissche teekenen
van vriendschap en liefde ligt het
zielloos overschot van den man, dien
we eens gekend hebben als machtig,
rijk, begaafd of talentvol. Dan komt
er een gevoel van weemoed over de
wachtenden, een besef van de broos
heid van het leven en de gedachte,
dat voor ieder vroeger of later de
moeilijke ure van scheiden aan
breekt
„Hier, hier, zoo met je beiden
Ge schrikt op uit uw overpeinzing, j
't Is de stem van den opzichter, die j
aanwijzingen geeft aan de man-j
nen, welke de lijkkist in het graf
zullen neerlaten. Een van de dood- J
gravers, een oude stumper, wil
geheel alleen aan de eene zijde
van de kiet dragen. Een van de aan- j
sprekers helpt hem en met zichtbare
inspanning dragen zij de kist boven
de opening en zetten die neer up deJ
planken. De oude man verliest bij
kans zijn evenwicht. Dan wordt de
kist neergelaten aan de touwen, voor
zichtig en met allerlei voorborgen,
maar niet zonder dat telkens luid
en halfluid bevelen worden gegeven
om op te passen, zoo te doen en zus
te doen en men ademt weer vrijer
als de touwen met haken onder de
kist zijn weggetrokken en het zwarte
doek over den grafkuil is uitge
spreid.
Ik vind dit alles in hooge mate
storend voor de plechtige stemming.
Het kan niet anders, of men gaat
letten op dat sjouwen met de lijkkist,
op dat peuteren aan de touwen en
het moet vooral voor de familieleden
eea pijnlijke gewaarwording zijn,
zooals men die krijgt bij het zien van
een vuilen vinger-afdruk op een
smetteloos wit kleedje. De opzichter
kan dat niet helpen hij moet zorgen
dat alles zonder incidenten afloopt
en dat kan niet zonder bevelen, maar
de fout ligt aan de manier van ter
aarde bestellen zelf.
IV.
Toen de klerk dit gelezen bad, was
hij doo lelijk ontsteld. Hij zag vree
selijk bleek. Met den brief in de hand,
sidderende over al zijn leden, trad
hij het kiantoor van den kassier binnen.
Hij gaf dezen het blad papier, sta
melde „lees dit" en viel op een stoel
neer. De kassier las, maar begreep
eerst niet juist wat het beteekende,
toen viel hem eensklaps de ontzettende
waarheid er van in. Maar de kassier
had sterke zenuwenbehalve dat hij
een weinig vei bleekte, toonde hij geen
ontsteltenis.
Zo j zooriep hij uit, „is dit
uw plan meneer Murphy? maar wij
zullen je tegenwerken. En zich tot
den klerk wendende, zeide hij Frank
ik heb 't gelezen, wij zijn gelukkig
nog niet dood en zoolang e. leven
is, is er hoop; houd je dus goed
wij moeten die schurken zien te
vangen."
De klerk was langzamerhand weer
v.m den schrik bekomen en vroeg
Wat moeten wij doen, meneer
Lan^
Ik weet alwat wij doen moe
ten, ik zal dadelijk den commissaris
sen verzoeken,onmiddellij k op het kan
toor te komen en hun dit laten lezen
Veel plechtiger zou het zijn, wan
neer men de lijkkist bracht in een,
desnoo ls zeer eenvoudig, gebouwtje,
van waaruit later het vervoer naar
de groeve zou kunnen plaats hebben
na het vertrek van familie en vrien
den. Wie iets wilde zeggen ter nage
dachtenis, zou dat in het gebouwtje
kunnen doen, zonder dat men bij
guur weer zooals nu bij den grafsuil
geschiedt, den hoed op het hoofd zou
moeten houden uit vrees voor een
ernstige ongesteldheid. Alleen uit dit
oogpunt, dat der gezondheid, zou deze
manier te verkiezen zijn.
Op den weg van de gemeente ligt
het, iets in dezen gee^t op hare be
graafplaats op te richten. De men
schen noodzaken er gebruik van te
maken, gaat natuurlijk niet aan,
maar wanneer de gelegenheid er ij, j
zaj het gebruik zeker komen. Mis-
schien raken we dan ook bevrijd van
de zonderlinge gewoonte, dat de aan-1
spreker de aa wezigen dank zegt!
voor de laatste eer aan den overle- j
dene bewezen, soms nog wel nadat j
een van de familieleden dat heeft
gedaan. Hoe kan deze aanspreker
die aan den overledene, zoowei als
aan diens familie, behalve uit eenj
financieel oogpunt, geheel vreemd ia,
met eenige op echtheid danken voor;
de bewezen belangstelling
Zoo licht is me:i geneigd, van men
schen die heel rijk zijn, te denken
dat ze zich letterlijk baden in weelde.
Dat ze 's morgeno door een kamer
dienaar worden aangekleed, dat een
particulier secretaris hunne brieven
leest, dat ze eten van het fijnste por-
celein en de keurigste wijnen drin
ken van den morgen tot den avond;
dat hun ontbijt weelderiger is dan
het middagmaal van een gezeten
burgerman, dat ze geen andere ma
nier kennen om zich te verplaatsen
dan in een rijtuig met minstens twee
paarden, dat ze 's nachts slapen op
dons en tusschen fluweel en zijde en
dat dit aardige leventje zoo duurt
van hun geboorte af tot aan hun
dood toe.
Wie de levenswijze van zulke men
schen van naderbij bekijkt, zietheel-
wat anders. Hij vindt er soms een
eenvoud, die hem verbaasd doet
staan. De een is 's morgens te zes
uur op om aan zijn werk te beginnen
en loopt op klompen zijn land door
een ander neeft een af keer van dinés
en alle lekkernijen en liflalje3 die
daar geslikt worden. Ik heb eens
iemand die minstens 2 millioen
„waard" was, hooren zeggen „boere
kool is mijn lievelingskost" en welke
Haarlemmer kent niet dien grooten
grondeigenaar hier in den omtrek
die gewoon is zelf te mennen en in
weer en wind kalmpjes op den bok
zit, alsof hij het voor den broode
moest doen.
Velen doen zelf hunne boodschap
pen die ze evengoed aau het dienst
personeel konden opdragen en ik weet
van iemand, die op zekeren dag in
zijn eigen equipage een kan melk
ging halen. Dat was onder de navol
gende omstandigheden.
„Willem", (laat ons den koetsier
maar zoo noemen) „ga eens een kan
melk halen
Aldus de heer X. tot zijn koetsier
„Dat doe ik niet, meneer," zei Wil
lem kalm maar vastberaden.
„Niet? Ea waarom niet?"
„Dat moet de huisknecht of de pal
frenier maar do. n, ik ben er niet voor
gehuurd."
„Zoo," zei meneer X. en ging een
kan halen. Toen kwam hij terug en
zei
„Span in Willem, ik zal zeil een
kan melk halen
Inspannen was Willems werk wel
en er was tegen het bevel dus niets
in te brengen. Hij reed meneer naar
't Heiligland en deze stapte uit, liet
de kan vullen en liet zich toen weer
naar huis terugrijden.
„Ik had het afgelegd," placht later
de koetsier t' vertellen, „maar me
neer heeft van de melk niet veel
thuis gebracht. Hij had de kan op
zijne knieën genomen en onder het
naar huis rijden ben ik een keer of
wat tegen het trottoir aan gereden. Me-
neers zwarte pantalon was overstroomd
met melk."
FIDELIO.