BINNENLAND,
GEMENGD NIEDWS.
Fransch-Nederlandsch. West-
Indische Compagnie.
Zooals blijkt uit de annonces in de
voornaamste bladen en ook in ons
blad, wenscbt deze maatsch. uitvoering
te geven aan het reeds voor 5 jaren
opgevat pian om de streek tusscben de
Oyapoch- en Canani-rivier te exploi-
teeren.
Reeds in 1891 werd n.l. deze maat
schappij geconstitueerd, en alhoewel
hare oprichters en de primitieve
eigenaren van de uoor de Fransche
regeering verleende concessie, de zaak
niet uit het oog verloren, wilden zij
blijkens het thans uitgegeven exposé
het oogenblik van winstgevende
exploitatie afwachten, alvorens de
maatschappij bij het publiek kwam
om deelneming.
Deze gelegenheid werd aangeboden
door de ontdekking, dat de terreinen
der maatschappij niet alléén goudhou-
dend waren, maar zulk een rijke
voorraad van dit metaal bevatten, dat
de ruwe en hoogst onvolmaakte
bijeenzameling van het voor de hand
liggende gou l reeds hoogst aanzien
lijke en verrassende uitkomsten op
leverde.
Intusschen trok de onbewoonde
streek daardoor al meer en meer
bewoners en op grond van olfici-
eele gegevens wordt de bevolking
thans op ca. 20.000 zielen geraamd,
welke voorzien moet worden
alles behalve van goud.
Dit alles nu stelt de maatsch. zich
voor in Fransch-Guyana aan te voe
ren en daarbij van haar door de Fran
sche regeering verleend monopolie te
profiteeren, door te zorgen, dat slecht,
zij in de oogenblikkelijke en verdere
benoodigdheden der goudzoekers
voorziet.
De maatsch. vestigt in de eerste
plaats hare aandacht op dezen tak
van bedrijf en voorts op de exploita
tie van Caoutchouc en Balata en den
oogst van Ricinus en Carapas, terwijl
de resultaten van de exploitatie der
goudgelden en houtsoorten slechts
„pro memorie" in het exploitatie
project zijn opgeiomen.
In Nederland hebben de heeren
Modderman en Van Schelle hun naam
aan de zaak gegeven.
den brand nog zoo spoedig is mees
ter geworden.
Akelig is het thans die ruïne te
zien. Men is nog druk bezig het smeu
lende vuur te dooven.
En nu de oorzaak! Als vaak is
deze onbekend onvoorzichtigheid of
moedwil. Wij durven in dezen geen
oordeel uitspreken.
Uit Lobit wordt ons van 11 April
gemeld
Terwijl de opvarende stoomboot
„Mark en Dintel I," heden avond
ter uitkiaring alhier geankerd lag,
werd de aandacht van den kapitein
gevestigd op een vreemd voorwerp
dat zich voor aan den kop der boot
bevond en bij nader onderzoek een
in staat van ontbinding verkeerend
lijk bleek te zijn. Te oordeelen naar
de kleeding en eenige andere ver
schijnselen, meenen enkele personen
een der slachtoffers van de dynamiet-
ontplofiing in den drenkeling te her
kennen.
tJnitas.
Onder dezen naam is opgericht eene
Vereeniging ter bevordering der be
langen van crediteuren in faillisse
menten en onderhandsche accoorden.
De klachten, welke hier te lande
in den laatsten tijd steeds luider
worden over ffesschen trekkers en wan
betalers en over de nadeelige gevol
gen van faillissementen, hebben reeds
vaak aanleiding gegeven tot het zoe
ken naar middelen tot verbetering.
Een der beste middelen is zeker dat
de solide handel zich aaneensluit. In
het vorig jaar is op het congres van
den Nederl. Bond Maatschappelijk
Belang het nut daarvan nog eens in
het licht gesteld. Pogingen door ver
gaderingen van handelaren en fabri
kanten gedaan om een vereeniging
te stichten, zijn echter afgestuit op
de moeilijkheid, dat de meesten het
te druk hebben om naar eisch voor
de gemeenschappelijke belangen te
kunnen optreden.
Commissarissen zijn de heeren J.
Blooker, Julius Eltzbacher, mr. Ha-
zelhoff Roelfszema, Frits Olie en mr.
B. J. Polenaar te Amsterdam.
De brand te Dwingelo.
Nadere bijzonderheden omtrent den
brand te Dwingelo vinden wij in de
Prov. Dr. en Ass. CL aan welk blad
geschreven wordt
Van Woensdag op Donderdag,
eenige minuten na twaalf, toen wij
in diepe rust lagen,°ontdekten eenige
inwoners van ons dorp brand aan
den Brinkzich te spoeden naar de
brandklok om alarm te maken was
het werk van een oogenblik. Spoedig
was er veel volk op de been, want
hulp was hoogst noodzakelijk.
De familie Barteld Smit werd wak
ker door den verstikkenden rook. Zij
konden niets dan hun leven redden.
Met hevige woede tastte het vu ar
de rieten daken der belendende ge
bouwen aan. Tien huizen, bewoond
wordende door veertien gezinnen,
werden in een ommezien een prooi
der vlammen. De brand was zoo he
vig, dat de vonken bij den betrek
kelijk zwakken wind de rieten daken
van de huizen aan den overkant van
den Brink bereikten; de geheele be
volking was op de been en bijna
ieder, die aan den Brink woont, pakte
zijn huisboedel en zaken van waarde
in, vreezende voor het verterende
vuur. De belendende gebouwen wist
men met de spuiten nat te houden
en zoo voorkwam men verdere ver
woesting.
Omstreeks twee uur was het gevaar
voor uitbreiding eenigszins geweken
en nu ging men over tot het blus-
schen van den brandenden vuurgloed.
Algemeene verwondering, dat men
Eene slechte leerschool.
Iemand die geregeld de terechtzit
tingen te 's Gravenhage bijwoont,
ichrijft aan de Avp.
„Het is een opmerkelijk verschijn
sel, maar niettemin een feit, dat men
een groot aantal jeugdige bezoekers
van de publieke tribune regelmatig
op het bankje der beklaagden ziet
verschijnen, waar zij dan hunne eigen
verdediging voeren met een zeker
heid en slimheid, waaruit duidelijk
blijkt dat de „gratis lessen" in de
welsprekendheid en spitsvondigheid
niet voor hen verloren zijn gegaan.
Zoo hoorde men Donderdag een ben
gel van hoogstens 14 jaren de exceptie
opwerpen van „nietigheid van dagvaar
ding, omdat er een fout stond in het
opschrift vaD zijn dagvaarding.
Overbodig te zeggen, dat de jongen
die wijsheid had opgedaan op de
tribune. Hij verzekerde tenminste
dat niemand hem op deze leemte
had attent gemaakt, doch waar
schijnlijk had hij bij eene vorige ge
legenheid een advocaat een dergelijke
exceptie hooren pleiten.Hoe wel ik niet
weet of er bepalingen bestaan omtrent
den leeftijd waarop kinderen tot het
bijwonen der terechtzittingen kunnen
worden toegelaten, is het mg toch
bekend, dat elders, b. v. in Amsterdam,
jongens beneden de 16 jaren door den
dienstdoenden veldwachter worden
geweerd.
Zou men dat voorbeeld hier ter
stede niet volgen? Waarlijk, de jongens
zijn al vroeg genoeg op de hoogte hoe
zij groote en kleine misdrijven kunnen
begaan, men behoeft hen werkelijk
geen gratis gelegenheid te geven er bij
te leeren hoe zij het ongestraft kunnen
doen".
te besteden, dan er den heelen Congo
voor te koopen, met al zijn caoutchouc
en kasseisteenen.
Nol. Zoo meen ik het toch ook,
buurmanach, wat heb ik meermaals
onze voorvaderen beklaagd, die daar
gingen vechten, om dat schoon, rijk
en lieflijk land van ons af te schei
den, waar klinkende rijksdaalders en
de glinsterende tienguldenstukjes zoo
menigvuldig op elkander gestapeld
liggen als de patatten in onze schu
ren.
Fridus. Ja Nol, dat heb ik ook
altoos als een dommen boerentrek
aangezien, die dikke, malsche en
blanke Hollanders van ons af te
vechten, en nu die zwarte besmoeselde
apenkinderen ofte Congolaneu voor
millioenen te gaan aanwerven. Maar,
bestuurders van ons land, waar is
toch uw verstand? (Fridus wordt
kwaad). Wat zouden wij wit gewas-
schene Vlamingen en zoo blank van
vel, bij die Mooren, die zwarthuiden,
gaan zoeken? Wel, vriend Nol, als zij
er over hoog en laag dan toch de
Belgen willen naar toesturen, dat zij
er dan eene partij zwarte wispelturige
koolmij ners naar toezenden, daar
zullen zij in dit land bij lange zoo
niet van verschrikken, en die zouden
daar misschien binnen in den grond
nog iets kunnen vinden, wat er op de
oppervlakkige korst niet voorhanden
is, en dat de Walen ginder dan maar
roepenVivat de Congo I wij zullen
hier blijven roepenLeve Holland
leve Albert, leve Wilhelmineken, leve
de Hollandsche kaas en de Holland-
scüe schijven
De Pransche Soldaat-deputé.
Donderdag namiddag kwam de
Uiterst voldaan keerde de jonge
officier naar zijn kwartier terug.
Keizer Wilhelm heeft een prachti-
gen krans naar Varzin gezonden die
Donderdag, den verjaardag van wijlen
prinses Bismarck, op de kist van de
betreurde echtgeaoote van den grijzen
staatsman is gelegd. Tal van bewon
deraars van prins Bismarck deden
hetzelfde.
Een politiek gesprek.
Een Vlaamsch Volksblad bevat on
derstaand stukje, curieus om den
inhoud en eigenaardig genoeg van vorm
om over te nemen.
„Wel buurman Fridus, daar heb ik
ia de groote gazetten toch eens eene
goede tijding gelezen.
Fridus. Dat is te verwonderen,
Nol, want die leest men maar zeld
zaam meer in den tegenwoordigen
tijd.
Nol. Ja, Fridus, ik was waarlijk
verblijd, maar misschien weet gij
het al
Fridus. Maar neen, Nol, ik weet er
niets van.
Nol. Nu dan zal ik het u eens
zeggenWilhelmina van Hollan^, gij
weet het wei, dat poezelachtige krul-
lebolleke, dat men vroeger zoo op de
kistjes puike sigaren zag afgeschilderd,
dat reist met hare moeder, deregee-
rende koningin, van Nederland naar
de stad Maastricht.
Fridus. Ja, wat beduidt zulks
en wat goeds kan ons dat aanbren
gen?
Nol. Zeker, dat kan ons wel niet
veel schelen, maar weet ge wat ik
nog vernomen heb Dat onze jeugdige
prins Albert, de toekomende Belgi
sche vorst, haar aldaar gaat verwel
komen, gij weet wel, zoo een handje
toereiken, en ook al een knipoogje
toesturen; gij begrijpt wel Fridus,
zooals wij in onzen jongen tijd ook
al deden.
Fridus (zich driemaal op den ach
terhiel ronddraaiende, haalt al lachen
de zijn snuif doos van kersenhouten
schors uit.) Saperdjennekes, jongen
lief, ja, dat is nu waarlijk goed nieuws
daar, dat kan wel een snuifje lijden.
Als onze goede Albert zulks klaar
kreeg, dat ware zeker een goede zaak
voor ons land ja, duizendmaal beter
eenige millioenen aan den bruidschat
Afschuwelijke wreedheid.
Van buitengewone wreedheid te
genover gevangenen getuigt het ver
haal van hetgeen voorgevallen is in
de gevangenis van Kungur, in de
provincie Perm. Drie gevangenen
hadden reeds geruimen tijd geleden
het plan gemaakt om te ontvluchten.
Het plan was bekend bij verschei
dene hunner medegevanganen en de
oppassers, zoo nauwkeurig zelfs, dat
de laatsten bekend waren met den
dag, waarop de vlucht was vastge
steld. Er werden echter geen voor
zorgsmaatregelen genomen en als ge
woonlijk gingen de inspecteurs des
avonds naar de kroeg, om zich dron
ken te drinken.
Twee der gevangenen hadden zich
reeds naar beneden gelaten door het
venster, waarvan men een paar ijzeren
roeden hadden losgemaakt, en de
derde zou juist volgen, toen hij werd
ontdekt door een oppasser, die hem
toeriep zijn vlucht te staken. De beide
anderen, bemerkend dat zij ontdekt
waren, gaven zich onmiddellijk over
aan een tweeden oppasser, onder
voorwaarde, dat zij niet zouden wor
den gegeeseld.
's Avonds laat kwam de inspecteur
Levitzky dronken in de gevangenis,
en, in kennis gesteld met het ge
beurde, zwoer hij dat hij hun
zou leeren wat het beteekende, weg
te loopen uit de gevangenis. Hij
kleedde zich tot op het hemd uit en
begon de vluchtelingen te ranselen,
tot hij niet meer kon. Daarna liet
hij de wacht komen, beval hun de
drie mannen desnoods dood te ran
selen, terwijl zij niet bang behoefden
te zijn voor de gevolgen, en bleef
zelf, op een bank zittende, getuige
van de geeseling.
De wacht sloeg er met den stok
van de zweep op los, tot de mannen
bewusteloos neervielen om weer te
beginnen zoodra de slachtoffers weer
teekenen van leven gaven. Tot den
morgen duurde de wreede arbeid.
Toen werden de gevangenen naar het
hospitaal overgebrachtwaar een
hunner spoedig stierf en de beide
anderen in gevaar verkeeren. Het
lichaam van den overledene moet
éen bloedende vleeschklomp zijn.
vader van den jager-afgevaardigde
Mirman in allerijl naar het Palais
Bourbon geloopen om Pelletan te
vertellen, dat zijn zoon, dat slacht
offer van den dienstplicht, ondanks
zfjn Paaschvacantie verhinderd was
zijn mandaat als volksvertegenwoor
diger te vervullen. Zijn chefs had
den hem naar Vincennes geroepen.
En dat nog wel terwijl hij den
vorigen dag in zijn jagerpakje de
vergadering had meegemaakt; naar
aanleiding waarvan de Temps hem
vraagt wat hij er toch eigenlijk te
maken had; immers zijn vrienden
stemmen toch voor hem en dan was
het beter dat hij in zijn vacantie
wat in de wei ging loopen dan zich op
te houden in de muffe temperatuur
van het Palais BourbonRiepen
misschien daarom zijn militairecheis
hem naar Vincennes terug?
Hoe dit zij, Pelletan was door het
bericht van den vader zeer verschrikt
en beloofde er met zijn collega's over
te zullen spreken. Deze ontstelden
nog heftiger en zonden Pelletan naar
Ribot, die mededeelde dat de jager
inderdaad teruggeroepen was omdat
zijn chefs het niet gepast vonden
dat hij in tenue de vergadering bij
woonde. Weigerde hij aan hun be
vel te voldoen, dan kon het hem
zelfs wel op zijn heele vacantie
komen te staan. Want men moet
zich eens voorstellen dat Mirman
het in zijn hoofd kreeg om als jager
verkleed den minister van oorlog,
generaal Zurlinden, te interpelleeren.
Dan nog liever de blauwe kiel van
Thivrier
Mirman heeft door één enkele he
roïeke daad deze onoplosbare quaestie
uit den weg geruimd. Door het aan
trekken van een eenvoudig bur
gerlijk zwart jatje heeft dezeverdien-
stelij kie volksvertegenwoordiger een
conflict tus8cen de regeering en het
parlement voorkomen, de discipline
in het leger gehandhaafd, den vader het
genoegen gegund den zoon weder op
de banken der afgevaardigden te zien
tronen.
Als dat niet is: „contenter tout ie
monde et son pèrel"
Watersnood.
In de straten van Semlin (Hon
garije) staat het water anderhalven
meter hoog. De Donau en de Sau
stijgen nog steeds. Beneden Csongrad
is de dijk doorgebroken en zija bijna
12000 H. A. land overstroomd. Te
Kocsuba zijn de fundeeringen der hui
zen door het water ondermijndelf
gebouwen zijn dientengevolge inge
stort.
De Morawa en de Drina zijn bui
ten de oevers getreden en hebben
zeer aanzienlijke schade aan akkers,
straten en bruggen aangericht.
Geen gelukkiger land dan IJsland
Terwijl meu op het vasteland drie
jassen moest aantrekken en dan nog
naar de kachel verlangde; terwijljop
het vasteland de sneeuw soms voeten
hoog lag had men op IJsland echt
voorjaarsweer; den 22sten Maart is
er voor de eerste maal sneeuw geval
len. De visschers hebben goede zaken
gemaakt en de boeren niet minder,
want den ganschen winter heeft men
het vee in de weide kunnen laten.
Indien het zoo blijft doorgaan,
wordt het tijd, dat IJsland van naam
verandert
De Chitral-expeditie.
De Engelsohe regeering heeft uit
Tsjitral het gewichtig nieuws ont
vangen dat een kolonne van zeshom
derd man onder kolonel Kelly, uit
Gilgit opgerukt, zonder tegenstand te
ontmoeten den 12.000 voet hoogen
Spandar-pas bezette, nadat zij eerst
een marsch van vele uren door de
sneeuw had gemaakt. Kelly bevindt
zich thans op slechts weinige dagmar-
schen van het fort Tsjitral.
Het plan van de Engelschen is
oogenschijnlijk, eerst Robertson, die
zich in fort Tsjitral bevindt, te ont
zetten en naderhand Oemra Ghan,
die bezig is den weg van Pesjawar
tegen Low te verdedigen, in den rug
aan te tasten. De Engelsche regeering
heeft ook tijding ontvangen van Ro
bertson, door middel van een ont
snapten inlandschen sappeur, die te
Pesjawar is aangekomen en meedeelde
dat de vijand de luitenants Fowler
en Edwards nabij Resjoen verrader
lijk had bemachtigd, dat het garni
zoen van Tsjitral een uitval had ge
daan maar genoodzaakt was, zich
onder belangrijke verliezen weer in het
fort terug te trekken, en dat luitenant
Gurdonbij dien uitval was gesneuveld.
De generaal Zeydlitz deed tijdens
den zevenjarigen oorlog aan Frederik
den Groote eens rapport van een der
talrij ke kleine gevechten,welke natuur
lij k herhaaldelijk voorvielen. Hij ge
waagde daarin met veel lof van een
jongen luitenant, die met veel takt en
groote dapperheid eene moeilijke op
dracht had vervuld „en dus wel eene
orde had verdiend". De koning liet
den jongen officier vóór zich komen
en zeide vriendelijk tegen hem„Gij
hebt u, naar ik hoor, flink gedragen
Ik wil u daarvoor eene belooning
schenken. Hier liggen honderd Frie-
drich-d'ors en hier is de Orde van
Verdienste. Ge moogt een van beiden
kiezen I" Met een van vreugde stralend
gezicht en zonder zich een oogenblik
te bedenken greep de jonge officier
naar de rol gouds. De koning fronsde
het voorhoofd en mompelde, zich
omwendend„Eergevoel schijnt hij er
toch weinig op na te houden!"
„Vergeef mij, Sireantwoordde de
jonge officier op vrij moedigen toon,
„maar ik heb schulden en de eer
vordert van mij, dat ik die zoo spoedig
mogelijk voldoe. Deze orde zal ik later
wel verdienen 1" Vriendelijk glim
lachend en volkomen tevredengesteld
door dit vrq moedig antwoord, klopte
Frederik den jongen man op den
schouder, met de woorden „Braaf zoo,
mijn zoon I neem de orde tevens
maar mede ge hèbt haar al ver
diend I"
Bjj het binnenkomen van de leeska-
mer in het Kurhaus te Ems, zag Vorst
Zotowsky een goudstuk bij den poot
van een stoel liggen. De kamer was
leeg, zoodat de eigenaar niet te ont
dekken was en dus raapte de Vorst
het goudstuk op en ging er mede
naar de toen nog bestaande speel-
bij zicozelven zeggende: „Het
toeval heeft mij dat geld in de hand
'dik zal het aan het toeval
overlaten wat het er mee doen wil."
Hij zette op een nummer van de
roulette en in minder dan drie mi
nuten was uit dat ééne geldstuk een
rol goud geworden, die weer in korten
tijd in (Verscheidene bankbiljetten ver
anderde.
De Vorst verstond de groote kunst
bij het spelen: te rechter tijd op te
houden; hij nam zijne winst en ging
naar de leeskamer terug. Daar vond
hij een eenvoudig gekleed jonkman,
die, blijkbaar bezorgd, naar iets liep
te zoeken.
„Hebt gij iets verloren, mijnheer?1*
sprak de Vorst hem aan.
„Ja, ik mis een goudstuk en ik ge
loot, dat ik het hier verloren heb".
„Ik heb het gevonden," hernam t
Vorst, „maar 't is mijn schuld niet,
dat de roulette het goud in bankpa
pier veranderd heeft Als dit u mis
schien niet bevalt, is er in de speel
zaal gelegenheid om de omwisseling
weer van voren af aan te beginnen
en de bankbiljetten misschien op nog
minder dan de oorspronkelijke som
terug te brengen."
Dit zeggende, overhandigde hij den
eigen .ar van het goudstuk, een armen
candidaat in de theologie, vierbank
biljetten, elk van 1000 thaler, en
verwijderde zich zoo snel, dat de
ander geen tijd had om van zijne ver
bazing te bekomen en hem voor die
uit de wolken gevallen som te
danken.
De jonkman was met weinig geld
te Ems gekomen, om voor zijne door
ingespannen werken veroorzaakte
borstaandoening genezing te zoeken
Hoewel er onder deze omstandighe
den geen groot gevaar voor hem aan
de groene tafel te vreezen was, had
hij zijn moeder toch moeten beloven
geen voet in de speelzaal te metten
Die belofte had hij gehouden, zijne
kuur was afgeioopen en het verlies
van het goudstuk was des te erger
voor hem, omdat hij daarmede de
kosten van zijne op den volgenden
dag bepaalde terugreis moest dekken
Hij bracht zijne moeder de som
die hij gekregen had en kon haar
met een gerust geweten verzekeren
dat hij zijn woord getrouw had ge
houden, dat hij niet gespeeld en toch
gewonnen had.
Zeker professor werd dikwijls ge
kweld door twee orgeldraaiers, die
beurtelings voor zijne deur speelden
Hij gaf zijne dienstbode wat geld
en zeide haar, dat zij telkens,
zij die onwelkome muziek s hoorde
de orgeldraaiers moest betaien om
heen te gaan. Dit had eene verkeerde
uitwerkingin plaats van éénmaal
kwamen zij allebei tweemaal 's weeks.
Op zekeren dag stoorde het geluid
van een orgel den professor in eene
van zijne verhandelingen. Dit ergerde
hem zoo, dat hij do straat opliep en
den mannen beval heen te gaan, zeg
gende, dat als zij terugkwamen, hij
hen aan de politie zou overleveren,.
Zij weigerden heen te gaan, als hij
hun niet weer geld gaf. Woedend over
hunne brutaliteitsnelde hij de straat
in, met luider stem roependdat hij
een politiedienaar ging zoeken.
Juist om den hoek van de straat
ontmoette hij een brigadier, die negen
agenten naar hun post bracht. Zonder
een woord te zeggen, keerde hij terug
en liep naast den stoet mede.
Toen zij den hoek omsloegen, zagen
de orgeldraaiers den professor met de
politie.Dat was genoeg. Zij wieten niet,
hoe gauw zij hun orgel maar uit de
straat zouden krijgen. Het middel was
van blijvende uitwerking, want de pro
fessor heeft verklaard dat geen orgel
draaier het ooit weer heeft
voor zijne deur te spelen.
Door den wijn verhit, geraakten twee
burgers in een hevige woordenwisse
ling. De een maakte zich zoo driftig,
dat hij den ander een flinke oorvijg
gaf.
Alle duivels, riep deze uit, is dat
een grap of ernst?
Dat is bittere ernstantwoordde,
zijn tegenstander.
Dat is je geluk, antwoordde de
andere want zulke grappen duld ik
niet.
Op een veiling roept de afslager:
Hier heb ik twee porceleinen vazen,
de een is een beetje beschadigd.}
En de andere vraagt iemand.
De andere ook I denk je dat wij hier
ongelijke paren verkoopen