Een droevige Vergissing. HAARLEMMER HALLETJES VARIA. GemengdNieuws. BINNENLAND. Ingezonden Mededeelingen. Maison Hals, Kruisweg 45. Restaurateur van Schilderijen. Na het diner was de vrouw des huizes met hare vrouwelijke gasten een wandeling gaan doen in den tuin, terwijl de mannen op het terras za ten en'3onder het genot van een sigaar, een levendig gesprek voerden. De oorlog werd op een ge0even oogen- blik het onderwerp van het discours en elk verdiepte zich op zijn beurt in min of meer wijsgeerige beschou wingen. Sommigen noemden den oor log barbaarsch en verouderd, beschaaf de volkeren onwaardig; anderen be toogden, dat de oorlog veel goeds had, den geest versterkte, den moed ver grootte en een heilzamen moreelen invloed uitoefende, omdat hij de vol ken dwong altijd op hun hoede te zijn tegen een aanval. Zij waren van oordeel, dat de oorlog onmisbaar was en, ten spijt van de Vredebonden die een utopie najagen, nimmer zou ver dwijnen. Kapitein Villers, gepensioneerd offi cier, nam daarna het woord. „Ik weet niet," zeide hij, „of de oorlog noodig is voor de handhaving der goede harmonie in de natuur dit is zeker, dat hij er van nabij ge zien niet op wint en dat men wel doet, er niet naar te verlangen. Wan neer aan den eenen kant de oorlog den moed doet aangroeien en de har ten verheft, legt hij aan dè andere zijde vele zwakheden bloot. Er is vooral éen oorlog, die niet alleen wreed maar ook afgrijselijk is: de burgerkrijg. Het hart van den sol daat wordt er met droefheid door vervuld. O, laat ons hopen dat die geheel verdwijnen zal. Ik althans wensch daaraan nimmer meer deel te moeten nemen. Toch is deze oorlog de meest logi sche, waarin de tegenstanders het best weten waarom zij elkander verscheu ren en voor den dienst van welke belangen zij worstelen. De oorlog met den vreemdeling is nimmer zoo woest en onmeedoogend als die tusschen burgers van hetzelfde land. Tijdens den Krimoorlog heb ik dikwijls gezien hoe onze soldaten gedurende een korten wapenstilstand, verbroederden met de Russen. De beweegredenen voor zulke oorlogen liggen hun te hoog, zij begrijpen die veelal niet en voelen er niet veel voor. i Maar in den burgeroorlog worden ware misdaden begaan en is men ieder oogenblik blootgesteld aan het begaan van de noodlottigste vergissin gen. Ik zelf ben van een dier vergis singen dc aanleiding geweest en nu nog, hoewel er een kwarteeuw over verloopen ie, krimpt mijn hart ineen als ik er aan denk. In 1870 maakten de Pruisen mij krijgsgevangen te Metz en eerst na het sluiten van den vrede keerde ik naar Frankrijk terug. Toen ik mij kwam melden, werd ik dadelijk naar Versailles gezonden om deel uit te maken van het leger, dat den opstand moest onderdrukken. Deze broederoorlog, uitbarstende na ons aller nederlaag, had mij in een soort van versuffing gebracht, alsof ik de speelbal van een droombeeld waS. Na den vreemden indringer te hebben bestreden, moest ik vechten tegen Franschen: het was afschuwe lijk. De opstandelingen verloren telkens terrein, weldra rukten wij Parijs bin nen. Op een morgen moest ik aan het hoofd van mijn [compagnie op rukken tegen [een barricade, die op geworpen was in een nauw straatje waarvan ik nimmer den naam heb geweten. De opstandelingen verde digden zich als wanhopigenvan alle kanten regende het kogels. Uit alle deuren en vensters, van de daken braakten dood en verderf in onze gelederenwoedend begonnen mijne soldaten den stormloop. Boven op de barricade ontstond een woeste strijd van man tegen man. Ik bemerkte, dat telkens van mijne manschappen neervielen, die van achteren getroffen werden. Plotseling zonk een luitenant neer met een kogel in den rug, een paar seconden later stortte een sergeant neer. De schoten kwamen klaarblijkelijk uit een na burig huis, maar uit welk? Ik keek aandachtig naar de huizenrij, in de hoop dat ik iets ontdekken zou, toen opeeps een burger uit een steegje kwam en, in weerwil van het gevaar, op mij toetrad. Ik wilde hem ondervragen, maar hij voorkwam mij. „Kapitein," zeide hij, „neem mij niet kwalijk, dat ik u op znlk een oogenblik kom storen, maar ik zal u even aanwijzen waarde kogels vandaan komen, die uwe manschappen van achteren treffen," Met den vinger wees hij op een huis. „Zie daar die deur, daarachter ver bergt zich een oude vrouw, die gewa pend is met een revolver en elke twee minuten doet zij de deur open en vuurt." Nauwelijks had de onbekende mij dat gezegd, of de deur ging even open. er kwam een magere, beenige hand uit die een revolver op ons richtte. Het schot viel, een kogel raakte mijn oor. Ik nam eenige manschappen mee en liet de deur openloopen. Het af schuwelijke wijt vluchtte de trap op en ging van boven voort met, onder het uitbreken van allerlei verwen- schingen, op ons te schieten. Met een stem die niets menschelijks meer had, brulde zij„Lafaards, moordenaars, ïgloopers 1" Éen soldaat die haar naderde om haar te overmeesteren, werd door een kogel uit haar revolver door het hoofd geschoten, maar toen was ons geduld uitgeput. Wij snelden de trap op en voor de vrouw weer vuren kon, had een soldaat haar met een razenden slag van de kolf, doodgeslagen. Het lijk viel van al de trappen. Toen ik het huis liet doorzoeken bleek, dat het vol opstandelingen was. De soldaten, woedend geworden, wilden hen allen afmaken en ik kon slechts met de uiterste inspanning dat beletten. De opstandelingen ga ven zich over en werden gebonden. Intu8schen was op de straat de barricade genomen en geslecht. Het vuren werd gestaakt en ik hield appèl over mijn troep. Al dien tijd had de onbekende mij niet verlaten en met de grootste koelbloedigheid het gevaar getrotseerd. Toen ik hem bedankte voor zijn onvergetelijken moed, gaf hij ten antwoord„Kapi tein, ik ben in den laatsten tijd zoo zeer aan doodslag en treurtoonee- len gewoon geraakt, dat ik die bijna als iets gewoons beschouw. Het deed Sen ZatsrdagaYondpraatje. CCXXXIV. Laat ons het deze week eens heb ben over merkwaardige documenten, De lezer gelieve zich niet beangst te makenik denk er niet aan, hem te gaan vervelen met een betoog over de allerbelangrijkste vraag, of Prins Willem I de bekende woorden die hem worden toegeschreven, toen Bal thasar Gerards hem doodschoot, al dan niet heeft gesprokenevenmin zal ik gewagen over de quaestie hoe het hondje van Anna Boleijn heette. Een ding moet ik erkennen en wel. dat mijn eerste document in zooverre verband houdt met de twee genoem de vorstelijke personen, dat het een bloedig document is. 't Is toch maar een gewone reke ning en ze ziet er zoo pacifiek uit. Juist d&t is het wat het stuk zoo gedacht maakt. Nooit heb ik een rekening van Arbeidsloon gezien, die zoo in staat is iemand een rilling over de leden te jagen. De scherprechter van Haarlem (want hij is het dien ik bedoel) zond nota's, welke den menschen nog heel wat anderen schrik aanjoegen, dan die van den hedendaagschen tim merman of metselaar. Wij laten het merkwaardige docu ment in al zijn ijzige welsprekend heid hier volgen. Copye uit de rekening van Herma- nus de Vogel, Scherp-Regter van Haarlem c. Gedaan bi" :n A r. mij genoegen uwe soldaten te zien komen, want ik acht het een geluk dat er een einde komt aan dezen betreurenswaardigen opstand. Ik ben industrieel en bezat een fabriek van chemische producten in den omtrek van Parijsde Duitschers hebben haar verwoest. Mijn vrouw en dochter heb ik naar bloedverwan ten in de provincie gezonden en ben mij ter beschikking van den gouver neur van Parijs komen stellen. Als lid van de nationale garde heb ik bet beleg meegemaakt en nauwelijks was de vrede geteekend, of daar barstte in ons ongelukkig land, dat aan rust en kalmte zooveel behoefte had, de Commune uit I" „Hoe kwaamt gij hier?" vroeg ik. „Ik was op weg Parijs te verlaten; door de komst van uwe troepen moest ik mij in veiligheid stellen en verschool mij in een .straatje: het overiqe is u bekend." Ik stak hem de hand toe. „Gij zijt een brave kerel," zeide ik. Het is hier evenwel nog lang niet veilig, ga met mij mede, ik breng mijne gevangenen naar Versailles en van daaruit kunt gij gemakkelijk naar uwe familie gaan." Hij nam dit erkentelijk aan. „Ein delijk zal ik dan mijn vrouwen doch ter weerzien 1" riep hij uit. „Kapitein, ik zal dezen dienst nooit vergeten. Als deze troebele tijden voorbij 6ijü, kom ik u nog eens oezóeken, en breng mijn vrouw en dochter mee om u te danken»" De man trok mij aan, we wissel den onze kaartjes en gaven elkander ons adres op. Daarop vertrokken wij naar Versailles, onderweg vond ik mijn oppasser met mijn paard. Nau welijks te Versailles aangekomen, werd mij door een ordonnans mee gedeeld, dat de generaal mij wilde spreken en dat ik onmiddellijk ko men moest.Ik droeg mijne gevangenen over aan een luitenant, die evenals ik uit Parijs terugkeerde, waar hij een andere barricade had bestormd en zeide tot hem, wijzende op den fabrikant „Luitenant, ik recommandeer mijnheer." Hij knipte met het oog. „Begrepen, kapitein." Ik gaf mijn paard de sporen en vertrok in galop. Den volgenden mor gen ontmoette ik den luitenant. „Waar is mijn beschermeling ge bleven?" vroeg ik. „Ik heb uwe orders uitgevoerd, ka pitein." „Is hij veilig?" „Ja, ja, hij is volkomen veilig," zei de luitenant spottend. Een verschrikkelijk vermoeden kwam bij mij op. Ik gevoelde dat ik doodsbleek werd, toen ik vroeg ,Wat hebt gij met hem gedaan Ik heb hem laten fusilleeren." Werkstaking. De timmerlieden, sjouwers en mon teurs, die aan het Donderdag inge storte gedeelte van het hoofdgebouw der tentoonstelling te Amsterdam werkten, weigerden Vrijdagochtend aan den arbeid te gaan, indien hun niet, met het oog op het gevaar dat aan dat werk verbonden bleek te zijn, een hooger loon werd toegezegd. De monteurs eischen thans 30 per uur, in plaats van 19 cent, de timmerlie den 35 cent in plaats van 23, en de sjouwerlui 25 cent in plaats van 18 cent per uur. Daar de aannemer in het buitenland vertoefde, kon de di rectie geen besluit nemen. Toen om streeks 1 uur de stakers bleven vol harden bij niet onmiddellijke inwil liging van hun eisch (zij hadden anderen reeds belet aan het werk te gaan door ladders weg te nemen), werd hun aangezegd dat zijzich dan buiten de gehouwen hadden te hou den, en stelde men de steunkabels van de nog los staande spanten onder bewaking van politie. Aldus bleef de toestand dezelfde tot 5 uur, het uur waarop het loon moet worden uitbetaald ook aan de stakers. Deze eischten, dat hun ook over Vrijdag het loon zou worden uitgekeerd. Ee eigcheh der stakende werklie den zqn dien dag ingewilligd, zoodat de arbeid op het terrein heden (Za terdag) is hervat. De Armenische gruwelen. Te Londen zijn eenige Armenische I vluchtelingen aangekomen, die de aan- staande betooging in St. James's Hall zullen bijwonen. Zij zijn gekomen van de plaats waar de gruweldaden zijn gepleegd en zullen onder eede worden gehoord. Zij allen verklaren dat de lijkenkuil, waarin de vermoor de slachtoffers werden geworpen, wel zeker bestaatzij verklaren zelfs dat zij in staat zijn de plaats waar deze zich bevindt,nauwkeurig aan tewyzen. Te Godthauli in Groenland ver* schijnt een dagblad dat den moeilijk uit te roepen naam „Atnagagdlintit ralinginginar luearnmnastumik" of vertaaldIets om te leeren, belang- wekkende berichten van allerlei aard, I draagt. j Een korteren en misschien wel den I kortst mogelijken titel heeft een blad I dat te Georgetown (Illinois) verschijnt, I Spanje's vloot. In de knel én uit de knel. Apothekersbediende. O, jé, daar heb I ik heelemaal vergeten, dat recept voor juffrouw S. klaar te maken. Wat zal ze kwaad weaen, want ze staat al I drie kwartier in den winkel te wach-1 ten. Collega. Dat is heel eenvoudig. Be- I reken haar maar den driedubbelen I prijs, dan zal ze denken, dat het zoo I moeielijk was om klaar te maken. 17n December 1712. Een onthoofd Voor 'tSwaard Voor de Doek Voor 't kisten Een Gewurgt Afgenomen en gekist Een gerabraakt 9 Slaagen, 3 gulden per slag Voor 't wurgen Afgenomen en buyten ge bracht Twee Gehangen en 'tMes boven 't hoofd Een afgenoomen en buyten gebracht Een afgenoomen Vier onder de Galg, 6 gul den 't stuk Een het Mes boven 't hoofd Twee met Brieven te pronk Vier en twintig Gegeeselt 3 gulden 't stuk Drie het Mes boven 't hoofd Een met een Koevoet en Loop te pronk Een met het gloeyent S waard op de rug Dag-geld Myl-geld Touw-geld Voor de Assistenten f 6,— 3~ 7» 3 7? ^7— 6,— 7? 6,- 27,— 55 ö,- n 9,- j) 18,- 9,- 35 24,- 3,- 55 12,— 72,- 55 9,- 55 6,- 55 6,- 12 12,- 12,- 55 12,— Somma f 270,00 Brrr! 'tis om van te rillen. Ziet ge daar in gedachten al dien lugu bren notaschrijver, eenzaam in zijn afgelegen en door iedereen gemeden huisje, bezig om voor het gemeente bestuur het loon van zijn verschrik kelijke diensten op te teekenen Hooid afslaan, ophangen, radbraken 'fc is of het dó' gewoonste zaak v< Dinsdag 4 Juni zal te Utrecht de jaarlijksche algemeene vergadering worden gehouden van „de Vereeni- ging voor Gereformeerde ziekenver zorging". Op deze vergadering zal ter vervan ging van het voorloopig bestuur een vast bestuur worden gekozen. Het verlies der Reina Regente is een der vele ongelukken die in den loop der tijden Spanje's vloot hebben ge decimeerd. Sedert het begin van de 16de eeuw heeft het rijk niet minder dan 600 oorlogsschepen ten gevolge van schipbreuken verloren. In 1518 werd een vloot naar Algiers gezonden onder bevel van admiraal De Mon- cada. Daarvan gingen in een storm 30 schepen met 4000 man te gronde. In 1541 verloor een vloot, die door Karei V eveneens tegen Algiers was uitgezonden, 140 schepen met 8000 man. De bevrijding van Oran (1562) kostte Spanje 20 schepen met 4000 man, waaronder de bevelhebber admiraal Mendoza; een jaar later vergingen bij een storm 15 oorlogs schepen in de golf van Cadix. In 1588 wie onzer zou het niet weten keerden van de 130 schepen der Armada slechts 49 schepen in het vaderland terug. Ongeveer 14000 soldaten hadden den dood in de gol ven gevonden. Twee jaar later ver gingen 14 Spaansche oorlogsschepen op de Mexikaansche kust; zes jaren daarna ging een gebeele vloot van 41 schepen op de Galicische kust verloren. En zoo zoude men kunnen voortgaan. De zee is Spanje steeds vijandig gebleven. Nog in de laatste 125 jaren vielen haar 12 stoom-oor- logsschepen, 21 zeilschepen met 1570 stukken geschut, 23 fregatten met 800 kanonnen en meer dan 100 kanonneerbooten, galjooten, enz., om niet te spreken van de ontelbaar vele manschappen, ten offer. Spanje's zeemacht heeft meer geleden van de boosheid der elementen, dan van de overwinningen der vijanden. ORGELBESPELING. in de Groote- of St. Bavo-kerk I alhier, op Dinsdag 16 April 1895 des I namiddags van 12 uur, door den I Heer W. EZERMAN. Uit de rekening blijkt dat de beul een Forens was, een van die lieden, waartegen een flink-bekrompen Am sterdammer met zooveel ijver en vuur pleegt te velde te trekken. Immers, de beul woonde te Amsterdam en verdiende een deel van zijn inkomen te Haarlem. Ik zou wel eens willen weten, of de gemeente Haarlem hem ook hare stedelijke belasting heeft willen laten betalen. Naar het schijnt is er een einde aan de br. hola, daar zou ik het woord hardop uitspreken en, volgens het volksgeloof, de zaak waarover ik spreek, weer uitlokken. Aangezien ik dat niet wil, zal ik het maar op het papier fluisteren,dat er naar het schijnt een einde is aan de branden. Ik ben daar niet rouwig om, al was het alleen omdat er daardoor een eind is gekomen aan het gede- batteer over de brandweer. Of ze best was of middelsoort of slecht was we ken lang het onderwerp van de ge sprekken en dat werd knapjes ver velend. Maar het is jammer, dat we tijdens de branden niet op de hoogte zijn geweest van een uitvin ding, die in het vorige jaar te Haar lemmermeer is gedaan. In Juni 1894 ontving een architect te Haarlem een brief, dien ik hier woordelijk laat volgen: Haarlemmermeer26 Juni 1894. Men heer daar ik u on bekent ben zoo neem ik de vreihed om u te schreiven het betreft de praktij tover de nieuwe bouw van brant vrijje te zeert dat het zoogemaak kon wor den of moogd er ook nog zoo p-roote brant ontstaan dat de Menssen er niet in verbrande konnen het gebouw be- hout tog zijn gewoonne vorm, maar er moet tog wat aan verandert worden het beneemt het ziraat van de villa niet en men kan het van buiten niet zien dat bet brandvrij is. Zoo dus men heer als u hier wat in ziet schrijf mij dan zoo spoedig moogelijk dan zal ik het geheim u oplossen ik ijs hier voor mins 100 gulden, na groete 'volgt onderteekening). Destibtster geheimhouding wort verzekert. Natuurlijk is de groote fout van 's mans aanbod de bescheidenheid van het cijfer dat hij vraagt. Wat is een som van honderd gulden voor zoo'n uitvinding Eön millioen had hij moeten vragen, misschien had hij dan antwoord g ekregen. Nu evenwel heeft de architect aan wien de brief was gericht, er het stilzwijgen op bewaard. Heeft dus een van mijn lezers lust, een nieuwe uitvinding te koopen voor een futje, dan moet hij maar gaan naar de Haarlemmermeer! Welhaast zal de jeugd in de aard rijkskundige leerboekjes op school vermeld vinden, dat de voornaamste producten van de Haarlemmermeer zijnstaal water en drankvrije. hola, ik meen brandvrije kamers. Ik verzoek verschooning voor deze ver gissing, ze vloeide mij onwillekeurig uit de pen, toen mijne gedachten van Staalwater overgingen op het Bron gebouw. KÜKSTHAIDEIi. De Expositie dagelijks behalve Zondag geopend. Vrij entree bij introductie. Directie VOS ZOON. is de beschikking, waarbij B. en W. afwijzen het verzoek om vergunning voor het Brongebouw. Dat document is het merkwaardigste van de drie, hopwel het met de twee eerstgenoemde punten gemeen heelt. De beul sloeg de mensehen het hooid af of hing ze ophet besluit van B. en W. heeft het welslagen van het Staalbad Haar lem opgehangen. De onderneming die z&oveel had kunnen worden, ia door dit besluit gewurgd. Hooger beroep is er niet, de ee nige kans is dus, dat B. en W. door nadere overweging en requesten van belanghebbenden en vooral van belangstellenden, er toe komen om hun besluit te herzien. En waarom niet? Op dit besluit terug komen zou inderdaad grooter kloekheid van gaest verraden, dan het volhouden van een beslieeing, die eene Haarlem- sche onderneming den hals breekt; wat zeg ik I die noodlottig is voer de belangen der gemeentekas zelve want bij contraot is bepaald, dat de gemeente eeu gedeelte van de over winst zal genieten. Met andere woorden hebben B. en W. aan eene onderneming der gemeente een der factoren geweigerd, zonder welke zij niet kan gelukken. Begrijpe het wie kan I Op den dag toen bekend werd dat de vergunning geweigerd was, bevond zich de Minister Mr. S. van Houten in Haarlem. Wilt ge weten, lezer, wat hij er van zei „De wet op de herbergen is niet gemaakt om nuttige dingen -'en kop in te knijpen I" En deze meening geef ik eerbiedig aan B. en W. ter overwe-ieg EI iSLIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6