BINNENLAND.
HAARLEMMER HALLETJES
Ban Zaterdagavondpraatje.
Parlementaire praatjes.
Utrecht kan tevreden zijn! Het
krijgt een nieuwe gevangenis, dank
zij de goedkeuring, door de Eerste
Kamer, van de suppletoire Justitie-
begrooting voor 1895.
Ook heeft de kamer, na vrtj lang
durig debat, de gewerenwet aange
nomen, met Bleehts zes stemmen
tegen, die van de twee Nispen tot
Pannerden, Fokker, Alberda, Welt,
Sassen en Prinzen.
Van deze bestrijders traden er
twee in debat, nl. de heeren Fokker
en Alberda. De laatste hield een
redevoering die in den Vredebond
een schitterend effect zou hebben ge
maakt. Hij wilde geen 10 millioen
voor geweren geven als er nog zoo
veel meer was te doen voor andere
dingen en als dit niet kon geacht
worden een onafwijsbare eisch voor
de waarde onzer Verdediging. Die
verdediging schatte de heer Fokker
blijkbaar op het oogenblik niet hoog
zoolang onze legerorganisatie niet be
hoorlijk in orde, ons vestingstelsel
niet voltooid was, achtte hij ons niet
in staat, ook met een beter wapen,
onze onafhankelijkheid en neutrali
teit te handhaven.
Die twijfel aan de verdedigbaarheid
des lands, wekte de geestdrift op
des heeren Wertheim. Dat noemde
hij „moreel afstand doen van onze
zelfstandigheid als natie." Wij had
den ons land eeuwen lang verdedigd,
wij zouden het ook in de toekomst
doen en juist omdat de legerorgani
satie nog niet behoorlijk geregeld
was buiten de schuld dezer re
geering moesten we de kinderen
des volks zoo goed mogelijk bewa
penen.
Bij deze verdediging sloten zich de
heeren van Alphen en Schimmel-
penninck en ook de Minister aan.
Uit de rede van den laatste bleek,
dat hij in 1897 een voorstel zou doen
omtrent gewijzigde bewapening der
schutterij en overigens vereenigde de
Min. zich, tegenover den heer Fokker,
met de meening van den heer Schim-
melpenninck, dat de vestiging van de
patronenfabriek binnen de stelling-
Amsterdam, niet consequent vorderde
de vestiging aldaar van alle militaire
inrichtingen.
Wat de interpellatie van den laatst
genoemde betreft over de weigering
van den commandant der ponton
niers om te Dordrecht in de can tic e
antirev. bladen neer te leggen de
storm daarover in sommige kranten
opgestoken bleek er een in een glas wa
ter te zijn. Behoudens een enkele uit
zondering en behoudens de wei
gering van bladen, die met de zeden
en de openbare orde in strijd zijn
stond het feit op zichzelf. De Min.
van Oorlog had ten dezen zeer vrij
zinnige opvattingen; van die opvat
ting wilde hij gaarne de comman-
CCXXXVI.
Nooit voelt de man meer zijn zwak
heid dan tusschen Paschen en Pink
steren.
Is hij na Pinksteren en voor Paschen
de heer van de schepping, het hoofd
van zijn huisgezin, in de droeve zes
weken tusschen die twee hoogtijden
valt hij van zijn piëdestal. De schoon
maak en hare aanhangsters, zijn vrouw
en de werkster, trekken hem uit alle
macht aan zijn jas en bons
daar smakt hij van zijn hoogte neer
op den grond, met de recommandatie
dat hij daar nu maar moet blijven
liggen, zonder zich te verroeren
altijd in figuurlijke beteekenis."
Ik verzoek den lezer beleefd te ge-
looven, dat ik een hartgrondigen
afkeer gevoel voor den Eskimo, die
zich volgens het verhaal nooit wascht
en instede daarvan zijn lichaam maar
steeds insmeert met olie, alsof het een
ijzeren brug was waar maar altijd de
eene verflaag op de andere wordt
gesmeerd maar de lucht van ter
pentijn, boenwas en groene zeep vind
ik onverdraaglijk. En toch riekt in
den schoonmaaktijd heel het huis
naar die artikelenvooral van groene
zeep, een lucht die zoo nijdig is, koud
en kil en mij altijd uit mijn humeur
brengt.
De vrouw des huizes is Koningin-
Regentes in huis en de schoonmaak
ster vormt met de dienstbode den
Raad van State. De heer des huizes
is het volk achter de kiezers, dat niets
heeft te zeggen, 's Morgens aan 't ont
bijt wordt met groote koelbloedigheid
overleg gepleegd over de Regeerings-
daden voor dien dag. Er zal een bezoek
worden gebracht aan de slaapkamer
en daarna aan de kamer van meneer.
„Neen, neen, dat is volstrekt niet
noodig," roep ik in radeloozen schrik
uit, „op mijn kamer is alles nog best
in orde." Maar de stem van het volk
achter de kiezers wordt niet gehoord,
deerende officieren in kennis stellen.
Dat zou zoo noodig wel helpen.
De Kamer is weder tot nadere bij
eenroeping uiteengegaan.
26 4 '95. G. Jr.
Uniform-wijziging.
Het kon. besluit nopens de kleeding
bij hen wapen der infanterie het
regiment grenadiers en jagers daar
onder niet begrepen bepaalt het
navolgende
De gele uitmonstering der lakensche
kleedingstukken, de gele schouder
passanten en de gele halssnoeren
worden door roode vervangen, terwijl,
in plaats van de witte pompon en de
gele bal op de schako, een zwarte
pompon en eene roode bal zullen
gedragen worden.
Met de invoering van de nieuwe
uitmonstering en versierselen zal be
gonnen worden in volgorde der num
mers van de regimenten, voor elk
regiment afzonderlijk en zoo noodig
bataljonsgewijzedaarna volgen het
instructie-bataljon, de hospitaal-com
pagnieën enz.
Ongeacht of de troep van de ge
wijzigde uitmonstering en versierselen
is voorzien, wordt het aan de hoofd
en verdere officieren vergund, aan
hunne tegenwoordige kleeding al
dadelijk de nieuwe uitmonstering te
doen aanbrengen.
Het dragen van kleedingstukken
met de nieuwe uitmonstering is voor
hen verplichtend, zoodra het korps of
korpsgedeelte waartoe zij behooren
daarvan is voorzien.
Bij heerlijk zacht, helder, stil weder
kwamen precies te 7 u. 10m.(spoor-
tijd) onze Koninginnen Vrijdag te
Vlissingen aan, reizende onder den
naam gravinnen Van Buren. De trein
stond onder geleide van den heer
Mieling, inspecteur bij de exploitatie.
Prachtige loopers waren gelegd van
het salonrijtuig tot aan de Valk, die
aan den Zuidelijken ponton gemeeerd
lag.
De Koninginnen werden aan den
trein verwelkomd door den commis
saris der Koningin, en de burgemees
ter jhr. Reigersberg Versluijs, kamer
heer in buitengewone dienst. De
Koninginnen, met een bouquet in de
hand, werden begeleid door den bur
gemeester naar (te koninklijke wacht
kamer en vertoefden daar eenige
oogenblikken met belangstelling alles
gade slaande.
Koningin Wilhelmina was gekleed
in groen zijden manteltje, lichtgrijze
japon en hoed met witte veeren; de
Regentes in het zwart.
Door de hal begaven zij zich naar
de Valkwaar duizenden menschen
luide hoera's aanhieven, dat door
vriendelijk buigen naar alle zijden
beantwoord werd. Alvorens aan boord
te gaan, namen de Koninginnen af
scheid en reikte Koningin Wilhel
mina den burgemeester de hand.
zoodat ik maar besluit om zelf han
delend op te treden en stilletjes naar
boven sluip om mijn deur af te sluiten
en dan meteen met den sleutel in
mijn zak naar 't kantoor te gaan.
Maar wat ik boven ook vind, wel
een heel gezelschap emmers, bezems,
schrobbers, boenders, zeepkoppen,
zeemleerlappen, sponsen en ander
gerei gezellig in een kringetje bij
elkaaredoch geen sleutel. Ik zoek,
op den grond, in de hoeken, overal,
totdat op eens mijn vrouw voor me
staat en met een ondeugend lachje
vraagt waar ik naar zoek.
„Hm 1" zeg ik, niet van plan haar
mijn voornemens aan den neus te
hangen.
„Naar den sleutel van de kamerdeur
misschien vraagt ze. „Geef je geen
moeite, ik heb hem weggesloten. Hij
had wel eens kunnen wegraken,
zie je."
Ze was me voor geweest, de slim-
mert.
„Goed," zeg ik, „doe wat je niet
laten kunt, maar den sleutel van de
boekenkast krijg je van z'n leven
niet, anders gaat die ook nog onder
steboven."
„Natuurlijk moet die allereerst
schoongemaakt," zegt ze, „die boeken
zijn ware stofnesten. En wat den
sleutel betreft, dien heb ik niet noo
dig want de sleutel van de keuken
deur past precies op den boekekast."
Dat wordt mij te kras. „Vrouw,
van mijn boeken blijf je afl"
„Man, als jij je niet schaamt voor
zoo'n vuilen boei, dan zal ik het voor
je doen. Ga nu maar weg, want daar
komt Grietje."
Inderdaad, daar verschijnt Grietje,
breed, omvangrijk, geducht, met een
emmer water in iedere hand en hij
gend van het trappenklimmen. Wat
zal ik doen? Ik vlucht.
Maar mijn bloed kookt. Het kookt
omdat ik bg bittere ervaring weet,
dat die miserable groenezeeplucht
nog dagen lang na den schoonmaak-
storm, mijn kamer tot een onmogelijk
verblijf zal makenomdat ik er zeker
van ben, dat ik na het reinigingson
weer mijn ernstigste schrijvers in de
Koningin Wilhelmina inspecteerde
daarop de manschappen van de Valk.
De Koninginnen bleven aan het dek
tot het vertrek te 8 uren. Zoover het
oog reikte, wuifde Koningin Wilhel
mina de duizenden, die donderende
hoera's aanhiezen, toe.
De Aljsh volgde de Valk op de
reede.
De Koninginnen hadden met haar
gevolg in den trein gedineerd.
Vrijdagochtend werd bij de schiet
oefeningen met zwaar kuatgeschut op
de batterij Erfprins te Helder de
voorbijvarende Enkhuizensc^e visch-
schuit EH 82, schipper Edelenbos,
door een granaat getroffen. Het vaar
tuig is gezonken. Omtrent het lot der
bemanning zijn de bizonderheden nog
onbekend.
Men meldt nog het volgende
Van de bemanning der vischschuit
is er slechts éen ongedeerd afgeko
men, nl. de knecht Jacob Bakker,
die door de blazerschuit W. R. 84
gered en behouden aan wal gebracht
werd.
De schipper van het vaartuig, Ja
cobus Edelenbos, werd aan het roer
staande door de granaat in een der
beenen getroffen, dat geheel verbrij
zeld werd. Zwaar verminkt werd hij
te Helder aangebracht en in het
gemeente-ziekenhuis ter verpleging
opgenomen.
Den zoon van den schipper, Jan
Edelenbos, gehuwd en vader van 2
kinderen, heeft de ramp het leven
gekost. Zijn lijk werd opgevischt en
door visschers te Helder aan wal
gebracht.
Van de schuit is niets overgeble
ven.
Bij dergelijke berichten leest men
gewoonlijk: „de justitie doet onder
zoek."
Hier ontbreekt de traditioneele term.
Doet de justitie dan geen onder
zoek 't Mag niet verondersteld wor
den. Immers het publiek mag waar
lijk wel weten, of de scauld ligt aan
de bediening van de batterij of dat
de schipper door eigen onvoorzich
tigheid zich deze ramp op den hals
heeft gehaaid.
Bedrijfsbelasting.
Bij koninklijk basluit zijn vastge
steld geheel nieuwe formulieren van
aangifte voor de bedrijfsbelasting,
die zeer spoedig zullen gepubliceerd
worden.
Het stoomschip Prins Hendrik, met
generaal Vetter aan boord is Vrijdag
morgen te Genua aangekomen.
Het circus „Oscar Carré" zal op Dins
dag 7 Mei a.s. te Amsterdam zijne
laatste voorstelling geven in dit sei
zoen en den daarop volgenden mor
gen per extratrein naar Utrecht ver
trekken.
boekenkast alsstraatkunstemakers op
hun kop zal zien staan, fransch,
duitsch, engelsen en onze eigen taal
door elkaar gewerkt in een ondenk
baar cosmopolitisme. Als ik op het
kantoor kom en daar de juffrouw
hoor gewagen van een schoonmaak,
antwoord ik dan ook met de kalmte
van iemand, die nu zijn zin dan toch
eens gedaan wil hebben:
„Juffrouw, het kantoor hoeft vol
strekt niet te worden schoongemaakt."
„Maar meneer, het is zoo stoffig
met ai die papieren
„Juffrouw, ik houd wel van stof,
ik lust graag stof. ik ruik veel liever
stof dan groene zeep. Doet u me dus
het plezier en laten we er niet meer
over sprekenals het stof mij over
't hoofd stapelt, zal ik u wel waar
schuwen. Dan krijgt u mijn stof en
ik uw groene zeep en aangezien we
daar geen van beide op gesteld zijn,
is het beter de zaak op 't moment
zoo te laten als die is."
Daar was het mee afgeloopan, maar
de ellende thuis was des te grooter.
Hoewel ik een kwartier later dan ge
woonlijk thuiskwam om koffie te drin
ken, was er nog niemendal klaar. Mijn
vrouw was in velden noch wegen te
zieneen soort van gebons op de
bovenverdieping bewees dat de schoon-
makerij in vollen gang was
Toen ik de trap opstoof om te ver
tellen dat ik honger had, struikelden
mijn beenen over een emmer water
die op een van de treden stond en
kwam mijn neus in contact met den
rand van dat water vehikel. Verschrikt
over dezen schok, kwam mijn kost
baar bloed kijken wat er gaande was
en viel in stralen op het water in
den emmer aan, want die emmer had
het dan toch gedaan en ik zei een keer of
wat een woord dat in klank wel wat
leek op de uitdrukking „Suikerboon
tjes en bonbons," maar op verre na
zoo zoetsappig niet was.
Dat gaf verlichting aan mijn over
kropt gemoed en trok tevens de aan-
daoht van de ambtenaren van het
schoonmaak-departement. Mijn vrouw
vroeg of ik misschien ziek was dat
ik zoo vroeg thuiskwam (nota bene
Naar de Ned. Bakkers-Courant me-i
dedeelt, is door de directie der Neder
land sche Gist- en Spiritusfabriek te
Delft een som van tienduizend gul
den beschikbaar gesteld als „eerste
steen" voor een fonds, dat, buiten de
bestaande bonden om (hoewel in over
leg met hen), zal worden gesticht ter
ondersteuning van hulpbehoevende
bakkers in den lande.
Een gelijk bedrag werd met het
zelfde doel door haar beschikbaar ge
steld voor de gezellen.
Verrijze, dus teekent het blad bij
deze mededeeling aan, op dezen schoo-
nen hoeksteen een trotsch gebouw,
dat getuigenis aflegge van de verhou
ding, die er steeds bestaat tusschen
de Nederlnndsehe Gist- en Spiritus
fabriek te Delft en de Nederlandsche
bakkerij.
Opleiding voor volksver
tegeawoordiger.
Op zeer eigenaardige wijze heeft
dezer dagen een onderwijzer te 's-Gra-
venhage den aan zij ne zorgen toever
trouwden leerlingen een bevattelijk
beeld trachten te geven van de par
lementaire werkzaamheden.
Hij ontwierp voor zijne klasse een
reglement en zond dit aan zijne leer
lingen toe, geheel in den vorm van
een ontwerp van wet. Eerst de bood
schap (in casu meesterlijk) dan het
uit 9 artikelen bestaande ontwerpen
ten slotte de memorie van toelich
ting, een en ander in de gebruike
lijke parlementaire termen.
En om het beeld te voltooien, liet
hij over dit ontwerp in zijn minia
tuur parlement beraadslagingen hou
den, na een voorloopig verslag, dat
samengesteld werd uit de schriftelijke
beoordeeling der kinderen van de
artikelen, een oordeel, dat zij bijwijze
van huiswerk moesten opstellen.
Een der knapen fungeerde als
voorzitter, de onderwijzer als mi
nister, terwijl de overige bevolking
der klasse de Kamerleden vormde.
De kleine quasi-volksvertegenwoor
digers debatteerden er dapper oplos.
Ook de meisjeB de klasse bestaat
uit jongens en meisjes namen aan
de werkzaamheden deel.
Schipper J. v. d. Sterre te Oude-
schild had Donderdag op Tesselstroom
eene zeldzame vangst; hij bracht in
zijn net een paar Hollandsche schaat
sen boven water, die naar gissing een
eeuw op den zeebodem gelegen heb
ben. De schaatsen zijn bestemd voor
een kindervoet, en zullen, ijs en we
der dienende, in den volgenden win
ter gebruikt worden.
Een knecht van den landman J.
Claij, in de Baasdorpermeer (N.-H.),
een oppassend jongmensch van 19
jaar, had Donderdag het ongeluk
van den hooizolder te vallen; hij was
na enkele oogenblikken een lijk.
de schoonmaakster zei kalmpjes dat
het erger had kunnen afloopen (ze
had zeker minstens een schedelbreuk
verwacht) en de dienstbode beklaagde
zich over het water, dat nu niet meer
te gebruiken was.
Na veel wachtens kreeg ik een paar
oudbakken boterhammen met boter;
de kaas was op en de koffie gelijk
aan water met een kleurtje, zoodat
ik maar gauw weer het hazepad koos.
Wat zal ik verder van mijn lijden
vertellen Van een buste waar ik aan
hechtte en die, waarschijnlijk in een
wanhopige bui, uit eigen beweging
naar beneden is gesprongen (niemand
heeft het gedaan) en op den vloer
een ijselijken verbrijzelingsdood heeft
gevonden. Van mijn bottines die nooit
gepoetst worden, van mijn middag
maal dat soms ongaar is, soms koud
en soms ongaar en koud allebei
Van mijn bed, dat aan een berg
achtig landschap doet denken, omdat
er geen tijd is het behoorlijk op te
makenIk zal al deze treurtafreelen
verder niet ophalen. Genoeg zij het
te vermelden, dat er eiken dag bij
mij aan huis (en wie zal zeggen hoe
lang nog) wordt afgespeeld een schoon-
maakdrama, waarin ik nolens volens
de rol heb te spelen van den „ver-
raaier," die door elkeen geminacht,
veracht en in een hoek gezet wordt.
Ik ben ten einde raad en kom om
hulp en bijstand smeeken aan mijne
geachte lezers. Is er ook iemand onder
hen, die reeds „schoon" is, een ruim
en confortabel huis heeft, liefst met
een mooien tuin, aan de tramlijn
gelegen, voorzien van gas- en water
leiding, niet te ver van den Houten
toch in de nabijheid van het centrum
van de stad? Zjo ja, dan verzoek ik
hem beleefd onder motto „Uitredding"
«ich te adresseeren aan het Bureau
van deze courant. Dan noodig ik mij-
zeiven voor een paar weken bij hem
te logeeren, onder gehoudenheid van
wederdienst, wanneer ik het volgend
jaar eerder „schoon" mocht zijn, dan
mijn gastheer van dit jaar.
Wij mannen moeten elkander hel
pen, vooral sedert de vrouwen zich
aaneensluiten in allerlei Bonden en
Een inwoonster van Baarn is hef
slachtoffer geworden van een nieuw
soort oplichterij. Zij ontving nl. een
pakket, zoogenaamd afgezonden door
een welbekende Amsterdameche firma
onder rembours van f24.50. Niets
kwaads vermoedende, betaalde zij
hoewel zij niets besteld had, maar wie
schetst haar verbazing, toen het pak
niets anders inhield dan een paar
turven.
Haarlemmerolie.
Slot.)
Dat het de Gebr. Waaning niet
alleen om het fabrieksmerk te doen
was blijkt uit een circulaire, die
op 2 Aug. 1894 aan een afnemer van
de Koning-Tiily in Dnitschland ig
gezonden. Deze eirculaire laten wij
hier woordelijk volgen
Anteige.
Unterseiohnete theilen dem geëhr-
ten Publikum mit, dass die fabrik
von Aechtes Haarlemmer-Oei, des
Herren C. de Koning-Tilly, ist über-
gegangen an die Firma: Gebrüder
Waaning-Tilly in Besitz derselbe eie
bei Erbfolge gerathen sind.
Durch die viele Anerbietungen von
Nachamungen, sind wird, zu dem
Entschluss gekommen die Familie
Wappen und unsere Unterschrift ge-
setzlich zu schützen, und bei dem
Tribunal in Haarlem zu deponiren.
Yon heut an wird jedes Fiaschchen
verpackt werden met einer Warnung,
den Abschrift wir Ihnen hier beizu-
kommen lasaen.
Durch die Uebernahmen ist die
Fabrik jetzt etablirt in die Doelstrasse
No. 13 wo das Wappenschild sich
oben die Türe befindet, und welches
vom Jahre 1698 als Schiitsmarke
gebraucht wird.
Briefadresse u. s. w. zu schicken
am Erbfolger oben genannt.
Hochachtungsvoll
Gebrüler Waaning-Tilly
Fabrikanten von. Haarl.-Oel
Haarlem (Holland).
Zooals men ziet hebben wij de
fouten er in gelaten om zoo origineel
mogelijk te zijn.
Deze circulaire was gesloten ineen
enveloppe met het volgende hoofd
1698. Gebrüler Waaning-Tilly 1698
Eenige fabrikanten van Oprechte
Haarlemmer-olie. Fabriek gevestigd
Doelstraat 13, Haarlem (Holland)
alwaar het wapen van Tilly van
jaar 1698 boven de deur staat.
Verder namen wij kennis van het
volgende bericht:
Nachrichf.
Untergezeichneten, einzige Fabri
kanten des Aechten Haar lemmer- Oei
dessen Fabrikation Innen durch
Erbrecht versichert ist, haben Ihren
Fabriksmarse das Wappen des Tilly
von dem Jahre 1698, gesetzlich ge
schützt beim Gerichtshof zu Haarlem
Den vielen offerten von naohah
Vereenigingen waar zij ons systema
tisch buiten houden. Als ik durfde
dan zou ik voorstellen, om een anti
schoonmaakbond in 't leven te roeper
maar z.over durf ik toch niet gaan
Men mocht van den kant der tegen
partij eens op het denkbeeld komen
ons te benoemen tot ridder van een
nieuwe orde}Jdie van „Piet den Smeer
poes."
4c
Intusschen zijn Oummissarissen van
de Staaibron opnieuw bij Burgemeester
en Wethouders geweest, om nogmaal.
om vergunning voor het Brongebouw
te vragen. Afgevaardigd waren de hee
ren Lieftinck, Krol, Van Dieren Bij
voet en Scholtens en het gespreï
duurde drie kwartier.
De ontvangst was, naar men hoor
zeer welwillend. Heel veel wil dat niet
zeggen, want B. en W. zullen beschaaf
de menBChen, die hun op beschaafde
wijze een verzoek komen doen, na
tuurlijk op beschaafde manier recipi
eeren. Naar het schijnt hebben B. en
W. op de argumenten der tegenpartij
weinig geantwoord en dat verbaast mij
nog minder, omdat na het gevallen be
sluit uit den aard der zaak B. en W.
requestranten lieten „uitkomen", zich
niet in debat begevende, maar wrjse
lijk hunne beschikking verdagende
tot nadat zij in hun eigen kring nog
eens rijpelijk over de zaak hebbes
beraadslaagd.
Het blijktook duidelijk genoeg, wat
het grootste gedeelte van de ingeze
tenen er van denkt. Op hen die
principe tegen elke vergunning zijn, ns
zjjn de burgers van Haarlem vóór het
verleenen van de vergunning. Pro
memorie (want meetellen doen die
lieden eigenlijk niet) maak ik nog
melding van enkelen die tegen
vergunning zijn omdat de meesten
vóór zijn, een goedkoop middel om
de aandacht te trekken. Jammer maai
voor deze „vernemende Geister", dat
zij bliksemsnel hunne woorden in
trekken wanneer ze wat hard worden
aangepakt en zich haazten te roepen
„neen, neen, zóo heb ik het niet ge
meend I"
FIDELIO.