BINNENLAND,
HAARLEMMER HALLETJES
Uit het Frdnsch L. D.
L
Niet lang geleden bezocht ik op een
vlieringkamertje een arm huisgezin*
Het was de oude geschiedenis: de
man waB ziek en dus niet in staat
om te werken, de vrouw geheel in
beslag genomen door de verzorging
van een talrijk kroost, uitgeteerd door
gebrekkige voeding en door gemis
van de noodige lucht, en door haar
kranken man.
Mijn eerste indruk, dien ik van het
gezin kreeg, was beslist ongunstig. De
jonge vrouw had eeu lijdend voorko
men, dat sprak van veel zorg on veel
verdriet; de kinderen keken mij met
hun groote, holle oogen nieuwsgierig
aan, het kleinste was bezig een zuig-
flesch te ledigen, halt gevuld met
slechte melk van een blauwachtige
kleur.
Een tegenstelling met die toon
beelden van uitputting en bloedar
moede vormde de man, wiens gelaat
rood en gezwollen was, klaarblijkelijk
de gevolgen van een dronkemans
vechtpartij of een tuimel van de trap.
Hij lag uitgestrekt op een oude matras,
mager, beenderig, doodelijk vermoeid.
Door het eenige raam, dat men met
geweld open moest trekken, wilde
men er wat lucht doorlaten, viel een
zwakke zonnestraal. Als het hard
regende, dagen lang, kwam het water
met stroomen naar binnen. Allerlei
visioenen rezen voor mijn oog op:
nachtelijke slemppartijen, bals de
barrière, silhouetten van eenzame
wandelaars, de vestingwerken langs
gaande, een knuppel achter hun rug.
Nieuwsgierig keek ik den man aan,
met het eigenaardig gevoel dat een
roofdier inboezemt, voer een korten
tijd machteloos gemaakt.
„Wat doet hij voor den kost?"
vroeg ik zijn vrouw.
„Hij werkt in de kramen op de
kermis."
„Welke kramen ?"j
„U weet wel, mijnheer, daar die
houten staan, waarnaar men met
ballen gooit, „massacre d'innocents"
noemt men het."
^Onverschillig haalde ik de schouders
op. Waar of niet, veranderde deze
mededeeling mij toch niet van ge
dachten. Kermissen waren er maar
op geregelde tijden en dat bedrijf was
meer een tijddooding dan een beroep.
Al leefde Hij daar nu drie of vier
maanden van, dan moest hij den
overigen tijd van 't jaar toch ook nog
ergens mede zijn gezin onderhouden.
Mijn instinctieve afkeer van den
man verminderde niet door die mede
deeling, maar met de vrouw en de
ongelukkige kinderen had ik diep
medelijden. Zij konden het toch niet
helpen dat de man mij zoo tegenstond
ik vond hen des te meer te beklagen.
Ik gaf wat geld en thuisgekomen
zond ik melk, soep en wijn.
IL
Na een paar dagen bezocht ik ze
nogmaals. De man werd beter. Ik trof
hem alleen, hij was op en paste op
de kinderen; zijn vrouw was naar
een naburig park gegaan om daar
gras te wieden. Zijn gezicht, hoewel
veel minder opgezwollen, toonde toch
nog litteekenen en builen. In plaats
van woest, zooals ik mij had voor
gesteld dat hij er uit moest zien als
hij weer hersteld was, had hij eer
het voorkomen van iemand, die zich
gelaten in zijn lot schikt. Een trek
van goedigheid was op zijn misvormd
gelaat niet te miskennen.
Hij bedankte mij voor hetgeen ik
had gezonden en ik dacht dat ik hem
nu wel eens naar de aanleiding van
zijn verminkt gezicht ken vragen.
Met een onverschillig air, de hand
over het voorhoofd strijkend, ant
woordde hij
„Dat 1 O, dat komt door de ballen."
„Welke ballen?"
„Door het spsl „massacre d'inno-
cents." Ik ben niet sterk, ziet u; ik
ben maar opgegroeid met weinig
voedsel en nu en dan maar eens een
ambacht, dan eens dit en dan weer
wat andere. Wat zal men dan al anders
beginnen
Mijn totale onwetendheid verwon
derde hemdaarom verklaarde hij
zich nader.
„Ja mijnheer, de houten pop dat
is al afgezaagd. Op de Pruisen in te
hakken of zijn schoonmoeder af te
ranselen, dat is altijd zoo hetzelfde.
Daarom gebruikt men voor dat spel
maar menschen van vleesch en been.
Wij moeten de ballen trachten te
ontwijken, daarvoor heeft men, een
houten schut voor zich en de schutter
mikt nu hier dan daar. Telkens steekt
men het hoofd er boven uit, zoodat
het geheele gezicht, wanneer het lang
duurr, letterlijk tot moes wordt. En
als men te gauw schuilt, heeft de
baas van het spel ons te pakken. Hoe
erger zoo'n mikpunt wordt toegeta
keld, des te meer schik heeft het
publiek. Men moet toch wat doen
voor den kost."
Ik had geen reden aan de oprecht
heid van 's mans woorden te twijfelen.
Toch wilde ik mijzelf overtuigen
daarom vroeg ik in welke kraam hij
werkte, vastbesloten er op den be
paalden dag heen te gaan.
drie hoofclen, nn en dan wegschui
lend naar omlaag, voor de ballen die
zonder ophouden geworpen werden
in die richting drie roode, opge
zwollen gezichten, de oogen uitpui
lend, onbestemd rondblikkend tus-
schen de opgeheven armen. En onder
de bloeddorstige kreten der toeschou
wers, die de werpers aanvuurden toch
vooral iuist te raken, ketsten de bal
len met een dof, zwaar geluid tegen
de gekneusde aangezichten. De baas
van het spel raapte ze op en gaf ze
den werpers terug of bood ze den
toeschouwera aanstoffige, harde
ballen, waaraan groote kluiten vuile
aarde, scherpe striemen veroorzakend
in het gelaat der ongelukkige slacht
offers.
Dolle lachkreten stegen op uit de
verzamelde volksmenigtevrouwen
lachten zich tranen met kleine gillel-
tjes van pleizier telkens wanneer de
bal raakte.
Op dat oogenblik ontdekte ik den
man, voor wien ik gekomen washij
herkende mij en bleef een seconde
onbeweeglijk staan. Drie ballen te
gelijk kwamen op zijn gezicht- neer
een storm van gejuich ging op uit de
menigte.
Schielijk verdween hij
schut.
Doch dadelijk daarop vertoonde hij
zich weder en de uitgelaten volks
massa brulde van vreugde omdat een
oog dicht was, en een bloedende
wonde zich aan de gespleten onderlip
vertoonde
III.
Ik
mij weldra
mij op weg en bevond
te midden der vroolijke
kermisdrukteer was niets in al die
onschuldige snakerijen wat mij deed
denken aan zulk een bloeddorstig ver
maak als waarvan de man mij ge
sproken had. Overal vroolijke stem
men en lachende aangezichten.
„De kerel heeft mij er in laten loo
pen," dacht ik.
En ik peinsde juist hierover na,
half besloten weer terug te keeren,
toen een kraam, waarnaar de menigte
toestroomde, mijn aandacht trok. Ja,
daar was het jeu de massacreik
onderscheidde reeds dadelgk, tusscnen
de men8chenmassa door, groote bord
papieren hoofden naar de hoogte op-
loopend, tot aan .de nok der kraam.
Maar toch was dat het niet waar
naar' ieder met de meeste aandacht
scheen te zien. Ik baande mij met
de ellebogen een weg door de menigte
tot ik na veel dringen op de eerst©
rij kwam te staan.
Achter een schut vertoonden zich
Van de Wereldtentoonstelling.
VI.
Amsterdam24 Mei 1895.
Het is een merkwaardig en treurig
feit, dat sommige, om niet te zeggen
vele Amsterdammers, een zekere an
tipathie gevoelen tegen onze Ten
toonstelling, eene onderneming die
in ieder geval aan Amsterdam nooit
nadeel kan berokkenenin het blinde
keurt die categorie van Amsterdam
mers de Tentoonstelling en alles wat
daarop betrekking heeft af, zonder
zich juist rekenschap te geven of te
kunnen geven waarom zij zoo han
delt. Ontelbaar zijn de anecdotes
die '«ij u weten te vertellen aangaande
deze onderneming, b. v. vertellen zij
als historisch, dat één dezer dagen
een tickets-verkooper voor het Rijks
museum zijn waar trachtte te ver-
koopen onder het geroep van „Kaart
jes voor de Teleurstelling 35 centen"
en dat de leiders uit de „wanorde"
eene „orde" hebben gehaald. Abso
luut ongemotiveerd is deze antipathie,
daar het drukke bezoek en het steeds
vermeerderende aantal inzendingen
bewijst, dat de Tentoonstelling goed
San ZaterdagaYondpraatje,
CCXXXIX.
Wijlen burgemeester Iordens hield
niet van de musici, die in de volks
taal met den onaesthetischen naam
„blaaspoepen" worden aangeduid. Tij
dens zijne regeering zag men ze dan
ook in Haarlem nimmer in functie
aHeen kon men ze soms door onze
straten zien sjokken, met den eigen-
aardigen slapbeenigen gang van men
schen, die veel moeten loopende
glimmende koperinstr.umenten onder
den arm en de oogen recht vooruit
als naar een altijd ver verwijderd doel.
Maar ze hooren, neen dat konden
we niet, als we niet toevallig op een
zomeravond hen eens op Haarlem's
grens voor het hótel Scholten aan
troffen. Op Heemsteedsch grondge
bied scheen dat beter te gaan, doch
nauwelijks op Haarlems grondgebied
verstomden de trompetten en met
een koel gezicht schreden deartisten
voort, als wilden ze zeggen, dat hier
de kunst niet gediend wordt.
Maar met de heeren veranderen de
wetten. Burgemeester Boreel denkt er
naar 't schijnt, anders over. Het ko-
perblazend Duitschland blaast nu ook
over Heemstee's (tegenwoordige) gren
zen, ja tot in het midden van de
stad. Ik heb ze gezien tot op den
Gasthuissingel, de mannen met hunne
blauwe jaseen en bruine gezichten,
met hun dikke schoenen met spijkers,
waarvan ik maar nooit begrijpen kan
hoe de mensohen ze kunnen meesjou
wen op hunne urenverré wandelin
den, den ganschen lieven dag.
Daar scharen ze zich in een krin-
schappij, voorheen P. Buwalda Co.,
die een ingelegd blok hout exposeert
vervaardigd uit Djatihout en en Tava
Tiakhout; al meer en meer wordt
dit hout in ons land en elders voor
verschillende doeleinden gebruikt en
velen geven het zelfs den voorkeur
boven andere soorten.
Toen trok een boven de verschil
lende vitrines hoog uitstekende flesch
met geel vocht gevuld mijn aandacht;
naderbij gekomen, bleek het een ruim
een Meter hooge flesch te zijn, ge
vuld met slaolie, welke flesch het
hoogste punt is van de inzending des
Heeren D. Kruysmulder Czn., te Am
sterdam, die de verschillende produc
ten van zijn fabriek van Patent-,
Machine- en Eetbare Oliën tentoon
stelt op eeu pyramide van export-
kisten, die de bij hem meest voor
komende merken dragen.
De aanwezige vertegenwoordiger
deelde mij mede dat deze kisten het
meest gebruikt worden voor export
van gekookte ea ongekookte lijnolie,
die in z.g. kelderflesschen naar alle
oorden der wereld wordt verzonden.
Van deze kelderflesschen bevinden
zich enkel© reuzenexeuaplaren op de
inzending. Een zeer goed effect maakt
achter het] de naam der firma ?n glazen letters,
welke met Boterolie „Excelsior" zijn
gevuld en waarachter een spiegel
met eikenhouten lijst dit effect
nog verhoogt. Alle denkbare, in
de oliebranche voorkomende artikelen
werden mij getoond, o. a. machine-
olieën van de goedkoopste tot de
duurste soorten, ook de olie, welke
mij door haar groote vetheid opviel,
die door de West-Indische maildienst
en andere Stoomvaartmaatschappijen
wordt gebruikt voor het smeren van
de kolossale machines hunner Trans-
Atlantische steamers. Des heeren
Kruydmulder'8 vertegenwoordiger
maaxte mij nog opmerkzaam op de
„Kaiser" Olie, eene petroleumsoort
die door het hoog ontvlammingspunt
van 51° C., hetwelk tot heden nog
door geene veiligheidspetroleum is
bereikt, een geruitsteliing aanbiedt
voor den verbruiker, dieu waarlijk
door het groote aantal branden, in
den laats ten tijd door het gebruik
van gewone petroleum ontstaan, de
schrik wel om het hart zal zijn ge
slagen.
Ook wordt deze olie gebruikt door
's Rijks Kust verlichting en Loods
wezen. Wanneer ik u nu nog mede
deel, dat alle soorten sla-, boter-, raap-,
lijn-, patent-, machine-, verlichtings-
en cylinderolieën, machinevetten, wa
gensmeer en Carboiineum door den
heer Kruysmulder worden geëxpo
seerd, dan zal men toegeven, dat hier
veel belangrijks is te zien. Na een
woord van dank aan den vertegen-
Koek is tegenwoordig een artikel,,
waarop de algemeene aandacht wordt
gevestigd, door de enorme reclame,
die voor het artikel wordt gemaakt;
éen dezer reclame-koekfabrikanten is
de heer C. L. Verhagen te 's Bosch,
die achter glas (waardoor ik over de
qualiteit niet kan oordeelen) de heer
lijkste Bosscher koeken tentoonstelt,
die van het fabrikaat een goeden in
druk geven.
Een groote tafel, waarop een klei®,
kastje,toont u een collectie zoute krake
lingen van verschillend formaat, ont
staan in de bakkerij van den ban
ketbakker N. Willem8en, te Amster
dam, terwijl, om in 't hartige te blij
ven, de heeren Ter Marsch Co., te
Rotterdam, die op Oud-Holland, in „'t
eerste huys van de poorte" hunne
waren verkoopen, door de expositie
van verschillende fijne vleeschwaren,
verpakt in kisten,blikken en flesschen.
u vast een voorproefje geven van wat
u in hun verblijf op Oud-Holland
wacht.
Behalve Bosscher koek is er op de
Tentoonstelling nog een soort Brabant-
sche koek en wel Bredasche, die in
ronden,ovalen en vierkanten vormver-
pakt en onverpakt werd ingezonden
door den heer G. van Baarle van Pels
te Breda en dicht daarbij bevindt zich
de hoogst interessante inzending van
den heer A. Gerard van Lom, be
staande uit het model van een voer
tuig om „zieke, gekwetste of te water
geraakte paarden op de minst lijdende
wijze te vervoeren."
De bij vele dames zoo geliefde
„boerenjongens" (het mannelijk ge
slacht kijkt liever naar „boerenmeis-
worden behalve op Oud-Holland
"door den heer van Gorkum t9 Sneek.
het hoofdgebouw tentoongesteld
door de heeren C. Lourens te Delfts
haven en C, van Toor te Viaardingen.
die beiden in keurige vitrines deze
meer en meer gebruikte Oud-Fneschen
drank of eigenlijk spijs, u toonen.
B. A. B.
Vrijdag is de 71jarige smid K., wo
nende Smidsplein te 's Gravenhage,
dood in zijn bed gevonden, met een
bloedende wonde aan den neus.
Daar een geneeskundige den dood
toeschrijft aan gepleegd geweid, is het
lijk door de politie in beslag geno
men, ten einde gerechtelijk te worden
geschouwd.
getje en brengen de instrumenten aan
den mond; de trombone acht het
noodig vooraf nog even een straal
tabakssap te deponeeren midden in
den cirkel, dien ze vormen. Daar gaat
het los 1 Tettetet, schallen de cornet
ten; de groote instrumenten brom
men en de klarinet gilt er door
heen, als een oude juffrouw, die een
troep mannen een standje maakt,
't Is een marsch of ee i wals of een
mazurka, soms ook wel iets anders,
dat niet precies te definieeren valt.
't Is in mineur, dat is zeker en
't klinkt ijselijk droevig, maar of dat
komt door het gerekte tempo, of door
de droeve klanken die de blazers
er bij maken en die niet in de com
positie staan dat laat ik in 't mid
den.
't Repertoire van deze korpsen is
blijkbaar niet groot. Loop ze eens
na en ge zult telkens hetzelfde hoo
ren, wat zelfs voor een meesterstuk
op den duur wat taai wordt. Wie
heeft er deze moed om zestig maal
per dag Wagners Brautchor of Gou-
nods wals te spelen. Geen wonder
dat onze blauwbruine muBici een ge-
zicht zetten alsof ze er zelf geen noot
van genieten wat zeg ik, er niets
meer van hooren Arme tobbers voor
een moeilijk verdiend stukje brood I
Als de eeuwige wandelaar zwerven
ze van plaats tot plaats, van land tot
land, om de kleine munt van hun
.muzikaal talent in te ruilen voor de
evenredige pasmunt der maatschap
pij. 's Morgens vroeg gaan ze op uit,
in wind of regen, het doet er niet
toe en 's avonds komen ze in hun
logement van den twaalfden rang
hongerig, dorstig, nauwelijks meer in
staat om de vermoeide voeten op te
lichten, bekleed met de voor de goed-
koop.to bespijkerde zware schoenen.
ÖEMENGD NIEUWS.
Iemand die het doen en laten van
de dieren pleegt te bespieden heeft
eenige opmerkingen verzameld over
de gedragingen van verschillende die
ren gedurende de aardbevingen te
woordiger voor de welwillende voor- Laibach, de hoofdstad van Krain.
lichting begaf ik mij naar de expositieEen spoorwachter hoorde eeaige
der Rotterdamsche Broodbakkerij,oogenblikken vóór den eersten schok
mag heeten en inderdaad,i fabrieken „Hofdijk" en de „Korenaar", zijn uil, die aan een werktuigloods
de mannen, die deze onderneming die op een keurig buffet u keuken-, aan de ketting was gelegd, erbarme-
hebben op touw gezet, hebben voor tafel- en scheepsbeschuit, honden-en lijk: krassen. Eenige boschwachters
hunne moeite toch Vvel iets beters paardenbrood in verschillende verpak-zagen voor dien schok hazen zoo hard
dan ondank verdiend. i dingen toont om daarna een oogenblik ze konden een heuvel oploopen. Pa-
Gisteren zijn mij weder zeer be-'te verwijlen bij de groote inzending1 trijzen vlogen einden ver. Een
langrijke inzendingen getoond, inzen- i van de Amsterdamsche gasfabrieken,1 heer, die den avond voor Paaschzon
dingen, die het bewijs leveren, dat, die gaskachels, lampen, roosters,dag in een rijtuig reisde, zag de duiven
ook Nederland op het gebied van in- komf.-ren, stoven en ornamenten j en havik op een toren telkens als
dustrie veel vermag. Vooreerst de exposeert en u (tenminste toen ik de' een schok dreigde om den toren heen-
verschillende soorten hout van de inzending bezocht) een ondragelijke vliegen. Musschen en roodborstjes
Javascne Bosch-Exploitatie-Maat- j gaBlucht daarbij teD geschenke geeft, ffadderden ook voortdurend rond. Het
Bewonderend staat de jeugd om
het kringetje en kijkt met eerbied
naar de blazende artistenvan de
bedenkelijke zuiverheidsafdwalingen
hebben zij nog geen leed. Vooral voor
het kleine jochie met de zomersproeten,
dat daar blaast op een tuba hak zoo
groot al3 hijzelf, voelt het jonge volkje
even veel eerbied als ouderen voor
een Joachim.
's Wint- rs geven ze coneertjes in
koffiehuizen in de groote steden, of
maken bal muziek in danshuizen tot
diep in den naeht.
't Is minder vermoeiend, maar toch
zal in den walm van jenever, cognac
en bier in de van tabaksrook vergif
tigde benauwde zaaltjes misschien
menig van deze zwervers verlangen
naar den tijd, dat hij zijne geforceerde
marsch cm opnieuw maken zal in den
zonnnescbijn van den zomer, midden
in de natuur.
De muziek is voor hen een melk
gevende koe, maar overvloedig geeft
het beest niet. Och, waarom zou men
ze dan in de stad eerder weren dan de
orgeldraaiers, die stokdoof kunnen
wezen en toch zulke mooie muziek
maken als het orgel in staat is voort
te brengen. Als kunstgenre staat in
elk geval dat van den blaasman hoo-
ger, ai staat het resultaat van zijne
verrichting niet ver boven dat van
den orgeldraaier.
Ik he\), meen ik, vroeger al eens
betoogd, dat ik een diepen afschuw
heb van prooedeeren en 't moet een
knappe vent zijn, die mij daartoe
brengt. Maar 't kwaadste van 't geval
is, dat men op twee manieren in een
proces gewikkeld kan worden: in
't eerste geval doe ik het mijn buur
man, in 't tweede geval doet mijn
buurman het mij aan en dat laatste
geval is niet altijd te ontloopen, want
die buurman kan zulke onbekookte
en overdreven eischen stellen dat ik
„ja, maar hoor ereis, dat is te
c, die eischen kan ik niet inwilli
gen, hoe graag ik ook een proces
vermijden wil I" De buurman evenwel'
blijft op zijn stuk staan en ziedaar
het proces 1 Als dat na een jaar of
een paar jaar (op een maand of wat
komt 't niet aan) eindelijk uit is,
dan hebben de beide partijen er geld
mee verloren en er bovendien einde
loos veel last en verdriet van gehad.
Hoe argeloos iemand in een proces
loopen kan, hoorde ik dezer dagen.
Bij een goedhartig man, laat ik
hem Q, noemendie een flink
opslagterrein heeft aan het Spaarne
(de lezer meet nu maar gaan raden
wie dat is) komen op zekeren dag twee
schippers en vertellen dat ze een partij
hout in hunne vaartuigen hebben,
bestemd voor meneer X., dat er even
wel een verschil is ontstaan en dat
ze niet kunnen lossen dat ze in geen
geval de lading weer mee terug willen
nemen en dat ze graag het hout onder
protest tijdelijk zouden willen opslaan
op het terrein van meneer Q. „Welja,"
zegt Q, „ga jelui je gang maar."
„En wat moet dat kosten?" vragen
de schippers. Q. kijkt ze eens aan,
denkt: „schipperij, beneden pari,"en
zegt welwillend: „nou, een rijksdaalder
in de week." De schippers, recht in
hun schik, brengen de lading-aan wal
en gaan er tusschen uit.
Volgt een proces tusschen meneer
X. en de schippers, dat eerstgenoemde
wint. Nu wil deze zijn hout hebben
en sommeert Q. om hem dat hout at
te geven. „Ei," denkt Q. „dat wordt
gevaarlijk. Als ik dat hout afgees,
dan kan ik op mijn beurt wel eens
quaestie krijgen met de schippers die
het op mijn terrein hebben opgesla
gen weet je wat, ik ga eens goeien
raad inwinnen.
Best, hij stapt naar een advokaat,
naar twee advokaten, naar drie ad-
vokaten en ze raden hem allen aan,
om het hout niet af te gevc-n. Q. is
in zijn schik, het karretje gaat op een
zandweg; immers nooit of nimmer
zijn twee advokaten het met elkaar
eens en wanneer nu drie juristen een
stemmig denken, dan moet het toch
wel zoo wezen.
Hij zegt met zegevierende overtuiging
tot meneer X. „ik heb advies inge
nomen, ik geef het hout niet af."
Het gevo'lg daarvan is, dat X een
proces begint tegen Q, de lezer ge
lieve op te merken, dat de schippers
nu niet alleen uit het Spaarne, maar
heeleenaal uit de zaak zijn wegge-
zeild. Q lacht eens in zijn baard en
denkt„procedeer jij maar, lieve
vriend, mijn drie advokaten waren
het eensMaar eilacy, op een goei
en dag blijkt, dat hij zijn proces ver
loren heeft en een rekening van circa
tweehonderd gulden heeft te betalen.
„Zie je," zei hij, „die tweehonderd
gulden zal ik wel te boven komen,
maar ik vind het zoo komiek, dat ik,
die uit goedigheid die schippeBB ge
holpen had door ze te vergunnen op
mijn terrein te lossen, ten slotte nog
partij in de zaak geworden ben."
„Maar dat procesje zal wel lang
geduurd hebben," zei ik, „en d^n
heeft u voor iedere week toch f2.90
huur van de schipperB gehad."
Toen begon hij te lachen dat zijn
gezellig buikje ervan schudde en zei:
,',dat is juist het mooiste van de
historie. De schippers hadden het
niet en ik moet den eersten rijks
daalder nog van ze zien!"
FIDELIO.