HAARLEMMER HALLETJES Sen Zatsrdagavondpraatjs. BINNENLAND. Gemengd. Nieuws. Pierre Zaceone, die op acht en ze ventig jarigen leeftijd te Morlaix ie gestorven, heeft als romanschrijver zgn tijdstip van roem gekend. Heden ten dage is hij tamelijk vergeten. Toch heeft hij fraaie bladzijden geschreven. Getuige hiervan de volgende hart roerende novelle: De winter van 1847 was bizonder streng: de wind blies voortdurend snijdend en guur langs de hoeken der stratendikwijls lag er sneeuw op de daken en ijs in de vaarten. Op zekeren morgen in de maand Januari nam Robertin een oude ambtenaar bij de poste restante zijn plaats in voor de kast, waarin de brieven alphabetisch gerangschikt lagen, waarvan de afgifte aan hem was toevertrouwd, toen eene aarze lende hand bescheiden tegen het be schot van het sombere portaal, dat de wachtkamer voor het publiek vormde. Robertin opende haastig het loket en bijna onmiddellijk verscheen voor de nauwe opening een lang hoofd, het gelaat scherp en mager, met twee blauwe oogen en omlijst door geelblond haar. Terwijl Robertin deze zonderlinge verschijning beschouwde, verhief de man zich en toonde eene gestalte, zeer mager en bizonder gebogen. Hij was gehuld in eene ruime lange jas, met uitgerafelde knooplissen, een lichtgrijze pantalon, nauw spannend om zijne magere beenen en versleten laarzen, welks eveneens versleten kap pen de magerheid zijner knobbelige knieën niet konden verbergen; einde lijk droeg hij onder zijn linkerarm een oude trombone, gedeukt en groen grijs van kleur, die eene droevige geschie denis vertelde van wanhopige worste lingen, uitloopende op eene ellende, nu met gelatenheid gedragen. Het was tegelijk droevig en grotesk dezen armen man omhulde een waas van zachtheid en droevige melancholie en Robertin, hoe verhard ook in zijn dienst, was er door ontroerd. „Wat wilt ge?" vroeg hij kortaf. „Pardon meinher," antwoordde de man met de trombone met een accent, dat sterk aan den Elzas herinnerde, „mijn naam is Zimmermann.en ik wilde gaarne weten „Verwacht u een brief?" „Ja meinher." „Uit welk land „Uit Schwalbach." Vlug doorzocht Robertin de kast voor hem en nam er een brief van groote afmeting uit, waarvan het pa pier grof en zwaar, en het adres in verschillend schrift geschreven, aldus geBteld was: Den heer, Den heer Zimmermann, musicus uit de gemeente Bischwiller kanton Schwiller op het oogenblik te Parijs Poste Restante. In deze zeven regels, waarvan de twee laatste bleken te zijn geschre ven door eene ongeoefende hand, was het karakter gelegd van de fiere en naïve pretentie van het model eener dorpsschool. Onder het adres had de postadministratie het cijfer 12 ge plaatst, wat wilde zeggen, dat de brief niet gefrankeerd zijnde slechts aan den geadresseerde zou worden afge leverd tegen betaling van twaalf stuivers. Robertin reikte Zimmermann den brief over, die met aandacht het adres begon ie lezen. Dat duurde ruim een paar minuten, waarna hij hem aan den ambtenaar teruggaf. „Is deze dan niet voor u vroeg de laatste verbaasd. „Neen meinher." „Maar er is geen ander met uwen naam." „Welnu, dan zal ik terugkomen," antwoordde de zwervende musicus. En groetend met een handgebaar liep hij naar de deur en ging heen. Toen Robertin hem veertien dagen daarna weerzag, had hij hem bijna vergeten. In dien tusschentijd was een tweede brief gekomenbij het vernemen van den naam Zimmer mann zocht hij hem werktuigelijk op en overhandigde hem aan den man met de trombone. Het was alweer hetzelfde papier, grof en zwaar, het adres was op de zelfde wijze gesteld en in verschillend schrift geschreven. Evenals de eerste maal bekeek Zim mermann het adres aandachtig en Robertin ten slotte den brief terug, met de mededeeling, dat die niet voor hem was. Vervolgens boog hij op de hem eigen droevige en bescheiden wijze en ging heen. Twee weken verliepen alvorens hij weer verscheen, maar in dien tus schentijd had Robertin gelegenheid gehad om na te denken. Robertin was geen kwade man. maar hij hield er niet van, dat men hem voor den gek hield. Er was argwaan bij hem opgeko men betreffende den man met de trombone: hij had een vaag ver moeden, dat er iets geheimzinnigs achter stak, en daar hij zich niet wilde laten misleiden, besloot hij bij den eerstvolgenden keer eene oplossing uit te lokken. Dit gebeurde op een Zondag, des morgens te acht uur. Toen Zimmermann zich dien dag vertoonde, bevond zich nog niemand in het portaal. Naar gewoonte klopte hij zachtjes tegen het loket en na eenige secon den te hebben gewacht, stak hij zijn hoofd er door. Robertin stond hem te woord. „Wie is daar?" vroeg hij als ge woonlijk kertaf. Het gelaat van den man met den trombone vertoonde een glimlach, die den toeschouwer weemoedig maakte. jlk ben hetl u kent mij wel meinher antwoordde hij „ik kwam eens hooren...." „Er is niets voor u." „Niets? neem mij niet kwalijk u herkent mij misschien niet?Ik ben Zimmermann". „Ja, dat weet ik wel." „Maar het is onmogelijk „Er is wel een brief uit Schwal bach," viel Robertin hem in de rede, „maar daar u de vorigen hebt gewei gerd, die hetzelfde adres hadden, is iet onnoodig dat ik u dezen laat zien." Eene doodelijke bleekheid overtoog bij deze woorden het gelaat van den Elzasser. Zijne lippen trokken krampachtig samen [en twee dikke tranen verdui sterden zijne vriendelijke, blauwe oogen. Robertin werd bijna aangedaan, maar bedwong zich en hield zich CCXL. De officier van justitie bij onze recht bank heeft de vorige week in den Volksbond eene rede gehouden over een mooi onderwerp, dat aan de orde van den dag is en waarvan de betee- kenis moeielijk kan worden overschat. Ik zal er mij wel voor wachten daar over nog iets te zeggen na de toespraak van iemand, die zoo volkomen dat onderwerp beheerscht, maar liever mij bepalen tot wat het omgekeerde zou kunnen heeten: „bescherming van ouderen en kinderlijke macht." Ik bedoel hier met ouderen niet ouders, maar volwaseen personen in 't algemeen. Het schijnt tijd te wor den dat zij eens worden beschermd tegen kinderlijke macht. Niet de va ders en moeders, die door overdreven genegenheid of door gemakzucht ge regeerd worden door hun kroost, zij verdienen hun lot, maar^de honder den bij honderdien, die te ljj den heb ben van de eigenaardige macht van andermans kinderen. De balddadig- heid, om precies te zeggen waar ik heen wil, is een zóo groot kwaad ge worden, dat het tijd wordt om daar tegen eens maatregelen te gaan ver zinnen. De ondeugende jeugd is het beat te vergelijken met een spreeuw, die onheil komt stichten in tuin of boomgaard. Als ge woedend komt aanloopen om het beest te straffen, is het al lang weggevlogen en in vei ligheid en ge hebt het nakijken. Loop hem maar na Met je grootmama, Want eens onder zeil Gaat hij als een boog uit een pijl, zooals de Schoolmeester zei. Zoo gaat het ook met den bengel, die uw naam krast op een pasgeverde deur, of steenen gooit in uw ruiten, of in uw boomen klimt of honderc andere dingen doet, die u onuitspre kelijk slecht aanstaan. Nauwelijks „Dus u wilt mij den brief niet la ten zien mijnheer drong Zimmer mann aan met weemoedige stem. ,Waartoe zou het dienen Jk zou hem alleen even kunnen bekijken." Het is nu genoeg I ik heb geen tijd meer te verliezen, u kunt later nog wel eens aankomen." En Robertin wilde reeds het loket sluiten, toen hij verbijsterd en ont steld roerloos staan bleef. In het portaal deed zich een hart verscheurend snikken hooren de on gelukkige trombonist had zijne han den voor zijn gelaat geslagen en stond in een hoek luid te schreien. „Wel? wat is er?" vroeg Robertin en voegde zich haastig bij hem, „wat deert u? Wat beteekent dit?" Zimmerman hief het hoofd op en te midden van zijne tranen, die langs zijne ingevallen wangen vloeiden, trachtte hij nog te glimlachen. „Vergeef mij vergeef mg 1" sta melde hij. „Ik kon mij niet bedwin gen. Ik zal u liever alles vertellen u moet weten ik kom uit Schwal bach ik heb mijn arm dorp moeten verlaten, omdat wij van honger zou den zijn gestorven, mijne arme .dier bare Gretchen en ik. U kent haar niet Gretchen is eene goede brave vrouw, die daarginds woonttoen wij huw den was zij zeventien jaar, ik twee en twintig dat is zeven jaar geleden. Langen tijd waren wij gelukkig. Wij waren niet rijk, maar ik bespeel de trombone tamelijk goed: men noodigde mij overal uit op fees ten; ik nam altijd iets mee voor ons onderhoud; jaarlijks werd het kleine gezin grooter, nu eens vermeerderd met een jongen dan met een meisje. O, u moest hen eens zieizulke scboone engeltjes vooral de meisjes! Gretchen houdt meer van de jon gens, maar ik! goede hemel! ik verveel u toch piet te zeer xlls u het wilt zal ik niets meer zeggener waren spoedig negen monden te voe den en ik verdiende niet genoeg, het is onnoodig om u dat te zeggen Gretchen at bijna niets; zij leed heimelijk gebrek. Toen ik dat ontdekte braebt ik een nacht in tranen door en reeds den volgenden dag was mijn plan genomen. Naar Parijs gaan was niets, maar het moeilijkst was om Schwalbach te verlaten! U begrijpt me nietwaar Guetchen niet meer zien, mijne lieve kinderen niet meer kunnen omhelzen. Daar is de grootste moed niet tegen bestand. En toen, eenmaal gescheiden, hoe moest ik tijding van hem ontvangen Er zijn zoo weinige gelegenheden en het briefport ia zoo duur. Wij hebben toen een middel bedacht, waardoor alle bezwaren waren opgeheven. U hebt de adressen gezien van de brieven, die ik ontvangen heb, en u zult hebben opgemerkt, dat de zeven regels, die het vormde, in verschillend schrift waren. Ieder schreef er een gedeelte van, groot en klein. lx had dan slechts het adres te lezen om te weten, dat allen daarginds gezond zijn en aan mij denken. Wat den inhoud van den brief betreft, behoef ik dien te kennen 1 Die bevat het hart van Gretchen, dat mij steeds geheel toebehoort. Dat is alles. En nu zult u het mij vergeven niet waar, meinher, en medelijden hebben met een armen vader, die slechts zijne Gretchen en zijne kinde ren liefheeft Robertin deed in deze omstandig heden wat zeker ieder ander in zijne plaats zou hebben gedaan hij haastte zich Zimmermann den brief te geven, waarvan het adres zoo veelzeggend was en gedurende den geheelen win ter kon de ongelukkige op deze wijze met zijne familie correspondeeren. Hiermee is de geschiedenis uit. maar ik kan mijn verlangen niet be dwingen er als slot nog iets aan toe te voegen. „Wat ik gevoelde bij de bekentenis van Zimmermann," zeide Robertin na zijn verhaal6te hebben beëindigd, stellig een der edelste ontroeringen in mijn leven, maar wat mij wellicht nog meer trof was hetgeen den vol genden morgen plaats had." „Dea volgenden morgen „Zooiets had men ook^niet kunnen vermoeden." „Wat gebeurde er dan „Ik stond op, het was ongeveer acht uur, en kleedde mij aan om daarna naar hst kantoor te gaan, toen ik plotseling op de binnenplaats voor het huis iets hoorde. „Wat dan?" „Raad eens! Welnu ik hoorde het preludium van eene populaire ro mance, uitgevoerd op de trombone." Door Zimmermann Juist de arme drommel wilde mij bedanken en hij wist dat op geen andere wijze te doen dan door eene aubade op zijne manier." komt ge voor den dag of wipis hij door balddadige handen vernield, het vijftig meters verder en staat u op veiligen afstand nog op den koop toe allerlei qualificaties toe te schreeuwen. Harder loopen dan hij kunt ge immers toch niet I Men kan dan ook zeggen, dat deze „kinderlijke macht" zetelt in de beenen. zware ingangshek was verbogen en kromgerukt. Hoeveel gevoel er zit in de harten van menschen, die de bloemen ver nielen in den tuin van een zal ik niet trachten na te meten. Ik vrees, dat er kwalijk een maatstokje Soms loopt hij wel in zijn vlucht:te vinden zou zijn, dat klein genoeg j i-j~ way, Een andere vraag is of het niet een vriend of kennis van u in de armen, maar dan hebt ge nog niet veel gewonnen. „Hij doet me toch niks", denkt de jeugdige boosdoener, die niet veel van de strafwet weet, tijd wordt, dat er eens met kracht tegen de toenemende balddadigheid wordt opgetreden. Dat kan alleen bij de strafwet of bij politieverordening maar toch wel zooveel dat niemandgeschieden het publiek kan in zijn eigen rechter mag zijn en dat een j deze niet handelen, omdat het zich oorveeg kan worden aangemerkt als«dH<lelijx stoot tegen de wet. De heer mishandeling. I Macaré vestigde de aandacht op de Waren de kinderen van vroeger tijd noodzakelijkheid van bescherming van w zeggelijker, beleefder waren ze eer-Kinderen, maar in dezen tijd is het biediger voor andermans eigendom? Ik j waarlijk niet ongepast om daarnaast weet het niet, maar dat ze het nu niet bescherming tegen de kinderen te* meer zijn dat weet ik wel. Vaar eens metverzoeken want wat de lieve jeugd een roeibootje door de stad als ge durftvol wH8«enen kan aandoen, is een Van hooge bruggen schieten ze uit i dagelijks terugkeerende kwelling, verraderlijke catapulten groote kei- j Den 23sten van deze maand zal de steenen op u af, die ik toewensch dat Roei- en Zeilvereeniging het Spaarne ge niet in 't gezicht moogt krijgen, j een wedstrijd houden. „Alweer op een Gaat ge op een rijwiel zitten, wacht Zondag 1" zullen sommigen denken, u dan voor de lange stokken die de jeugd probeert tusschen de spaken van uw wiel te steken, in de hoop dat ge er eens ferm aftuimelt en be halve de spaken van uw voertuig, pok nog de ribben van uw corpus breekt. En als ge den moed hebt in een open rijtuig uit toeren te gaan, tracht u met mannenmoed voor lo bereiden op allerlei onnoembare din gen, die ze u in 't voorbijgaan als ge zelschap meegeven. De straatschenderij wordt tot ey; die van oordeel zijn, dat dergelijke feestelijkheden niet op den rustdag behoor en te worden gehouden. Naar luid van geruchten behoort tot hen ook onze burgemeester en heeft ZE.A. op indirecte wijze zijn misnoegen over de keuze van den dag te kennen gegeven. Ik wensch exAS godsdienstige overtuiging volle dig te eerbiedigen, maar de vraag komt toch bij mij op, hoe, prak tisch beschouwd, dergelijke wedstrij den zouden kunnen werden gehou- teem verheven, hare beoefenaars weten den op een anderen dag, dan Zon precies wanneer in deze of die wijk 'dag. In de eerste plaats is voor het een agent van politie voorbijkomt, j welslagen publiek noodig en waar Niets is hun heilig: het tuintje van!ba*.t men dat vandaan opeenwerk- den arme-moet het evenzeer ontgelden j day Financieel zijn deze wedstrijden als de spiegelruit van den rijke, on uogeiijk, zoo niet een groote Bchare Zondag op klaarliehten dag gingenrée betaalt op de tribune en daar- kwajongens van een jaar of twaalf hetbij komt, dat niemand gaarne zijn hek van het Doopsgezinde Weeshuis'V<> 'aardigheid op sportgebied ver- aan den Kleinen Houtweg binnen e»< wanneer er geen toeschouwers maakten doodbedaard aanstalten, omzij ffe hem daarna toejuichen, de potten met bloemen mee te kapen.1 Wanneer er dus een wet kwam die In den nacht werd een geheel perkhet nuuden van wedstrijden op Zon- Nabij Waguningen ontstond Don derdagavond circa half 12, toen de bewonerB reeds te bed lagen, brand in de boerderij van W. Gerritsen. Het buis werd met de landbouwerswoning van P. van Swaay (in de nabijheid gelegen en met rieten dak gedekt) een prooi der vlammen, evenals de diarin aanwezige inboedel. Een dochtertje van 10 jaar van Gerritsen kwam ia de vlammen omeen ander kind bekwam brandwonden en werd naar bet ziekenhuis overgebracht. De droogmaking der Zuiderzee. Door den beer C. Prins Thz., aan nemer te Kralingen, is naar de N. R. Ct. mededeelt aan den mi nister van waterstaat dezer dagen aangeboden een algemeen ontwerp tot droogmaking van een groot deel der Zuiderzee, dat vooral de aandacht trekt, omdat bet steunt op een denk beeld, dat in geen der tot nog toe gemaakte en beoordeelde ontwerpen voorkomt. Volgens het heofddenkbeeld van den beer Prins wordt een groot ge deelte van de Zuiderzee binnen de lijn EnkhuizenStaveren bedijkt, zon der daarin op te nemen het IJsel- water, terwijl de financieele en tech nische bezwaren, die geopperd zijn tegen het maken van een afsluitdijk met een buitengewoon lang sluitgat, grootendeeis worden verminderd, zoo al niet geheel weggenomen. Bovendien blijven de bestaande toestanden in de provinciën Noord- Holland, Friesland, Drenthe en Over- ijsel nagenoeg geheel onveranderd en worden de meestal veel tijd vorderende onderhandelingen met besturen over afwatering, scheepvaart en andere locale bslangen tot een minimum teruggebracht. Een spoedige aanvang der werk zaamheden is daardoor althans mo gelijk. dag verbood, dan zou dat vrijwel met de afschaffing van alle wedstrijden gelijk staan. Wat de roeiwedetrijden betreft, er is nog een andere reden, waarom die niet anders dan op Zon dag gehouden kunnen worden. Het is noodig, dat tijdenE een roeiwedstrijd bet vaarwater vrij blijft en het gaat toch niet aan om in de week de door vaart te sluiten en booten en zeil- scbuiten zoo maar eens kalmweg drie kwart dag op te houden? Dat gaat alleen op Zondag, wanneer er zoo goed als geen vaart is. We hebben pas een Raadsverkiezing achter den rug, of het wordt zoo waar lijk tijd eens aan de volgende te gaan denken. In de volgende maand valt de periodieke aftreding van elf leden, de heeren de Kanter, Cnoop Koop mans, Retbaan Macaré, 't Hooft, Wal ler, Sabelis, de Lanoy, Job. de Breuk, J. J. F. Beijnes, J. Leupen en G. L, van Lennep. Daarbij zal nog een twaallde gekozen moeten worden in de plaats van den beer C. Prins Szn, die bedankt heeft. Hiermee is het dozijn dus pre cies vol en het zou heelwat hoofdbrekens vorderen om twaalf an deren te vinden, wanneer niet geluk kig de aftrelenden herkiesbaar en er onder de elf niet velen waren, welke, om een geleende uitdrukking te ge bruiken, kegels zijn die niet worden omgegooid. Ik zal geen namen noemen, maar wie het üjstje doorziet, zal mij toe geven dat er onderzijn die bet dwaas heid zou wezen niet te herkiezen, ook al was men het in de een of andere richting niet met hun zienswijze eens, „Vielen gefallen ist sebwer; kannst die nicht allen gefallen, so mache nnr wenigen recht." 'tls zoo waar „wie iedereen behagen wil, behaagt aan niemand" en de man die in een bestuur, welk dan ook, geroepen is, kan en moet niet vragen„boe den ken mijn kiezers er over?" maar en kel en alleen„wat is volgens mijn op vatting het beste?" Dat is z ij n recht. Toch znilen mis schien straks deze en gene, die niet tevreden zijn met de' daden van Een orde geweigerd. De Engelscbe phiiosoof Herbert Spencer heeft geweigerd de pruisiBche orde pour ie mérite wegens kunsten en wetenschappen aan te nemenhij verklaart dat de in zijn vele geschrif ten herhaaldelijk uitgesproken denk beelden het hem onmogelijk maken, zijn benoeming aan te nemen. Deze weigering maakt te Berlijn een allerpijnlijkBten indrukde meeste bladen laten echter aan Spencer's beweegredenen recht wedervaren. De hun vertegenwoordiger, hem het beentje lichten en een ander in zijn plaats kiezen. Dat is hun recht. Maar in elk geval zullen ook de kiezers, die hem afvallig zijn geworden, nog van hem getui gen dat hij een flink man was, die voor zijn opinie heelt durven uitko men. Want het mag wezen hoe 't wil, zells in dezen tijd van jagen naar geld en genot en eer, is er nog eerbied voor 't bezit van karakter. Tusschen al het geplooi en geschik en geschip per in de wereld in iB het respect voor karakter nog gebleven. Nergens is dat meer dan bij de laatste verkiezing gebleken. Voor ieder die de zaak maar een weinig heeft nagegaan, is het duidelijk, dat de niet geslaagde candidaat daarom niet gekozen is, omdat hij bestuurslid is van „Eigen Hulp" en velen gemeend hebben, hem daarom niet te kunnen stemmen. In dat opzicht heeft Haarlem het voorbeeld niet gegeven. Elders is deze oppositie tegen „Eigen Hulp" bij Raadsverkiezingen al jaren in wer king en meer dan eens is het gebeurd, dat iemand op wien men het oog had, bedankte voor „Eigen Hulp," opdat dit geen beletsel zou zijn voor zijn verkiezing tot Raadslid. Dat is schipperen, dat is plooien! De niet geslaagde haarlemsche can didaat heeft dat niet gedaan en daar mee het respeet verworven, juist van zijn tegenstanders. Of nu bij de perio dieke verkiezing in Juli met even veel kracht de leus „Weg met Eigen Hulp" zal worden aangeheven, wie zal het zeggen Zeker is het, dat nie- mands, althans weiniger zege onbe twist zal zijn, in den eigenaardigen toestand van dezen tijd nu er, naast politieke, op deze wijze eok sociale strijdpun'en in het vuur worden ge bracht. Slechts weinigen kunnen, dunkt mij, er zich xkir van gevoelen-, dat zij tot het nieuwe twaalltal zul len behooren. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6