Kantoor-Drukwerken. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. i2e Janrgaiu Dinsdag 11 Juni 1895. No. 3661 ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIËN: J. C. PEEREBOOM, STADSNIEUWS. BINNENLAND. Haagsche Brieven, FEUliETON Wedder burns Testament. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maanden f 1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,374. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Bureau: Kleine Houtstraat 14;, Haarlem. Telefoonnummer 122. van 1—5 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en coorantiera. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOtt Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale d$ Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Suce., Pargt Slibt» Faubourg Montmartr*. Nota's, Rekeningen, Wissels, Qui- tantiën, Brievenhoofden, Memoranda en alle overige Drukwerken, die op kantoren voorkomenworden ter Stoomdrukkerij van dit blad goed, billijk en vlug gedrukt. De Directeur-Uitgever Haarlem, 10 Juni 1895. Tot onderwijzer aan de R. K. pa rochiale scholen alhier is benoemd 9 heer W. H. Willemsen te Brnmmen. De afdeeling „Haarlem" van den Tederlandschen Onderwijzersbond zal ,e. Woensdagmiddag een propaganda- ergadering houden in het hotel „de Titte Zwaan" te Lisse. De bouw der nieuwe kathedraal Ihier is gegund aan den heer G. (ulsebos alhier voor f897.000. Gisteren is hier ter stede overleden e heer G. J. van Hartesveldt,geduren de eene reeks van jaren commies bij de stadsaccijnsen en later stadsbode, uit welke betrekking hij in het jaar 1886, eervol werd ontslagen. De overledene vervulde de op hem 1 rustende verplichtingen steeds met veel toewijding, zoodat hij bij het g-meentebestuurzeerin aanzien stond. Zaterdagavond is hier ter stede aan een ongeneeselijke kwaal overleden de heer J. J. Roelants in het jaar 1880 gepensioneerd als majoor van het 4e regiment infanterie. De ontslapene, geboren te 's Gravenhage den 18n Sep tember 1832, was officier in de orde van den Eikenkroon. Zooals men in het verslag over de Zaterdag gehouden Roei we-strijden bij Oudshoorn kan lezen, heeft de vereeniging „Het Spaarne" alhier met haar team „pech" gehad. Reeds in het eerste nummer (jonge vier) werd haar boot nog wel een geheel ieuwe door die van „Triton" aangevaren, tengevolge waarvan zij onk en de deelnemers een nat pak paalden. Tevens moest zij daardoor an verdere mededinging afzien. Naar wij vernemen zullen de pro fessoren der nederlandsche universi teiten, benevens de voorzitters der verschillende Geneeskundige Kringen in ons land, in het geheel een 90 tal, worden uitgenoodigd tot de opening van het Brongebouw en tot een diner, dat des namiddags te Zandvoort zal worden gehouden. Duivenwedvlucht. Uitgeschreven door 't Uitvoerend Comité der Wereldtentoonstelling te Amsterdam, hield de postduivenver- eeniging „de Snelvlieger", alhier, Zon dag een wedvlucht van Amsterdam. De duiven werden op het terrein der tentoonstelling des namiddags ten 11 uur 40 min. Gr. T. losgelaten. Ze kwamen als volgt aan. u.m. s. Ie duif v. d. h.A.W.v.IJseldijk 1.52.51 2e „Chr. F. Lunow 1.53.85 3e „Joh. Jung 1.53.37 4e A. Haartman 1.54.43 5e J. G. Schippers 1.54.49 6e D. Hessels 1.55.02 7e A. F. H. Harms 1.55.13 8e R. Slot 1.57.36 9e C. v. Duijn 1.58.01 10e J. Faber 2.00.06 De prijzen die uitgeloofd waren, bestonden uit 7 verguld zilveren, 1 zilveren en 1 bronzen medaille. Nog waren uitgeloofd 1 bronzen med. voor de 2 eerstge- toonde duiven van éen eigenaar, be haald door den heer A. Haartman 1 bronzen med. voor de 3 eerstge- toonde duiven van éen eigenaar, be haald door den heer A. Haartman 1 zilveren med. voor de 5 eerstge- toonde duiven van éen eigenaar, be haald door den heer R. Slot en 1 ver guld zilv. med. voor de 10 eerstgetoon- de duiven van éen eigenaar, behaald door den heer Joh. Jung. Door de jury der wedvlucht te Amsterdam werden de volgende prij zen toegekend Verguld zilveren medaille voor de grootste inzending (246) aan „De Snel vlieger" alhier; zilveren medaille voor op een na de grootste inzending (112) aan ..Pro Patria" te Rotterdam, bron zen medaille aan „De Snelpost" te Utrecht, voor op twee na de grootste inzending (110). Verder verguld zilveren medaille voor de grootste personeele inzending aan den heer A. W. van Ysseldijk, zilveren med. aan den heer Joh. Jung, bronzen med. aan den heer A. F. H. Harms, id. id. aan den heer R. Slot, allen alhier, ieder met 40 stuks. Van de vereeniging „Wilhelmina- vlucht" alhier kwam de eerste duit alhier aan ten 2 u. 15 min. 58 sec., eigenaar de heer H. Stappers. De uitslag van de wedvlucht van de vereeniging „Kennemerland" te Bloemendaal was als volgt: le duif 1 u. 54 m, 27 s., eig. de heer A. Kool hoven; 2e duif 1 u. 55 m. 45 s„ eig. de heer L. Rouwens3e duif, 1 u. 56 m. 11 s„ eig. de heer L. Koolhoven; 4e duif, 1 u. 57 m. 10 s„ eig. de heer H. Slot. Naar wij vernemen zal eerlang de koninlijke rijtuigfabriek van de firma J. J. Beijnes alhier eene belangrijke uitbreiding ondergaan. Zij heeft de woonhuizen naast hare bestaande fa briek aan het stationsplein aan de zijde van den Jansweg en die op den Jansweg tot aan de Molensteeg toe, aangekocht voor een belangrijke som. Deze woningen zullen worden gesloopt en op de plek zal de fabriek worden uitgebouwd. Aan de architecten Roog Van der Ban is opgedragen de benoodigde plannen en teekeningen hiervoor in te zenden. Wij vermelden dit met genoegen omdat er uit blijkt, hoezeer deze belangrijke fabriek zich in voortdu- renden bloei mag verheugen. In den afgeloopen nacht is een ruim 40jarig man, die veel misbruik maakte van sterken drank, door het drinken van bleekwater overleden. Gisteren, Zondag, is een 21-jarig jongeling alhier op straat onwel ge worden, in een koffiehuis binnenge treden en aldaar plotseling overleden. Een bizonder voorbeeld van honden trouw bleek dezer dagen te Hillegom. In het laatst der vorige maand was overladen en begraven zekere J. van der Ploeg. Zijn hond wist spoedig het graf te vinden, van welke plaats het trouwe dier niet te verwijderen was, terwijl het toegediende voedsel onaan geroerd bleet; ten laatste heeft men moeten besluiten het beest dood te schieten. XXII. „Mooi weertje, mijnheerzei de barbier van ochtend. Dat is, met uw verlof, een onhebbe lijke gewoonte van barbiers en andere menschen die tegelijk met hun klan ten hun schaapjes scheren, om altijd over het weer te praten. Mijn hemel, als ik een Nurks ware, de Nurks die aan den Haarlemmerhout zekere reputatie dankt, dan zou ik mijn praat gragen barbier geantwoord hebben ,,'tDoet me allemachtig veel plei- zier maar ik kan zelf.wel zien of 'tmooi dan leelijk weer is!" Zoo'n man denkt heusch nog, dat hij voor het dubbeltje, dat hij voor zijn arbeid krijgt, tegelijkertijd een metereologisch instituut of wel een Falb wezen moet. Nu heb ik een vriend, die dat goed keurt. Als hij bij me komt en 'k hem vraag wat weer het buiten is, dan tien tegen een, dat hij antwoordt „ik weet het niet, ik ben nog niet bij mijn scheerder geweest." „Kan jij dan zelf niet zien wat voor weer het is?" „Neen, dankje, daar heb ik mijn menschen voor!" Die man heeft nu letterlijk voor alles zijn menschen en de gemeen schap mag hem nog dankbaar zijn, dat hij zelf zijn eten kauwt, als hem dat tenminste niet te veel moeite is. Waarom ik u deze dingen, uie een meer privaat karakter dragen, ver tel? Om tweeërlei reden. Eerstens vind ik dat die barbier betere manieren moet krijgen, meer besef van den wa ren conversatiegeest. Ten tweede is het een feit, dat op het einde van onze eeuw egoïsme en egotisme lang zamerhand als oudbakken begrippen worden beschouwd en zal 't dus tijd worden, dat mijn vriend wat minder „zijn menschen" voor alles heeft en op zijn beurt jegens anderen wat meer „mensch" wordt. Daar is niemendal tegen te zeggen, denk ik. Het ligt geheel in de lijn on zer hedendaagsche meer moderne be grippen. Het wordt tijd dat de mensch be grijpt, dat zijn plicht niet beperkt is tot de zorg voor zichzelven, maar dat hij ook iets aan anderen verschuldigd Want wie die niet begrijpt, die drukt zich op het voorhoofd het brandmerk van een Kaïn, door Brown terecht de eerste anarchist genoemd, omdat hij met een spottende ver werping van alle sociale verplichtin gen vroeg „ben ik mijns broeders hoeder Deze philosophie is niet van mij maar ze is, het zij met beschei denheid gezegd, er niet minder om. Ook ben ik het er volkomen mede eens. Welnu, een van de middelen om gemeenschapszin te bevorderen is ongetwijfeld het Toynbee-werk. Men kent het principe van diens philan- tropische begrippenmeerdere voeling te verkrijgen tusschen alle lagen der maatschappij. De rijke moet zijn woning verlaten om de armoede te ontmoeten; zij die kennis bezitten, op welk gebied ook, moeten die mededee» len nan allen die er behoefte aan hebben. Stan den verschil worde gaan deweg opgeheven, onkunde verdwijne. Wie heeft, geve wat hij missen kan. Dat zijn nobele begrippen en de practische toepassing daarvan verdient dan ook aanmoediging van de zijde van alle weidenkenden. Vandaar dan ook, dat een poging om in den Haag het Toynbee-werk aan te vangen, met groote sympathie is begroet en een tweetal vergaderingen, voor dat doel gehouden, druk waren bezocht. Nu zal men wel willen toegeven, dat voor Toynbee-werk meer noodig is dan goede wil. Daarmede komt men wel reeds een heel eind where there is a will there is a way maar menschenkennis is toch in dit geval ook geen zaak van onderge schikt belang. Toch heeft het daaraan Tc. i. den mannen ontbroken die het initiatief namen. Zij waren met hun drieën twee eerst zeer kort bewoners der residentie, de derde een Hage naar, doch van geenszins algemeene bekendheid. Dat was slecht gezien. Wie in den Haag iets wil aanvatten, op welk gebied ook, moet met „na men" voor den dag komen, namen die klinken als een klok. Ware dit geschiedt, de sympathie-betuigingen zou 'en een veel grooter aantal hebben bereikt dan nu. Bovendien werd een tweede fout be gaan; men riep een tweede vergadering van belangstellenden bijeen, doch bleef in gebreke daarin te komen met een behoorlijk -ontwikkeld plan Toch ware ook dit noodig geweest, omdat men in dezen tijd van het jaar niet zoo gemakkelijk een derde bijeenkomst goed bezocht zal krijgen en omdat toch de zomermaanden de meest ge schikte zijn tot voorbereiding van den arbeid, die vooral in den winter vrucht moet dragen. Hoe dit zij, met ingenomenheid maak ik melding van het feit dat de vereeniging geconstitueerd iseen bestuur heeft waarin ook eene dame zitting neemt en in beginsel besloten is, dat zij niet enkel met de jeugd aanraking zal zoeken, doch ook haar zorg tot volwassen mannen en vrouwen zal uitstrekken. Dat is een groot ding, als men weet hoeveel onkunde in de lagere klassen nog heerscht omtrent een aantal zaken die staat en maatschappij en samen- Naar het engelsch van THOMAS COBB. HOOFDSTUK I. Dick Forsyth, Was ik ook maar doodDat herinnert mij aan wat anders," oegde zij er plotseling bij. „hoe gaat het met den armen, oeden mijnheer Wedderburn Ofschoon zij aldus in vriendschappelijke bewoordingen van em sprak, had zij hem geen zesmaal gesproken sedert zij Ca8tlebridge woonde. Wedderburn had zijne eigenaardig- eöen evenals mevrouw Gordon en hoewel Dick veel op pleadow Bank kwam, durfde hij hen beiden niet met elkaar Sn aanraking brengen. Dit zou inderdaad ook zeer moeielijk |gn gegaan, want Wedderburn was eenigszins menechen- (chuw en verliet de laatste jaren zelden zijn huis. „Hij ziet er juist uit als voor zijn laatsten aanval," zeide piek somber. „Ik hoop maar, dat het zich niet herhaalt." „Ja, als dat het geval is Richard, dan is het de derde maal," antwoordde mevrouw Gordon, schudde het hoofd en perste hare lippen, met eene bijkans dreigende uitdrukking opeen. „De derde slag blijkt bijna altijd noodlottig te zijn. Ik hoop, dat je bij ons blijft dineeren voegde zij er bij met een blik op Evelyn, die bizonder stil was sinds zij den tuin had verlaten. „Ik zal niet lang meer in staat zijn je uit te noodigen." „Het spijt mij, dat ik vanavond niet kan blijven," zeide Dick met een beteekenisvollen blik op Evelyn en opnieuw steeg h^ar het bloed naar de wangen. Ondanks het droevige nieuws van dezen dag, gevoelde zij zich gelukkiger dan de laatste weken het geval was geweest. „U meet weten, dat wij half zeven dineeren en ik meen, dat mijnheer Wedderburn mij na het diner iets heeft mede te deelen." „Welnu," antwoordde mevrouw Gordon, „wanneer dat het geval is Richard, dan zal ik je geenszins weerhouden. Heeft hij u iets mede te deelen; je maakt mij werkelijk nieuws gierig. Niet dat ik gewoonlijk zoo nieuwsgierig ben. Ik heb genoeg aan mijne eigen zaken meer dan genoeg zelfs. To'h heb je mij werkelijk nieuwsgierig gemaakt Richard." „Ik ben zelt zeer nieuwsgierig om te weten wat het be duidt," zeide bij en reikte haar de hand. „In ieder geval zal je geen slecht nieuws hooren Richard; dat is zeker. Misschien zal mijnheer Wedderburn het hoog tijd voor je vinden, dat je een beroep kiest. Ik van mijn kant moet anders verklaren, dat het niet goed ie, dat zij, die het niet noodig hebben, concurrenten worden van dege nen die het wel noodig hebben. Evenwel iedereen kan daar over zijne meening hebben en ik wil de mijne niemand op dringen." Haar voornaamste hoop was op Dick gevestigd en toen hij zich naar Evelyn wendde, die verlegen en niet op haar ge mak scheen te zijn, glimlachte mevrouw Gordon bijna. Wan neer men in deze wereld iets als stellig kon aannemen dan was het zeker dat Dick Forsyth Wedderburns erfgenaam zou worden. En zoo hij tegenover Evelyn meer als een broeder dan als een verliefde handelde, toch meende mevrouw Gor don, dat het onmogelijk was het meisje te kennen zonder haar lief te hebben. En ondanks Evelyns overtuiging dat niemand in haar hart had kunnen lezen, was mevrouw Gor don er van overtuigd, dat Dick op het jawoord kou rekenen. Te midden dus van de duisternis, ingetreden na het lezen van de brieven met den morgenpost, verscheen een licht straal, die Evelyns toekomst en ook de hare kon beschijnen. HOOFDSTUK II. Wedderburn. De atmosfeer van Castlebridge werd door kalmte geken merkt, de architectuur door iets kerkelijks. De vensters van een aantal der donkerroode huizen waren beschermd door traliewerk en hoewel dit nu juist niet tot de kalmte mee werkte, men werd getroffen door de jeugd der bevolking. Wanneer men de hoofdstraat doorwandelde kon men er

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 1