VARIA.
Het einde van den ouden
Hoornblazer.
Zij legden de gewonde in de alkoof
achter de groen saaien gordijnen ne
der en keerden vervolgens naar den
grijsaard terug, die werktuigelijk altijd
zijn pijp in den mond hield.
„Hij daar zal u niet veel last meer
geveD, zijn einde is zeker nabij, maar
het was een dappere, het is beter hier
dan in den vreemde te sterven."
De oude boog statig zijn hoofd.
„Hebt gij wellicht een zoon onder
de troepen, oudste?"
„Neen, doch ik heb zelf gediend.
Gewezen hoornblazer bij het 3e Zoua-
ven, kameraden."
„Evenals hij, behalve dat het was
bij de Turcos. Doch hij heeft zijn
laatsten aanval geblazen.
En welke aanvalHij is geval
len, terwijl hij nog als een razende
blies en de anderen rondsprongen als
duivels."
„Dat was een dappere," herhaalde
de oude hoornblazer op eenvoudigen
toon, „wees gerust, hij zal den dood
eens dapperen sterven en indien hij
herstelt, zal hij een vriend hebben
om aan zijne wenschen te voldoen."
„Dank je, kameraad 1"
Zij verwijderden zich en gingen
naar het bivak midden door het dorp,
dat vol was van dooden en gekwetsten.
De oude bleef alleen, onbewegelijk
in den hoek van den schoorsteen,
droomende
Waarvan
Van den tijd zijner jeugd, waarin
hij den aanval blazende, met zijn
regiment de steile bergen vanKaby-
lie beklom.
01 welke schoone dagen van glorie
en van geestvervoering, waarin de
heldere klanken der fransche trom
petters Arabieren, Russen, Oostenrij
kers, Chineezen deden vluchten.
Thans zag hij, als gebrekkige en
zwakke, de stoutmoedige roodbroeken
terugtrekkenjvoor een eenvoudig troep
je Pruisen.
Hij was droefgeestig alleen.
En hij luisterde naar de stem zijner
herinneringen, de vroolijke gedachten
aan eertijds en naar nog iets anders
zwak, aarzelend, als een leerling, die
met blozende wangen met alle krach
ten blaast op den vaderlijken hoorn.
Francois Lorrain had uit Afrika
met een kogel in de knie, die hem
zijn been deed slepen en eene mili
taire orde die zijn borst versierde, een
knaapje van twee jaar meegebracht,
dat hem was overgebleven uit een
daar gesloten huwelijk.
Zijne echtgenoote was gestorven
voordat zij haar geboorteland had
verlaten.
Maar al6 alle soldaten) was Lorrain
tegelijk vader en moeder voor zijn
kleinen Pieter, dien hij aanbad, ge
heel in overeenstemming met zijne
vaderlijke teederheid,doch onvereenig-
baar met de harde en gestrenge le-
gertucht.
Het kind was grooter geworden,
het had de trekken van zijn vader
en de donkere huid en het krullende
haar van zijne moederhet was sterk,
intelligent en goedhartig.
„Het is een wakker kereltje, dat
een fameus soldaat zal worden", zeide
de oude hoornblazer trotsch.
Ongelukkig had het Moortje, zooals
men hem naar zijne moeder noemde,
van zijne voorouders een roofzuchtigen
aard geërfd, die den eerlijken Lorrain
zeer verbitterde.
Eens, en dit was een ernstige zaak,
werd hij wegens diefstal veroordeeld.
Dezen keer zeide de oude niets, maar
hij maakte zijne militaire medaille
los en hing deze op aan een spijker,
daarna, ondanks de smeekingen en
het berouw van zijn zoon, de verzoe
ken zelfs van den bestolene, een bra
ven man, die den dood van den zon
daar niet wilde, joeg hij hem uit
zijn huis, verklarende niet de vader
van een dief te willen zijn.
Pieter was vertrokken en had geen
toeken van leven meer gegeven. Was
hij dood? men wist het niet, maar
nooit, nooit noemde de oude soldaat
meer zijn naam en in dit uur, waarin
zoovele vaders voor hunne zonen be-
angBt waren, was hem niet de zoete
droefheid i gelaten bevreesd te zijn
voor den zijne.
De groen saaien gordijnen werden
een weinig opgeschoven, de gewonde
bewoog zich met een zwak gekerm.
Een kaars aanstekende, naderde
vader Lorrain de donkere alkoof.
„Verlangt gij iets, mijn dappere?
ik
Hij voltooide den zin niet.
Bewogen door deze stem had de
stervende zich opgericht en in dit
verminkte gezicht, omwonden met be
bloede doeken, herkende de vader
zyn zoon.
„PieterPieterstamelde hij
half verstikt. Het kaarsvet liep over
zijne vingers in heete druppels, zon
der dat bij het bemerkte.... hij bleef
daar staan onbewegelijk, verwilderd
en keek verbaasd, naar zijn kind,
zoo zeer bemind, zoo zeer in de een
zaamheid beweend.
De gewonde had ook hem herkend,
„Vergiffenis, vader,.... vergiffenis,"
stamelde thij, de gevouwen handen
opheffende.
De oude wiens keel als 't ware was
toegeknepen, antwoordde niet.
„Vergiffenis, ik smeek er u om,"
herhaalde de ongelukkige, „vader, ik
heb slecht geleefd, maar ik sterf als
dapper man...."
De oude bleef steeds onbeweeglijk.
De andere viel afgemat op zijne leger
stede terug. Maar toen voelde hij iets
vochtigs vallen, druppel opj druppel,
op zijn gelaat.
De vader weende en deze gezegende
tranen zuiverden als een tweede doop
het bevlekte voorhoofd.
Vervolgens zijne militaire medaille
los makende, die sedert zoovele jaren
anti het uiteinde van het bed gehan
gen had, legde hij die op de borst van
zijn zoon.
Door een straal van blijdschap wer
den de oogen van den stervende ver
licht, hij bracht met eene bevende
hand het glorierijke teeken aan zijne
lippen, terwijl hij murmelde: „ik
dank u." En daarna blies hij den
laatsten adem uit.
„Sergeant, blaas appèl."
De dag brak aan en het tiende
regiment stelde zich op.
„Aubert."
„Present."
„Mahomed?... Ali?... Lorrain?"
„Present," antwoordde een kloeke
stem.
Aller blikken vestigden zich thans
op den hoornblazer.
De oude, doodsbleek, maar de oogen
droog, gekleed in de uniform van zijn
zoon, ging in de gelederen staan.
„Ik heet Lorrain, hoornblazer bij
het 3e reg. zouaven, ik vervang mijn
zoon, die door den vijand gedood is,"
zeide hij.
Stil ontblootte de kapitein zijn
hoofd voor den ouden veteraan en
het appèl werd voortgezet.
„Voorwaarts."
De vijand heeft den kleinen troep
omringd.
„Voorwaarts."
De hoornblazer blies den aanval.
Een huivering greep de soldaten
aan bij dit wilden hartverscheurend
geluid.
Het was iets wanhopends, iets ge
vaarlijks. Het was een kreet van woe
de, van haat, van wraak van den
vader en van den Franschman.
En de Turcos vielen aan, toornig
en onstuimig.
De oude loopt even snel als zij,
zijn been sleept niet meer, hij rent
voort, de hoorn aan de lippen, hij
blaast, blaast Bteeds zonder ophou
den. Het bloed komt hem in -den
mond, zijne oogen worden beneveld,
zijne slapen bonzen
Hij gaat eohter voort, terwijl hij
steeds hevig blaast.
Een kogel treft hem in den rechter
arm, doch hij neemt den hoorn in de
linkerhandeen andere kogel raakt
hem in zijn been, maar hij loopt
voort, eindelijk treft hem er een in
't hart en thans valt hij, op dezelfde
plaats waar eenige uren te voren zijn
zoon gevallen is.
Naar het fransch.)
BINNENLAND,
Verjaardag der Koningin-
Regentes.
Te Amsterdam werd de gebruike
lijke parade gehouden te ongeveer 12
uur aan de Ceintuurbaan.
Daaraan namen deel de infanterie,
artillerie, huzaren en mariniers
aldaar in garnizoen, terwijl de luit.-
kolonel Prins van het 7e regiment
infanterie commandeerde en de gen.-
majoor Eland inspecteerde.
Nadat de generaal de troepen had
geïnspecteerd, stelde de staf zich op,
op het trottoir aan het midden van
de Ceintuurbaan. Bij dien staf had
den zich een groot aantal officieren
van het Nederlandsche en Ned.Ind.
leger, daaronder eenige cadetten, en
kele oudstrijders van 1830, leden van
het Indische Kruis en de ridders der
Militaire Willemsorde aangesloten.
De troepen marcheerden éénmaal
voorbij den generaal met de muziek
voorop en toen was het militaire
schouwspel te half een uur afgeloo-
pen.
Ook te 's-Gravenhage, Utrecht,
Rotterdam en elders werd de geboor
tedag van koningin Emma aldus
herdacht.
Volgens den regenmeter der Rijks
landbouwschool te Wagening8n be
draagt de gevallen regen over de
maand Juli jL 106 m.M, tegen 119
m. M. over dezelfde maand van 1894.
Dus heeft het verleden jaar nóg meer
geregend I O die HollandBche zomer
Donderdagmiddag kwamen (nadat
de hoofdambtenaren een keurigen met
zilver gemonteerden preBidentshamer
[hadden aangeboden) alle raadsleden)
en de secretaris van Edam een prach-1
tig marmeren beeld den burgemeester
aanbieden. Vervolgens kwamen dijk
graaf en heemraden van „de Purmer"|
(van welk waterschap de heer Calkoen j
Jl21 jaar secretaris en penningmeester
is) een geschenk vereeren.
De jubilaris maakte met zijne familie
een rijtoer door de feestelijk getooide
stad. Inmiddels gaf het fanfarekorps
een concert op het Damplein, waar
een muziektempel was opgericht. De
woning van den heer Calkoen werd
geïllumineerd en tot laat in den avond
bewoog zich eene groote menigte
langs de vroolijke straten.
Nederlandsche munt.
Het verslag nopens de muntwerk-
zaamheden over het jaar 1894 is ver
schenen.
In 1894 heeft de muntslag zich
bepaald tot Nederlandsche zilveren
en bronzen pasmunt en gouden duka
ten.
Vervaardigd zijn:
Aan zilveren pasmunt25-centstuk-
ken, 1.007.336 stuks; 10-centstukken
1.505.854 stuks. Aan bronzen pas
munt -centstukken, 1.00.000 stuks;
^-centstukken 5.000.000 stuks. Aan
dukaten, voor rekening der Javasche
Bank, zijn afgeleverd 30.407 stuks.
Aan zilveren standpenningen was
op ultimo December [1894 aanwezig
een bedrag van f 131.706.338.50.
Aan 25-centstukken f 3.585.608.75.
Aan 10-centstukken f4.118.712.90.
Aan 5-centstukken f247.142.25.
Recapituleerende kan de metaal
circulatie aan het einde van 1894 ge
acht worden te bestaan uit:
f 47.581.020 00 aan 10-guld.stukk.
131.706.338.50 zilv. standpenn.
7.951.463,90 zilv. pasmunt
1.952.500.00 bronz. pasmunt.
Te zamen f189.191322.40 einde
1894tegen f 190.064.386.70 einde
1893.
Het college heeft in 1894 bijzondere
zorg moeten wijden aan het onder
zoek der muntstukken, welke, als
verdacht van valschheid of om andere
redenen, door de justitie, door comp
tabele ambtenaren of door bijzondere
instellingen en personen waren toe
gezonden.
Van de 664 stukken, waaromtrent
een onderzoek is ingesteld, zijn be
vonden
a. valsch 562 stukken
b. geschonden (met of zonder waar
devermindering) 32 stukken
c. gebrekkig gefabriceerd47 stuks;
d. echt en gangbaar23 stuks.
Uit een ingezonden stuk in de Te
legraaf blijkt, dat de werklieden van
de firma Beffie (diamantslijpers) tev
Amsterdam, het werk niet zullen
staken zooals gemeld was. Zij ves
tigen er de aandacht op, dat tal van
firma's, met name genoemd, evenmin
als de firma Beffie het bepaalde loon
uitbetalen.
In Juli waren op het Kurhaus te
Scheveningen gelogeerd het volgend
aantal familiën, naar de nationalitei
ten gerangschikt:
151 Duitschers; 111 Nederl.92
Oostenrijkers51 Amerikanen41
Franschen; 38 Engelschen; 15 Belgen;
3 Zweden 2 Russen1 Australiër en
1 Chinees, totaal 506 personen.
In de afgeloopen maand zijn te
Scheveningen aan de Zeebadinrichting
genomen 13,862 buitenbaden en 1131
binnenbaden.
De Zaansche bruiloft.
De Oudt Hollandts Nieuwstydingke
geeft het volgende verslag der plech
tigheid
Gisteren zijn die van de Vereeni-
gingh tot Bevorderingh van uyterlycke
welsprekentheydt „Bogaers" te Koogh
ende Saendyck in onse Stede geweest
ende hebben daer het Oud-Saens
Brulochtfeestten toonneele ghebraght.
Om 11 uur was het gesélscap aan
de Niinmeegse poorte verwachtdan
heeft schipbreuck geleden, hetwelck
mede oorsaeck was dat onse Vroed-
scap, dewelcke ter plaetse was alwaar
het geselscap te lande sou treden
anderhalf uur heeft staen wachten
dewyl men langs een anderen wegh
kwam. Soo dra het geselscap in't ge-
sichte verscheen, werd by de Hoofd
Poorte alles in orde gestelt en haelde
men die van de Koogh ende Saen
dyck met de Musieck van Sinjeur
Wolff, synde de Oud Hollantse speel-
luyden, binnen de de Nimmeegse
Poorte, alwaer sy met byzondere tee-
ckenen von estime bejegent zyn en
met groote aengenaamheydt ontl'an-
gen.
En zijn terstont daer op in een
toebereyd huys gegaen, alwaer sy hen
gekleedt hebben't welck gedaen
sijnde hebben sigh om 2 uur tot den
Ommegangk door onse Stadt begseven;
ende was seer prachtigh. Sulcke fraave
saecken koomen ons niet alle daaghs
niet voor den neus. Gelukkigh heeft
sinjeur Guy de Coral dese ommegangk
vereeuwigt door se op een plaet te
stellen.
Terstont na den Ommegank is men
begonnen aen het Tooneelspel. Er:
sollen weenige zijn, dien 't gelukt
deze Vertooningh sonder te struyke-
len te speelen; des te meer eers heeft
het geselscap daer af, dat het soo
lolïelyck heeft uytgevoert. Dit stuck
is geestigh en, om der historie wille
bewaarens waardt. Niet gering deel
der eere valt te beurt aan sinjeur G.
J. Honig, die met zo goede genegent-
heydt sijne penne te werek gestelt
heeft en dewelke gelieve te aenvaer-
den myne geluckwenschen metdesen
uytsteekenden vrught van sijn ver
nuft. De Vroedscap heeft hem een
fraayen krans en ae medespeelende
Saense Bloemen, dewelcke so heerlijck
bloeyen aen de Saen, schoone bloe
men vereert.
Allen, sonder een enkele uytzon-
deringh hebben hun uyterste best
gedaen en de Vertooninghe also hel
pen gelucken. Oock de dansen wer
den fraay en sierlyck uytghevoert en
het Gesangh was schoon.
Het spel gedaen zijnde, heeft de
Vroedscap deser Stede het geselscap
op het schip Prins Hendrik seer
kostelyck geregaleert, waer van sy
oock wel voldaen waren.
Over 't geheel geviel hetdenSaen-
landers hier zo wel dat sy veel later
dan voorneemen was weder vanhier
zyn verreyst.
De Oud-Hollanders syn den vrunden
van Koogh ende Saendyck hoogelyck
danckbaer schuldt te staen nae maete
van de moeite ende prijs des tyds
door henluyden daer aen te kost
geleit. Seer danckbaer syn wy edoch
niet voldaen. Dese kost was so lekker,
dat sy naer meer smaeckt, der mate
dat wy vuurig wensen dat wy den
vrunden hier nog eens terug moogen
sien. Ende op die zoete hoop gebieden
wy ons in hune Gunste.
Voor wielrijders.
In verband met het ongeluk, dat
Zaterdagjl. teLoenersloot plaatsvond,
(een öjarig kind werd door een wiel
rijder overreden en stierf Zondagmor
gen aan de bekomen wonden) wordt
door den burgemeester van Loener
sloot en Loenen de aandacht geves
tigd op de gemeente-politieverorde
ningen, welke op wielrijders betrek
king hebben, en waartegen nog al
eens gezondigd wordt. Bij het ach
teroprijden van voetgangers, rijtui
gen en handkarren moet altijd een
duidelijk sein gegeven worden. Na
zonsondergang (behalve tusschen
eerste kwartier en vollemaan) moeten
de rijwielen van een brandende lan
taarn voorzien zijn.
Nu ja, die politie-verordeningen I
Redelijkerwijze is van een wielrijder
niet te vergen, dat hij al die gemeen
telijke verordeningen, waarvan er
haast geen een aan de andere gelijk
is, uit zijn hoofd kent. Wel mag van
den wielrijder verlangd worden, dat
hij in de bebouwde kom van een
gemeente langzaam rijdt en het eenige
middel, om hem daartoe te noodza
ken ishet voorschreven van een
Rijksnummer zichtbaar gedragen op
den stuurstang.
Alleen daardoor is er kans de woes
telingen te straffen, die door hun
aanstellerig rennen de voetgangers
in gevaar en een aangename sport
in miscrediet brengen.
De heerlijkheid „Wehl," bestaande
uit landhuis, bouwplaatsen, hofsteden,
wei- en bouwlanden en bosschen, alles
onder Wehl en Didam, te zamen on
geveer groot 373 H. A., met daartoe
van ouds behoorende tienden, jacht-
rechten enz., is onder massa's en per-
ceelen toegewezen voor f210,488. De
boomen, welke door de koopers van
den ondergrond kunnen worden ge
naast met bijbetaling van 5 pet.,
golden f22,016. Van het landhuis
„Broekhuizen" met de tienden enz.
en de jachtrechten over ongeveer
1420 H. A., is eigenaar geworden mr.
Leo van Nispen te Arnhem voor
f10,130.
Een stierengeveoht.
Te Moordrecht is een paard door
een stier van den landbouwer G.
Verboom vermoord. Paard en stier
stonden in denzelfden stal. Beide
waren losgebroken. Op het hooren
van een ongewoon leven werd de stal
and,waarop het paard ontvluchtte,
was echter reeds zoodanig door
den stier verminkt, dat het bijna
onmiddellijk doodviel. De zoon van
den heer Verboom was eigenaar van
bet paard, dat hij te Moordrecht
tijdens een bezoek had opgestald.
Zekere F. W. Rengers, oud 18 jaar,
bracht Donderdagavond ongeveer 8 uur
een bezoek aan het huisgezin van den
spoorwegwachter in het wachthuis
no. 53 bij seinhuis F. te Rotterdam,
Feijenoord. Na daar eenigen tijd ver
toefd te hebben, begaf hij zion naar
buiten, op de spoorbaan, juist op het
oogenblik dat de sneltrein no. 39,
komende van Rotterdam, naderde.
De ongelukkige werd door de loco
motief gegrepen en eenige meters
verder op den weg geworpen. Hij
bekwam eene ernstige hoofdwonde en
was onmiddellijk dood. Een onder
zoek, kort daarna door de politie en
den inspecteur van de staatsspoor
wegen, den heer van Beuningen, in
gesteld, toonde aan dat het ongeluk
aan eigen onvoorzichtigheid is toe te
schrijven.
8EMEN&D NIEUWS.
De toestand van de pasgetrouwde
hertogin van Aosta (prinses Hélène
van Orleans), die zich, gelijk men
weet, een ernstige riekte op den hals
heeft gehaald door na een vermoeien-
den rit te paard een koud bad te
nemen, is minder gunstig geworden.
De koorts neemt steeds toe en de
hertog van Aosta heeft reeds om de
gravin van Parijs, de moeder der
hertogin en den geneesheer der
familie van Orléans doen telegraphee-
ren.
Uit verschillende streken zijn be
richten ontvangen van wolkbreuken
die verwoestingen hebben aangericht
Vooral te Socorro in New Mexico
moet de toegebrachte schadezeer
groot zijn. Te Adelaide in Colorado
werden vijftig huizen verwoest en
Caspar in den staat Wyoming moet
voor een gedeelte door den regen
vloed zijn bedolven. Op al die plaat
sen zijn menschen verdronken of ver
mist.
Tranavaalsche wreedheid?
In ons vorig nr. meldden wij, dat
Sir Ashmead Bartlett geklaagd heeft
over de wreedheid van de Tranvaal-
sche boeren, waarvan een onbekend
schrijver de volgende staaltjes geeft
Een oude kaffer, die een kind
droeg, werd doodgeschoten, waarbij
,het kind een wonde bekwam. Een
burger van generaal Jouberts afdee-
ling, niet wetende wat hij met het
kind moest aanvangen, beval een der
inlanders het te dooden. Dit bevel
werd opgevolgdmet een assagaai
werd het kind voor de oogen der
moeder omgebracht
De moeder snelde bij deze gelegen
heid weg, doch werd aangehouden
door een Hollander volgens den
schrijver die zijn geweer op haar
borst richtte en dreigde te zullen
schieten, indien ze nog een stap deed.
Daarop kwam de man naar de vrouw
toe, wierp haar ter aarde vlak naast
het lijk van haar kind en vergreep
zich aan haar. Beide feiten werden
in het kamp aan autoriteiten gemeld,
doch deze schenen ze niet de aandacht
waardig te keuren.
Verder spreekt hij over" de wreed
heid van generaal Joubert, die bevel
gaf den vijand, die zich nog verbor
gen hield met zeventien zijner ge
trouwen, geen kwartier te geven.
Den volgenden dag werden zeventien
hoofden in het kamp gebracht. De
gevangen vrouwen werden gedwongen
daaruit het hoofd van Magoeba te
zoeken. Het laatste staaltje, dat de
verontwaardigde Brit verhaalt, heelt
betrekking op de overbrenging der
gevangen kaffers met mannen en kin
deren naar Pretoria. Kinderen, die
nog te jong waren om te loopen,
werden voortgedreven, de vrouwen
vielen uitgeput van vermoeienis langs
den weg neder. Tusschen Haenerts-
burg naar Pietersberg zijn niet minder
dan vijftien of zestien vrouwen van
uitputting gestorven.
Met omzichtigheid zal men deze
zoogeheeten onthullingen moeten be
kijken. Sinds jaren is Engelands stre
ven ©m de Boeren ten onder te krijgen
al te duidelijk geweest en een van
de middelen daartoe is, hun de sym
pathie van andere Europeesche vol
ken te ontnemen.
Tegen dergelijke middelen heeft
„le perfide Albion" nimmer opgezien.
Bitter.
Eindelijk komt bij een bankier
iemand aanzoek doen om de hand
zijner dochter. De gelukkige schoon
vader in spe heeft den sollicitant
aan tafel genoodigd en wil hem ter
eere 's middags een fijne flesch schen
ken. Jan, vraagt hij rijn bediende,
breng me eens een flesch van 1865,
of hebben we nog een ander soort
in den kelder? O ja, antwoordt de
huiekneoht, wij hebben nog een paar
flesschen van het merk, dat gij u bij
de geboorte van de juffrouw hebt
aangeschaft.
Een accoord.
Vader (tot zijn aanstaanden schoon
zoon). Als gij voor mijn oudste dochter
een man vindt, dan krygt gij my n
jongste