Ov-k zal het w-ter uit eene nabij ge
legene sloot worden gebruikt.
Raadsvergadering te
Zandvoort.
In de den 2en dezer gehouden
openbare Raadsvergadering, waarby
alle leden tegenwoordig waren, werd
de nieuw-benoemde Burgemeester, de
heer J. H. ter Spill, oud-burgemeester
van Hendrik Ido-Ambaoht en ridder
der militaire Willemsorde, na door
eene oommissie, bestaande uit de
heeren N. H. Peters en Jb. Slag
veld, leden van den Raad, te zijn
binnengeleid, door den Wethouder,
den heer W. van der Werff, geïn
stalleerd.
Na voorlezing van het Koninkiyk
besluit van de benoeming, waarop
verklaring van de eeJsaflegging, 6prak
de haer Van der Werff ongeveer het
volgende
.Het heeft H. M., onze geëerbiedigde
Koningin-Regentes, behaagd U te
benoemen tot Burgemeester van
Zandvoort; wy heetea U welkom in
onze gemeente, welkom in deze ver
gadering.
Het ambt van burgemeester kan
veel voldoening geven, maar ook vele
teleurstellingen. Wy hopen dat U de
eerste zult genieten; dat de laatsten
uw deel niet zullen zijn.
De finanoiëele toestand der ge
meente is door het zuinig beheer van
uw voorganger veel verbeterd; wy
hopen, dat uw bestuur hetzelfde zal
doen, als het zyne.
Op den steun van dezen raad en
de Wethouders zult u kunnen reke
nen. En wanneer er by onze be
sprekingen al eens versohil van ge
voelen mooht ontstaan, dan zullen
we toch de zaken behandelen als
mannen, met eerbied voor de meening
van anderen.
Ook op den steun van den secre
taris, den inspecteur van politie en
alle andere ambtenaren zult kunnen
rekenen; in den tyd, dat ik de be
trekking waarnam, heb ik die krachtig
ondervonden. De bloei onzer gemeente
was en zal steeds ons aller leus zyn.
Ik hoop, dat uw bestuur recht ge
lukkig en v_n langen duur moge we
zen en dat U eenmaal de woorden
van uwen voorganger tot de uwe zult
kunt makeri: „Ik heb mijn tyd te
Zandvoort niet te vergeefs besteed."
Thans verzoek ik U de voorzitters
plaats te willet aanvaarden en bied
ik U het teeken Uwer waardigheid
aan."
Daarna sprak de nieuwe Voorzitter
ongeveer het volgende:
.„Dank, mynheer de Wethouder,
hartelyk dank voor Uwe woorden,
die door mg op zeer hoogen prys
worden gesteld, omdat zij ten volle
bevestigen mijn vertrouwen, dat ik
mag rekenen op Uwen onmisbaren
Bteun; op Uw zéér gewaardeerde wel
willendheid.
Dank ook en dat niet enkel uit
mijn naam, maar naar mijne
stellige overtuiging mede namens
Raad en ingezetenen, voor den ijver
en de toewijding, waarmee door U
het ambt van Burgemeester werd
waargenomen. Dank aan U en aan
dfti Gemeenteraud voor de eer dezer
installatie, die wyl de wet daar
van niet spreekt door mij wordt
aanvaard als een hoogelyk te waar-
deeren bewijs van welwillendheid.
Toen ik met mijne vrienden de
vacature Zandvoort besprak, waren
onder hen enkelen, die mij sterk al-
raadden hier Burgemeester te worden.
Dat ontraden was gebaseerd op de
herinnering aan dagbladrelazen over
heftige discussiën, ruim 3 jaren ge
leden in dezen gemeenteraad gevoerd.
Ons aller plicht is het een eeresaluut
te brengen aan mijn ambtsvoorgan
ger, omdat hij U, myne heeren, van
dien blaam heeft gezuiverd. Evenals
een goed soldaat, ook nog by het
verlaten der gelederen, waarin hij
met eere en lust heeft gediend, het
vaandel van zyn regiment blijft eeren,
heeft ook hy ten allen tijde door en
tot in zyu laatste woord hier uitge
sproken, U recht doen wedervaren,
U de eer gegeven, die U rechtmatig
toekwam, 0 gezuiverd van den blaam,
feh9el onverdiend op U geworpen
oor enkelen, die op onvolledige ge
gevens een onjaist oordeel velden.
Een eeresaluut aan hem, omdat hij,
die in zoo moeilijke omstandigheden
optrad, zich zoo kranig hield. Voor
mij is het een groot voordeel een
voorganger te hebben, die de zaken
in zoo goede orde achterliet. Dat
voorrecht stel ik op zéér hoogen
ptij*, daarvoor ben ik hem zeer er
kentelijk. Daartegenover staat, dat
onwillekeurig vergelijkingen zullen
worden gemaakt, die noodzakelyk in
■mijn nadeel moeten uitvallen, bovenal
in den eersten tyd, nu de domste
schooljongen den weg in Zandvoort
beter kent dan ik. Ik moet my nog
in alles inwerken moet nog trachten
van alles op de hoogte te komen en
zie mij daarom genoodzaakt tot een
ernstig beroep op U aller toegeefe-
lykheid en zulks te eerder, omdat ik
zód dikwyls ontevreden ben geweesi,
over myzell, zód dikwyls heb
ervaren, dat ik in geen enkel op
zioht volmaakt ben, dat ik de vol
komen overtuiging, de wetenschap
bezit, dat zuiks, belaasook in de
toekomst hot geval zal wezen Maar
ik doe dat beroep met vertrouwen,
omdat ik overtuigd beu, dat kalme,
verstandige lieden als gij, weten
zullen dat onkel zij, die niets uit
voeren, ook nooit iets verkeerds
doen daar gelaten, dat niets doen
op zichzelve verkeerd is, en omdat
ik mij bewust ben dat het my nooit
zal ontbreken aan goeden wilaan
toewyding, aan inspanning van al
myn geringe kraohten. Ik hoop en
vertrouw dat ons samenspreken altijd
objectief zal wezendat wij enkel
zullen vragen en overwegen: „wat
wordt er gezegd of voorgesteldon
verschillig wie het zegt of voorstelt,
dat wy by ons handelen, en spreken
steeds in 't oog zullen houden dat
haat altijd haat kweekt nooit goed
kan zijndat zeer veel oneenigheid
voortkomt uit misverstand en dit
weer door onbeheerschte hartstooht
by disoussiën.
Myn beroep op toegeefelQkheid
geldt ook U, mynheer de seoretaris
Seoretarissen van kleine gemeenten
hebben veelal druk, inspannend,
soms zeer geestdoodend werk te
verrichten voor karig loon, zonder
veel uitzicht op behoorlijk pensioen
of onderstand tegen den tijd dat de
zoo sterk aangesproken werkkracht
door ouderdom of andere oorzaken
is gesloopt. Het is mij een grievend
leed niet te kunnen constateeren dat
de positie van den seoretaris van
Zandvoort (waar het levensonderhoud
zoo duur is) eene uitzondering maakt
op dien regel. Thans komt daarbij
nog een nieuwe burgemeester, die
nog niet eens huiswijs is in de bij
zondere bepalingen, die voor Noord
Holland gelden, die in den eersten
tijd althans zyns ondanks genood
zaakt zal wezen U lastig te vallen
en U in uw werk op te houden met
te vragen „waar ligt dit, hoe staat
het met dat?" enz, enz. Ik ben ech
ter genoeg optimist om te gelooven
dat eene trouwe plichtsbetrachting
als de Uwe voortdurend waardeering
en ten slotte ook wel behoorlyke be
looning zal vinden. Wees overtuigd
dat ik gaarne daartoe zal meewerken.
Ook aan U belangstellenden een
woord van oprechten dank voor de
eer mij bewezen door Uwe komst op
deze installatie-vergadering.
Hartelijk dank ook aan de ingezete
nen van Zandvoort voor het onver
diende eerebetooD, mij bewezen door
het uitsteken van vlaggen. Ik kom
met groote sympathie in uw midden,
van ganscher batte hoop ik, dat het
mij gegeven zal zyn, lang zeer lang
hier te kunnen blyven. Bovenal voor
kleine gemeenten acht ik het sohade-
lijk dat kort na elkaar telkens weer
andere Burgemeesters fungeeren. In
dat opzicht ga ik zelfs zoo ver van
te gelooven, dat éen middelmatig
Burgemeester, die lang blijft, mis
schien meer goed kan doen, dan een
zeer groot aantal bovenste beste, die
elkaar met korte tusschenpoozen af
wisselen. Natuurlijk heb ik door na
denken, persoonlijke meeningen myne
overtugiingen gekregen maar ik zal
steeds in 'toog houden dat ik bur
gemeester ben van heel Zandvoort,
voor alle ingezetenen, zonder onder
scheid, onverschillig tot welke partij
zij behjoren, welke staatkundige of
godsdienstige gevoelens en meeningen
zij zijn toegedaan, dus ook onver
schillig of die gevoelens en meeningen
ai dan niet overeenkomen met de
mijne.
Spreekuren houd ik er niet op na.
Ten allen tyde zal men mij bereid
vinden om ieder, zonder ondersoheid
van rijk of arm, invloedrijk of on
beduidend, te woord te staan, wanneer
hij meent my over de belangen der
gemeente of zijne eigene te moeten
spreken.
Aan al de ingezetenen van Zand
voort bied ik mijn sympathie aan;
't zal mijn ernstig streven,, een goed
deel van mijn levensdoel zijn, de hunne
te verwerven.
Ea hiermede verklaar ik mijn ambt
als burgemeester dezer gemeente
te hebben aanvaard."
Daarna werd met algemeene stem
men benoemd tot ambtenaar van den
Burgerlijken Stand de heer J. H. ter
Spill, burgemeester, die verklaarde
de benoeming aan te nemen.
Niets meer aan de orde zijnde,
werd de vergadering gesloten
Maandag bracht de nieuw benoemde
burgemeester, de heer J. H. ter Spill,
die de schoolkinderen een feestje bad
bereid, met den Raad en den secretaris
een bezoek aan de beide gemeente
scholen en aan de bewaarsohool. Het
eerste bezoek werd gebracht aan de
sohool aan het sohoolplein.
By het binnentredon werd door de
kinderen een couplet van het .Wil
helmus" gezongen, waarna het hoofd
der school, de heer J.Th.Sohuhmaoher,
den burgemeester toesprak, kinderen
en onderwijzend personeel bij Z.E.A.
aanbevelende.
Dat de burgemeester het onderwijs
een warm hart toedroeg, bewees dat
Z.E.A. lid was geweest van de plaat
selijke schoolcommissie in den Haag.
De kinderen zongen daarna een
welkomstlied. De burgemeester dankte
den heer Sohuhmacher voor zijne
woorden en betuigde steeds de be
langen van het onderwya te zullen
bevorderen en aan den Raad steeds
die voorstellen te zullen doen, die
z.i. in het belang van het onderwijs
zijn, waarna Z E A. de kinderen toe
sprak, hun op het hart drukkende,
steeds getrouw de school te bezoeken.
Daarna werd een bezoek gebracht
aan de sohool aan den Hoogeweg.
In een afzonderlijk lokaal ontvangen
door het hoofd der school, den heer
C. van der Werff, en het verdere
onderwijzend personeel, werd den
burgemeester door het hoofd der
school het welkom toegeroepen, even
eens het onderwijzend personeel en
de kinderen by Z E.A. aanbevelende.
De burgemeester bedankte den heer
van der Werff voor het gesprokene
en verzekerde alles te zullen doen,
wat in zyne macht was, om het
onderwijs te bevorderen en het school
verzuim zooveel mogelyk te vermin
deren. Daarna werd eene wandeling
door de schoollokalen gemaakt. De
kinderen van de hoogste klassen
zongen den burgemeester een wel
komstlied toe, waarna Z.E.A. eenige
hartelyke woorden tot hen richtte.
Na het zingen van het 2e oouplet
van het „Wien Neerlands bloed"
werden de andere sohoollokalen be
zocht.
Vervolgens werd nog een bezoek
aan de bewaarsohool gebraoht, waar
de Burgemeester en de raad werden
ontvaogen door de heeren Dr. Gerke
en Dr. Hulsman, leden van het be
stuur, die de onderwijzeres, Mej.
van den Ende aan Z.E A. voorstelde.
Ook hier zongen de kinderen van
de hoogste afdeeling een toepasselijk
lied, waarna Dr. Gerke den Burge
meester welkom heette en de inrich
ting, die onlangs haar 50 jarig bestaan
had gevierd, zeer in de gunst van
Z.E.A. aanbeveelde.
Nadat de kinderen nog een paar
liedjes gezongen hadden, vertrok
Z.E.A., reoht voldaan over de harte
lyke ontvangst op alle drie scholen.
BINNENLAND,
Parlementaire Praatjes.
Staatsbeg rooting
Algemeene beschouwingen.
Jawel, algemeene beschouwingen,
het staat er. De menschen die meen
den, dat er geen reden voor was, heb
ben zich vergist. M ;n kan wel niet
spreken van een debat over de hoogere
politiek dat trouwendie politiek
nog nimmer veel verder bracht
maar aan scherpte, vooral aan scherpte
van toon, heelt het debat niet te wen-
schen overgelaten.
De heer Beelaerts van Blokland, de
algemeene politiek der Reg. latende
rusten, verklaarde het niet oneens te
zijn met de ter zake van de gestie der
Reg. in verband met de tentoonstel
ling gevoerde critiek.
De heer Kerdijk was minder va°g.
Hij meende dat de houding der Reg.
inzake de tentoonstelling ergerlijk veel
te wenschen had overgelaten. De on
derneming verdiende den naam van
tentoonstelling niet, het was een ker
mis en niet eens een fijne. Door hare
houding bij deze tentoonstelling
smaalde de Reg. het werk van 1883.
Over de ridderorden sprak hij niet;
de Keg. was er aanvankelijk ingeloo-
pen. Maar dat de Reg. ook na de
publieke beetneming zich voor de
zaak geïnteresseerd had, nam hij haar
kwalijk. De Min. van Buitenl. zaken
had aan een gastmaal zelta gesproken
van „een blijvende herinnering". En
de hulde van den heer van Houten
aan de mannen die voor de „aantrek
kelijkheden" hadden gezorgd I Hoe
kwamen de Ministers er toe. Zij had
den het pre3ti_e der Regeering te
grabbelen gegooid
Een minder Echerp wooid ware be
ter zeide de Voorzitter.
Maar voor hetzelfde denkbeeld kende
de heer Kerdijk geen zachter woord.
Het ware toch te vindenmeen
de de Voorzitter. Mij niet, zeide de
heer Kerdijk. Mits het denkbeeld
blijft. En mits de Reg wete, dat, ter
wij' zij ondanks hetgeen in deaidee-
lingen gezegd was, voortginr met
haar protectie, de door hem uitge
sproken aikeuiing, zij het in zachter
vorm, door allen wordt gedeeld. (Van
verschillende kanten bravo
De minister Roëli noemde de rede
de3 heeren Kerdijk onbillijk. De Reg.
gai der tentoonstelling geen officieel
karakter. En als men spreekt van de
tent. van 1888, dan vergat men dat
zij eindigde met een failliet.
Een stem Ea deze
Deze tent., zeide de mini-ter, is in
dit opzicht nog niet geëindigd. De
houding der Reg. had de aange
knoopte vriendschaps- en handels-
banden met het buitenland aanmer
kelijk versterkt, gelijk bleek uit een
te Pa» ij 5 gehouden banket. En de
redevoeringen der ministers wel,
de heer Kerdijk mocht daarbij niet
afgaan op courantenverslagen,zonder
zich van de juistheid te overtuigen.
(Ganus vraagt evenWaren de
verslagen dan nietjnist,Excellentie?)
Do Minister Van Houten speelde
minder verstoppertje. Hij prees het
te Amsterdam genomen initiatief,
ook dat van degenen, die voor gepaste
vermakelijkheden zorgden. Eq zoo
hij dat in een toast zeide, hij vreesde
niet hei in de Kamer te nerhalen,
zonder zich schuldig te maken aan
het te grabbelen gooien van zijn waar
digheid of dat van zijn ambt.
Bij repliek bleef de heer Kerdijk
betreuren, dat de Reg. ook hier had
verdedigd, wat in de Kamer afkeu
ring had gevonden {bravo\). En toen
hij van zijne diepe treurigheid daarover
gewaagde, riep de Min. van Houten
nem toe „Huil dan maarDat was
niet parlementair. En zeer scherp
klonk dan ook 'a heeren Kerdijk's
woord, toen hij betreurde, dat in de
handelingen der Kamer 's Ministers
verklaring omtrent „gepast vermaak"
zou worden afgedrukt.
De Min. zeide toen nog, niet alles
te hebben geprezen wat er te zien
was en wat hij niet allemaal gezien
had.
Ik stond hierbij wat uitvoerig stil
en moet dus kort vermeiden, dat de
heer Vermeulen de algemeene poli
tiek der Reg., speciaal de onderwijs
politiek van den Min. van B'nnenl.
Zaken, besprak. De Reg. antwoordde
hem, bij monde van de heeren Roëli en
Van Houtendat de Reg. homogeen
was waar het betrof de voorgenomen
taak, dat de onderwijswet eerlijk
werd uitgevoerd (getuige het ter kon.
bewilliging aanbieden van de wet-
Lohman), dat de Reg. voor haar taak
hoopt op een meerderheid en anders
zal heengaan; dat de Min. v. Binnenl.
Zaken tegenover geen enkele partij
moreele verplichtingen had aangegaan;
en dat zijn ouderwijsvoorstellen moes
ten beoordeeld worden op zichzelf, zon
der inmenging van politieke bij-
redenen.
De heeren Beelaerts en Ferf hadden
het speoiaal voor den landbouw op
genomen, aangedrongen op betere
organisatie van het landbouwbeheer,
't liefst op een Ministerie van land
bouw, in elk geval op centralisatie,
geen versnippering der landbouw
belangen by de versohillende depar
tementen. (De heer Bastert had op
meerdere zuinigheid in het algemeen
aangedrongen, een wenk die de Min.
van Fin. beaamde. Waarom zou hij
niet?) De heer Viruly had den land-
bouwmannen reeds geantwoord, dat
de kwalen van den landbouw niet in
hot beheer waren te zoeken en de
Minister van buitenl. Zaken zag ook
in de aangegeven middelen geen heil,
geen reden om het stelsel van beheer
te veranderen. Ook had deze Reg.,
die een bepaalde opdracht had, daar
voor geen tyd. Wel gaf de Min.
op een vraag van den heer Heldt
te kennen, dat een wet op de werk
lieden-verzekering tegen ongelukken
spoedig zou komen.
Nadat de algemeene beraadslaging
was gesloten, werden de hoofdstuk
ken I (huis der koningin) en II (hooge
Colleges van Staat.! goedgekeurd en
ging men lot III (buitenl. Zaken)
over, waarby de heer Kolkman ge
legenheid had zeer breedvoerig zyn
interpellatie te ontwikkelen over het
verbod van melk-invoer in Duitsoh-
land.
Hy stelde deze vragen (door den
heer Vos de Wael ondersteund):
lo. Of de toestand van onzen vee
stapel van dien aard is, dat het in
Duitsohland uitgevaardigd verbod ge
rechtvaardigd is
2o. Is er uitzicht op de opheffing
van het verbod, door de tussohen-
komst van onze Reg.
3o. Zoo niet, is de Reg. dan ge
neigd te overwegen welke maatrege
len zyn te nemen om zoo mogelyk
tot die opheffing te prikkelen
Minister Roëli beantwoordde de
eerste vraag beslist ontkennend; een
sanitaire reden voor het verbod be
stond niet.
De Reg. zond den 18en Nov. een
protest tegen dat verbodde uitslag
daar va 1 is nog niet bekend, maar hij
had goede verwachtingen.
Op de derde vraag bleef de Min.
het antwoord sohuldig: de Rog. zou
doen wat recht en billijk was.
De heer Kolkman heeft zioh het
voorstellen van een motie voorbe
houden.
Een motie tegen Duitschland
G. Ja
Begroeting van Marine.
In zyne memorie van antwoord op
het voorloopig verslag betreffende
de begrooting van marine zegt de
minister van marine, dat de onvol
doende toestand der vloot, voor de
naaste toekomst, voornamelijk hier
aan te wijten is, dat in vorige jaren
niet de noodigö sommen zijn besteed
voor eene geleidelijke vernieuwing
van het materieel. Gedurende ver
scheidene jaren zal dan ook meer
voor nieuwen aanbouw noodig
zyn dan anders noodig {zou wezen
en de minister heeft het niet
am. pogingen laten ontbreken, om
reeds voor 1896 over meer geld voor
nieuwen aanbouw te kunuen be
schikken.
Wat de Indische marine betreft,
heeft de minister zich beijverd om
zyne denkbeelden dienaangaande
aan zyn ambtgenoot van koloniën
mede te deelen. Met de vaststelling
eener organisatie van de zeemacht
zal nog eenige tijd gemoeid zijn.
Wijziging van het lype-Kortenaer is
nog niet noodzakelyk gebleken
misschien moet de herwapening van
het type dier sohepen worden her
zien.
De minister erkent, dat het ge-
wenscht is om bij nieuwen aanbouw
een werkplan voor eenige, b.v. 5
jaren, vast te stellen. De hoofdbe
stemming voor de Ko tenaerEvert
ien en Piet Hein zal voor 1890 zijn
binnenlandsche dienst. De proef-
vaartuigen dier sohepen waren zeer
gunstig. Van het bouwen van een
koninkiyk jacht, op koffen van den
Staat zal, mei het oog op andere
dringende behoeften, vcor eerst wel
niets kunnen komen. Wat de uit
gaven ten behoeve van oud en ver
ouderd materieel betreft, deze worden
tot het onvermijdelijke beperkt.
Ten aanzien van het personeel der
zeemacht deelt de minister mede, dat
de herziening van het leerplan aan
het Instituut te Willemsoord beoogt
onder meer het zooveel mogelijk
uitbreiding geven aan de practische
vormiDg der adelborsten.
Aan de. practische en moreele
vorming van het personeel worden
alle zorgen besteed. Hoeveel lotelin
gen,die het zeemansbedrijf uitoefenen,
zioh voor het jaar 1895 voor den
zeedienst hadden opgegeven, kan de
minister niet mededeelen, er zal ge
tracht worden in den vervolge ge
gevens te krygen. Overwogen zal
worden in hoeverre het mogelijk is,
om nauwere aansluiting te krygen
tusschen de zeemilitie en de marine
reserve.
De rapporten omtrent de oefening
der Marine-reserve luiden zeer gun
stig. De kosten voor de kustbewaking
moeten naar het oordeel des Ministers
over de departementen van oorlog
en marine verdeeld worden.
In overweging zal de minister nemen
of de bepaling betreffende de premie
voor het overbrengen van 's lands
geiden, aan den commandeerenden
offioier toegekend, moet blijven ge
handhaafd. Dat de minister rekening
houdt met de belangen der Neder-
landsohe industrie, meent hy reeds te
hebben getoond.
Wat de onderdeelen aangaat zegt
de minister dat de bepaling zal worden
gemaakt, dat de geweren van 6 5 Mm.
voor de marine ook in 1896 moeten
worden geleverd. Aan den wensoh,
dat met de verdere geleidelijke uit
breiding van het aantal officieren
machinist tot 30 niet te langzaam zal
worden te werk gegaan, zal worden
voldaan.
Als bijlage der Memorie van Antw.
is toegevoegd eeno nota over de ver-
liohting van den Maasmond.
Vermeldden wij vroeger reeds de
oprichting van een Particulier Detec
tive Bureau, thans is er weder eeD
opgericht te Amsterdam.
Het verspreidde de Eavolgeude
circulaire
De eigenaardige tijdsomstandighe
den, de valschheid met haar duizend
aangeziohten en vermommingen, zoo
gevaarlijk voor den handel, de vele
misdrijven, waarvan de daders on
bekend bleven, hebben eenige in
vloedrijke mannen, vrienden van
orde en recht, doen besluiten tot het
oprichten van een Particulier Detec
tive Bureau, onder leiding van den
ondergeteekende.
Door uitgebreide relatiën, zoowel
in de hoogste kringen, als onder
den middenstand en de Volksklas
sen, kunnen recherches op elk ge
bied met groote nauwgezetheid wor
den volbracht, terwijl ook aansluiting
is verkregen met het Buitenland,
vooral in Zwitserland en Italië en
over hoogst bekwame kraohten kan
worden beschikt voor eventueele
nasporingen van Internationalen aard.
Reoherches kennelijk ten doel heb
bende verdachtmaking of het zaaien
van twist en tweedracht in hot fami
lieleven, worden beslist geweigerd.
(to. g.) I. C. v. Leeuwem
Directeur.
Alle te Delft sluieerende Indologen
zyn uit het Delftsche studentenoorps
getreden en hebben besloten zelf een
Indologisoh stodentencorps op te
richten.
De moord te Rotterdam.
Uit Helder werd Dinsdag door
den inspeoteur Muntinga gebracht
eene juffrouw, die inlichtingen om
trent den moordenaar meende te
kunnen geven. Ook een veldwaohter
uit Dorireoht braoht een verdaoht
persoon, terwyl onder geleide van
een marechaussee uit Breda over
kwam een kappersbediende, die een
op het signalement gelijkend persoon
een knevel en sik afschoor.
Des namiddags zijn Hoogsteden
en zijn vrouw opnieuw door den
hoofdcommissaris van politie in ver
hoor genomen.
Meer en meer wint het vermoeden
veld, dat het lijk van den knaap
ontkleed gebracht is naar de plaats
waar het gevonden werd en waar
het geheel schoon lag. Nog altijd is
van de kleeding van den knaap geen
spoor ontdekt.
De verdachte man, die te Amster
dam intrek nam bij eene juffrouw
en zich Van Dijk toekende in een
brief, dien hij naar Antwerpen schreef,
is gevondeD, doch gebleken den
moordenaar niet te zyn.
De stroom van inwoners der ge
meente Rotterdam, die allerlei inlioh-
tiDgen komen geven, vormindert be
langrijk.
Door de politie te Arnhem is by
publioatie opgeroepen de persoon,
die Donderdag op den hoek van de
Varkensstraat en de Hoogstraat een
oude jas, een paar oude schoenen
ea zwarte kousen vond, gewikkeld
in een courant.
Er staat boven de publioatie
„Moord te Rotterdam."
De N. Bred. Ct. meldt nog:
Op Zaterdag 23 November kwam
des morgens bij den coiffeurs Govers
op de Veemarkt te Breda een man
die zioh den baard van eenige dagen
en een sikje liet afscheren.
Hij had een ruige jas aan, die aan
den schouder was gelapt, en een
slappen hoed diep in de oogen. Hy
had zwart ponnyhaar en was donker
van uitzicht.
De geur, dien hij afgaf, deed den
ken aan iemand die in geen tijd van
ondergoed heeft verwisseld en zyne
houding was gejaagd, zoodat hij aan
een ander bezoeker, toen hij weg
was, de opmerking ontloktedie
heeft zeker wat op zijn lever.
Toen hem de baard geschoren was,
vroeg hij met zachte stem Wat kost
hier het haarknippen en na antwoord
bekomen te hebben, liet hy zich ook
het haar kort afknippen.
Het signalement van den vermoe-
delijken moordenaar van het knaapje
uit Rotterdam kwam te zeer overeen
met dat van dezen man, dan dat de
bediende van den heer Govers, die
hem geschoren had, der justitie daar
van niet in kennis stelde.
Maandag is die jonkman met een
marechaussee naar Rotterdam geweest
om bij de begrafenis van het arme
slachtoffer tegenwoordig te zijn, ten
einde te zien of bovenbedoelde man
daarbij ook aanwezig was.
Zonder resultaat echter.
Met den bekenden zwager van
Hoogsteden, Van Berkel, geconfron
teerd, kon de coiffeursbediende con
stateeren, dat zijn man met Van Ber
kel niets gemeens had.
Volgens anderen is bedoelde ver-
daohte later in de omstreken gezien
waar hij den weg vroeg naar het
Ulvenhoutsche bosoh.
De dienst met de nieuwe booten der
maatschappij „Zeeland" neemt 8 Dec.
een aanvang.
De eigenlijke zee-reis wordt met
deze booten ingekort tot 2-A uurl
De regenmeter te Frederiksoord gaf
in de afgeloopen maand 83l/s milli
meter, tegen 20!£ in November 1894.
De gemiddelde regenval in de No
vember-maanden 1S73—1S94 bedroe
66 mM. U
Eene zonderlinge benaming.P'
In een raadsvergadering van d
gemeente Hengelo (G.) was voor ee
paar weken aan de ordevoorzieDin
in de vacatures aan de openbar
school in het dorp. Ofschoon reec
vergeefsche oproepingen a f 525 pc
jaar hadden plaats gehad, besloot d
meerderheid, geen oproeping tege
verhoogd salaris te doen, waarby o.a\
een raadslid-wethouder de opmerkinr
maakte, dat men door zulk een vei,,
hooging last zou krygen met h«
geheele of het andere .zoodje" blyk
baar daarmede de onderwijzers in d*j
gemeente bedoelende.
Naar aanleiding daarvan heeft hoh:
onderwijzersgezelschap „Vriendschap
en Oefening", gevestigd te Hengelo
(G.) gemeend, een woord van proteal.
te moeten doen hooren. Op zijn ver-^
gadering van jl. Zaterdag werd dqr
volgende motie aangenomen
Het onderwyzer8gezelsohap„ Vriend'
schap en Oefening", van meenina,
zynde, dat de overheid, waartoe ooa.
behoort gerekend te worden eein
raadslid wethouder, o.a geroepen is
te allen tyde haar ambtenaren, dus
ook den onderwijzers, de noodigs -
waardeering te schenken en zoodoenda.'
mede te werken tot handhaving vai
het prestige, dat zij by de uitoefening
van hun ambt behoeven
Spreekt als zyn oordeel uit, da
bedoeld raadslid-wethouder bij he
gebruik der aangehaalde uitdrukking
ten eenen male heeft vergeten, da
een bestempeling van de onderwijzers
met den naam van „zoodje", nog wej
in een openbare raadsvergadering
het gezag en de waardeering van dit
gemeente-ambtenaren ten zeerste kar
benadeelen, protesteert ten sterkste
tegen het verregaand ongepaste er
onbehoorlijke gezegde en betuigt zij:
dank aan het raadslid, dat bij dit
gelegenheid zyn stera verhief, om
den onderwijzersstand in bescherming
te nemen tegen dergelijke grofheden,
geuit door iemand ec op een plaats
waar men dat allerminst mooht ver
wachten."
Kunst en Letteren
De heer Willem van Zuylen heefl
er in toegestemd, om voorstellingen
met de Tooneelisten in versohillonde
plaatsen des lands van „Een ontaard
vader" te geven, zyn voorstellingen te
Berlijn een maand uit te stellen, waar
mee te Berlijn ook genoegen is ge
nomen.
Den 2en Februari speelt hy Freunc
Fritz met Possart en andere Duit-f
schers in het Grand Theatre te Am
sterdam.
Mascagni.
Pietro Mascagni is van plan zya
gedenkschriften te schrijven.
„Schoon nog jong van jaren," be
richt Mascagni aan een zyner Berlijn*
sche vrienden, „ben ik besloten, reeds
mijn memoires te schrijven."
Deze gedenkschriften zullen voor
loopig den laatsten tocht omvatten,
die Mascagni door Europa gedaan
heeft, die in Berlyn begon, zich uit
strekte door geheel Oostenrijk-Hon-
garije en zelfs tot Belgrado, Sofia en
Konstantinopel, om in Triëst te ein
digen. Op deze rondreis heeft de jonge
maestro zeer vele en zeer bonte in
drukken ontvangen. Ongeveer 29
steden in Europa heeft bij op dien
tocht een bezoek gebracht. Na aftrek
der kosten heeft hy er 64 000 mark
of ruim f 38.000 mee verdiend. De
gedenkschriften van Masoagni zullen
tegelijkertijd in het Duitsch, het
Fransch, het Eogelsch en het Itali-1
aansch verschijnen en zeker groote
belangstelling wekken, want Mascagni
is een goed opmerker ea hanteert
zeer goed de pen.
Sport en Wedstrijden.
Flobert schietwedstrijd.
Omtrent den nationalen flobert*
schietwedstrijd die door de Vereeni-
ging tot Verh. van 's Lands WTeer
baarheid „Voor Vaderland en Ko
ning" alhier zal worden gehouden
(er gelegenheid van haar 29-jarig
bestaan, vernemen wy nog, dat reeds
vele prijzen zyn beschikbaar gesteld.
De wedstrijd zal plaats hebben op
15, 17, 22, 24, 29, 31 Dec. 5, 7, 12,
14, 19 21, 25, en 26 Januari 1896]
en zai gehouden worden in de r ocei-
teit „de Groote Vauxhal" op 5 banen.
De programma's gaan t >r perse en
zullen zoo spoedig mogelijk verzon
den worden.
Rechtszaken.
Een vergiftigingszaak.
Voor de vierde kamer der arron
dissementsrechtbank te Amsterdam
stond Dinsdag terecht A. C Kleberg
Verberne, oud 40 jaar, geboren te
Steenwij kerwolde, beschuldigd van
„opzettelijk met voorbedachten rade
Cornelia Jansen, zijn echtgenoote,
welke op 5 December 1894 is over
leden, van bet leven beroofd te heb
ben, door haar in den laatsten tijd
aan haar |dood voorafgaande, arse
nicum toe te dienen met het oog
merk zijn vrouw van het leven te
berooventengevolge waarvan zij
overleden is."
Het onderzoek in deze zaak, waar
in 42 getuigen zijn gedagvaard, wordt
geleid door mr. W. A. Wïchers Hoetb,
terwijl het Openbaar Ministerie wordt
waargenomen door mr. G. J. Ph.
graa; Schimmelpenninck.
Het lijk, dat 22 Juni 1895 op het
R. K. Kerkhof „De Liefde" is opge
graven, iB onderzocht door de des
kundige getuigen, de doctoren Wal
ler en Jaoobi, terwyl het Echeikun-
dig onderzoek was opgedragen aan