Ov-k zal het w-ter uit eene nabij ge legene sloot worden gebruikt. Raadsvergadering te Zandvoort. In de den 2en dezer gehouden openbare Raadsvergadering, waarby alle leden tegenwoordig waren, werd de nieuw-benoemde Burgemeester, de heer J. H. ter Spill, oud-burgemeester van Hendrik Ido-Ambaoht en ridder der militaire Willemsorde, na door eene oommissie, bestaande uit de heeren N. H. Peters en Jb. Slag veld, leden van den Raad, te zijn binnengeleid, door den Wethouder, den heer W. van der Werff, geïn stalleerd. Na voorlezing van het Koninkiyk besluit van de benoeming, waarop verklaring van de eeJsaflegging, 6prak de haer Van der Werff ongeveer het volgende .Het heeft H. M., onze geëerbiedigde Koningin-Regentes, behaagd U te benoemen tot Burgemeester van Zandvoort; wy heetea U welkom in onze gemeente, welkom in deze ver gadering. Het ambt van burgemeester kan veel voldoening geven, maar ook vele teleurstellingen. Wy hopen dat U de eerste zult genieten; dat de laatsten uw deel niet zullen zijn. De finanoiëele toestand der ge meente is door het zuinig beheer van uw voorganger veel verbeterd; wy hopen, dat uw bestuur hetzelfde zal doen, als het zyne. Op den steun van dezen raad en de Wethouders zult u kunnen reke nen. En wanneer er by onze be sprekingen al eens versohil van ge voelen mooht ontstaan, dan zullen we toch de zaken behandelen als mannen, met eerbied voor de meening van anderen. Ook op den steun van den secre taris, den inspecteur van politie en alle andere ambtenaren zult kunnen rekenen; in den tyd, dat ik de be trekking waarnam, heb ik die krachtig ondervonden. De bloei onzer gemeente was en zal steeds ons aller leus zyn. Ik hoop, dat uw bestuur recht ge lukkig en v_n langen duur moge we zen en dat U eenmaal de woorden van uwen voorganger tot de uwe zult kunt makeri: „Ik heb mijn tyd te Zandvoort niet te vergeefs besteed." Thans verzoek ik U de voorzitters plaats te willet aanvaarden en bied ik U het teeken Uwer waardigheid aan." Daarna sprak de nieuwe Voorzitter ongeveer het volgende: .„Dank, mynheer de Wethouder, hartelyk dank voor Uwe woorden, die door mg op zeer hoogen prys worden gesteld, omdat zij ten volle bevestigen mijn vertrouwen, dat ik mag rekenen op Uwen onmisbaren Bteun; op Uw zéér gewaardeerde wel willendheid. Dank ook en dat niet enkel uit mijn naam, maar naar mijne stellige overtuiging mede namens Raad en ingezetenen, voor den ijver en de toewijding, waarmee door U het ambt van Burgemeester werd waargenomen. Dank aan U en aan dfti Gemeenteraud voor de eer dezer installatie, die wyl de wet daar van niet spreekt door mij wordt aanvaard als een hoogelyk te waar- deeren bewijs van welwillendheid. Toen ik met mijne vrienden de vacature Zandvoort besprak, waren onder hen enkelen, die mij sterk al- raadden hier Burgemeester te worden. Dat ontraden was gebaseerd op de herinnering aan dagbladrelazen over heftige discussiën, ruim 3 jaren ge leden in dezen gemeenteraad gevoerd. Ons aller plicht is het een eeresaluut te brengen aan mijn ambtsvoorgan ger, omdat hij U, myne heeren, van dien blaam heeft gezuiverd. Evenals een goed soldaat, ook nog by het verlaten der gelederen, waarin hij met eere en lust heeft gediend, het vaandel van zyn regiment blijft eeren, heeft ook hy ten allen tijde door en tot in zyu laatste woord hier uitge sproken, U recht doen wedervaren, U de eer gegeven, die U rechtmatig toekwam, 0 gezuiverd van den blaam, feh9el onverdiend op U geworpen oor enkelen, die op onvolledige ge gevens een onjaist oordeel velden. Een eeresaluut aan hem, omdat hij, die in zoo moeilijke omstandigheden optrad, zich zoo kranig hield. Voor mij is het een groot voordeel een voorganger te hebben, die de zaken in zoo goede orde achterliet. Dat voorrecht stel ik op zéér hoogen ptij*, daarvoor ben ik hem zeer er kentelijk. Daartegenover staat, dat onwillekeurig vergelijkingen zullen worden gemaakt, die noodzakelyk in ■mijn nadeel moeten uitvallen, bovenal in den eersten tyd, nu de domste schooljongen den weg in Zandvoort beter kent dan ik. Ik moet my nog in alles inwerken moet nog trachten van alles op de hoogte te komen en zie mij daarom genoodzaakt tot een ernstig beroep op U aller toegeefe- lykheid en zulks te eerder, omdat ik zód dikwyls ontevreden ben geweesi, over myzell, zód dikwyls heb ervaren, dat ik in geen enkel op zioht volmaakt ben, dat ik de vol komen overtuiging, de wetenschap bezit, dat zuiks, belaasook in de toekomst hot geval zal wezen Maar ik doe dat beroep met vertrouwen, omdat ik overtuigd beu, dat kalme, verstandige lieden als gij, weten zullen dat onkel zij, die niets uit voeren, ook nooit iets verkeerds doen daar gelaten, dat niets doen op zichzelve verkeerd is, en omdat ik mij bewust ben dat het my nooit zal ontbreken aan goeden wilaan toewyding, aan inspanning van al myn geringe kraohten. Ik hoop en vertrouw dat ons samenspreken altijd objectief zal wezendat wij enkel zullen vragen en overwegen: „wat wordt er gezegd of voorgesteldon verschillig wie het zegt of voorstelt, dat wy by ons handelen, en spreken steeds in 't oog zullen houden dat haat altijd haat kweekt nooit goed kan zijndat zeer veel oneenigheid voortkomt uit misverstand en dit weer door onbeheerschte hartstooht by disoussiën. Myn beroep op toegeefelQkheid geldt ook U, mynheer de seoretaris Seoretarissen van kleine gemeenten hebben veelal druk, inspannend, soms zeer geestdoodend werk te verrichten voor karig loon, zonder veel uitzicht op behoorlijk pensioen of onderstand tegen den tijd dat de zoo sterk aangesproken werkkracht door ouderdom of andere oorzaken is gesloopt. Het is mij een grievend leed niet te kunnen constateeren dat de positie van den seoretaris van Zandvoort (waar het levensonderhoud zoo duur is) eene uitzondering maakt op dien regel. Thans komt daarbij nog een nieuwe burgemeester, die nog niet eens huiswijs is in de bij zondere bepalingen, die voor Noord Holland gelden, die in den eersten tijd althans zyns ondanks genood zaakt zal wezen U lastig te vallen en U in uw werk op te houden met te vragen „waar ligt dit, hoe staat het met dat?" enz, enz. Ik ben ech ter genoeg optimist om te gelooven dat eene trouwe plichtsbetrachting als de Uwe voortdurend waardeering en ten slotte ook wel behoorlyke be looning zal vinden. Wees overtuigd dat ik gaarne daartoe zal meewerken. Ook aan U belangstellenden een woord van oprechten dank voor de eer mij bewezen door Uwe komst op deze installatie-vergadering. Hartelijk dank ook aan de ingezete nen van Zandvoort voor het onver diende eerebetooD, mij bewezen door het uitsteken van vlaggen. Ik kom met groote sympathie in uw midden, van ganscher batte hoop ik, dat het mij gegeven zal zyn, lang zeer lang hier te kunnen blyven. Bovenal voor kleine gemeenten acht ik het sohade- lijk dat kort na elkaar telkens weer andere Burgemeesters fungeeren. In dat opzicht ga ik zelfs zoo ver van te gelooven, dat éen middelmatig Burgemeester, die lang blijft, mis schien meer goed kan doen, dan een zeer groot aantal bovenste beste, die elkaar met korte tusschenpoozen af wisselen. Natuurlijk heb ik door na denken, persoonlijke meeningen myne overtugiingen gekregen maar ik zal steeds in 'toog houden dat ik bur gemeester ben van heel Zandvoort, voor alle ingezetenen, zonder onder scheid, onverschillig tot welke partij zij behjoren, welke staatkundige of godsdienstige gevoelens en meeningen zij zijn toegedaan, dus ook onver schillig of die gevoelens en meeningen ai dan niet overeenkomen met de mijne. Spreekuren houd ik er niet op na. Ten allen tyde zal men mij bereid vinden om ieder, zonder ondersoheid van rijk of arm, invloedrijk of on beduidend, te woord te staan, wanneer hij meent my over de belangen der gemeente of zijne eigene te moeten spreken. Aan al de ingezetenen van Zand voort bied ik mijn sympathie aan; 't zal mijn ernstig streven,, een goed deel van mijn levensdoel zijn, de hunne te verwerven. Ea hiermede verklaar ik mijn ambt als burgemeester dezer gemeente te hebben aanvaard." Daarna werd met algemeene stem men benoemd tot ambtenaar van den Burgerlijken Stand de heer J. H. ter Spill, burgemeester, die verklaarde de benoeming aan te nemen. Niets meer aan de orde zijnde, werd de vergadering gesloten Maandag bracht de nieuw benoemde burgemeester, de heer J. H. ter Spill, die de schoolkinderen een feestje bad bereid, met den Raad en den secretaris een bezoek aan de beide gemeente scholen en aan de bewaarsohool. Het eerste bezoek werd gebracht aan de sohool aan het sohoolplein. By het binnentredon werd door de kinderen een couplet van het .Wil helmus" gezongen, waarna het hoofd der school, de heer J.Th.Sohuhmaoher, den burgemeester toesprak, kinderen en onderwijzend personeel bij Z.E.A. aanbevelende. Dat de burgemeester het onderwijs een warm hart toedroeg, bewees dat Z.E.A. lid was geweest van de plaat selijke schoolcommissie in den Haag. De kinderen zongen daarna een welkomstlied. De burgemeester dankte den heer Sohuhmacher voor zijne woorden en betuigde steeds de be langen van het onderwya te zullen bevorderen en aan den Raad steeds die voorstellen te zullen doen, die z.i. in het belang van het onderwijs zijn, waarna Z E A. de kinderen toe sprak, hun op het hart drukkende, steeds getrouw de school te bezoeken. Daarna werd een bezoek gebracht aan de sohool aan den Hoogeweg. In een afzonderlijk lokaal ontvangen door het hoofd der school, den heer C. van der Werff, en het verdere onderwijzend personeel, werd den burgemeester door het hoofd der school het welkom toegeroepen, even eens het onderwijzend personeel en de kinderen by Z E.A. aanbevelende. De burgemeester bedankte den heer van der Werff voor het gesprokene en verzekerde alles te zullen doen, wat in zyne macht was, om het onderwijs te bevorderen en het school verzuim zooveel mogelyk te vermin deren. Daarna werd eene wandeling door de schoollokalen gemaakt. De kinderen van de hoogste klassen zongen den burgemeester een wel komstlied toe, waarna Z.E.A. eenige hartelyke woorden tot hen richtte. Na het zingen van het 2e oouplet van het „Wien Neerlands bloed" werden de andere sohoollokalen be zocht. Vervolgens werd nog een bezoek aan de bewaarsohool gebraoht, waar de Burgemeester en de raad werden ontvaogen door de heeren Dr. Gerke en Dr. Hulsman, leden van het be stuur, die de onderwijzeres, Mej. van den Ende aan Z.E A. voorstelde. Ook hier zongen de kinderen van de hoogste afdeeling een toepasselijk lied, waarna Dr. Gerke den Burge meester welkom heette en de inrich ting, die onlangs haar 50 jarig bestaan had gevierd, zeer in de gunst van Z.E.A. aanbeveelde. Nadat de kinderen nog een paar liedjes gezongen hadden, vertrok Z.E.A., reoht voldaan over de harte lyke ontvangst op alle drie scholen. BINNENLAND, Parlementaire Praatjes. Staatsbeg rooting Algemeene beschouwingen. Jawel, algemeene beschouwingen, het staat er. De menschen die meen den, dat er geen reden voor was, heb ben zich vergist. M ;n kan wel niet spreken van een debat over de hoogere politiek dat trouwendie politiek nog nimmer veel verder bracht maar aan scherpte, vooral aan scherpte van toon, heelt het debat niet te wen- schen overgelaten. De heer Beelaerts van Blokland, de algemeene politiek der Reg. latende rusten, verklaarde het niet oneens te zijn met de ter zake van de gestie der Reg. in verband met de tentoonstel ling gevoerde critiek. De heer Kerdijk was minder va°g. Hij meende dat de houding der Reg. inzake de tentoonstelling ergerlijk veel te wenschen had overgelaten. De on derneming verdiende den naam van tentoonstelling niet, het was een ker mis en niet eens een fijne. Door hare houding bij deze tentoonstelling smaalde de Reg. het werk van 1883. Over de ridderorden sprak hij niet; de Keg. was er aanvankelijk ingeloo- pen. Maar dat de Reg. ook na de publieke beetneming zich voor de zaak geïnteresseerd had, nam hij haar kwalijk. De Min. van Buitenl. zaken had aan een gastmaal zelta gesproken van „een blijvende herinnering". En de hulde van den heer van Houten aan de mannen die voor de „aantrek kelijkheden" hadden gezorgd I Hoe kwamen de Ministers er toe. Zij had den het pre3ti_e der Regeering te grabbelen gegooid Een minder Echerp wooid ware be ter zeide de Voorzitter. Maar voor hetzelfde denkbeeld kende de heer Kerdijk geen zachter woord. Het ware toch te vindenmeen de de Voorzitter. Mij niet, zeide de heer Kerdijk. Mits het denkbeeld blijft. En mits de Reg wete, dat, ter wij' zij ondanks hetgeen in deaidee- lingen gezegd was, voortginr met haar protectie, de door hem uitge sproken aikeuiing, zij het in zachter vorm, door allen wordt gedeeld. (Van verschillende kanten bravo De minister Roëli noemde de rede de3 heeren Kerdijk onbillijk. De Reg. gai der tentoonstelling geen officieel karakter. En als men spreekt van de tent. van 1888, dan vergat men dat zij eindigde met een failliet. Een stem Ea deze Deze tent., zeide de mini-ter, is in dit opzicht nog niet geëindigd. De houding der Reg. had de aange knoopte vriendschaps- en handels- banden met het buitenland aanmer kelijk versterkt, gelijk bleek uit een te Pa» ij 5 gehouden banket. En de redevoeringen der ministers wel, de heer Kerdijk mocht daarbij niet afgaan op courantenverslagen,zonder zich van de juistheid te overtuigen. (Ganus vraagt evenWaren de verslagen dan nietjnist,Excellentie?) Do Minister Van Houten speelde minder verstoppertje. Hij prees het te Amsterdam genomen initiatief, ook dat van degenen, die voor gepaste vermakelijkheden zorgden. Eq zoo hij dat in een toast zeide, hij vreesde niet hei in de Kamer te nerhalen, zonder zich schuldig te maken aan het te grabbelen gooien van zijn waar digheid of dat van zijn ambt. Bij repliek bleef de heer Kerdijk betreuren, dat de Reg. ook hier had verdedigd, wat in de Kamer afkeu ring had gevonden {bravo\). En toen hij van zijne diepe treurigheid daarover gewaagde, riep de Min. van Houten nem toe „Huil dan maarDat was niet parlementair. En zeer scherp klonk dan ook 'a heeren Kerdijk's woord, toen hij betreurde, dat in de handelingen der Kamer 's Ministers verklaring omtrent „gepast vermaak" zou worden afgedrukt. De Min. zeide toen nog, niet alles te hebben geprezen wat er te zien was en wat hij niet allemaal gezien had. Ik stond hierbij wat uitvoerig stil en moet dus kort vermeiden, dat de heer Vermeulen de algemeene poli tiek der Reg., speciaal de onderwijs politiek van den Min. van B'nnenl. Zaken, besprak. De Reg. antwoordde hem, bij monde van de heeren Roëli en Van Houtendat de Reg. homogeen was waar het betrof de voorgenomen taak, dat de onderwijswet eerlijk werd uitgevoerd (getuige het ter kon. bewilliging aanbieden van de wet- Lohman), dat de Reg. voor haar taak hoopt op een meerderheid en anders zal heengaan; dat de Min. v. Binnenl. Zaken tegenover geen enkele partij moreele verplichtingen had aangegaan; en dat zijn ouderwijsvoorstellen moes ten beoordeeld worden op zichzelf, zon der inmenging van politieke bij- redenen. De heeren Beelaerts en Ferf hadden het speoiaal voor den landbouw op genomen, aangedrongen op betere organisatie van het landbouwbeheer, 't liefst op een Ministerie van land bouw, in elk geval op centralisatie, geen versnippering der landbouw belangen by de versohillende depar tementen. (De heer Bastert had op meerdere zuinigheid in het algemeen aangedrongen, een wenk die de Min. van Fin. beaamde. Waarom zou hij niet?) De heer Viruly had den land- bouwmannen reeds geantwoord, dat de kwalen van den landbouw niet in hot beheer waren te zoeken en de Minister van buitenl. Zaken zag ook in de aangegeven middelen geen heil, geen reden om het stelsel van beheer te veranderen. Ook had deze Reg., die een bepaalde opdracht had, daar voor geen tyd. Wel gaf de Min. op een vraag van den heer Heldt te kennen, dat een wet op de werk lieden-verzekering tegen ongelukken spoedig zou komen. Nadat de algemeene beraadslaging was gesloten, werden de hoofdstuk ken I (huis der koningin) en II (hooge Colleges van Staat.! goedgekeurd en ging men lot III (buitenl. Zaken) over, waarby de heer Kolkman ge legenheid had zeer breedvoerig zyn interpellatie te ontwikkelen over het verbod van melk-invoer in Duitsoh- land. Hy stelde deze vragen (door den heer Vos de Wael ondersteund): lo. Of de toestand van onzen vee stapel van dien aard is, dat het in Duitsohland uitgevaardigd verbod ge rechtvaardigd is 2o. Is er uitzicht op de opheffing van het verbod, door de tussohen- komst van onze Reg. 3o. Zoo niet, is de Reg. dan ge neigd te overwegen welke maatrege len zyn te nemen om zoo mogelyk tot die opheffing te prikkelen Minister Roëli beantwoordde de eerste vraag beslist ontkennend; een sanitaire reden voor het verbod be stond niet. De Reg. zond den 18en Nov. een protest tegen dat verbodde uitslag daar va 1 is nog niet bekend, maar hij had goede verwachtingen. Op de derde vraag bleef de Min. het antwoord sohuldig: de Rog. zou doen wat recht en billijk was. De heer Kolkman heeft zioh het voorstellen van een motie voorbe houden. Een motie tegen Duitschland G. Ja Begroeting van Marine. In zyne memorie van antwoord op het voorloopig verslag betreffende de begrooting van marine zegt de minister van marine, dat de onvol doende toestand der vloot, voor de naaste toekomst, voornamelijk hier aan te wijten is, dat in vorige jaren niet de noodigö sommen zijn besteed voor eene geleidelijke vernieuwing van het materieel. Gedurende ver scheidene jaren zal dan ook meer voor nieuwen aanbouw noodig zyn dan anders noodig {zou wezen en de minister heeft het niet am. pogingen laten ontbreken, om reeds voor 1896 over meer geld voor nieuwen aanbouw te kunuen be schikken. Wat de Indische marine betreft, heeft de minister zich beijverd om zyne denkbeelden dienaangaande aan zyn ambtgenoot van koloniën mede te deelen. Met de vaststelling eener organisatie van de zeemacht zal nog eenige tijd gemoeid zijn. Wijziging van het lype-Kortenaer is nog niet noodzakelyk gebleken misschien moet de herwapening van het type dier sohepen worden her zien. De minister erkent, dat het ge- wenscht is om bij nieuwen aanbouw een werkplan voor eenige, b.v. 5 jaren, vast te stellen. De hoofdbe stemming voor de Ko tenaerEvert ien en Piet Hein zal voor 1890 zijn binnenlandsche dienst. De proef- vaartuigen dier sohepen waren zeer gunstig. Van het bouwen van een koninkiyk jacht, op koffen van den Staat zal, mei het oog op andere dringende behoeften, vcor eerst wel niets kunnen komen. Wat de uit gaven ten behoeve van oud en ver ouderd materieel betreft, deze worden tot het onvermijdelijke beperkt. Ten aanzien van het personeel der zeemacht deelt de minister mede, dat de herziening van het leerplan aan het Instituut te Willemsoord beoogt onder meer het zooveel mogelijk uitbreiding geven aan de practische vormiDg der adelborsten. Aan de. practische en moreele vorming van het personeel worden alle zorgen besteed. Hoeveel lotelin gen,die het zeemansbedrijf uitoefenen, zioh voor het jaar 1895 voor den zeedienst hadden opgegeven, kan de minister niet mededeelen, er zal ge tracht worden in den vervolge ge gevens te krygen. Overwogen zal worden in hoeverre het mogelijk is, om nauwere aansluiting te krygen tusschen de zeemilitie en de marine reserve. De rapporten omtrent de oefening der Marine-reserve luiden zeer gun stig. De kosten voor de kustbewaking moeten naar het oordeel des Ministers over de departementen van oorlog en marine verdeeld worden. In overweging zal de minister nemen of de bepaling betreffende de premie voor het overbrengen van 's lands geiden, aan den commandeerenden offioier toegekend, moet blijven ge handhaafd. Dat de minister rekening houdt met de belangen der Neder- landsohe industrie, meent hy reeds te hebben getoond. Wat de onderdeelen aangaat zegt de minister dat de bepaling zal worden gemaakt, dat de geweren van 6 5 Mm. voor de marine ook in 1896 moeten worden geleverd. Aan den wensoh, dat met de verdere geleidelijke uit breiding van het aantal officieren machinist tot 30 niet te langzaam zal worden te werk gegaan, zal worden voldaan. Als bijlage der Memorie van Antw. is toegevoegd eeno nota over de ver- liohting van den Maasmond. Vermeldden wij vroeger reeds de oprichting van een Particulier Detec tive Bureau, thans is er weder eeD opgericht te Amsterdam. Het verspreidde de Eavolgeude circulaire De eigenaardige tijdsomstandighe den, de valschheid met haar duizend aangeziohten en vermommingen, zoo gevaarlijk voor den handel, de vele misdrijven, waarvan de daders on bekend bleven, hebben eenige in vloedrijke mannen, vrienden van orde en recht, doen besluiten tot het oprichten van een Particulier Detec tive Bureau, onder leiding van den ondergeteekende. Door uitgebreide relatiën, zoowel in de hoogste kringen, als onder den middenstand en de Volksklas sen, kunnen recherches op elk ge bied met groote nauwgezetheid wor den volbracht, terwijl ook aansluiting is verkregen met het Buitenland, vooral in Zwitserland en Italië en over hoogst bekwame kraohten kan worden beschikt voor eventueele nasporingen van Internationalen aard. Reoherches kennelijk ten doel heb bende verdachtmaking of het zaaien van twist en tweedracht in hot fami lieleven, worden beslist geweigerd. (to. g.) I. C. v. Leeuwem Directeur. Alle te Delft sluieerende Indologen zyn uit het Delftsche studentenoorps getreden en hebben besloten zelf een Indologisoh stodentencorps op te richten. De moord te Rotterdam. Uit Helder werd Dinsdag door den inspeoteur Muntinga gebracht eene juffrouw, die inlichtingen om trent den moordenaar meende te kunnen geven. Ook een veldwaohter uit Dorireoht braoht een verdaoht persoon, terwyl onder geleide van een marechaussee uit Breda over kwam een kappersbediende, die een op het signalement gelijkend persoon een knevel en sik afschoor. Des namiddags zijn Hoogsteden en zijn vrouw opnieuw door den hoofdcommissaris van politie in ver hoor genomen. Meer en meer wint het vermoeden veld, dat het lijk van den knaap ontkleed gebracht is naar de plaats waar het gevonden werd en waar het geheel schoon lag. Nog altijd is van de kleeding van den knaap geen spoor ontdekt. De verdachte man, die te Amster dam intrek nam bij eene juffrouw en zich Van Dijk toekende in een brief, dien hij naar Antwerpen schreef, is gevondeD, doch gebleken den moordenaar niet te zyn. De stroom van inwoners der ge meente Rotterdam, die allerlei inlioh- tiDgen komen geven, vormindert be langrijk. Door de politie te Arnhem is by publioatie opgeroepen de persoon, die Donderdag op den hoek van de Varkensstraat en de Hoogstraat een oude jas, een paar oude schoenen ea zwarte kousen vond, gewikkeld in een courant. Er staat boven de publioatie „Moord te Rotterdam." De N. Bred. Ct. meldt nog: Op Zaterdag 23 November kwam des morgens bij den coiffeurs Govers op de Veemarkt te Breda een man die zioh den baard van eenige dagen en een sikje liet afscheren. Hij had een ruige jas aan, die aan den schouder was gelapt, en een slappen hoed diep in de oogen. Hy had zwart ponnyhaar en was donker van uitzicht. De geur, dien hij afgaf, deed den ken aan iemand die in geen tijd van ondergoed heeft verwisseld en zyne houding was gejaagd, zoodat hij aan een ander bezoeker, toen hij weg was, de opmerking ontloktedie heeft zeker wat op zijn lever. Toen hem de baard geschoren was, vroeg hij met zachte stem Wat kost hier het haarknippen en na antwoord bekomen te hebben, liet hy zich ook het haar kort afknippen. Het signalement van den vermoe- delijken moordenaar van het knaapje uit Rotterdam kwam te zeer overeen met dat van dezen man, dan dat de bediende van den heer Govers, die hem geschoren had, der justitie daar van niet in kennis stelde. Maandag is die jonkman met een marechaussee naar Rotterdam geweest om bij de begrafenis van het arme slachtoffer tegenwoordig te zijn, ten einde te zien of bovenbedoelde man daarbij ook aanwezig was. Zonder resultaat echter. Met den bekenden zwager van Hoogsteden, Van Berkel, geconfron teerd, kon de coiffeursbediende con stateeren, dat zijn man met Van Ber kel niets gemeens had. Volgens anderen is bedoelde ver- daohte later in de omstreken gezien waar hij den weg vroeg naar het Ulvenhoutsche bosoh. De dienst met de nieuwe booten der maatschappij „Zeeland" neemt 8 Dec. een aanvang. De eigenlijke zee-reis wordt met deze booten ingekort tot 2-A uurl De regenmeter te Frederiksoord gaf in de afgeloopen maand 83l/s milli meter, tegen 20!£ in November 1894. De gemiddelde regenval in de No vember-maanden 1S73—1S94 bedroe 66 mM. U Eene zonderlinge benaming.P' In een raadsvergadering van d gemeente Hengelo (G.) was voor ee paar weken aan de ordevoorzieDin in de vacatures aan de openbar school in het dorp. Ofschoon reec vergeefsche oproepingen a f 525 pc jaar hadden plaats gehad, besloot d meerderheid, geen oproeping tege verhoogd salaris te doen, waarby o.a\ een raadslid-wethouder de opmerkinr maakte, dat men door zulk een vei,, hooging last zou krygen met h« geheele of het andere .zoodje" blyk baar daarmede de onderwijzers in d*j gemeente bedoelende. Naar aanleiding daarvan heeft hoh: onderwijzersgezelschap „Vriendschap en Oefening", gevestigd te Hengelo (G.) gemeend, een woord van proteal. te moeten doen hooren. Op zijn ver-^ gadering van jl. Zaterdag werd dqr volgende motie aangenomen Het onderwyzer8gezelsohap„ Vriend' schap en Oefening", van meenina, zynde, dat de overheid, waartoe ooa. behoort gerekend te worden eein raadslid wethouder, o.a geroepen is te allen tyde haar ambtenaren, dus ook den onderwijzers, de noodigs - waardeering te schenken en zoodoenda.' mede te werken tot handhaving vai het prestige, dat zij by de uitoefening van hun ambt behoeven Spreekt als zyn oordeel uit, da bedoeld raadslid-wethouder bij he gebruik der aangehaalde uitdrukking ten eenen male heeft vergeten, da een bestempeling van de onderwijzers met den naam van „zoodje", nog wej in een openbare raadsvergadering het gezag en de waardeering van dit gemeente-ambtenaren ten zeerste kar benadeelen, protesteert ten sterkste tegen het verregaand ongepaste er onbehoorlijke gezegde en betuigt zij: dank aan het raadslid, dat bij dit gelegenheid zyn stera verhief, om den onderwijzersstand in bescherming te nemen tegen dergelijke grofheden, geuit door iemand ec op een plaats waar men dat allerminst mooht ver wachten." Kunst en Letteren De heer Willem van Zuylen heefl er in toegestemd, om voorstellingen met de Tooneelisten in versohillonde plaatsen des lands van „Een ontaard vader" te geven, zyn voorstellingen te Berlijn een maand uit te stellen, waar mee te Berlijn ook genoegen is ge nomen. Den 2en Februari speelt hy Freunc Fritz met Possart en andere Duit-f schers in het Grand Theatre te Am sterdam. Mascagni. Pietro Mascagni is van plan zya gedenkschriften te schrijven. „Schoon nog jong van jaren," be richt Mascagni aan een zyner Berlijn* sche vrienden, „ben ik besloten, reeds mijn memoires te schrijven." Deze gedenkschriften zullen voor loopig den laatsten tocht omvatten, die Mascagni door Europa gedaan heeft, die in Berlyn begon, zich uit strekte door geheel Oostenrijk-Hon- garije en zelfs tot Belgrado, Sofia en Konstantinopel, om in Triëst te ein digen. Op deze rondreis heeft de jonge maestro zeer vele en zeer bonte in drukken ontvangen. Ongeveer 29 steden in Europa heeft bij op dien tocht een bezoek gebracht. Na aftrek der kosten heeft hy er 64 000 mark of ruim f 38.000 mee verdiend. De gedenkschriften van Masoagni zullen tegelijkertijd in het Duitsch, het Fransch, het Eogelsch en het Itali-1 aansch verschijnen en zeker groote belangstelling wekken, want Mascagni is een goed opmerker ea hanteert zeer goed de pen. Sport en Wedstrijden. Flobert schietwedstrijd. Omtrent den nationalen flobert* schietwedstrijd die door de Vereeni- ging tot Verh. van 's Lands WTeer baarheid „Voor Vaderland en Ko ning" alhier zal worden gehouden (er gelegenheid van haar 29-jarig bestaan, vernemen wy nog, dat reeds vele prijzen zyn beschikbaar gesteld. De wedstrijd zal plaats hebben op 15, 17, 22, 24, 29, 31 Dec. 5, 7, 12, 14, 19 21, 25, en 26 Januari 1896] en zai gehouden worden in de r ocei- teit „de Groote Vauxhal" op 5 banen. De programma's gaan t >r perse en zullen zoo spoedig mogelijk verzon den worden. Rechtszaken. Een vergiftigingszaak. Voor de vierde kamer der arron dissementsrechtbank te Amsterdam stond Dinsdag terecht A. C Kleberg Verberne, oud 40 jaar, geboren te Steenwij kerwolde, beschuldigd van „opzettelijk met voorbedachten rade Cornelia Jansen, zijn echtgenoote, welke op 5 December 1894 is over leden, van bet leven beroofd te heb ben, door haar in den laatsten tijd aan haar |dood voorafgaande, arse nicum toe te dienen met het oog merk zijn vrouw van het leven te berooventengevolge waarvan zij overleden is." Het onderzoek in deze zaak, waar in 42 getuigen zijn gedagvaard, wordt geleid door mr. W. A. Wïchers Hoetb, terwijl het Openbaar Ministerie wordt waargenomen door mr. G. J. Ph. graa; Schimmelpenninck. Het lijk, dat 22 Juni 1895 op het R. K. Kerkhof „De Liefde" is opge graven, iB onderzocht door de des kundige getuigen, de doctoren Wal ler en Jaoobi, terwyl het Echeikun- dig onderzoek was opgedragen aan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 2