KWIKZILVER. Tweede Blad behoorende bij Haarlem's Dagblad van Woensdag 25 Deo. 1895 No. 3830. Naar het Noorsch van Kristpfer Kristoferseo. Ik was alleen alleen op kerst avond, wanneer alles wat bijeenhoort, samenkomt aan den huieelijken haard, alleen zat ik in de koude, donkere kamer en pijnigde mijzelf met bittere gedachten over 't kerstfeest en ai wat daarmee in verbsnd stond. Ik kon het niet uithoudt^kleedde me aan en ging uit. Met de handen in den zak, mijn bonte muts tot over de ooren getrok ken, slenterde ik voorbij de verlichte vensters, waarachter allerlei speelgoed tentoongesteld werd voor groote en kleino kinderen. Hier en daar bleet ik staan voor een boekwinkel en las voor de honderdste maal de onbe duidende namen van't onbeduidend-i ste speelgoed t-r wereld, dio be- i dachte verhaaltje?, een tijdverdrijf voor leege, ingebeelde hersens 1 Da menschen liepen tegen me aan met pakken, manden en koornschoven. Ik bromde tegen hen maar ze lachten tegen mij. Ik had lust twist te zoeken met een van die dom verrukt8 va der?, die aan elke hand een kind mee sleepten, 't Zelfde leege gewoel, dezelfde uitstallingen, dezelfde yroo lijke drukke menschen met dezelfde feestelijk gestemde gezichten overal. Ik keerde om en ging denzelfd n weg terug. Uit een zijs'raat kwam een kleine jongen op het trottoir, met zijn slede achter zich aan cn bleet staan kijken voor een horloge- mskerswinkel, waar een ouderwetsch mechaniek te zien waseen burger, die van een feest tebuiakomt. De jon gen schaterde 't uit van pret. Zjn slee stond me in den weg. Ik 6chopte er tegen, zoodat ze op zij schoof en bromde barsch. 't Ventje liep weg voor me uit, Btond nu en dan stil en keek om maar zoodra hij me in 'toog kreeg, liep hij harder, door de menscbenmassa heen, behendig tus>- schen de wagens de voetgangers door slippende en steels vol zorg op 2ija slee passende. Eindelijk op de markt verloor hij me uit het oog en dacht ook zekei niet verder aan mij, onder 'tdrukke gewoel om zich heen. Maar 'tkiad had me zoolang ge- ergerd, met zijn schuw omzien, dat hij rnii begon te in tere seeren. Hij was een kind uit het volk, dat was dui delijk te zisn, aan zijn armoeiige eu versleten kleeren, die toch warm wa ren en blijkbaar gced verzorgd. Zijn gezicht, was bleek en mager en hij scheen acht a negen jaar oud. Ik stond achter een partij keretboomen en hield hem in 'too/, terwijl hij ernstig opzag raar de groene, berijpte denne- boomen, die zoo wonderlijk in het gaslicht flonkerden. De laatste koppers gingen langzamerhand heen en de verkoopers begonnen in te pakken. Ik zag een jonge vrouw, die ik kende, plotseling bedenken, dat re toch ook een kerstboom moest hebben om haar man mede 13 verrassen op den eersten kerstavond in hun eigen buis, be halve nog de schoof, die 't meisje droeg en 't speelgoed dat zij in de tasch had. Vlug kocht ze een klein boompj en zag om zich heen. Daar ontdekte ze den jongen, met de sleê. Ik hoorde haar met hem accordee- ren over 't naar huis brengen van 'tboompje, za^ hoe hij 'top de slee laaide er. achter haar aanging. Ik kon evengoe 1 denzellden weg gaar, als ergens' anders heen slenteren. Op een gepasten afstand ging ik achter hem aan. Ik had nu eenmaal lu-t dat ventje te bestudeereu. Ik dacht er over na wat zon'n kereltje voer Kerstavond heeft. Thuis zit zeker zijn vader bij de brandewijnfleseh en zijn moeder zucht over een oud gezang boek, terwijl 'tkind op straat zwerft en bij den duivel in de leer gaat. Ja, zoo is de wereld, 'tls kerstfeest of woestijn. Ik zag dat da dame hem een halve kroon gaf. Hij draafde verrukt weg, met de slee achter zich aan, die slin gerde tegen zijn dunne beentjes, 't Was dus zeker 'teerste geld, dat bij ver diende. Langzamerhand werd hij kalmer en liep vooit met waardigheid, als in nadenken verzonken, 't Venster van een halvrkroonebazHr hield hem staande. Hij bekeek al de uitgestalde "Voorwerpen- Soms Fchitlerden zijn oogen en hij keek naar 't zilverstuk, dat hij in zijn handen omkeerde. Op eens snelde hij voort. Op de markt zat nog de vrouw met Buikergoed, maar ze verlangde om weg te komen. „U verkoop ik 't heele partijtje voor een halve kroonjongenriep ze. Mijn jongen aarzelde een oogenblik, keek naar zijn geldstuk, maar snelde weer voort. Hier en daar werd hij nog half gevangenmaar redde zich door een overhaaste vlucht, zoodat ik moeite had hem te volgen. Eindelijk kwam hij aan een krui denierswinkel, zette zijn sleê tegen den muur, ging naar binnen en stond voor de toonbank met plechtige ernst. Men vulde twee peperhuizen en gaf hem die, hij betaalde zijn glimmend zilverstuk en ging he9n met dezelfde kalme ernst. Maar toen hij 't touw van de sleê weer in de hand had, verdween zijn waardigheid en hij liep dansend en ziDgend een donkere straat in. Een schaduw kwam met onregelmatige slingeringen van den anderen kant. „Een yroolijk kerst feest," riep een dronkenmansstem. „Dankjel van 't zelfde!" riep de jongen vroolijk, en draafde voort. Op eens verdween hij in een poort, ik hem achterna! Door een venster z-g ik een vrouw, die stond te strijken bij een dun vetkasrfje. Ik zag den jongen binnenkomen, en hoerde haar roepen, dat hij zoo laat kwam. „Ja maar moeder, nu heb ik wat heerlijks! Hier is rijst en hier is suikerNu hebben we toch rijstenbrei op kerstavond, moeder I" Had ik te voorschijn moeten komen als de onbekende weldoener, meteen geldstuk in iedere hand, om kerst overvloed in dat huis te brengen Was dat niet een mooi slot gewee-t, als ik me zoo loende iets Yan hun kerstvreugde had toegeëigend? Neen ik sloop weg, want ik voelde dat ik heiligschennis beging. Ik kwam thuis en 'k merkte dat 'k niet meer alleen was. Eerst kwa men alle herinneringen lichtend als nevelbeelden in den nacht. En toen kwam de werkelijkheidheel de lijdende mensehheid, die op een ge geven oogenblik ru3t vindt in broe derliefde en een voorgevoel vol ver lat gen van „Vrede op aarde." (ZX I/. W.) STADSNIEUWS j Museum van Kunstnij verhoid. De tentoonstelling van decoratieve j kunsten van ontwerpen en tec'senin- gen voor toegepaste kunst die in Ja- nuari op het Museum van Kunstnij verheid zal worden gehouden, is ia volle voorbereiding en daar reeds zeer vele toizsggingen tot deelname wor- den ontvangen belooft deze tentoon- j stelling zeer belangrijk te wordee. Arfcisten die hun werken wecschen in te zenden kunnen zich alsnog tot 1 1 Januari bij den Conservator van ge- noe-i.d Museum aanmelden, j Thans wordt op het Museum e6ne tentoonstelling gehouden van het werk der leerlingen van de aan deze inrichting verbonden schcol voor (kunstnijverheid. Het tentoongestelde j werk werd sedert 1 September op [genoemde school vervaardigd, i Op het gebied der decoratieve kur st vinden wij er stillevens, bloemen, natures mortee. ornamentaie c >mpo- 'eitiëa, composikëa voor tapijten, stoffen en ijzerwerk, ornamentale sa menstellingen, vervaardigd door leer- ling-lithografen verder teekeningeu naar pleister, bloemen, dieren enz. als ook enkele proeven van houtsnijwerk. De behoefte aan schilder- en tee kenzalen met goede verlichting deed zich sedert lang reeds gevoelen daaraan zal vermoedelijk in 1896 worden voldaan en zal de school eene aanzienlijke uitbreiding ondergaan. De cursus zal 6 Januari weder be ginnen. Koloniaal Museum. Te.t den Raad van Bestuur van het Koloniaal Museum zijn toegetreden de heer W. P. Groeneveldt te 's Gra- venhage, laatstelijk vice-president van den Raad van Ned. Indië, de heer W. Geertsemate Amsterdam en deTabak- MaaLchappij „Arendsburg" te Rot terdam. In de laatste maanden werden we der belangrijke bijdragen voor het Museum ontvangen. Onder meer zond het Kaiserliche Gesuntheite-Amt te Berlijn een me-k waardig product van verval- sching, namelijk nagebootste mus-' kaatnoot, bestaande uit fijngestampte notenmuskaataival (z.g. rompen) en boonenmeel, welk mengsel in den i vorm van muskaatnoot, van de aller- j beste kwaliteit natuurlijk, wordt ge perst. Het schijnt dat deze valsche! mnskaatnoot tegenwoordig op groote: schaal vervaardigd wordt, waarschijn- j lijk te Londen. In Duitschland is deze nagemaakte1 noot in den kleinhandel aangetroffen, het is echter nog niet gelnkt haar hier te lande op het spoor te komen. De vervalsching is niet door vorm, reuk of smaak te ontdekken, maar wel als men de noot doorsnijdt, daar zij niet gemarmerd is als de echte. Nog gemakkelijker is de „naaldproef:" indien men in een echte noot prikt, komt onmiddellijk een druppeltje glas heldere olie voor den dag, des te meer naarmate de noot beter van qualiteit is. De nagemaakte noot laat echter geen olie uitvloeien. Mocht men in twijfel zijn, dan kan het na der onderzoek van de echtheid aan het Kolom aai Museum kosteloos wor den aangevraagd. Merkwaardig is de inzending van den heer Leon van de PT Ier, Ne- derlandech zaakgelastigde te Tokio, bestaande uit een verzameling verf stoffen en andere voorwerpen, die in Japan gebruikt worden, zoowel voor het schilderen met waterverf als ook voor het drukken in kleur. De in zending verdient de aandacht, omdat de Japaneozen het in de kunst van het drukken in kleur met behoud van de prachtige, diepe en schitte rende tinten, zeer ver gebracht hebben. In de eerste vestibule van het mu seum bij den ingang, is thans een ruime kast geplaatst, waarin de laatst ingekomen meest belangrijke geschen ken gedurende eenigen tijd worden tentoongesteld,' alvorens zij worden ingevoegd. Dezer da en is uitgegeven de tweede aflevering van „Afbeeldingen bstref- 'fende koloniale voortbrengselen, ten dienste van het onderwijs," :net 12 fraaie Tchtdrukken, hoofdzakelijk vervaardigd naar negatieven voor dit doel welwillend gemaakt en afgestaan door den heer J. A. Maronier te Ke- manglen (Tegal); deze uitgave wordt tegen eene vergoeding van f 1.50 aan de scholen toegezonden. Aan den minister van koloniën in Frankrijk werden op diens verzoek i uitvoerige inlichtingen verschaft om- Itreni de organisatie van het Koloni- jaal Museum. De Politie, 'tls weer vacar.tie Dat bemerken moeders die hunne rumoerige spruiten den geheelendag thuis krijgen en maar moeten zieu, hoe ze het met hen stellen; ook vaders werden het gewaar die, vermoeid van hun dagwerk huiswaarts keerende, onthaald worden op moeders jammer klacht, dat Jau of Piet zoo verschrik kelijk ondeugend is geweest en of vader hem eens behoorlijk bestraffen wil. Dat het vacantie is bemerken ook de wandelaars. Twee dames, die j Maandagmiddag in den Hout gingen wandelen met twee kinderen, hebben er ten mine te ter dege van gelust. Toen zij van den Kleinen Houtweg afkomende door het Frederikspark gingen, zagen zij een troep kleine rekels, die bezig waren de ruiten in den drinkhal van het Brongebouw in te gooien. Dat pretje werd door niemand gestoord, er was geen man nelijk voorbijganger te zien en dat er geen politie-agent wras, spreekt van zelf. De dame®, door bittere ervaüng geleerd, wachtten zich wijselijk om tueschenbeide te komen, wel wetende dat anders de aanval op haar zou zijn overgebracht. Zij achtten zich nog gelukkig, dat zij zeiven onverlet de bende passeerden. Een van de rakkers stak een stok voor de kleine driewielige véU cip èie, waarop een van de twee kinderen zat, maar gelukkig liep dat zonder ongeluk af. Toen zij bij den Hertenkamp wa ren en naar huis wilden terngkeeren, werden zij door een tweeden troep I kleine bengels lastig gevallen. Vooral hadden zij het op het rij- wieltje voorzien. Zij trokken en (duwden er aan, zonder zich ook maar 'een oogenblik aan de vermaningen van de beide dames, die natuurlijk machteloos tegen deze rekels waren, te storen. Dat ging zoo de geheele Dreef langs. Een heer die voorbij ging, keek wel, maar bemoeide er zioh niet mee en de kwade rakkers, overmoedig geworden, wierpen op den Kleinen Houtweg het vierjarig kereltje dat op het rywiel zat. er af zoodat hij voorover viel met zijn ge zicht op de steenon. Gedurende de geheele wandeling hebben de dames geen enkelen po litieagent gezien! Het wordt langzamerhand een fraaie toestand. Op klaarlichten dag worden de ruiten van de Hoofdwacht inge smeten, op klaarliohten dag vallen kinderen van acht en tien jaar op een splinternieuw gebouwtje in het Frederikspark aan, op klaarlioh ten dag kunnen straatbengels langs de geheele Dreef rustige voorbijgan gers mole3teeren, op klaarlichten dag worden jongedames achtervolgd door een man. dien ze niet kennen en dat alles, zonder dat de politie er iets van gewaar wordt voordat het gebeurd is. Wij vergen van de politie niet hot boveumcnschelijke, noc'a verwachten dat wanneer er in een stillen uithoek van de stad iets voorvalt, een agent als uit dea grond zal ti voorschijn komen juist op het moment, dat men hem no >dig heeft. Maar de vier staaltjes die we hierboven noemden, gebeurden niet in een onbezochten uithoek, maar in de i Hout en in het midden van de stad. Dat had de politie moeten zien. Het is bier nog een3 de gelegen heid om het te zeggen. Ons politie- toez'cht is gebrekkig, het aantal agenten is te klein en van dafcaan'al wordt nog em groot gedeelte gebr ui kt om een overdreven machtsvertoon te maken cp de zoogenaamde vaste posten, waartoe ook behooren de kerken en verschillende feestlokalen, waar nooit ot bijaa nooit hun op treden noodzakelijk isenwa r zij d -.n ook, gewoonlijk nogal met hun bei den, met de armen over eikaar staan puur voor de fraaiigheid. Dat is de eene oorzaak van het kwaad en de andere is dat er geen behoorlijke oontiö'e op de agenten wordt uitgeoefend. De adjunct-inspec teurs, die daarvcor vroeger zijn aan gesteld, zitten den garischen dag, overladen met schrijfwerk, op het bureau of stellen op last van de justitie, onderzoeken in waar zij geen rijks-veldwachters voor gebruiken kan of wil. Zoo is de toestand: te weinegagen ten en gebrek aan contióle eh dat kwaad wordt niet weggenomen, wan -eer men een ja.~r poli t if agenten om toovert in rechercheurs. Do taüooze .klachten die in den laatsten tijd op gaan over de teugellooze brutaliteit van. de straatjeugd, maken het nood zakelijk dat er eindelijk eens energiek wordt opgeireden. Z >o niet dan zullen wij nog wel erger dingen be leven maatschappij te 's Gravenhage zal worden gehouden, bracht dat ooncept ter tafel, dat thans na breedvoerige bespreking wordt vastgesteld. Zoodra het aangevraagde terrein beschikbaar zal worden gesteld, zal dat programma worden gedrukt en verspreid. De volgende vergadering zal worden gehouden op Dinsdag 21 i Januari 1896 te 's Gravenhage. Yan rijkswege zijn ter herstelling der kasteelen te Muiden, Sassenheim en Velsen eene groote partij oude Friesche moppen aangekocht, waaruit bij afbraak bleek het binnenwerk van den Schagertoren te bestaan. Deze steenen dagteekenen uit het midden der 15de eeuw en hebben eene lengte van ruim 3 dM. In eene plechtige openbare zitting der rechtbank te Amsterdam werden Maandagochtend de heeren mr. C. W. Volgraff en mr. C. Baart de Ja Faille, eerstgenoemde als lid der rechtbank, laatstgenoemde als substi tuut-officier bij de rechtbank, geïu-j stalleerd. Een tr€ffecd weDrzten. Zondagnamiddag was men op het! Stationsplein SS. te Utrecht g-tuige van een aandoenlijk tooneel. De 76-jarige wed. Van Dijk, van Vechten, haalde haren zoon af, die voor 26 jaren naar ludië ging en daar aan vele expedities deelnam, getuige zijne geridderde borst. De oude vrouw kende haren Dirk het eerst aan zijne stem en lag eenige oogenblikken aan de borst van den grooten, gebruiu- den onderofficier. Met belangstelling zag menigeen dit aan en volgde mot de oogen het wagentje, waarop moeder en zoon met zijne groote kisten en koffers naar het stille Vechten vertrokken. (U. D.) Een ham met vier pooten. Tc Loosdreeht trad eenige dagen geleden de heer L. Jaarsma, hot fl eener school voor gereform. onderwij? te Loenen a/d Vecht, vcor de anti-rev. kiesvereenigïng op met het onderwerp: Maatschappelijke en sociale ellende." Van die ellende waren, volgens den spreker, de liberalen de schuld en verder alle partijen, die met hen vermaagschapt zijn, alsconservatie ven, radicalen, socialisten, commu nisten, anarchisten en nihilisten; al leen de antirevolutionaire partij niet. Natuurlijk kreeg de openbare school de rest op haar rekening:. Volgens het X.Schoolblad had bij het debat een vermakelijk incident BINNENLAND, Eollandsclio Maatschappij van Landbouw. B:j het hoofdbestuur der FIol- landsc'ae Maatschappij van Landbouw is ingekomen e-n schrijven van den minister van waterstaat ook namens de overige ministers, hoof den van departementen van alge meen bestuur, om het aan de Koningin-Regentes ingediend verzoek om in de verschillende bestekken van aanbestedingen op te nemen de be paling, dat geleverd mce'.en worden producten uit ons vaderland voor zoover die hier te lande worden voortgebracht, daarbij vermeldende rfftt met alle? hieraan niet kan wor den voldaan, dcch dat o.a. reeds d >or den min. v. oorlog een soortgelijke maatregel is genomen voor de leve ring van spek en haver voor hst Ie;., er. Naar aanleiding van het feif, dat esn grcot deel natuurboter, uit Ne derland iu Engeland ingevoerd, i? verklaard vervalscht te zijn, heeft het i hoofdbestuur besloten aan den min. van buitenlandsche zaken te verzoeken -ook advie3 in deze aan het Neder- landsch Landbouwcomïté te vragen. D3 commissie, benoemd tot het maken van een concept-program voor de tentoonstelling, die in 1897 lij de viering van het 50-jarig bestaan der Op de vraag van een der hoorders, of de openbare school dan werkelijk zoo slecht is? zeide tïc jnleider^dat men daar „ia plaats van zich met de waarachtige, geestelijke be'angeo der (kinderen arufc te maken,zich veeleer afliet met het laten zien van een haan inet vier pooten1" En wat bleek j Die haan met vier pooten is ook (op de christelijke school vertoond. Het eenvoudige feit schijnt te ïiji, dat er zich onlangs te Leo 3d reent iemand met zoo'a haan heeft bevon- den, die zoowel op de openbare al? i op de bijzondere school verlof heefc gekregen, dat diertje aan de leerlir- gen te laten zien. Een merk waardige grafkelder. Wieuwerd, een plaatsje van een tweehonderd zielen aan de spoorlijn LeeuwardenStavoren, is in 't bezit van een merkwaardigen grafselder, waarover de heer J. J. M. M. van dea Bergh in de laatste aflevering van „De Natuur1 zeer interessante bijzonderheden meedeelt. De grafkelder behoorde vroegèr tot het slot Wal'.ha, veelal Tbetinga* State genoemd, en ligt in het ooste lijk gedeelte der Protestantsche Kerk, het z «ogenaamde kooreinde. Het merkwaardige van den graf kelder is, dat bij de eigenschap heeft hoewel het water vaak in den kelder staat ;a!!a lijken die er in bijgezet wor- 1 den, ie doen verdrogen zon ier d&t er 'ontbinding plaats heeft. In 1765 werd die eigenschap door een paar nieuwsgierige tiaimerlieden ontdekt en omtrent een lijk, dat ten onrechte voor dat van de bekende Anna Maria van Schurman werd ge houden, schreef de „Leeuwarder Cou rant" van 13 Maart 1765 het vol gende „Zeldzaam is het, dit het in dee- zelfs geheele gedaante gevonden is, konnende de leden, gelijk nis van een levend menech, verbogen worden, en zijnde de kleederen gelijk aan kla tergoud, hetwelk aan zeker klein ge- waa, bijna als mosterdzaad, waarvan de kist vol was, toegeschreven wordt." Dit bericht deed natuurlijk veel bezoekers toestroomen tot het geval weer vergeten werd. De heer Van den Bergh heeft nu den kelder weer be zocht, gewapend met een fotografie- toestel. Aan zijn beschrijving ontleent men het volgende „Het inwendige is vierkant. Twee gaten in de buitenmuren laten vol doende licht door, om alles goed te kunnen onderscheiden. Zeven zware eikenhouten doodkisten stonden op houten schragen. „Ik opende al de kisten en vond er vijf lijken in, allen verdroogd, doch overigens volkomen in don vorm, waarin zij eeuwen te voren daar wa ren neergelegd. „Enkelen hadden veel geleden, an deren waren bijkans of guLecl gaaf. Die beschadigingen zijn het werk van baldadige bezoekers. „Io eei der kisten vond ik het lijk eener vrouw, die onder hevige pijnen moet zijn overleden en zoo verstijfd. Zij ligt op den rug. Het boof.t is eenigezins kr zijde gebogen. Het ge laat is door smart en angst geheel verwrongen, en de mond wijd ge opend. Ook de beenen zijn in kramp verwrongen, zoodat de hielen gei.eel naar elkander gebogen rijn. Blijk baar heeft deze lijderes, gillende van smart, gedurende een hevigen aanval van kramp den laatstee adem uit geblazen. Ondanks deze onmisken bare teekenen van het vreeselijkste lijden, op hot oogenblik dat de dood haar daaraan ontrukte, liggen de handen dezer vrouw over elkander gevouwen, zooals men dat gewoonlijk bij «le dooden doet. „Meu heett eertijds gemeend, het uitdragen dier üjken te moeten toe schrijven aan den drogen luchtstroom, die in dea kelder onderhouden wordt door de keldergaten, welke aan weers zijden zijn aangebracht en de buiten lucht onafgebroken le doen toetreden en doorstroomen. Om zich van dejuist- heid dier meening te vergewissen, heeft men, ongeveer een halve eeuw geleden, een der gaten dichtgemaakt. Do uitgedroogde lichamen begon nen werkelijk al spoedig le vermol men en in elkander te vallen. Men heelt toen iu allerijl de gaten weder opengemaakt, z mder ve?l wijzer te zijn geworden. „Ik geloof niet, dat die gaten als de eenige oorza.ak van het verschijnsel zijn aan te merken, hoewel zij zeker hel bu'-"e er toe zuIl^-ii^öëiï'WgÖ^ aragen. Toevoer van zuurstof alleen zou de ontbinding toch eerder bevor deren dan tegenhouden. „Een Engelschen lord he<-fc in het kerkje op zijn landgoed een grafkel der laten bouwen, die in alle opzich ten een getrouwe copie w:«s van den Wieuwerder kelder. Maar al wat zijn lordschap er in bracht, ging tot ont binding over, zoo ls dat overal e'ders het geval ip. Trouwens, in hei geheele kerk-/ bouw is de bederfwerende eigen schap aanwezig. „Toon in 1883 het orgel gede'Lelijk uit elkander werd genomen, vond men tusschen de windladen een spreeuw, die geheel uitgedroogd was, mot vol komen behoud van vorm en ouder lingen samenhang der licbaamsdeelèn. „Merkwaa dig is ook, dut ook de houten vloer binnen in de kerk, daar „Merkwaardig is ook, dat de houten vloer binnen in de berk, daar reeds meer dan een eeuw ligt en nog ge heel gaaf en krachtig is. Ook het eikenhouten beschot met fraai snij werk, de keurig besneden predikstoel en de verdere kerk meubelen ver tonnen nergens een spoor van beginnend verval." De schrijver meeut dat ook, dat de oorzaak gezocht moet werden in tot nog toe onbekende eigenschappen van den bodem, waarop kerk en kelder s.aan. Het is niet onmogelijk, dat daaruit gassen opstijgen, die de eigene ;chap bezitten om volkomen all- bederf te beletten. Zja nu de lij ken, welke aanvanke ijk tegen bederf behoed zijn, daarenboven aan een voortdurende luchtstroom blootge steld, dan moeten zij uitdrogen, een uitdroging, die zeer snel plaats heeft FEUILLETON. Roman bewerkt naar het fransch PAUL SAUNIERE. 1723. i) Sierlijk gekleed in een kamerjapon van helderrood satijn, gevoerd met witte zijde, een pantalon van blauw fluweel, gris perle zijden kousen en schoenen mot glad gouden gespeD, zat in een zachten fauteuil, met gekruiste beenen een jonge man van omstreeks 25 jaar ia gedach ten verdiept. Hij scheen treurig gestemd te zijn, ook toen hij zich uit zijn droomerijen losrukkende, den blik liet weiden over de kostbare weelde waarmte het vertrek was ge- »»kil£erd. Blijkbaar wa? hij, voornemens uit te gaan, jilet begonnen, toen droevige gedachten hem in besleg hadden genomen, dat hij dit voor- ergeten had en peinzend in den stoel was Welke droevige .gedachten konden dezen jongenman wel kwellen? Scheen nie'. alles hem toe te lachen? Hij was jong, knap van uiterlijk en welgemaakt, elegant en te oordtelen naar zijne weelderige omgeving, zeker rijk. Niettemin verried de diepe plooi op zijn voorhoofd, dat hij zorgen had, die hem niet met rust lieten. Ds samengeknepen hand vernielde onmeedoogend de eikels van de ceintuur om zijn slank middel. Het was pas tien uur in den morgen, zoodat niets hem drong om spoedig toilet te maken. Een vroolijk Junizonnetje drong door de damasten gordijnen, welker zware en zijdeachtige plooien schilderachtig om de ven eters hingen, de kamer binnen. Plotseling richtte hij zich op. Er werd hard aan de deur geklopt en nog vóór hij tij I had om te antwoor den, werd de deur geopend, om een jongen man door te laten van denzelfden leeftijd, dio gekleed was in de schitterende uniform van kornet bij de koninklijke dra gonders, die met een glimlach op het gelaat vroeg„Mag ik binnenkomen?" „Julienriep de elegante droomer opspringende en hem de beide handen toestekende. „Natuurlijk kunt ge binnenkomenik begon ai aan uwe komst te wanho pen J" „Dat staat u niet fraai, mijn waarde Jean. Ik heb u nog nieU> het recht gegeven mijn vriendschap te ver denken." „Dat is waar, maar hoe komt het dan, dat ik u in veertien dagen niet gezien heb?" „Allereerst omdat ik de geheele laatste week dienst heb gehad te Versailles, vervolgens omdat mijn moeder ongesteld is geweest en ik haar niet alleen heb willen laten en 'en slotte Hij hield plotseling op, terwijl zijn gezicht betrok. „Ten slotte herhaalde Jean belangstellend. „Ten slotte omdat er in eme familie die mij veel beling inboezemt, dingen voorvallen die mij groote ongerustheid veroorzaken," eindigde Juiien met een s. mbere stem. „En in die familie is een meisje, wed ik?" „Juist." „Dat ge lief hebt?" „Zoo is het." „En dat u evenzoo bemint „Ik geloof van ja," zei de jonge officier ernstig. „Welnu," zeide Jeau, „wat is er dan dat u ongerust maakt? I? er misschien een mededinger?" „Ik vr6es van ja." zei de officier droevig. Vrees? Gij vrees! Maar ik herken u niet meerkunt gij dan dien indringer niet verjagen met een van die aardige degenBtooten, die wij saaien geleerd hebben „Neen, dat middel ia mij niet gebleven." „Wat! Is hij dan zoo hoog geplaatst, dat uw wraak hem niet km bereiken?" „Zoo is het, mijn vriend." „Ea is het onbescheiden den naam van dat machtig heer te vragen?" „Waarom niet? Het is de graaf a'Aveyron," ant woordde Julien. „Wat, d'Aveyron? Die bluffer, die door kruiperijen en list tot zijn hooge betrekking is gekomen?" „Maar hij is eerste minister I" „Maar hij is vijftig jaar, mijn beste Julien." „Dat is waar, maar hij kan met ém pennestreekmij en ieder ander die hom in den weg =taat, nu: de Bas. tille zenden." „Het is waar ook,7' zei Jean en krabde zich bedenkelijk achter het oor. „Maar komaan," liet hij er op volgen, „overdrijft ge nu het gevaar niet een weinig. Gij en ik hebben toch ook machtige beschermer?, die zo j maar niet zouden toelaten, dat men u voor niets in de Bas tille sloot." „Zeker, maar die beschermers zijn geen eerste minis ters, Jean. Maar waarom zou ik u oek niet deganeche geschiedenis vertellen? Gij zijt iemand met energie ea een helder hoofd. N et voor niets noemt men u Kwik zilver. Geef mij raad, beste jangen, ik heb dien zeer noodig." Bij deze woorden nam J alien een stoel, waar hij schrij lings op ging zitten en plaatste zich viak tegenover Jean, als om de uitdrukking van diens gelaat beter te kunnen waarnemer. „Kent gij de barones de Coissy?" „Alleen van naam," zei Jeau, „want toen ik met u page aan het "hof van Zijne Majesteit was, heb ik haar daar nooit gezien. Ik weet alleen, dat zij tot den kring uwer vrienden behoort." „Mevrouw do Coissy is een zeer intieme vriendin van mijne moeler en mij zeer genegen. Ik ben in hare woning bijkans als kind in huis, zoodat ik alles weet wat er omgaat." „En wat gaat er dan om?" Wordt vervolgd. mij a. aden. All

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 5