KWIKZILVER.
Tweede Blad behoorende bij Haarlem's Dagblad van Woensdag 25 Deo. 1895 No. 3830.
Naar het Noorsch
van Kristpfer Kristoferseo.
Ik was alleen alleen op kerst
avond, wanneer alles wat bijeenhoort,
samenkomt aan den huieelijken haard,
alleen zat ik in de koude, donkere
kamer en pijnigde mijzelf met bittere
gedachten over 't kerstfeest en ai wat
daarmee in verbsnd stond. Ik kon
het niet uithoudt^kleedde me aan
en ging uit.
Met de handen in den zak, mijn
bonte muts tot over de ooren getrok
ken, slenterde ik voorbij de verlichte
vensters, waarachter allerlei speelgoed
tentoongesteld werd voor groote
en kleino kinderen. Hier en daar
bleet ik staan voor een boekwinkel en
las voor de honderdste maal de onbe
duidende namen van't onbeduidend-i
ste speelgoed t-r wereld, dio be- i
dachte verhaaltje?, een tijdverdrijf
voor leege, ingebeelde hersens 1
Da menschen liepen tegen me aan
met pakken, manden en koornschoven.
Ik bromde tegen hen maar ze lachten
tegen mij. Ik had lust twist te zoeken
met een van die dom verrukt8 va
der?, die aan elke hand een kind
mee sleepten, 't Zelfde leege gewoel,
dezelfde uitstallingen, dezelfde yroo
lijke drukke menschen met dezelfde
feestelijk gestemde gezichten overal.
Ik keerde om en ging denzelfd n
weg terug. Uit een zijs'raat kwam
een kleine jongen op het trottoir,
met zijn slede achter zich aan cn
bleet staan kijken voor een horloge-
mskerswinkel, waar een ouderwetsch
mechaniek te zien waseen burger,
die van een feest tebuiakomt. De jon
gen schaterde 't uit van pret. Zjn slee
stond me in den weg. Ik 6chopte er
tegen, zoodat ze op zij schoof en
bromde barsch. 't Ventje liep weg
voor me uit, Btond nu en dan stil
en keek om maar zoodra hij me in
'toog kreeg, liep hij harder, door de
menscbenmassa heen, behendig tus>-
schen de wagens de voetgangers door
slippende en steels vol zorg op 2ija
slee passende. Eindelijk op de markt
verloor hij me uit het oog en dacht
ook zekei niet verder aan mij, onder
'tdrukke gewoel om zich heen.
Maar 'tkiad had me zoolang ge-
ergerd, met zijn schuw omzien, dat
hij rnii begon te in tere seeren. Hij was
een kind uit het volk, dat was dui
delijk te zisn, aan zijn armoeiige eu
versleten kleeren, die toch warm wa
ren en blijkbaar gced verzorgd. Zijn
gezicht, was bleek en mager en hij
scheen acht a negen jaar oud. Ik stond
achter een partij keretboomen en
hield hem in 'too/, terwijl hij ernstig
opzag raar de groene, berijpte denne-
boomen, die zoo wonderlijk in het
gaslicht flonkerden. De laatste koppers
gingen langzamerhand heen en de
verkoopers begonnen in te pakken.
Ik zag een jonge vrouw, die ik kende,
plotseling bedenken, dat re toch ook
een kerstboom moest hebben om haar
man mede 13 verrassen op den eersten
kerstavond in hun eigen buis, be
halve nog de schoof, die 't meisje
droeg en 't speelgoed dat zij in de
tasch had. Vlug kocht ze een klein
boompj en zag om zich heen. Daar
ontdekte ze den jongen, met de sleê.
Ik hoorde haar met hem accordee-
ren over 't naar huis brengen van
'tboompje, za^ hoe hij 'top de slee
laaide er. achter haar aanging. Ik
kon evengoe 1 denzellden weg gaar,
als ergens' anders heen slenteren. Op
een gepasten afstand ging ik achter
hem aan. Ik had nu eenmaal lu-t
dat ventje te bestudeereu. Ik dacht
er over na wat zon'n kereltje voer
Kerstavond heeft. Thuis zit zeker zijn
vader bij de brandewijnfleseh en zijn
moeder zucht over een oud gezang
boek, terwijl 'tkind op straat zwerft
en bij den duivel in de leer gaat. Ja,
zoo is de wereld, 'tls kerstfeest of
woestijn.
Ik zag dat da dame hem een halve
kroon gaf. Hij draafde verrukt weg,
met de slee achter zich aan, die slin
gerde tegen zijn dunne beentjes, 't Was
dus zeker 'teerste geld, dat bij ver
diende.
Langzamerhand werd hij kalmer
en liep vooit met waardigheid, als
in nadenken verzonken, 't Venster
van een halvrkroonebazHr hield hem
staande. Hij bekeek al de uitgestalde
"Voorwerpen- Soms Fchitlerden zijn
oogen en hij keek naar 't zilverstuk,
dat hij in zijn handen omkeerde. Op
eens snelde hij voort.
Op de markt zat nog de vrouw met
Buikergoed, maar ze verlangde om
weg te komen.
„U verkoop ik 't heele partijtje
voor een halve kroonjongenriep ze.
Mijn jongen aarzelde een oogenblik,
keek naar zijn geldstuk, maar snelde
weer voort. Hier en daar werd hij
nog half gevangenmaar redde zich
door een overhaaste vlucht, zoodat
ik moeite had hem te volgen.
Eindelijk kwam hij aan een krui
denierswinkel, zette zijn sleê tegen
den muur, ging naar binnen en stond
voor de toonbank met plechtige
ernst. Men vulde twee peperhuizen
en gaf hem die, hij betaalde zijn
glimmend zilverstuk en ging he9n
met dezelfde kalme ernst. Maar toen
hij 't touw van de sleê weer in de
hand had, verdween zijn waardigheid
en hij liep dansend en ziDgend een
donkere straat in. Een schaduw kwam
met onregelmatige slingeringen van
den anderen kant. „Een yroolijk kerst
feest," riep een dronkenmansstem.
„Dankjel van 't zelfde!" riep de
jongen vroolijk, en draafde voort. Op
eens verdween hij in een poort, ik
hem achterna! Door een venster z-g
ik een vrouw, die stond te strijken
bij een dun vetkasrfje. Ik zag den
jongen binnenkomen, en hoerde haar
roepen, dat hij zoo laat kwam.
„Ja maar moeder, nu heb ik wat
heerlijks! Hier is rijst en hier is
suikerNu hebben we toch rijstenbrei
op kerstavond, moeder I"
Had ik te voorschijn moeten komen
als de onbekende weldoener, meteen
geldstuk in iedere hand, om kerst
overvloed in dat huis te brengen
Was dat niet een mooi slot gewee-t,
als ik me zoo loende iets Yan hun
kerstvreugde had toegeëigend? Neen
ik sloop weg, want ik voelde dat ik
heiligschennis beging.
Ik kwam thuis en 'k merkte dat
'k niet meer alleen was. Eerst kwa
men alle herinneringen lichtend als
nevelbeelden in den nacht. En toen
kwam de werkelijkheidheel de
lijdende mensehheid, die op een ge
geven oogenblik ru3t vindt in broe
derliefde en een voorgevoel vol ver
lat gen van „Vrede op aarde."
(ZX I/. W.)
STADSNIEUWS
j Museum van Kunstnij verhoid.
De tentoonstelling van decoratieve
j kunsten van ontwerpen en tec'senin-
gen voor toegepaste kunst die in Ja-
nuari op het Museum van Kunstnij
verheid zal worden gehouden, is ia
volle voorbereiding en daar reeds zeer
vele toizsggingen tot deelname wor-
den ontvangen belooft deze tentoon-
j stelling zeer belangrijk te wordee.
Arfcisten die hun werken wecschen in
te zenden kunnen zich alsnog tot 1
1 Januari bij den Conservator van ge-
noe-i.d Museum aanmelden,
j Thans wordt op het Museum e6ne
tentoonstelling gehouden van het
werk der leerlingen van de aan deze
inrichting verbonden schcol voor
(kunstnijverheid. Het tentoongestelde
j werk werd sedert 1 September op
[genoemde school vervaardigd,
i Op het gebied der decoratieve kur st
vinden wij er stillevens, bloemen,
natures mortee. ornamentaie c >mpo-
'eitiëa, composikëa voor tapijten,
stoffen en ijzerwerk, ornamentale sa
menstellingen, vervaardigd door leer-
ling-lithografen verder teekeningeu
naar pleister, bloemen, dieren enz. als
ook enkele proeven van houtsnijwerk.
De behoefte aan schilder- en tee
kenzalen met goede verlichting deed
zich sedert lang reeds gevoelen
daaraan zal vermoedelijk in 1896
worden voldaan en zal de school eene
aanzienlijke uitbreiding ondergaan.
De cursus zal 6 Januari weder be
ginnen.
Koloniaal Museum.
Te.t den Raad van Bestuur van het
Koloniaal Museum zijn toegetreden
de heer W. P. Groeneveldt te 's Gra-
venhage, laatstelijk vice-president van
den Raad van Ned. Indië, de heer W.
Geertsemate Amsterdam en deTabak-
MaaLchappij „Arendsburg" te Rot
terdam.
In de laatste maanden werden we
der belangrijke bijdragen voor het
Museum ontvangen.
Onder meer zond het Kaiserliche
Gesuntheite-Amt te Berlijn een
me-k waardig product van verval-
sching, namelijk nagebootste mus-'
kaatnoot, bestaande uit fijngestampte
notenmuskaataival (z.g. rompen) en
boonenmeel, welk mengsel in den i
vorm van muskaatnoot, van de aller- j
beste kwaliteit natuurlijk, wordt ge
perst. Het schijnt dat deze valsche!
mnskaatnoot tegenwoordig op groote:
schaal vervaardigd wordt, waarschijn- j
lijk te Londen.
In Duitschland is deze nagemaakte1
noot in den kleinhandel aangetroffen,
het is echter nog niet gelnkt haar
hier te lande op het spoor te komen.
De vervalsching is niet door vorm,
reuk of smaak te ontdekken, maar
wel als men de noot doorsnijdt, daar
zij niet gemarmerd is als de echte.
Nog gemakkelijker is de „naaldproef:"
indien men in een echte noot prikt,
komt onmiddellijk een druppeltje glas
heldere olie voor den dag, des te
meer naarmate de noot beter van
qualiteit is. De nagemaakte noot laat
echter geen olie uitvloeien. Mocht
men in twijfel zijn, dan kan het na
der onderzoek van de echtheid aan
het Kolom aai Museum kosteloos wor
den aangevraagd.
Merkwaardig is de inzending van
den heer Leon van de PT Ier, Ne-
derlandech zaakgelastigde te Tokio,
bestaande uit een verzameling verf
stoffen en andere voorwerpen, die in
Japan gebruikt worden, zoowel voor
het schilderen met waterverf als ook
voor het drukken in kleur. De in
zending verdient de aandacht, omdat
de Japaneozen het in de kunst van
het drukken in kleur met behoud
van de prachtige, diepe en schitte
rende tinten, zeer ver gebracht hebben.
In de eerste vestibule van het mu
seum bij den ingang, is thans een
ruime kast geplaatst, waarin de laatst
ingekomen meest belangrijke geschen
ken gedurende eenigen tijd worden
tentoongesteld,' alvorens zij worden
ingevoegd.
Dezer da en is uitgegeven de tweede
aflevering van „Afbeeldingen bstref-
'fende koloniale voortbrengselen, ten
dienste van het onderwijs," :net 12
fraaie Tchtdrukken, hoofdzakelijk
vervaardigd naar negatieven voor dit
doel welwillend gemaakt en afgestaan
door den heer J. A. Maronier te Ke-
manglen (Tegal); deze uitgave wordt
tegen eene vergoeding van f 1.50 aan
de scholen toegezonden.
Aan den minister van koloniën in
Frankrijk werden op diens verzoek
i uitvoerige inlichtingen verschaft om-
Itreni de organisatie van het Koloni-
jaal Museum.
De Politie,
'tls weer vacar.tie
Dat bemerken moeders die hunne
rumoerige spruiten den geheelendag
thuis krijgen en maar moeten zieu,
hoe ze het met hen stellen; ook vaders
werden het gewaar die, vermoeid van
hun dagwerk huiswaarts keerende,
onthaald worden op moeders jammer
klacht, dat Jau of Piet zoo verschrik
kelijk ondeugend is geweest en of
vader hem eens behoorlijk bestraffen
wil.
Dat het vacantie is bemerken ook
de wandelaars. Twee dames, die
j Maandagmiddag in den Hout gingen
wandelen met twee kinderen, hebben
er ten mine te ter dege van gelust.
Toen zij van den Kleinen Houtweg
afkomende door het Frederikspark
gingen, zagen zij een troep kleine
rekels, die bezig waren de ruiten in
den drinkhal van het Brongebouw
in te gooien. Dat pretje werd door
niemand gestoord, er was geen man
nelijk voorbijganger te zien en dat er
geen politie-agent wras, spreekt van
zelf.
De dame®, door bittere ervaüng
geleerd, wachtten zich wijselijk om
tueschenbeide te komen, wel wetende
dat anders de aanval op haar zou
zijn overgebracht. Zij achtten zich
nog gelukkig, dat zij zeiven onverlet
de bende passeerden. Een van de
rakkers stak een stok voor de kleine
driewielige véU cip èie, waarop een van
de twee kinderen zat, maar gelukkig
liep dat zonder ongeluk af.
Toen zij bij den Hertenkamp wa
ren en naar huis wilden terngkeeren,
werden zij door een tweeden troep
I kleine bengels lastig gevallen.
Vooral hadden zij het op het rij-
wieltje voorzien. Zij trokken en
(duwden er aan, zonder zich ook maar
'een oogenblik aan de vermaningen
van de beide dames, die natuurlijk
machteloos tegen deze rekels waren,
te storen. Dat ging zoo de geheele
Dreef langs. Een heer die voorbij
ging, keek wel, maar bemoeide er
zioh niet mee en de kwade rakkers,
overmoedig geworden, wierpen op
den Kleinen Houtweg het vierjarig
kereltje dat op het rywiel zat. er af
zoodat hij voorover viel met zijn ge
zicht op de steenon.
Gedurende de geheele wandeling
hebben de dames geen enkelen po
litieagent gezien!
Het wordt langzamerhand een fraaie
toestand. Op klaarlichten dag worden
de ruiten van de Hoofdwacht inge
smeten, op klaarliohten dag vallen
kinderen van acht en tien jaar op
een splinternieuw gebouwtje in
het Frederikspark aan, op klaarlioh
ten dag kunnen straatbengels langs
de geheele Dreef rustige voorbijgan
gers mole3teeren, op klaarlichten dag
worden jongedames achtervolgd door
een man. dien ze niet kennen en
dat alles, zonder dat de politie er
iets van gewaar wordt voordat het
gebeurd is.
Wij vergen van de politie niet hot
boveumcnschelijke, noc'a verwachten
dat wanneer er in een stillen uithoek
van de stad iets voorvalt, een agent
als uit dea grond zal ti voorschijn
komen juist op het moment, dat men
hem no >dig heeft. Maar de vier
staaltjes die we hierboven noemden,
gebeurden niet in een onbezochten
uithoek, maar in de i Hout en in
het midden van de stad. Dat had de
politie moeten zien.
Het is bier nog een3 de gelegen
heid om het te zeggen. Ons politie-
toez'cht is gebrekkig, het aantal
agenten is te klein en van dafcaan'al
wordt nog em groot gedeelte gebr ui kt
om een overdreven machtsvertoon te
maken cp de zoogenaamde vaste
posten, waartoe ook behooren de
kerken en verschillende feestlokalen,
waar nooit ot bijaa nooit hun op
treden noodzakelijk isenwa r zij d -.n
ook, gewoonlijk nogal met hun bei
den, met de armen over eikaar staan
puur voor de fraaiigheid.
Dat is de eene oorzaak van het
kwaad en de andere is dat er geen
behoorlijke oontiö'e op de agenten
wordt uitgeoefend. De adjunct-inspec
teurs, die daarvcor vroeger zijn aan
gesteld, zitten den garischen dag,
overladen met schrijfwerk, op het
bureau of stellen op last van de
justitie, onderzoeken in waar zij geen
rijks-veldwachters voor gebruiken kan
of wil.
Zoo is de toestand: te weinegagen
ten en gebrek aan contióle eh dat
kwaad wordt niet weggenomen, wan
-eer men een ja.~r poli t if agenten om
toovert in rechercheurs. Do taüooze
.klachten die in den laatsten tijd op
gaan over de teugellooze brutaliteit
van. de straatjeugd, maken het nood
zakelijk dat er eindelijk eens energiek
wordt opgeireden. Z >o niet dan
zullen wij nog wel erger dingen be
leven
maatschappij te 's Gravenhage zal
worden gehouden, bracht dat ooncept
ter tafel, dat thans na breedvoerige
bespreking wordt vastgesteld.
Zoodra het aangevraagde terrein
beschikbaar zal worden gesteld, zal
dat programma worden gedrukt en
verspreid. De volgende vergadering
zal worden gehouden op Dinsdag 21 i
Januari 1896 te 's Gravenhage.
Yan rijkswege zijn ter herstelling
der kasteelen te Muiden, Sassenheim
en Velsen eene groote partij oude
Friesche moppen aangekocht, waaruit
bij afbraak bleek het binnenwerk van
den Schagertoren te bestaan. Deze
steenen dagteekenen uit het midden
der 15de eeuw en hebben eene lengte
van ruim 3 dM.
In eene plechtige openbare zitting
der rechtbank te Amsterdam werden
Maandagochtend de heeren mr. C.
W. Volgraff en mr. C. Baart de Ja
Faille, eerstgenoemde als lid der
rechtbank, laatstgenoemde als substi
tuut-officier bij de rechtbank, geïu-j
stalleerd.
Een tr€ffecd weDrzten.
Zondagnamiddag was men op het!
Stationsplein SS. te Utrecht g-tuige
van een aandoenlijk tooneel. De
76-jarige wed. Van Dijk, van Vechten,
haalde haren zoon af, die voor 26
jaren naar ludië ging en daar aan
vele expedities deelnam, getuige zijne
geridderde borst. De oude vrouw
kende haren Dirk het eerst aan zijne
stem en lag eenige oogenblikken aan
de borst van den grooten, gebruiu-
den onderofficier.
Met belangstelling zag menigeen
dit aan en volgde mot de oogen het
wagentje, waarop moeder en zoon
met zijne groote kisten en koffers
naar het stille Vechten vertrokken.
(U. D.)
Een ham met vier pooten.
Tc Loosdreeht trad eenige dagen
geleden de heer L. Jaarsma, hot fl
eener school voor gereform. onderwij?
te Loenen a/d Vecht, vcor de anti-rev.
kiesvereenigïng op met het onderwerp:
Maatschappelijke en sociale ellende."
Van die ellende waren, volgens den
spreker, de liberalen de schuld en
verder alle partijen, die met hen
vermaagschapt zijn, alsconservatie
ven, radicalen, socialisten, commu
nisten, anarchisten en nihilisten; al
leen de antirevolutionaire partij niet.
Natuurlijk kreeg de openbare school
de rest op haar rekening:.
Volgens het X.Schoolblad had bij
het debat een vermakelijk incident
BINNENLAND,
Eollandsclio Maatschappij van
Landbouw.
B:j het hoofdbestuur der FIol-
landsc'ae Maatschappij van Landbouw
is ingekomen e-n schrijven van
den minister van waterstaat ook
namens de overige ministers, hoof
den van departementen van alge
meen bestuur, om het aan de
Koningin-Regentes ingediend verzoek
om in de verschillende bestekken van
aanbestedingen op te nemen de be
paling, dat geleverd mce'.en worden
producten uit ons vaderland voor
zoover die hier te lande worden
voortgebracht, daarbij vermeldende
rfftt met alle? hieraan niet kan wor
den voldaan, dcch dat o.a. reeds d >or
den min. v. oorlog een soortgelijke
maatregel is genomen voor de leve
ring van spek en haver voor hst Ie;., er.
Naar aanleiding van het feif, dat
esn grcot deel natuurboter, uit Ne
derland iu Engeland ingevoerd, i?
verklaard vervalscht te zijn, heeft het
i hoofdbestuur besloten aan den min.
van buitenlandsche zaken te verzoeken
-ook advie3 in deze aan het Neder-
landsch Landbouwcomïté te vragen.
D3 commissie, benoemd tot het
maken van een concept-program voor
de tentoonstelling, die in 1897 lij de
viering van het 50-jarig bestaan der
Op de vraag van een der hoorders,
of de openbare school dan werkelijk
zoo slecht is? zeide tïc jnleider^dat
men daar „ia plaats van zich met de
waarachtige, geestelijke be'angeo der
(kinderen arufc te maken,zich veeleer
afliet met het laten zien van een haan
inet vier pooten1"
En wat bleek
j Die haan met vier pooten is ook
(op de christelijke school vertoond.
Het eenvoudige feit schijnt te ïiji,
dat er zich onlangs te Leo 3d reent
iemand met zoo'a haan heeft bevon-
den, die zoowel op de openbare al?
i op de bijzondere school verlof heefc
gekregen, dat diertje aan de leerlir-
gen te laten zien.
Een merk waardige grafkelder.
Wieuwerd, een plaatsje van een
tweehonderd zielen aan de spoorlijn
LeeuwardenStavoren, is in 't bezit
van een merkwaardigen grafselder,
waarover de heer J. J. M. M. van
dea Bergh in de laatste aflevering
van „De Natuur1 zeer interessante
bijzonderheden meedeelt.
De grafkelder behoorde vroegèr tot
het slot Wal'.ha, veelal Tbetinga*
State genoemd, en ligt in het ooste
lijk gedeelte der Protestantsche Kerk,
het z «ogenaamde kooreinde. Het
merkwaardige van den graf kelder is,
dat bij de eigenschap heeft hoewel
het water vaak in den kelder staat
;a!!a lijken die er in bijgezet wor-
1 den, ie doen verdrogen zon ier d&t er
'ontbinding plaats heeft.
In 1765 werd die eigenschap door
een paar nieuwsgierige tiaimerlieden
ontdekt en omtrent een lijk, dat ten
onrechte voor dat van de bekende
Anna Maria van Schurman werd ge
houden, schreef de „Leeuwarder Cou
rant" van 13 Maart 1765 het vol
gende
„Zeldzaam is het, dit het in dee-
zelfs geheele gedaante gevonden is,
konnende de leden, gelijk nis van een
levend menech, verbogen worden, en
zijnde de kleederen gelijk aan kla
tergoud, hetwelk aan zeker klein ge-
waa, bijna als mosterdzaad, waarvan
de kist vol was, toegeschreven wordt."
Dit bericht deed natuurlijk veel
bezoekers toestroomen tot het geval
weer vergeten werd. De heer Van den
Bergh heeft nu den kelder weer be
zocht, gewapend met een fotografie-
toestel. Aan zijn beschrijving ontleent
men het volgende
„Het inwendige is vierkant. Twee
gaten in de buitenmuren laten vol
doende licht door, om alles goed te
kunnen onderscheiden. Zeven zware
eikenhouten doodkisten stonden op
houten schragen.
„Ik opende al de kisten en vond
er vijf lijken in, allen verdroogd, doch
overigens volkomen in don vorm,
waarin zij eeuwen te voren daar wa
ren neergelegd.
„Enkelen hadden veel geleden, an
deren waren bijkans of guLecl gaaf.
Die beschadigingen zijn het werk van
baldadige bezoekers.
„Io eei der kisten vond ik het lijk
eener vrouw, die onder hevige pijnen
moet zijn overleden en zoo verstijfd.
Zij ligt op den rug. Het boof.t is
eenigezins kr zijde gebogen. Het ge
laat is door smart en angst geheel
verwrongen, en de mond wijd ge
opend. Ook de beenen zijn in kramp
verwrongen, zoodat de hielen gei.eel
naar elkander gebogen rijn. Blijk
baar heeft deze lijderes, gillende van
smart, gedurende een hevigen aanval
van kramp den laatstee adem uit
geblazen. Ondanks deze onmisken
bare teekenen van het vreeselijkste
lijden, op hot oogenblik dat de dood
haar daaraan ontrukte, liggen de
handen dezer vrouw over elkander
gevouwen, zooals men dat gewoonlijk
bij «le dooden doet.
„Meu heett eertijds gemeend, het
uitdragen dier üjken te moeten toe
schrijven aan den drogen luchtstroom,
die in dea kelder onderhouden wordt
door de keldergaten, welke aan weers
zijden zijn aangebracht en de buiten
lucht onafgebroken le doen toetreden
en doorstroomen. Om zich van dejuist-
heid dier meening te vergewissen,
heeft men, ongeveer een halve eeuw
geleden, een der gaten dichtgemaakt.
Do uitgedroogde lichamen begon
nen werkelijk al spoedig le vermol
men en in elkander te vallen. Men
heelt toen iu allerijl de gaten weder
opengemaakt, z mder ve?l wijzer te
zijn geworden.
„Ik geloof niet, dat die gaten als de
eenige oorza.ak van het verschijnsel
zijn aan te merken, hoewel zij zeker
hel bu'-"e er toe zuIl^-ii^öëiï'WgÖ^
aragen. Toevoer van zuurstof alleen
zou de ontbinding toch eerder bevor
deren dan tegenhouden.
„Een Engelschen lord he<-fc in het
kerkje op zijn landgoed een grafkel
der laten bouwen, die in alle opzich
ten een getrouwe copie w:«s van den
Wieuwerder kelder. Maar al wat zijn
lordschap er in bracht, ging tot ont
binding over, zoo ls dat overal e'ders
het geval ip. Trouwens, in hei geheele
kerk-/ bouw is de bederfwerende eigen
schap aanwezig.
„Toon in 1883 het orgel gede'Lelijk
uit elkander werd genomen, vond men
tusschen de windladen een spreeuw,
die geheel uitgedroogd was, mot vol
komen behoud van vorm en ouder
lingen samenhang der licbaamsdeelèn.
„Merkwaa dig is ook, dut ook de
houten vloer binnen in de kerk, daar
„Merkwaardig is ook, dat de houten
vloer binnen in de berk, daar reeds
meer dan een eeuw ligt en nog ge
heel gaaf en krachtig is. Ook het
eikenhouten beschot met fraai snij
werk, de keurig besneden predikstoel
en de verdere kerk meubelen ver tonnen
nergens een spoor van beginnend
verval."
De schrijver meeut dat ook, dat de
oorzaak gezocht moet werden in tot
nog toe onbekende eigenschappen van
den bodem, waarop kerk en kelder
s.aan. Het is niet onmogelijk, dat
daaruit gassen opstijgen, die de eigene
;chap bezitten om volkomen all-
bederf te beletten. Zja nu de lij
ken, welke aanvanke ijk tegen bederf
behoed zijn, daarenboven aan een
voortdurende luchtstroom blootge
steld, dan moeten zij uitdrogen, een
uitdroging, die zeer snel plaats heeft
FEUILLETON.
Roman bewerkt naar het fransch
PAUL SAUNIERE.
1723.
i)
Sierlijk gekleed in een kamerjapon van helderrood
satijn, gevoerd met witte zijde, een pantalon van blauw
fluweel, gris perle zijden kousen en schoenen mot glad
gouden gespeD, zat in een zachten fauteuil, met gekruiste
beenen een jonge man van omstreeks 25 jaar ia gedach
ten verdiept.
Hij scheen treurig gestemd te zijn, ook toen hij zich
uit zijn droomerijen losrukkende, den blik liet weiden
over de kostbare weelde waarmte het vertrek was ge-
»»kil£erd. Blijkbaar wa? hij, voornemens uit te gaan,
jilet begonnen, toen droevige gedachten hem
in besleg hadden genomen, dat hij dit voor-
ergeten had en peinzend in den stoel was
Welke droevige .gedachten konden dezen jongenman
wel kwellen? Scheen nie'. alles hem toe te lachen?
Hij was jong, knap van uiterlijk en welgemaakt, elegant
en te oordtelen naar zijne weelderige omgeving, zeker
rijk. Niettemin verried de diepe plooi op zijn voorhoofd,
dat hij zorgen had, die hem niet met rust lieten. Ds
samengeknepen hand vernielde onmeedoogend de
eikels van de ceintuur om zijn slank middel.
Het was pas tien uur in den morgen, zoodat niets
hem drong om spoedig toilet te maken. Een vroolijk
Junizonnetje drong door de damasten gordijnen, welker
zware en zijdeachtige plooien schilderachtig om de ven
eters hingen, de kamer binnen.
Plotseling richtte hij zich op. Er werd hard aan de
deur geklopt en nog vóór hij tij I had om te antwoor
den, werd de deur geopend, om een jongen man door
te laten van denzelfden leeftijd, dio gekleed was in de
schitterende uniform van kornet bij de koninklijke dra
gonders, die met een glimlach op het gelaat vroeg„Mag
ik binnenkomen?"
„Julienriep de elegante droomer opspringende en
hem de beide handen toestekende. „Natuurlijk kunt ge
binnenkomenik begon ai aan uwe komst te wanho
pen J"
„Dat staat u niet fraai, mijn waarde Jean. Ik heb u
nog nieU> het recht gegeven mijn vriendschap te ver
denken."
„Dat is waar, maar hoe komt het dan, dat ik u in
veertien dagen niet gezien heb?"
„Allereerst omdat ik de geheele laatste week dienst
heb gehad te Versailles, vervolgens omdat mijn moeder
ongesteld is geweest en ik haar niet alleen heb willen
laten en 'en slotte
Hij hield plotseling op, terwijl zijn gezicht betrok.
„Ten slotte herhaalde Jean belangstellend.
„Ten slotte omdat er in eme familie die mij veel
beling inboezemt, dingen voorvallen die mij groote
ongerustheid veroorzaken," eindigde Juiien met een
s. mbere stem.
„En in die familie is een meisje, wed ik?"
„Juist."
„Dat ge lief hebt?"
„Zoo is het."
„En dat u evenzoo bemint
„Ik geloof van ja," zei de jonge officier ernstig.
„Welnu," zeide Jeau, „wat is er dan dat u ongerust
maakt? I? er misschien een mededinger?"
„Ik vr6es van ja." zei de officier droevig.
Vrees? Gij vrees! Maar ik herken u niet meerkunt
gij dan dien indringer niet verjagen met een van die
aardige degenBtooten, die wij saaien geleerd hebben
„Neen, dat middel ia mij niet gebleven."
„Wat! Is hij dan zoo hoog geplaatst, dat uw wraak
hem niet km bereiken?"
„Zoo is het, mijn vriend."
„Ea is het onbescheiden den naam van dat machtig
heer te vragen?"
„Waarom niet? Het is de graaf a'Aveyron," ant
woordde Julien.
„Wat, d'Aveyron? Die bluffer, die door kruiperijen
en list tot zijn hooge betrekking is gekomen?"
„Maar hij is eerste minister I"
„Maar hij is vijftig jaar, mijn beste Julien."
„Dat is waar, maar hij kan met ém pennestreekmij
en ieder ander die hom in den weg =taat, nu: de Bas.
tille zenden."
„Het is waar ook,7' zei Jean en krabde zich bedenkelijk
achter het oor. „Maar komaan," liet hij er op volgen,
„overdrijft ge nu het gevaar niet een weinig. Gij en ik
hebben toch ook machtige beschermer?, die zo j maar
niet zouden toelaten, dat men u voor niets in de Bas
tille sloot."
„Zeker, maar die beschermers zijn geen eerste minis
ters, Jean. Maar waarom zou ik u oek niet deganeche
geschiedenis vertellen? Gij zijt iemand met energie ea
een helder hoofd. N et voor niets noemt men u Kwik
zilver. Geef mij raad, beste jangen, ik heb dien zeer
noodig."
Bij deze woorden nam J alien een stoel, waar hij schrij
lings op ging zitten en plaatste zich viak tegenover
Jean, als om de uitdrukking van diens gelaat beter te
kunnen waarnemer.
„Kent gij de barones de Coissy?"
„Alleen van naam," zei Jeau, „want toen ik met u
page aan het "hof van Zijne Majesteit was, heb ik haar
daar nooit gezien. Ik weet alleen, dat zij tot den kring
uwer vrienden behoort."
„Mevrouw do Coissy is een zeer intieme vriendin van
mijne moeler en mij zeer genegen. Ik ben in hare
woning bijkans als kind in huis, zoodat ik alles weet
wat er omgaat."
„En wat gaat er dan om?"
Wordt vervolgd.
mij a.
aden. All