in ons land, waarvoor hij reeds zoo veel gedaan heeft. Onze afgestorvenen. In het buitenland zijn onder anderen overleden Christina Georgina Rossetti, En- gelsohe dichteres. Dr. T. Stieltjes jr., Nederlandsch wiskundige, hoogleeraar aan de uni versiteit te Toulouse. Sir John Seelex, Eogelsoh schrijver. Lord Randolph Churobill, Engelsoh staatsman. Giers, Russisch minister van bui ten landsohe zaken. Canrobert, maarschalk van Frank rijk. Paul Mantz, Fransch kunstcriticus. Grus8on Duitsoh industrieel, uitvinder der pantsertorens Aartshertog Albrecht van Oosten rijk. Auguste Vacquerie, Fransoh dioh ter en tooneelschrijver. Alexej M chaïlowitsj, Russïsoh grootvorst. Ismail Pasja, oud-kedive van Egypte. Sir Henry Rawlinson, Engelsch oriëntalist. Trollope, Britsoh admiraal. Prof. Blackie, Sohotsch ktassiek filoloog. Wed. J. C. Collett Worgeland, Noorsche sohrijfster. Cesare Cantü, Italiaansch geschied schrijver. Champion Dubois ds Nansouty. Fransch meteoroloog. Baron von Sohorlemer Alst, oud aanvoerder van het Centrum in den Duitsohen Rijksdag. Dr. Johann Bruuimer, hoogleeraar in de landbouwkunde aan de uni versiteit te Jena. Waldemar, vorst van Lippe-Det mold. Dr. Lombard: te Genève, bekend door zyn klassieke studiën op bet ge bied van geneeskundige olimatologie. Camille Doucet, secretaris der Aca démie frangiise. Wysjoegradski, gewezen Russisch minister van fiaauoiën. Prof. dr. Ludwig, Duitsch pbysio loog- Karl Thiersch, Duiisch chirurg. Gustav. Freytae, Duitsch sohrrjver. Edward Ellis, Engelsch z6e-childer. Carl Vogt, pbysioloog, hoogleeraar te Genève. Sr Rolert Poel, Brilschstaatsman, gewezen minister voor Ierland. Dr. John Brown, Amerikaansoh ba-.terioloog, ontdekker van den le pra-bacil. Franz Neumann, Duitsoh natuur kundige. Franz ven Suppé, Oosteurijksoh componist. Sir George Buchanan, Engelsch hygiënist. Dr. Meyer, Deennoh oorheelkundige. Don Manuel Ruiz Zorilla. Spaansch !_atsman. Prof. Verneuil, Fransoh chirurg. N. Bunge, president van het Rus sisch minister-comité. Prof. Thomas Henry Huxley, En gelsch natuurvorscher. Floriano Peixoto, vice president van Brazilië. AugU3:. Reichensperger, mede-aan voerder der katholieken fractie in den Pruisischen Landdag. Dmitri Rowinski, Russisch kunst- ciiticus. Stambielof, Bulgaarsch staatsman. K*rl Scheuk,- lid der Zwitsersche bondsregeering, oud-bond3president. Joseph Derenbourg, Fransch c ri'ëa- talist. Heinrjch von Sybel, Duitsch ge schiedschrijver. Joseph Thomson, Engelsch ontdek kingsreiziger. Felix Hoppe Seyler, Duitsch pby siolcog en patholoog. Prof. Töbler, Duiisch philoloog. Bomhard von Tauchnitr, uitgever te Leipzig. Karl Ernest Georges, Duitsch lexica» ras f. Dr. Baumann,Óostonrijksch Afrika- reiziger. Aartshertog Ladislaus van Oosten rijk. Alfred Verwee, Belgisch schilder. Prof. A. von Bardeleben, Duitsch chirurg. L. Pasteur, Fransch bacterioloog. Ruggiero Bonghi, Italiaansch staat kundige. Gustave Droz, Fransch schrijver. Sir Charles Hallé, Engelsch mu sicus. Oskar Borohert, Duitsoh Afrika- reiziger. Barthéiemy Saint-Hilairo, Fransoh letterkundige eu gewezen minister van buitenlandsche zaken. M. F H. de Haas, Nederlandsch zeeschilder te New-York. Alexandre Dumas fils, Fransoh roman- en tooneelschryver. O ito Ehlers, Duitsoh onderzoek ingsreiziger. Dr. Ludwik Teichmann, anatoom, voorzitter der Poolsohe Academie van wetenschappen. Graaf Eduard Taaffo, oud minister president van Oostenrijk. Von Wickede, gepens. Duitsch vioe- admiraal. H. Dowe, uitvinder van het ondoor dringbare borstpantser. Kard. Mejchers, gewezen roomsch- katholiek aartsbisschop van Keulen. Stepnjak (Sergius Michaïlowitsj Kraftsjinski), Russisch schryver. De brief van den Paus aan „De Tijd." Door Z. H. den Paus is aan de redactie van het dagbl. De Tij i een schrijven gericht als antwoord op haar mededeeling, dat genoemd blad op 1 Juli a.s. zijn gouden feest zal vieren. Dit schryren van het Hoofd der K. Kerk behelst een gelukwensch aan De Tijd en woorden van hulde aan de tegenwoordige en vroegere redacteuren. De Paus wenscht, dat De Tijd ook in de toekomst zal bijdragen .tot bevordering der plannen die hij koestert en thans krachtiger dan ooit tracht te verwezenlijken ten opzichte van do verzoening der Christenvolken die geen deel hebben aan deKatho lieke Eenheid". Hij vermaant te dien einde de redaoteurs der Katholieke bladen en tijdscbri-'ten vooral gezindheid te betrachten, alles te vermijden, wat „by de onzen aan leiding tot aanstoot of twist verwek ken kan, ten einde aldus onze kracht en waardigheid in het verkeer met hen die buiten ons staan, te ver meerderen." Met veel waardeering spreekt de Pans verder over Nederland en geeft hy aan boe de Katholieke pers moet trachten het niet-Katholieko Neder land voor de Kerk te herwinuen. Z, H. schrijft namelijk: „Wij intusscheD, om uit te spro ken wat ons op het hait ligt, ge voelen ons jegens uw volk zoo grootmoedig van aard, zoo edel door zijne daden, met innige genegenheid bezield, en wij denkon het nooit an ders dan met liefdevol verlangen. Immers de herinnering dringt zich aan ons op, hoe eenmaal Willibror- dus, het toonbeeldvan apos olischen geest, na door onzen voorganger Sergius I tot aartsbisschop der Frie zen gewijd en met het heilig pallium versierd te zijn, dat volk als een veelbelovenden akker voor Christus gewonnen en met laogdurigen en veelvuldigen arbeid bewsikt heeft; hoe dat zelfde volk toen gedurende veel eeuwen, bloeiend zoowel door ongereptheid van geloof als door uitmuntendheid van goede werken, der katholieke kerk een dierbaar pand is geweest Welk een wisseling van lotgevallen Bcdert dien tijdj Maar ook wat goedheid van aen barmhartigen God aan Nederland bewezen. Want het is zoet, te zien, hoe daar, na hevige winterstormen, het licht der waarheid en der genade allengs zijn vroegere helderheid herwint, en dank zij de de billijkheid van de wettm en van de openbare macht telken dage toeneemt. Evenwel, gij weet zeer goed beminde zonen, en uw liefde voor vaderland en chris-- tendom doet het u des te dieper go- voelen, hoeveel aan de vervulling i onzer gemeenschappelijke wenschen nog ontbreekt. Welaan volhardt in uw streven, blijft vaardig tot den arbeid, nu gy onder nieuwe heiispel-1 lingen uw loopbaan hervat, opdat al uwe meaoburgers en vooral de an- de sgel ovenden onder hen ia over vloediger mate nog de edels o vruoh- ten -aa uwe werkzaamheid mogen i plukken. Te hunnen opziohte moet gij dit! voor het kort begrip onzer onder- wgzingen houden dat gij uw streven niet zoozeer behoort te riohten op I het bestrijden en overwinnen van j tegenstanders, als wel op het uit- noodigen tot de waarheid, op het terugvoeren in den schoot derzelfde Moeder, van broeders, die om meei,: dan éen re.'le loffelijk bekend staan." j Ten slotte verleent de Paus aan de redacteuren van De Tijd zijn apos- toliechen zegen. Tram Zaandam—Amsterdam. De Zaanl. Gt. maakt melding van een plan tot een tramaanleg tusschen de hoofdstad en Zaandam. Ofschoon daarvan van ofiicieele zijde nog niets werd vernomen, wordt er toch met vrij groote zekerheid het een en ander van medegedeeld. De weg schijnt reeds aangewezen. De tram zou nl. van Zaandam baar loop nemen over de Krimperven, langs de School straat en bij het rijksbelastingkantoor de Gedempte Gracht aldaar bereiken. Van de grens di -r gemeente (Malle- gatsluis) zou zij achter het Paleis te Amsterdam haar eindpunt vinden, Te Zaandam is eeüige ongerustheid daar men niets heeft vernomen van de botters Z. A. 5 en 8, die op de Zuiderzee zijn. Nader wordt gemeld: De kotters ZA 5 en 8 zitten (een ver eind voorby Marken) in het 'J der Zuiderzee. De knecht van Blees, een der vissohers, heeft met groot levensgevaar over het ijs den Noord Hollandschen wal bereikt, na een tocht van uren. De burgemeester van Edam wendt, als hoofd der Zuiderzee-politie, po gingen aan om hulp te bieden, want de levensmiddelen geraken op en de man is alleen aan boord. Op Oudejaarsnacht werd een her bergier in de Raamstraat ia Den Haag door een tot dusver onbekend persoon, naar hij beweert een grena dier, gevaarlijk aan den rug verwond waardoor een gedeelte der long wei d doorgesneden. Zijn toestand is vrij zorgelijk. Ook verder hebben er in Den Haag verschillende vechtpartijen plaats ge had, waarbij militairen de hoofdrol speelden. O. a. werd een politieagent zoodanig over het hoofd gesneden, dat hij niet verder dien-t ken doen. In de Bagijnenstraat moest de politie krachtdadig optreden. Op verzoek van den vader, te Aalsmeer woonachtig, arresteerde de politie te Rotterdam Dinsdagavond in eene woning aan het Steiger diens 28jarigen zoon, een boekhouder, ver dacht van diefstal van SCO mark. Zondag kwam te Bussum de jonge K. in zeer opgewonden toestand bij zijn vader, dio na eene hevige woor denwisseling door hem mishandeld werd. De vader voegde toen den zoon toe: „Daar zal je lang plezier van hebben", en begaf zich naar den heer Bensdorp, chocoladefabrikant aldaar, en deelde hem mede dat zijn zoon en een zekere Brahona den onlangs gepleegden diefstal van pl.m. 1200 hadden uitgevoerd. Beide per sonen zijn door de politie gearres teerd. Van hot gestolen g6ld was ongeveer niets meer over. De liefhebbers van een tochtje por schaats naar Marken zullen ditmaal bij aanhouden van vorst een baan vinden naar dat eiland zooals in jaren niet het geval was. Door den dooi en de daarop volgende vorst is het hobbelige grondijs spiegelglad geworden. Do jongeling De Wit te Gestel, die op den eersten Kerstdag van daar te voet zich naar Riethoven begaf, om zijn broeder, onderwijzer aldaar, te bezoeken, is niet teruggekeerd. Thans heeft men zyn lijk gevonden in een bosoh nabij Riethoven. De ongelukkige is, naar geconstateerd is, door de koude bevangen en dien tengevolge bezweken. De heer en mevrouw Elleboudt te Gent zijn op noodlottige wijze om het leven gekomen. Zij hadden eeDigen tijd bij hun getrouwde dochter gelo geerd en waren Maandagavond in bun woning op den boulevard de la Gitadelle teruggekeerd. Den volgen den morgen werden zy dood in bed gevonden, gestikt door het gas dat uit een kraan stroomde die zij ver zuimd hadden te Ruiten. De Leeuwarder justitie is er in mogen slagen, drie personen (broe ders) in het naburige Beetgumermolen te arresteeren als de vermoedelyke fchuldigen aan de inbraak in den naoht van 5 op 6 December, by een paar oude lieden in het nabij g( gen dorp Britjum, die door hen tevens met revolverschoten waren bedreigd. Alle drie zyn gevankelijk naar Leeuwarden overgebracht. Wilddieven. Men schryft uit Eijsden aan het Dimb. Nie wsbl De ryksveldwachter Rompelberg ii Donderdag aan een groot gevaar ontsnapt. Drie wilddieven weiden door hem betrapt in de bossohen bij St, Geertruid, waarvan eén een re volver en een ander een dolkmes trokmet dit laatste bracht de on verlaat een toegeschoten helper een steek toe, zoodat deze vluchtte en den ryksveldwachter aan arm en zijde, hoewel niet gevaarlijk, wondde. Deze wist ze met zyn revolver in bedwaDg te houden, maar terwijl zij beloofden te volgen en ook werkelyk tot op den grooten weg medegingen, wisten twee daar aan den haal te gaan, en werd de derde, zekere Bon ten van Slenaken, gegrepen en aan de ge o darmen overgeleverd. Deze heeft evenwel geen geweld gepleegd, maar is reeds vroeger herhaaldelijk voor wild8troopen gestraft. De beide anderen, Belgen van 's Gravenvoeren zyn ontkomen. Pers Overzicht. Kamer8 ran Arbeid. In een slotartikel in de anti-rev. Nede lander vestigt de heer J. E. N. Sckimmelpenninck van der Oye nog de aandacht op enkele punten van verschil tusschen het RegeoriDgsyoor- 'stel omtrent Kamers van Arbeid en de vroeger ingediende voorstellen. De schrijver zegt hierin bezwaar te hebben tegen het voorstel der jRs- geering om de alleen (of slechts met een persoon beneden de 16 jaar) werkende personen noch als patroon, noch als werkman te be schouwen, en hen mitsdien buiten de Kamer van Arbeid te houden en waar de Memorie van Toelichting zegt dat zij niet vallen binnen het kader der Kamer, ten doel hebbende de belan gen van patroons en werklieden in onderlinge samenwerking te bevorde ren en dat zij inderdaad buiten den strijd staan, merkt hij op, dat al is het" voorkomen en vereffenen van verschillen zeker een hoogst gewichtig, het niet het eenige mandaat der Kamer i°. „De verzoening ia meer het einddoel, de bekroning van het were, maar om daartoe te komen moeten allerlei andere zaken den arbeid rakende, door haar in oogenschouw genomen worden, en staan dan die kleine bazen werkelijk buiten den strijd? Zijn zij niet in vele, zoo niet de mees! e geval len meer werkman dan patroon „Waar de kritigvaH'werkman "(wél- licht terecht) zoo ruim getrokken wordt, dat zelfs onder-directeurs en opz'c'aters daarbinnen vallen, zou ik voor mij voorzichtigheidshalve niet geaarzeld hebben ook de alleen wer kende personen daarin op te nemen." En dan wijst de schrijver er op, dat de werklieden vrij blijven derge lijke kleine bazen niet als vertegen woordiger te kh zen, zoo zy ze daar voor niet geschikt achten. Verder merkt de heer Schimmel- penninck op, dit hij liever niet aan eisch had ge-teld, dat men juist binnen het gebied der k-trier werk/aam moet zijn geweest voor het lidmaatschap der Kamer, daar de geschiktheid in het vak, zij het ook, dat zij in tec6 toestaaD, wat nandei en nijverheid andere gemeeente ot ander ressort,geweigerd wordt. En deze bedrijven maakt te hebben, besluit de heer Sobiramelpenninok van der Oye zyn artikel in de Nederlander aldus .Al kan ik niet ontkennen, dat op sommige punten een andere regeling van het gewiohtige onderwerp der Kamer van Arbeid dan door de Re geering wordt voorgesteld mij wen- schelijker toeschijnt, dat ik vooral den organieken band tusBchen de afdeelingen onderliDg sterker aange haald wenschte te zien, het zwaarte punt der offioiëele werkzaamheid van de afzonderlijke afdeelingen gaarne meer naar de Kamer in haar geheel verlegd zag, tooh zou ik deze eerste schrede van Regeeringswego op een weg. die in menig opzioht nog niet voldoende verkend is, niet willen begroeten,dan bezield met den W6nsch, dat zij door een tweede en meerdere schreden gevolgd worde, en mij daar om ook geen andere dan opbouwende kritiek willen veroorloven. „Mogen de bovenstaande korte aan- teekeningen als zoodanig gelden." Een ministerie van Landbouw. Het lid der Tweede .Kamer, G. Zijlma, betoost in het Januari-nom- mer van de Vragen cles tijde, dat een afzonderlijk departement van land bouw den algemeenen toestand niet zal verbe'eren, en dat het voor den landbouw zou zijn zich verblijden met een dooie mu6cb. De schrijver herinnert daartoe aan de interpellatie over dit onderwerp,op 22 Maart 1892 door den heer Schepel in de Tweede Kamer tot de regeering gericht, en aan de geringe medewer king, die hij hierbij in de landbouw- kringen, de totale absentie van sym pathie, die hij oij ministers er. kamer leden ondervond. Daarna bleef de zaak rusten, tot het vorig jaar, toen zij opnieuw en herhaaldelijk op ver schillende congressen aan de orde kwam, doch overal oppervlakkig en eenzijdig werd besproken. Daarom tracht de heer Zijlma thans een voor-telling te geven van wat de voorstanders van een ministerie van landbouw eigenlijk verlangen Bij den steeds toenemenden umvang der staatszorg is zeker in de toekomst een vermeerdering van het aantal departement te wachten; in zooverre is de opriohting van het gevraagde ministerie voor landbouw niets nieuws. Wèliahet een afwijking, om een tak van volksbestaan op één lijn te willen stollen met een tak van openbaren dienst. Alleen het later opgerichte ministerie van waterstaat, handel en nijverheid zou hiertoe aanleiiing kunnen geven. Gelukkig gekozen is d e naam niet. Gelijk men dit in Nederland waar al te zeer gewoon i?, wordt o >k h er weer de handel vooropgesteld. Landbouw wordt niet; eens genuer&ij, ea'chenV'dus u&chTo wi to worden als deel uit te maken van de nijverheid, en dit is te verdedigen ook in landbonwkringen heerscht soms die opvatting. Thans echter wil de landbouw niet meer als onderdeel der industrie worden beschouwd. Ily wil een eigen ministerie. De schrijver acht dien sprong wat groot. Rekent men onder landbouw ook veeteelt, zuivelberei ding, warmosz6ry, tuinbouw, hout teelt enz., dan vormt dat wel het voornaamste middel van bestaan voor ons land, doch daarom mag men an dere bestaansmiddelen niet gering achten. Reeds dadelyk rijst dus de vraag, of men dea landbouw mag toestaaD, wat handel en nijverheid werd verkregen, zoo hei hem dunkt, v-, or elke kamer hare waarde behoudLt Ook wij tfc bij er o. a. cp, dat, wat de gewichtige kwestie van de behan deling der geschillen betrelt, hetregee- ringsontwerp do tweede instantie van het onderzoek (door den verzoeniagn- raad aangevuld met tijdelijke leden uit de vroeger iagelieadj voorstellen achterwege laat. „Htt kan zyn," zegt hij, dat ten deze de eenvoudigste proces-orde wer kelijk de beste is. Ia elk geval geloof ik met de regeoring, dat c. q. open baarmaking der uitspraak van den verzoeningsraad een middel is, dat door da goed en onpartijdig voorge- te combineeren zou niet gaan. Zoo voortgaande zou mea dus drie nieuwe ministeriën moeten instellen en dat is toch te duur en te overdadig voor ons kleine land Hoofdmotief voor het oprichten van een ministerie voor landbouw is de gegronde be .vering dat dit bedrijf stiefmoederlijk wordt bedeeld. De schrijver meent echter dat de verant woordelijkheid hiervoor niet ligt bij de regeering, wel echter bij de land bouwers en plattelanders zelf, die veel te lauw zijo, die zich steeds door de groote steden iaten overvleugelen, hoewel dit na de opheffing der dubbele kiesdistricten allerminst noodzake lichte publieke opinie een niet te lijk R. miskennen zedelijke kracht uitoefent.Een ander motief is, dat men meent Met den heer Pyttereen, acht ik 1 door een apart ministerie alle land- echier een permanenten verzcenings-j bouwzaken onder bestuur van é;n raad wenfchelijker_ dan een college j hoofd te zuilen krijgen. Tnans ressor- dat voor elk dreigen 1 of onstaan teeren die aangelegenheden onder ver geschil wordt gekozen." j schillende departementen, dcch die Na nog eenige opmerkingen ge- verdeeling is niet willekeurig ea vindt haar grond, zoowel in een doelmatige scheiding van bestuurszaken, als in den aangewezen werkkring van het departement. Onderwijs in zijn gehee- lea omvang staat onder het ministerie van binnenlandscho zaken waarom het landbouwonderwijs daaraan nu te onttrekken Er is daarvoor immers een af jonderlijk inspecteur,en wat doet het er toe welken minister bij als zijn chef moet erkennen, aan welk depar tement bij zijn rapporten heeft in te zenden Pr» efdati ms zijn zoo dikwerf n bij het lane boi wonder wij 8 betrokken, te dat men ze zonder nadeel daarvan h niet kan scheiden. Zoo is het 'veeart- al senijkundig staatstoezicht een deel der oi medische politie, die telkens in aar.- bi raking komt met het binnenlandsch vi bestuur. Binneninndsche zaken is dus to wel voorden landbouw het voorraam- bi ste departement. Waterstaat doet D daarvoor al zeer wrinig. Er zou veel di voor te zeggen zijn de door ditdepar te tement verstrekte subsidiën,landbouw- comité, onderzoek van boter, enz., eveneens op hoofdstuk V te brengen, f? Ook de domeinen, dio eu tot fi- A nanoiën bebooren, rechtvaardigen do oprichting van een nieuw departe- H ment niet. L Met dit al zal het wel waar zyn, fa dat deze versnippering voor bij land- bouwzaken betrokken personen wel fu eens lasten of verdaging kan teweeg 1 brengen en er toe leidt naar meer centralisatie ts streven. Maar even- eens is het waar, dat de landboow Of hierin niet alleen staat en andere be- roepen of bedryven in huune aar.ge- I legenheden tot de regeering in de- zelfde conditie verkoeren. Zij, die een afzonderlijk ministerie j van landbouw wenschen, wijzen vaak j op hot (buitenland. Een vergelijking met de groote mogendheden gaat hier 1 natuurlyk niet op, en in ge8n der kleinere Europeesche staten bestaat een uitsluitend departement van land- j bouw. na Dit alles neemt echter niet weg, datroi Nederland van staatswego op verre |ve na niet zooveel dcet voor den land- iai bouw als naburige staten. In Dene-(at marken wordt Vm der begrooting voor pn dit voornaamste der volksbelangen na uitgegeven, in Frankrijk in België tec Viu, in Duitschland 7: en in Neder-loi land maar 7MS. Doch daarin zal eenfoi ministerie voor den landbouw geen'bc verandering kunnen brengen. De? maoht hiertoe berust bij do geheele.'ol regeering in samenwerking met de'Iez wetgevende macht. ;el Wat zou zoo'n ministerie moeten ;er doen Een omschrijving van ziin (et werkkring is uitersi moeilijk. Zoo-et zou. bij voorbeeld, de landbouw zeer worden gebaat door verbeterden af-jez voer van bet boezemwater en souisfee door doelmatige bevlooiiDgen. Hètp' la.ndbouwministerio zal hiertoe echter niet kunnen komen, zonder da pro-i&a vinciale en waterschapsbesturen, zon-'a oêr'~&fi- ugTiAgfiorérrva!f&vsrnta&tlo] en hun chef. Wat zoc'n speciale rr.i .ister ookiö zou willen doen, in aüa belangrijkefig zaken zou hij do mode.vcrking vanpt andere departementen' en hun hoofdei den noodig hebben. Daarbij kooi', dat meu in detoor.4 f gevende landbouwkrinr.Oi' wR een-|l- stemmig klaagliederen zir.dnch daifo! er de grootste verdeRdhoM heersck^y waar net bet eft de middelen te»c. verbetering. Wat is er dan ?an zoo'u* ministerie te vorwachtoii? j 1 Landbouwbelang is vereenzejvigcli met plattelandsbeiang. Wordt dit m-|d gezien, dan vertegenwoordigt heht eene macht, groot genoeg om voor billijke wenschen bij elke regeeringg gehoor te krygen. Waar men dit, miskent komt de landbouw niet tof zijn recht, onverschillig of al dan nielv een minister aan zijn hoofd is Se^r plaatst. L Een landbouwmiaisterie zou verderf zeer kostbaar zyn bij de gedurig^ wisseling der kab netten zou hei j landbouwbelang licht lot politieke^ speelbal gemaakt worden. oj Men verwijte niet aan regeering en wetgevende macht wat in hoofdf zaak op rekening moet worden ge'ze steld van de tijdsomstandigheden^ Wel zouden door het rijksbestuu^ nog meer kunnen worden gedaarj. doch men vergete niet, wat in dei jongsten tijd tot stand is gekomen. E|j? de volksvertegenwoordiging heeft i; de laatste jaren geen onkelen pos^e I ten behoeve van den landbouw o^{ de staatsbegrooticg gebracht, verwonj( Pen* DS j Uit dit alles leide men echter nit c af dat de heer Zylma de behartiging van do landbouwbelangen onvooj Het was avond geworden, en op een sofa uitge-trekt was Jean verdiept in de heerlijkste droomen, toen Mont- bszin onverwacht zyne kamer kwam binnenstormen. „Luister, beste v iend," zeide bij op afgebroken toon, ik kan mij ditmaal niet langer vergissen. Wij worden door een groot gevaar bedreigd. Gij moet het mij hel pen bezweren." Jean sprong haastig overeind. „D9 duivel hale u 1 riep hij uit. „Ik was vervuld van zulk een schoenen droom." „Gij Nu, op mijn woord, dat is ook iets nieuws." „Het is waar ook, gij weet nog niet dat ik haar heden ontmoette." „Wie dac vroeg Julien onthutst. „Mijne mooie blondixie." „Wtlze blondine? Die Yan \1ersailles „Juist." „O ik wist wel dat gij zoudt eindigen met haar weer te zien. Welnu! hebt gij haar gesproken? Weet gy wie xij ia Waar woont zy „Daar kan ik u niets van zeggen, want niet alleen heb ik geen woord met haar gewisseld, maar ik groette haar niet eenr." „Hoe! gij syt nog niet verder gevorderd dan dat, en gij belet mij u het doel mijnerrkomst te zeggen!" riep de jonge graaf uit. „Welhet is mijne 6chuld' niet, ik heb geen tijd gehad; zij is zoo spoedig vertrokken," stamelde Jean. „Loop op uwe beurt naar den duivel met uwe nut- hk'Zö droom en, en laat ons over ernstiger zaken spre- hernam Julien ongeduldig. :i hebt gelijk, vergeef mijmaar ik ben dien schok nog niet goed te boven gekomen." „Een schokDie ontmoeting Wat zou ik dan wel moeten zeggen? Gelooft gij niet dat ik u zaken van heel wat meer gewicht te vortellen heb?" vroeg de cornet, minachtend de schouders ophalende. „Welnuspreek dan," zeide Jean. „Ik luister aan dachtig." „Kent gij van naam of van uiterlijk een zekeren schelm, dien men in de wandeling Barberousse noe n t vroeg Julien. „Ja, ik heb die schavuiten-tronie wel eens gezien." „En weet gij in wiens dienst hij staat?" „Mea heeft mij gezegd dat hij een van d'Aveyrön's handlangers was, en zich voor hein belastte met alle moge lijke leelijke zendingen, waarvan een eerlijk man niet zou willen hooren." „Dan behoef ik u niot verder omtrent hem in te lich ten," hernam de jocge officier, „maar wat zoudtgijwel denken, indien gij den deugniet om een huis zaagt sluipen, hetwelk bewoond werd door drie alleenstaande vrouwen, zonder vader, echtgenoot of broeder om haar te verdedigen?" „Wel, natuurlijk dat die ellendeling de eene of andere echurkenstreek op het oog had, en ik z:u op mijne hoede zijn." „In dat geval, mijn waarde, zal het u niet verbazen dat ik zoo ontroerd ben. Toen ik mij heden naar me vrouw de Coissy begat om haar een bezoek te brengen, zag ik dien Bsrberousse onder de vensters harer woning op post staan. Verwonderd en geheel verontrust door de tegenwoordigheid 'van zulk een kerel, ben ik mij onder een oprijdeur gaan verbergen en zag ik hem met do grootste nauwkeurigheid de ligging van het huis bestudeerer. Hij raadpleegde daarbij een platte grond, dien hij in de hand hield, als wilde hij z-ich zorgvuldig rekenschap geven van het aantal vensters en de verdteling der vertrekken." „Een plattegrondherhaalde Jean verbaasd. „Maar wie zou hem dien verschaft hebben „Natuurlyk d'AveyronHeb ik u van morgen niet gezegd dat hij, sedert eenigen tijd, de barones bijna dagelijks opzoekt?" „Ja, dat herinner ik mij nog." „Hij heeft dus gemakkelijk een plan van de woning kunnen teekenen en het overhandigen aan dien ellen deling, tot het bereiken van het een cf ander hem toe vertrouwde doel." „Inderdaad, hoe onwaarschijnlijk het ook moge schij nen, het kanzeer goed waar zijn," erkende Jean. „Van de zijde van iemand als d'Aveyron 13 niets onmogelijk. Wat hebt gij daarop gedaan?" „Dat is juist de zaak. Die Barberousee bevond zich n'e! alleen. Een zijner kornuiten vergezelde hem. Op het oogenblik dat deze tweede schurk hem naderde, om zonder twijfel de orders zijus meesters te ontvangen, en waarop zij een weinig verderop gingen staan praten, ben ik het huis der barones binnengeslopen; wees ik haar van achter de gordijnen, Barberouese en zijn mede plichtige aan, die wederom de woning begonnen op te nemen, en deelde ik haar mede welke rol deze onheil spellende mannen bij d'Aveyron vervulden. Zij zag aan stonds in welk soort van gevaar l aar bedreigde en gaf den wensch te kennen zonder uitstel Parijs te ver baten." „Gelooft gij dan dat d'Avt-yron zijne toevlucht zo durven nemen tot geweld, om Valentine te schaken 1 „Ik ben e> overtuigd van, en gij ziet wel, dat die g< dachte ook bij u opryst." ig{ „Deelt de barones uwe vrees ,rg „Volkomen." „Dus vertrekt zij. Ea dat nog heden 'ai „Neen, waarschijnlijk morgen. Zij moet den tijd he^r ben eenig goed bijeen te pakken en het oord tekiezebo waar zij zich terugtrekken zal." iü, „Bezit zij niet ergens buiten een landgoed, waar ze, zich zou kannen verbergen U „Neer; bij den dood van haar echtgenoot heeft 5e alles verkocht om zich te Parijs te vestigen, maar mce. zal, op tien of twaaf mijlen aLtands van hier, wel et7( optrekje kunnen vinden." „Zeer zeker, maar men moet echter den tijd hebl% dat te zoeken." 3 as Wordt vervolgd.)}n de ui (5 feri hl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1896 | | pagina 2