in ons land, waarvoor hij reeds zoo
veel gedaan heeft.
Onze afgestorvenen.
In het buitenland zijn onder anderen
overleden
Christina Georgina Rossetti, En-
gelsohe dichteres.
Dr. T. Stieltjes jr., Nederlandsch
wiskundige, hoogleeraar aan de uni
versiteit te Toulouse.
Sir John Seelex, Eogelsoh schrijver.
Lord Randolph Churobill, Engelsoh
staatsman.
Giers, Russisch minister van bui
ten landsohe zaken.
Canrobert, maarschalk van Frank
rijk.
Paul Mantz, Fransch kunstcriticus.
Grus8on Duitsoh industrieel, uitvinder
der pantsertorens
Aartshertog Albrecht van Oosten
rijk.
Auguste Vacquerie, Fransoh dioh
ter en tooneelschrijver.
Alexej M chaïlowitsj, Russïsoh
grootvorst.
Ismail Pasja, oud-kedive van
Egypte.
Sir Henry Rawlinson, Engelsch
oriëntalist.
Trollope, Britsoh admiraal.
Prof. Blackie, Sohotsch ktassiek
filoloog.
Wed. J. C. Collett Worgeland,
Noorsche sohrijfster.
Cesare Cantü, Italiaansch geschied
schrijver.
Champion Dubois ds Nansouty.
Fransch meteoroloog.
Baron von Sohorlemer Alst, oud
aanvoerder van het Centrum in den
Duitsohen Rijksdag.
Dr. Johann Bruuimer, hoogleeraar
in de landbouwkunde aan de uni
versiteit te Jena.
Waldemar, vorst van Lippe-Det
mold.
Dr. Lombard: te Genève, bekend
door zyn klassieke studiën op bet ge
bied van geneeskundige olimatologie.
Camille Doucet, secretaris der Aca
démie frangiise.
Wysjoegradski, gewezen Russisch
minister van fiaauoiën.
Prof. dr. Ludwig, Duitsch pbysio
loog-
Karl Thiersch, Duiisch chirurg.
Gustav. Freytae, Duitsch sohrrjver.
Edward Ellis, Engelsch z6e-childer.
Carl Vogt, pbysioloog, hoogleeraar
te Genève.
Sr Rolert Poel, Brilschstaatsman,
gewezen minister voor Ierland.
Dr. John Brown, Amerikaansoh
ba-.terioloog, ontdekker van den le
pra-bacil.
Franz Neumann, Duitsoh natuur
kundige.
Franz ven Suppé, Oosteurijksoh
componist.
Sir George Buchanan, Engelsch
hygiënist.
Dr. Meyer, Deennoh oorheelkundige.
Don Manuel Ruiz Zorilla. Spaansch
!_atsman.
Prof. Verneuil, Fransoh chirurg.
N. Bunge, president van het Rus
sisch minister-comité.
Prof. Thomas Henry Huxley, En
gelsch natuurvorscher.
Floriano Peixoto, vice president
van Brazilië.
AugU3:. Reichensperger, mede-aan
voerder der katholieken fractie in
den Pruisischen Landdag.
Dmitri Rowinski, Russisch kunst-
ciiticus.
Stambielof, Bulgaarsch staatsman.
K*rl Scheuk,- lid der Zwitsersche
bondsregeering, oud-bond3president.
Joseph Derenbourg, Fransch c ri'ëa-
talist.
Heinrjch von Sybel, Duitsch ge
schiedschrijver.
Joseph Thomson, Engelsch ontdek
kingsreiziger.
Felix Hoppe Seyler, Duitsch pby
siolcog en patholoog.
Prof. Töbler, Duiisch philoloog.
Bomhard von Tauchnitr, uitgever
te Leipzig.
Karl Ernest Georges, Duitsch
lexica» ras f.
Dr. Baumann,Óostonrijksch Afrika-
reiziger.
Aartshertog Ladislaus van Oosten
rijk.
Alfred Verwee, Belgisch schilder.
Prof. A. von Bardeleben, Duitsch
chirurg.
L. Pasteur, Fransch bacterioloog.
Ruggiero Bonghi, Italiaansch staat
kundige.
Gustave Droz, Fransch schrijver.
Sir Charles Hallé, Engelsch mu
sicus.
Oskar Borohert, Duitsoh Afrika-
reiziger.
Barthéiemy Saint-Hilairo, Fransoh
letterkundige eu gewezen minister
van buitenlandsche zaken.
M. F H. de Haas, Nederlandsch
zeeschilder te New-York.
Alexandre Dumas fils, Fransoh
roman- en tooneelschryver.
O ito Ehlers, Duitsoh onderzoek
ingsreiziger.
Dr. Ludwik Teichmann, anatoom,
voorzitter der Poolsohe Academie
van wetenschappen.
Graaf Eduard Taaffo, oud minister
president van Oostenrijk.
Von Wickede, gepens. Duitsch vioe-
admiraal.
H. Dowe, uitvinder van het ondoor
dringbare borstpantser.
Kard. Mejchers, gewezen roomsch-
katholiek aartsbisschop van Keulen.
Stepnjak (Sergius Michaïlowitsj
Kraftsjinski), Russisch schryver.
De brief van den Paus aan
„De Tijd."
Door Z. H. den Paus is aan de
redactie van het dagbl. De Tij i een
schrijven gericht als antwoord op
haar mededeeling, dat genoemd blad
op 1 Juli a.s. zijn gouden feest zal
vieren.
Dit schryren van het Hoofd der
K. Kerk behelst een gelukwensch
aan De Tijd en woorden van hulde
aan de tegenwoordige en vroegere
redacteuren.
De Paus wenscht, dat De Tijd ook
in de toekomst zal bijdragen .tot
bevordering der plannen die hij
koestert en thans krachtiger dan ooit
tracht te verwezenlijken ten opzichte
van do verzoening der Christenvolken
die geen deel hebben aan deKatho
lieke Eenheid". Hij vermaant te dien
einde de redaoteurs der Katholieke
bladen en tijdscbri-'ten vooral
gezindheid te betrachten, alles te
vermijden, wat „by de onzen aan
leiding tot aanstoot of twist verwek
ken kan, ten einde aldus onze kracht
en waardigheid in het verkeer met
hen die buiten ons staan, te ver
meerderen."
Met veel waardeering spreekt de
Pans verder over Nederland en geeft
hy aan boe de Katholieke pers moet
trachten het niet-Katholieko Neder
land voor de Kerk te herwinuen. Z,
H. schrijft namelijk:
„Wij intusscheD, om uit te spro
ken wat ons op het hait ligt, ge
voelen ons jegens uw volk zoo
grootmoedig van aard, zoo edel door
zijne daden, met innige genegenheid
bezield, en wij denkon het nooit an
ders dan met liefdevol verlangen.
Immers de herinnering dringt zich
aan ons op, hoe eenmaal Willibror-
dus, het toonbeeldvan apos olischen
geest, na door onzen voorganger
Sergius I tot aartsbisschop der Frie
zen gewijd en met het heilig pallium
versierd te zijn, dat volk als een
veelbelovenden akker voor Christus
gewonnen en met laogdurigen en
veelvuldigen arbeid bewsikt heeft;
hoe dat zelfde volk toen gedurende
veel eeuwen, bloeiend zoowel door
ongereptheid van geloof als door
uitmuntendheid van goede werken,
der katholieke kerk een dierbaar
pand is geweest Welk een wisseling
van lotgevallen Bcdert dien tijdj
Maar ook wat goedheid van aen
barmhartigen God aan Nederland
bewezen.
Want het is zoet, te zien, hoe daar,
na hevige winterstormen, het licht
der waarheid en der genade allengs
zijn vroegere helderheid herwint, en
dank zij de de billijkheid van de
wettm en van de openbare macht
telken dage toeneemt. Evenwel, gij
weet zeer goed beminde zonen, en
uw liefde voor vaderland en chris--
tendom doet het u des te dieper go-
voelen, hoeveel aan de vervulling i
onzer gemeenschappelijke wenschen
nog ontbreekt. Welaan volhardt in
uw streven, blijft vaardig tot den
arbeid, nu gy onder nieuwe heiispel-1
lingen uw loopbaan hervat, opdat al
uwe meaoburgers en vooral de an-
de sgel ovenden onder hen ia over
vloediger mate nog de edels o vruoh-
ten -aa uwe werkzaamheid mogen i
plukken.
Te hunnen opziohte moet gij dit!
voor het kort begrip onzer onder-
wgzingen houden dat gij uw streven
niet zoozeer behoort te riohten op I
het bestrijden en overwinnen van j
tegenstanders, als wel op het uit-
noodigen tot de waarheid, op het
terugvoeren in den schoot derzelfde
Moeder, van broeders, die om meei,:
dan éen re.'le loffelijk bekend staan." j
Ten slotte verleent de Paus aan de
redacteuren van De Tijd zijn apos-
toliechen zegen.
Tram Zaandam—Amsterdam.
De Zaanl. Gt. maakt melding van
een plan tot een tramaanleg tusschen
de hoofdstad en Zaandam.
Ofschoon daarvan van ofiicieele zijde
nog niets werd vernomen, wordt er
toch met vrij groote zekerheid het een
en ander van medegedeeld. De weg
schijnt reeds aangewezen. De tram
zou nl. van Zaandam baar loop nemen
over de Krimperven, langs de School
straat en bij het rijksbelastingkantoor
de Gedempte Gracht aldaar bereiken.
Van de grens di -r gemeente (Malle-
gatsluis) zou zij achter het Paleis te
Amsterdam haar eindpunt vinden,
Te Zaandam is eeüige ongerustheid
daar men niets heeft vernomen van
de botters Z. A. 5 en 8, die op de
Zuiderzee zijn.
Nader wordt gemeld:
De kotters ZA 5 en 8 zitten (een
ver eind voorby Marken) in het 'J
der Zuiderzee. De knecht van Blees,
een der vissohers, heeft met groot
levensgevaar over het ijs den Noord
Hollandschen wal bereikt, na een
tocht van uren.
De burgemeester van Edam wendt,
als hoofd der Zuiderzee-politie, po
gingen aan om hulp te bieden, want
de levensmiddelen geraken op en de
man is alleen aan boord.
Op Oudejaarsnacht werd een her
bergier in de Raamstraat ia Den
Haag door een tot dusver onbekend
persoon, naar hij beweert een grena
dier, gevaarlijk aan den rug verwond
waardoor een gedeelte der long wei d
doorgesneden. Zijn toestand is vrij
zorgelijk.
Ook verder hebben er in Den Haag
verschillende vechtpartijen plaats ge
had, waarbij militairen de hoofdrol
speelden. O. a. werd een politieagent
zoodanig over het hoofd gesneden,
dat hij niet verder dien-t ken doen.
In de Bagijnenstraat moest de politie
krachtdadig optreden.
Op verzoek van den vader, te
Aalsmeer woonachtig, arresteerde de
politie te Rotterdam Dinsdagavond
in eene woning aan het Steiger diens
28jarigen zoon, een boekhouder, ver
dacht van diefstal van SCO mark.
Zondag kwam te Bussum de jonge
K. in zeer opgewonden toestand bij
zijn vader, dio na eene hevige woor
denwisseling door hem mishandeld
werd. De vader voegde toen den zoon
toe: „Daar zal je lang plezier van
hebben", en begaf zich naar den
heer Bensdorp, chocoladefabrikant
aldaar, en deelde hem mede dat zijn
zoon en een zekere Brahona den
onlangs gepleegden diefstal van pl.m.
1200 hadden uitgevoerd. Beide per
sonen zijn door de politie gearres
teerd. Van hot gestolen g6ld was
ongeveer niets meer over.
De liefhebbers van een tochtje por
schaats naar Marken zullen ditmaal
bij aanhouden van vorst een baan
vinden naar dat eiland zooals in
jaren niet het geval was. Door den
dooi en de daarop volgende vorst is
het hobbelige grondijs spiegelglad
geworden.
Do jongeling De Wit te Gestel, die
op den eersten Kerstdag van daar
te voet zich naar Riethoven begaf,
om zijn broeder, onderwijzer aldaar,
te bezoeken, is niet teruggekeerd.
Thans heeft men zyn lijk gevonden
in een bosoh nabij Riethoven. De
ongelukkige is, naar geconstateerd
is, door de koude bevangen en dien
tengevolge bezweken.
De heer en mevrouw Elleboudt te
Gent zijn op noodlottige wijze om
het leven gekomen. Zij hadden eeDigen
tijd bij hun getrouwde dochter gelo
geerd en waren Maandagavond in
bun woning op den boulevard de la
Gitadelle teruggekeerd. Den volgen
den morgen werden zy dood in bed
gevonden, gestikt door het gas dat
uit een kraan stroomde die zij ver
zuimd hadden te Ruiten.
De Leeuwarder justitie is er in
mogen slagen, drie personen (broe
ders) in het naburige Beetgumermolen
te arresteeren als de vermoedelyke
fchuldigen aan de inbraak in den
naoht van 5 op 6 December, by een
paar oude lieden in het nabij g(
gen dorp Britjum, die door hen tevens
met revolverschoten waren bedreigd.
Alle drie zyn gevankelijk naar
Leeuwarden overgebracht.
Wilddieven.
Men schryft uit Eijsden aan het
Dimb. Nie wsbl
De ryksveldwachter Rompelberg ii
Donderdag aan een groot gevaar
ontsnapt. Drie wilddieven weiden
door hem betrapt in de bossohen bij
St, Geertruid, waarvan eén een re
volver en een ander een dolkmes
trokmet dit laatste bracht de on
verlaat een toegeschoten helper een
steek toe, zoodat deze vluchtte en den
ryksveldwachter aan arm en zijde,
hoewel niet gevaarlijk, wondde.
Deze wist ze met zyn revolver in
bedwaDg te houden, maar terwijl zij
beloofden te volgen en ook werkelyk
tot op den grooten weg medegingen,
wisten twee daar aan den haal te
gaan, en werd de derde, zekere Bon
ten van Slenaken, gegrepen en aan
de ge o darmen overgeleverd. Deze
heeft evenwel geen geweld gepleegd,
maar is reeds vroeger herhaaldelijk
voor wild8troopen gestraft. De beide
anderen, Belgen van 's Gravenvoeren
zyn ontkomen.
Pers Overzicht.
Kamer8 ran Arbeid.
In een slotartikel in de anti-rev.
Nede lander vestigt de heer J. E. N.
Sckimmelpenninck van der Oye nog
de aandacht op enkele punten van
verschil tusschen het RegeoriDgsyoor-
'stel omtrent Kamers van Arbeid en
de vroeger ingediende voorstellen.
De schrijver zegt hierin bezwaar te
hebben tegen het voorstel der jRs-
geering om de alleen (of slechts
met een persoon beneden de 16
jaar) werkende personen noch als
patroon, noch als werkman te be
schouwen, en hen mitsdien buiten de
Kamer van Arbeid te houden en waar
de Memorie van Toelichting zegt dat
zij niet vallen binnen het kader der
Kamer, ten doel hebbende de belan
gen van patroons en werklieden in
onderlinge samenwerking te bevorde
ren en dat zij inderdaad buiten den
strijd staan, merkt hij op, dat al is
het" voorkomen en vereffenen van
verschillen zeker een hoogst gewichtig,
het niet het eenige mandaat der
Kamer i°.
„De verzoening ia meer het einddoel,
de bekroning van het were, maar om
daartoe te komen moeten allerlei
andere zaken den arbeid rakende,
door haar in oogenschouw genomen
worden, en staan dan die kleine bazen
werkelijk buiten den strijd? Zijn zij
niet in vele, zoo niet de mees! e geval
len meer werkman dan patroon
„Waar de kritigvaH'werkman "(wél-
licht terecht) zoo ruim getrokken
wordt, dat zelfs onder-directeurs en
opz'c'aters daarbinnen vallen, zou ik
voor mij voorzichtigheidshalve niet
geaarzeld hebben ook de alleen wer
kende personen daarin op te nemen."
En dan wijst de schrijver er op,
dat de werklieden vrij blijven derge
lijke kleine bazen niet als vertegen
woordiger te kh zen, zoo zy ze daar
voor niet geschikt achten.
Verder merkt de heer Schimmel-
penninck op, dit hij liever niet aan
eisch had ge-teld, dat men juist binnen
het gebied der k-trier werk/aam moet
zijn geweest voor het lidmaatschap
der Kamer, daar de geschiktheid in
het vak, zij het ook, dat zij in tec6 toestaaD, wat nandei en nijverheid
andere gemeeente ot ander ressort,geweigerd wordt. En deze bedrijven
maakt te hebben, besluit de heer
Sobiramelpenninok van der Oye zyn
artikel in de Nederlander aldus
.Al kan ik niet ontkennen, dat op
sommige punten een andere regeling
van het gewiohtige onderwerp der
Kamer van Arbeid dan door de Re
geering wordt voorgesteld mij wen-
schelijker toeschijnt, dat ik vooral
den organieken band tusBchen de
afdeelingen onderliDg sterker aange
haald wenschte te zien, het zwaarte
punt der offioiëele werkzaamheid van
de afzonderlijke afdeelingen gaarne
meer naar de Kamer in haar geheel
verlegd zag, tooh zou ik deze eerste
schrede van Regeeringswego op een
weg. die in menig opzioht nog niet
voldoende verkend is, niet willen
begroeten,dan bezield met den W6nsch,
dat zij door een tweede en meerdere
schreden gevolgd worde, en mij daar
om ook geen andere dan opbouwende
kritiek willen veroorloven.
„Mogen de bovenstaande korte aan-
teekeningen als zoodanig gelden."
Een ministerie van Landbouw.
Het lid der Tweede .Kamer, G.
Zijlma, betoost in het Januari-nom-
mer van de Vragen cles tijde, dat een
afzonderlijk departement van land
bouw den algemeenen toestand niet
zal verbe'eren, en dat het voor den
landbouw zou zijn zich verblijden
met een dooie mu6cb.
De schrijver herinnert daartoe aan
de interpellatie over dit onderwerp,op
22 Maart 1892 door den heer Schepel
in de Tweede Kamer tot de regeering
gericht, en aan de geringe medewer
king, die hij hierbij in de landbouw-
kringen, de totale absentie van sym
pathie, die hij oij ministers er. kamer
leden ondervond. Daarna bleef de
zaak rusten, tot het vorig jaar, toen
zij opnieuw en herhaaldelijk op ver
schillende congressen aan de orde
kwam, doch overal oppervlakkig en
eenzijdig werd besproken.
Daarom tracht de heer Zijlma thans
een voor-telling te geven van wat de
voorstanders van een ministerie van
landbouw eigenlijk verlangen
Bij den steeds toenemenden umvang
der staatszorg is zeker in de toekomst
een vermeerdering van het aantal
departement te wachten; in zooverre
is de opriohting van het gevraagde
ministerie voor landbouw niets nieuws.
Wèliahet een afwijking, om een tak
van volksbestaan op één lijn te willen
stollen met een tak van openbaren
dienst. Alleen het later opgerichte
ministerie van waterstaat, handel en
nijverheid zou hiertoe aanleiiing
kunnen geven. Gelukkig gekozen is
d e naam niet. Gelijk men dit in
Nederland waar al te zeer gewoon
i?, wordt o >k h er weer de handel
vooropgesteld. Landbouw wordt niet;
eens genuer&ij, ea'chenV'dus u&chTo wi
to worden als deel uit te maken van
de nijverheid, en dit is te verdedigen
ook in landbonwkringen heerscht
soms die opvatting.
Thans echter wil de landbouw niet
meer als onderdeel der industrie
worden beschouwd. Ily wil een eigen
ministerie. De schrijver acht dien
sprong wat groot. Rekent men onder
landbouw ook veeteelt, zuivelberei
ding, warmosz6ry, tuinbouw, hout
teelt enz., dan vormt dat wel het
voornaamste middel van bestaan voor
ons land, doch daarom mag men an
dere bestaansmiddelen niet gering
achten. Reeds dadelyk rijst dus de
vraag, of men dea landbouw mag
toestaaD, wat handel en nijverheid
werd verkregen, zoo hei hem dunkt,
v-, or elke kamer hare waarde behoudLt
Ook wij tfc bij er o. a. cp, dat, wat
de gewichtige kwestie van de behan
deling der geschillen betrelt, hetregee-
ringsontwerp do tweede instantie van
het onderzoek (door den verzoeniagn-
raad aangevuld met tijdelijke leden
uit de vroeger iagelieadj voorstellen
achterwege laat.
„Htt kan zyn," zegt hij, dat ten
deze de eenvoudigste proces-orde wer
kelijk de beste is. Ia elk geval geloof
ik met de regeoring, dat c. q. open
baarmaking der uitspraak van den
verzoeningsraad een middel is, dat
door da goed en onpartijdig voorge-
te combineeren zou niet gaan. Zoo
voortgaande zou mea dus drie nieuwe
ministeriën moeten instellen en dat
is toch te duur en te overdadig voor
ons kleine land
Hoofdmotief voor het oprichten van
een ministerie voor landbouw is de
gegronde be .vering dat dit bedrijf
stiefmoederlijk wordt bedeeld. De
schrijver meent echter dat de verant
woordelijkheid hiervoor niet ligt bij de
regeering, wel echter bij de land
bouwers en plattelanders zelf, die veel
te lauw zijo, die zich steeds door de
groote steden iaten overvleugelen,
hoewel dit na de opheffing der dubbele
kiesdistricten allerminst noodzake
lichte publieke opinie een niet te lijk R.
miskennen zedelijke kracht uitoefent.Een ander motief is, dat men meent
Met den heer Pyttereen, acht ik 1 door een apart ministerie alle land-
echier een permanenten verzcenings-j bouwzaken onder bestuur van é;n
raad wenfchelijker_ dan een college j hoofd te zuilen krijgen. Tnans ressor-
dat voor elk dreigen 1 of onstaan teeren die aangelegenheden onder ver
geschil wordt gekozen." j schillende departementen, dcch die
Na nog eenige opmerkingen ge- verdeeling is niet willekeurig ea vindt
haar grond, zoowel in een doelmatige
scheiding van bestuurszaken, als in
den aangewezen werkkring van het
departement. Onderwijs in zijn gehee-
lea omvang staat onder het ministerie
van binnenlandscho zaken waarom
het landbouwonderwijs daaraan nu te
onttrekken Er is daarvoor immers
een af jonderlijk inspecteur,en wat doet
het er toe welken minister bij als zijn
chef moet erkennen, aan welk depar
tement bij zijn rapporten heeft in te
zenden Pr» efdati ms zijn zoo dikwerf n
bij het lane boi wonder wij 8 betrokken, te
dat men ze zonder nadeel daarvan h
niet kan scheiden. Zoo is het 'veeart- al
senijkundig staatstoezicht een deel der oi
medische politie, die telkens in aar.- bi
raking komt met het binnenlandsch vi
bestuur. Binneninndsche zaken is dus to
wel voorden landbouw het voorraam- bi
ste departement. Waterstaat doet D
daarvoor al zeer wrinig. Er zou veel di
voor te zeggen zijn de door ditdepar te
tement verstrekte subsidiën,landbouw-
comité, onderzoek van boter, enz.,
eveneens op hoofdstuk V te brengen, f?
Ook de domeinen, dio eu tot fi- A
nanoiën bebooren, rechtvaardigen do
oprichting van een nieuw departe- H
ment niet. L
Met dit al zal het wel waar zyn, fa
dat deze versnippering voor bij land-
bouwzaken betrokken personen wel fu
eens lasten of verdaging kan teweeg 1
brengen en er toe leidt naar meer
centralisatie ts streven. Maar even-
eens is het waar, dat de landboow Of
hierin niet alleen staat en andere be-
roepen of bedryven in huune aar.ge- I
legenheden tot de regeering in de-
zelfde conditie verkoeren.
Zij, die een afzonderlijk ministerie j
van landbouw wenschen, wijzen vaak j
op hot (buitenland. Een vergelijking
met de groote mogendheden gaat hier 1
natuurlyk niet op, en in ge8n der
kleinere Europeesche staten bestaat
een uitsluitend departement van land- j
bouw. na
Dit alles neemt echter niet weg, datroi
Nederland van staatswego op verre |ve
na niet zooveel dcet voor den land- iai
bouw als naburige staten. In Dene-(at
marken wordt Vm der begrooting voor pn
dit voornaamste der volksbelangen na
uitgegeven, in Frankrijk in België tec
Viu, in Duitschland 7: en in Neder-loi
land maar 7MS. Doch daarin zal eenfoi
ministerie voor den landbouw geen'bc
verandering kunnen brengen. De?
maoht hiertoe berust bij do geheele.'ol
regeering in samenwerking met de'Iez
wetgevende macht. ;el
Wat zou zoo'n ministerie moeten ;er
doen Een omschrijving van ziin (et
werkkring is uitersi moeilijk. Zoo-et
zou. bij voorbeeld, de landbouw zeer
worden gebaat door verbeterden af-jez
voer van bet boezemwater en souisfee
door doelmatige bevlooiiDgen. Hètp'
la.ndbouwministerio zal hiertoe echter
niet kunnen komen, zonder da pro-i&a
vinciale en waterschapsbesturen, zon-'a
oêr'~&fi- ugTiAgfiorérrva!f&vsrnta&tlo]
en hun chef.
Wat zoc'n speciale rr.i .ister ookiö
zou willen doen, in aüa belangrijkefig
zaken zou hij do mode.vcrking vanpt
andere departementen' en hun hoofdei
den noodig hebben.
Daarbij kooi', dat meu in detoor.4 f
gevende landbouwkrinr.Oi' wR een-|l-
stemmig klaagliederen zir.dnch daifo!
er de grootste verdeRdhoM heersck^y
waar net bet eft de middelen te»c.
verbetering. Wat is er dan ?an zoo'u*
ministerie te vorwachtoii? j 1
Landbouwbelang is vereenzejvigcli
met plattelandsbeiang. Wordt dit m-|d
gezien, dan vertegenwoordigt heht
eene macht, groot genoeg om voor
billijke wenschen bij elke regeeringg
gehoor te krygen. Waar men dit,
miskent komt de landbouw niet tof
zijn recht, onverschillig of al dan nielv
een minister aan zijn hoofd is Se^r
plaatst. L
Een landbouwmiaisterie zou verderf
zeer kostbaar zyn bij de gedurig^
wisseling der kab netten zou hei j
landbouwbelang licht lot politieke^
speelbal gemaakt worden. oj
Men verwijte niet aan regeering
en wetgevende macht wat in hoofdf
zaak op rekening moet worden ge'ze
steld van de tijdsomstandigheden^
Wel zouden door het rijksbestuu^
nog meer kunnen worden gedaarj.
doch men vergete niet, wat in dei
jongsten tijd tot stand is gekomen. E|j?
de volksvertegenwoordiging heeft i;
de laatste jaren geen onkelen pos^e
I ten behoeve van den landbouw o^{
de staatsbegrooticg gebracht, verwonj(
Pen* DS
j Uit dit alles leide men echter nit c
af dat de heer Zylma de behartiging
van do landbouwbelangen onvooj
Het was avond geworden, en op een sofa uitge-trekt
was Jean verdiept in de heerlijkste droomen, toen Mont-
bszin onverwacht zyne kamer kwam binnenstormen.
„Luister, beste v iend," zeide bij op afgebroken toon,
ik kan mij ditmaal niet langer vergissen. Wij worden
door een groot gevaar bedreigd. Gij moet het mij hel
pen bezweren."
Jean sprong haastig overeind.
„D9 duivel hale u 1 riep hij uit. „Ik was vervuld
van zulk een schoenen droom."
„Gij Nu, op mijn woord, dat is ook iets nieuws."
„Het is waar ook, gij weet nog niet dat ik haar heden
ontmoette."
„Wie dac vroeg Julien onthutst.
„Mijne mooie blondixie."
„Wtlze blondine? Die Yan \1ersailles
„Juist."
„O ik wist wel dat gij zoudt eindigen met haar weer
te zien. Welnu! hebt gij haar gesproken? Weet gy wie
xij ia Waar woont zy
„Daar kan ik u niets van zeggen, want niet alleen
heb ik geen woord met haar gewisseld, maar ik groette
haar niet eenr."
„Hoe! gij syt nog niet verder gevorderd dan dat, en
gij belet mij u het doel mijnerrkomst te zeggen!" riep
de jonge graaf uit.
„Welhet is mijne 6chuld' niet, ik heb geen tijd
gehad; zij is zoo spoedig vertrokken," stamelde Jean.
„Loop op uwe beurt naar den duivel met uwe nut-
hk'Zö droom en, en laat ons over ernstiger zaken spre-
hernam Julien ongeduldig.
:i hebt gelijk, vergeef mijmaar ik ben dien schok
nog niet goed te boven gekomen."
„Een schokDie ontmoeting Wat zou ik dan wel
moeten zeggen? Gelooft gij niet dat ik u zaken van
heel wat meer gewicht te vortellen heb?" vroeg de
cornet, minachtend de schouders ophalende.
„Welnuspreek dan," zeide Jean. „Ik luister aan
dachtig."
„Kent gij van naam of van uiterlijk een zekeren
schelm, dien men in de wandeling Barberousse noe n t
vroeg Julien.
„Ja, ik heb die schavuiten-tronie wel eens gezien."
„En weet gij in wiens dienst hij staat?"
„Mea heeft mij gezegd dat hij een van d'Aveyrön's
handlangers was, en zich voor hein belastte met alle moge
lijke leelijke zendingen, waarvan een eerlijk man niet
zou willen hooren."
„Dan behoef ik u niot verder omtrent hem in te lich
ten," hernam de jocge officier, „maar wat zoudtgijwel
denken, indien gij den deugniet om een huis zaagt
sluipen, hetwelk bewoond werd door drie alleenstaande
vrouwen, zonder vader, echtgenoot of broeder om haar
te verdedigen?"
„Wel, natuurlijk dat die ellendeling de eene of andere
echurkenstreek op het oog had, en ik z:u op mijne
hoede zijn."
„In dat geval, mijn waarde, zal het u niet verbazen
dat ik zoo ontroerd ben. Toen ik mij heden naar me
vrouw de Coissy begat om haar een bezoek te brengen,
zag ik dien Bsrberousse onder de vensters harer woning
op post staan. Verwonderd en geheel verontrust
door de tegenwoordigheid 'van zulk een kerel, ben
ik mij onder een oprijdeur gaan verbergen en zag
ik hem met do grootste nauwkeurigheid de ligging van
het huis bestudeerer. Hij raadpleegde daarbij een platte
grond, dien hij in de hand hield, als wilde hij z-ich
zorgvuldig rekenschap geven van het aantal vensters en
de verdteling der vertrekken."
„Een plattegrondherhaalde Jean verbaasd. „Maar
wie zou hem dien verschaft hebben
„Natuurlyk d'AveyronHeb ik u van morgen
niet gezegd dat hij, sedert eenigen tijd, de barones
bijna dagelijks opzoekt?"
„Ja, dat herinner ik mij nog."
„Hij heeft dus gemakkelijk een plan van de woning
kunnen teekenen en het overhandigen aan dien ellen
deling, tot het bereiken van het een cf ander hem toe
vertrouwde doel."
„Inderdaad, hoe onwaarschijnlijk het ook moge schij
nen, het kanzeer goed waar zijn," erkende Jean. „Van
de zijde van iemand als d'Aveyron 13 niets onmogelijk.
Wat hebt gij daarop gedaan?"
„Dat is juist de zaak. Die Barberousee bevond zich
n'e! alleen. Een zijner kornuiten vergezelde hem. Op
het oogenblik dat deze tweede schurk hem naderde, om
zonder twijfel de orders zijus meesters te ontvangen, en
waarop zij een weinig verderop gingen staan praten,
ben ik het huis der barones binnengeslopen; wees ik
haar van achter de gordijnen, Barberouese en zijn mede
plichtige aan, die wederom de woning begonnen op te
nemen, en deelde ik haar mede welke rol deze onheil
spellende mannen bij d'Aveyron vervulden. Zij zag aan
stonds in welk soort van gevaar l aar bedreigde en
gaf den wensch te kennen zonder uitstel Parijs te ver
baten."
„Gelooft gij dan dat d'Avt-yron zijne toevlucht zo
durven nemen tot geweld, om Valentine te schaken 1
„Ik ben e> overtuigd van, en gij ziet wel, dat die g<
dachte ook bij u opryst." ig{
„Deelt de barones uwe vrees ,rg
„Volkomen."
„Dus vertrekt zij. Ea dat nog heden 'ai
„Neen, waarschijnlijk morgen. Zij moet den tijd he^r
ben eenig goed bijeen te pakken en het oord tekiezebo
waar zij zich terugtrekken zal." iü,
„Bezit zij niet ergens buiten een landgoed, waar ze,
zich zou kannen verbergen U
„Neer; bij den dood van haar echtgenoot heeft 5e
alles verkocht om zich te Parijs te vestigen, maar mce.
zal, op tien of twaaf mijlen aLtands van hier, wel et7(
optrekje kunnen vinden."
„Zeer zeker, maar men moet echter den tijd hebl%
dat te zoeken." 3
as
Wordt vervolgd.)}n
de
ui
(5
feri
hl