Dc Ml in k Herberg. (p. N.-B. a.) De diligence had niet kunnon ver trekken. De sneeuw viel zoo dioht uit den zwarten hemel, dat men geen tien eohreden voor zioh uit kon zien. De reizigers besloten, door den nood ge dwongen, in de uitatallingaherberg te overnachten. Jean Durupt volgde dit voorbeeld nietin het vertrouwen op zgn merrie, spande hg zgn sjees in, om nog naar Nevers te rgden. Mis- sohien zou hg thans vgf uur over den weg doen in plaats van twee, dooh er is allgd een geluk bg een onge luk: hg zou den volgenden oohtend op de markt weinig conourrenten vinden, die van ver waren gekomen, om koebeesten te koopen. Hij zon goede zaken kunnen doen en daarvoor moest hg wat over hebben. Op het laatste oogenblik verzooht hem een ooDfrater, een ossenkoopmau, om hem in zgn sjees mede te nemen. Hg weigerde onder voorwendsel, dat hg gewetensbezwaar maakte om den man bloot te stellen aan gevareD, die zgn onvoorzichtigheid met zioh kon bren gen. In zgn duffelsohen manteljas gewikkeld en met de wollen pet over de ooren, staat Jean Durupt nu gereed, om weg te rgden. De zweep klapt, het paard zet aan, maar het wakkere dier kon niet dra ven, zijn pooten zakten weg in de krakende sneeuw. Sleohis stapvoets zal de weg kunnen worden afgelegd en de jongo boer, die met alle geweld zgn plan wil doorzetten, sohikt zioh er in. Het is of met die groote vlokken steeds meer en meer de stilte neder daalt zacht en langzaam neerploffend bedekken zg de kap van het voertuig eu den rug van het pa»rd met een dikke donzige laag; het Bohynsel der lantaarns verlioht over eenige schre den afetande het vlekkeloos witte sneeuwtapijt, dat zich eindeloos ver uitstrekt. De aarde is als een doode in lgk- wade; de hemel bestrooit haar met witte rouwbloemen, de natuur treurt en alles zwggt in het rond. De reiziger begint zioh te veront rusten die diepe etilte in het holst van den donkeren naoht, dat onafge broken neerdalen van groote sneeuw vlokken, waaronder hg wellicht be dolven zal worden, benauwen hem. Jean Durupt kucht eerst een paar malen, ofschoon zgn sterke borst or hem volstrekt niet toe noodzaakt en begint dan te fluiten om zioh wat op te vroolgken. Hij spreekt tot zgn merrie, neuriet, maar vervalt dan weer in stilzwggeu, denkende over de mogelijke gevolgen van dezen roekeloozen, naohtelyken rit. Zoo hij eens door roovers over vallen werdhij is een goede buit, he' valieB dat hij bij zich draagt, bevat twintigduizend francs in goud en zilver. Maar neen, niemand zou zoo dwaas zgn, om evenals hg zich in dezen naoht op het pad te wagen. Hg heeft van de mensohen niets te vreezen dooh de angst fluistert hem in het oor En de wolven 1 Jean Durupt voelt zioh het koude zweet op het voorhoofd parelen. Geruisohloos rolt de sjees lang zaam voort. Meer en meer wordt het de merrie moeielgk haar voort te trekken door HilliLE.lHIc.ll HALLETJES. Ben ZaterdacsYondpraatj». oclxxxi. In de afgeloopen week zgn de haarlemsche kleermakers opgestaan en hebben een oorlogskreet doen hooren tegen het oonfectievak, den verkoop van gemaakte kleeren. Ze hebben vergaderd, gedebatteerd en ten slotte een vereeniging gestioht, die den veldtooht zal beginnen tegen de oonfectie, den gemeenschappelijken vgand. Nu, dat de kleermaker op de con- feotie gebeten is, laat zioh lioht ver klaren. Langzamerhand zijn de prg- zen van het gemaakte goed, dat ge woonlijk uit het buitenland wordt ingevoerd, zóo naar de laagte gegaan, dai een kleermaker hier er onmogelijk tegenaan kan werken. Do oonfeotie heeft voor een groot deel de kleer makerij naar maat verdrongen; terwijl vroeger iedereen zioh een pak liet aanmeten, koopen thans twee van de drie een gemaakt costuum. Het gevolg is, dat er minder werk is voor de kleermakers. Geen wonder, dat zij willen probee- ren om dien lastigen oonourrent den kop in te knijpen. Maar hoe? Door een hoog invoerrecht op gemaakte kloerea uit Duitschland te heffen De leider van de vergadering zelf zag geon kans om dat te verkrijgen en gesteld al eens, dat zulk eeu invoer recht wèl zou kunnen worden ver kregen. dan zou, dunkt mg, het eeuig gevolg zijn, dat in ons land zelf meer fabrieken van gemaakt goed werden opgericht. Nu al is er in deprovinoie Groningen op. bet platteland, naar ik heb gehoord, een fabriek, waar tien tallen meisjes op de maohine duizen den kleedingstukken per week ver vaardigen, tegen een weekloon van een paar gulden met de kost. Waar schuilt dus de oorzaak? In de machines. Moest alles even als vroeger met de hand gebeuren, dan zou de werkman nog een behoorlgk loon verdienen, maar zgn handen kunnen niet op tegen de sng-, knip-, knoopsgat- en naaimaohines. En nu gaat het tooh niet aan, om te deore- teeren, dat de fabriek in Groningen gesloten zon moeten worden, ten voordeele van de kleermakers. de mulle sneeuw, waarin de wielen dieper en dieper wegzakken. Nu schijnt het voertuig niet meer van de plaats te komen. Het paard staat stil, het kan niet meermet neerhangen den kop berust het in zgn gedwongen werkeloosheid. Zgn neusgaten rooken, zijn huid dampt, het dier moet een oogenb'ik uitblazen, voor het opnieuw trekken kan. Weinige seconden en de boer ziet niets meer van zgn paard; een wit spooksel schijnt het gewor den, dat hg nauwelijks meer onder- scheiden kan, een gedoemd wezen, dat hem naar het sohimmenrgk leidt, hem in den dood voertDurupt benijdt de verstandige lieden die ginds in de warme gelagkamer gebleven zgn, gezeten om den gezelligen haard. Hg ziet op zijn horloge: tien uur. Hij is nu reeds twee uur onderweg: terugkeeren is niet mogelgk. Indien binnen enkele minuten geen redding opdaagt, zoo zioh geen herberg op doet, geen huis, geen schuur of eenig dak waaronder hij en zgn paard be schutting knnnen vinden, dan zullen beiden weldra evenals struiken en heesters geheel onder den zwaren witten snesuwmantel bedolven zijn. Vooruit, Margotl roept Jean Du rupt met gesmoorde stem, terwgl hg klappertandt van vrees. Zgn stem is machteloos; hij grgpt nu de zweep en slaat het dier met den steel op den rug. Eu hij rammelt er als een bezetene op los, rechtopstaande in zgn sjees, de zucht naar zelfbehoud maakt hem onbarmhartig. Klompen sneeuw vliegen in de luoht, de merrie maakt kleiue sprongetjes als van een geit en in de mesr en meer verdikkende sneeuwlaag blijft het voertuig log en zwaar staao, ondanks alle zweepslagen en dreigementen: O, hemel, red nag 1smeekt Durupt. Als mgo merrie niet meer voort wil, ben ik een verloren man. dan kom ik hier van koude om, of stik in de sneeuw, of word verslon den door de wolvenZie wat zgn dat voor donkere sohimmen daar ginds Zouden het wolven zgn Maar neen, dan zou ik hun oogen zien gloeien, of liever het zou reeds met mg gedaan zijn. want waarom zouden zg wachten om hun honger te stillen Het zjjn eenvoudig scha duwen, veroorzaakt door het lioht van mijn lantaarnsAoh, ik ben evengoed verloren Aoh, mgn arme vrouw, mgn kinderen, wat zal er van hen worden Ik zal van koude ster ven, ik zal hier in de sneeuw om komen. Maar eensklaps hinnikt het paard, steekt den kop op en met inspanning van al zgn kraohten trekt het de sjees uit het diepa spoor, waarin het is weggezakt de merrie heeft de luoht van een nabyzgnden stal gekregen. Durupt slaakt een diepen zuoht van verliohting. Reeds ziet hjj in de verte een gouden slip 8ohittoren, een baken voor den zoekende in den naoht. Dichter bij gekomen blgkt het een verlicht ven ster, een huiB waarvan de deur zioh opont en in het langwerpig lichtvak Btaat op den drempel een man, die gesticuleert en roept Hee, hola daar, waar zjjt ge? Durupt antwoordt met een kreet van vreugde, de merrie trekt, trekt en weldra staat het rytuig voor de deur stil. Kom binnen. Warm u bg de kachel. Even later, zgn duffslsohe jas los- Onze maatsohappg zit ingewikkeld in elkaar en met tal van gordiaansohe knoopen, die het soherpe zwaard van het woord nog vergeefs tracht door te hakken. Immers, de oonfeotie, de handel in gemaakte kleeren, is voor de Kleederwinkels ook niet zoo ver bazend winstgevend. De concurrentie maakt, dat zg deze kleedingstukken met een kleine winst moeten omzet ten en iedereen weet dan ook, dat een winkelier in kleeren veel liever een costuum op maat dan een confeotie- pak levert, omdat hg aan het eerste veel meer kan verdienen. De fabri kant van oonfectie moet evenzeer met een geringe winst verkoopen en zgn verdienste traohten te vinden in groo- ten omzet. Voor wie is dus ten slotte de confeotie voordeelig? Voor het publiek, dat kleeren koopt voor eeu futje Het publiek nu is een maohtigbe- sohermer en wie zgn gunst bezit, wordt niet gemakkelijk verjaagd. Zoo zal het ook den kleermakers niet gauw gelukken, de oonfectie diohen cnadeelt, den kop in te knjjpen, al hebben ze gelijk dat ze zioh vereeni gen tot bevordering van hunne be langen. Op de vergadering was een spreker, die te velde trok tegen de kapita listen. Die arme stumpers gaan nu eenmaal door voor de oorzaken vau alle kwaad in de wereld I Ik zal daar nu geen betoog over leve ren, maar ik wil er tooh even op wijzen, dat de spreker in deze vergadering juist een woord van lot aan de kapitalisten had moeten brongen. Zg immers dragen geen ge maakte pakken, maar laten zio 1 kost bare costuum8 aanmeten voor het maken waarvan de kleermaker be hoorlijk betaald kan worden en ook wordt Terwgl ik over deze kleeding- quaesties op straat liep na te denken, ontmoette ik daar mijn neef Wouter, dien mgn lezers zich stellig nog wel zullen herinneren. Met genoegen zag ik, dat hg een vroolgk gezioht zette en niet zoo somber keek, als ik dat vroeger wel eens van hem gezien had. „Waar tor wereld ben jij wel ge weest," vroeg ik, hem de hand schud dende. „De tyd heugt me niet dat ik je gezien heb, op mijn woordje bent groot geworden I" j knoopend, treedt hg een verwarmd vertrek binnen. Hg lacht; wrgftzioh de handen de blgdechap over zgn redding doet z;jn breed, gemoedelgk geziefet glimmen. Jongens wat heb ik in angst gezeten! glimlachte hjj. „Nu is alle leed geleden, ik zal kalm gaan slapen, om mg te herstellen van den uitge- stanen schrik on vermoeienissen." Een hond nadert en besnuffelt hem grommend. Koest, koest mijn best beest, laten we goede vrienden zgn. De herbergier geleidt hem naar een bovenkamer en terwijl hg het gevulde valiee van den vreemdeling de trap opdrasgt, glinsteren zijn oogen onheilspellend. De mensohen zgn somtijds gevaarlijker dan de wolven. Durupt heeft zioh te ruste beg ven maar hij kan niet slapen. Hg is nog te vol van het gevaar, dat hij geloopen heeft, hij ziet zioh onder de sneeuw bedolven, hg ziet de witte vlokken langzaam en onverbiddelijk; neer dalen, zich ophoopen rondom zgn voertuig, alles bedekken met een witte ▼aoht, die voortdurend aangroeit. Zgn ledematen zgn van koude verstijfd, hg kan zioh niet meer verroeren, de sneeuw hoopt zioh op, meer en meer, hg wil schreeuwen, zij vult hem den mond Welk een naohtmerrie 1 Hoe langzaam kruipt do tijd i Een sohynsel van licht gaat langs de zoldering hoen en weer, oen ovaal ronde bleeke vlek, nu eens hier, dan daar. Dat is de dageraad niet. Durupt staat op, ziet door het venster, nadat hg met zgn nagels de bevroren ruit gedeelt6lgk heeft sohoongekrabd. Het lioht van een lantaarn beweegt zich aohter in een groeten boomgaard. Twee godaantea beschijnt het, twee zwarte onheilspellende Bohimmen, die gosticuleoren en mot elkander sohgnen te beraadslagen. Op een bepaalde plaats staan zg stil en laten het licht van hun lantaarn op een groot tafel laken valien. Durupt volgt hun be- wegingen met ingehouden adem en tracht te begrijpen. Een man ja, het iB een man ruimt met een sohop de sneeuw weg. Vervolgens, als een vierkante plek aarde zwart tegen het omringende sneeuwveld afsteekt, neemt hij een spade en begint een gat te graven. Durupt huivert, bij heeft begrepen. Ze zijn dus waar, dio verhalen, welke men vertelt van rei zigers, die des naobts in de afgelegen herbergen in bun slaap worden ver moord. Die schurken! Nu bij zou zgn huid duur verkoopen Ja, maar zijn nederlaag was zeker twee personen tegen hem, man en vrouw en die hond, die groote dog, die er zeker op wa9 afgericht om de ongelukkige slachtoffers zoo noodig naar den keel te vliegen. Zou hij zijn kaars aansteken, om te toonea.dat hij niet slaapt? Hij denkt er over. maar het zou een on voorzichtigheid zgnhet moorde naars paar zou onmiddellijk tcesnellen om in stede van lis» geweld te gebrui ken. Durupt voelt zijn hart bonzen en in nachtgewaad loopt hij radeloos het koude vertrek op en neer, zioh voortdurend afvragende „Wat moet ik doen om mij te verdedigen?" Moest hg zioh als een stuk wild in een valstrik gevangen, zich den hals laten afsnijden HaMaar maar als Met bevende hand wisoht hij „Aitgd even geneigd om een flauwi teit te verkoopen I" zei Wouter hoofd schuddend, „iemand van mgn leeftijd groeit niet meer, behalve door zgn haar heen." „Maar waar ben je wel geweest?" vroeg ik. „Toch niet op een meisje uit?" „Waar denk je aan vroeg bij t,ik, zoo?n verstokte oude vrijer! Neen man, mijn zending was heelwat be langrijker. Ik ben in Haarlem geble ven en heb een belangrijken tijd doorgemaakt." „En eiiieve. wat deo je dan „Ik zorgde voor de algemeene vei ligheid. Ja, je lacht, maar daarvoor is niet de minste reden. Weet dan. dat ik op mgn eigen houtje aan bet rech»rcheeren ben gegaan naar deu moordenaar van den kleinen Hoog steden. Hoe kwam ik daarbij zal je zeggen „Ja, dat wou ik inderdaad wel eens weten." „Welnu, je herinnert je wel dat professer Winkler uit Utrecht onlangs op een voordracht in Teijler verteld heeft, dat hij vgftig moordenaars heeft gemeten die te Leeuwarden gevangen zaten en dat hg bg allen dezelfde kenteekenen had gevonden: „laag voorhoofd, breede kaken, geen baard en nog een paar andere kenteeke nen. „Nu had ik al toen ik hem hoorde spreken in mijzelven gedacht: wat helpt het eigenlgk om de raenschen te gaan becentimeteren, wanneer ze in de gevangenis zitten. Dat heipt niemendal, want dan weet iedereen al, dat ze moordenaars zgn. Prac tisch handelen, dat is het noodige in de wereld; theoretisohe besohouwin- gen brengen de maatsohappg niet vooruit. We moeten dus van de ken- teekeuen gebruik maken om de moor denaars te pakken eerst dan kan er van practisch nu worden gesproken. „Goed, ik ga er op uit en weet het zoover te brengen, dat men mg een rijksveldwachter meegeeft, om te arresteeren dien ik aanwees. Ik wandelde de Houtstraat en de Kruisstraat op en neer op een paar pas afstands gevolgd door den rijks veldwachter in politiek en ik keek maar voortdurend de voorbijgangers aan, om waar te nemen of die com binatie van kenteekenen ook bij den een of ander voorhanden was. Nog geen twee uur had ik op zich het voorhoofd ateen plotseling denkbeeldhg heeft een middel ge vonden en daarmede keeren moed en geestkraoht terug. Daar ginds beneden zijn de schurken nog altijd druk bezighun werk voedertDurupt moet zioh haasten. Hij grijpt zgn ledikant aan, trekt en schuift het voor de deur en ver volgens tilt hg een latafel op en wen telt deze op het bed! dan tafels,' stoelen, alles wat maar dienen kan, om de barrioade voor de deur te ver sterken en te verzwaren. Inderhaast kleedt hg zioh aan en houdt zich gereed, gewapend met een tafelpoot. Hg verliest den man, die den kuil graaft, welke thacs reeds zoo diep is, dat hij er zelf in moet gaan staan, geen seconde uit het oog. De vrouw lioht hem bg en de hond krabt de aarde in hun nabijheid op en snuffelt rond. Zg zijn klaar, de man zet zgn spade en zijn sohop tegen een boom, het tweetal keert naar het huis terug. Durupt klopt het hart in dön keel en hg moet spreken, en in zioh zelf brommen, om zijn vrees te bedwingen. Nu zgn zg vlak bg het huis het licht verdwijnt, achter een hand ver borgen. De herbergier en zijn vrouw richten den blik naar bet raam van Durupttwee wreede hebzuohtige gezichten zgu een oogenblik zichtbaar, misdadigerstronies met verwrongen trekken en kleine, glinsterende oogen. Zacht mompelend naderden de beicle boosdoenersthans moeten zij het huis zijn binnengegaan. De trap kraakt onder hun gedempte voetstappende hond is hen reeds vooruit en snuffelt ouder aan de slaapkamerdeur. Durupt wacht aohter zgne barrioade. Het beslissende oogenblik nadert. Twee stemmen fluisteren; daarop een diepe stilteeen sleutel wordt nauwelijks hoorbaar in het slot ge- Btokenmen wil openen. Men duwt on duwtniet verder dan een duim is de deur open te krijgen, daarop weder een gemompel van fluisterende stemmen. Zeker begrepen de beide booswioh- ten niets van dien onverwachten tegen stand. Men klopte. De vrouw, op een houingzoeten toon, riep MgnheerMgnheer 1 Waren die ellendelingen nog zoo naief? Durupt hield zioh of hij juist wakker werd en vroeg met slaperige stem He? Wat is er? Wat wil je? Mgnheer, u moet opstaan, het is uw tijd. O, goed, dank u, maar ik ben van idee veranderd, ik vertrek nog niet Maar mijnheer, u heeft het tooh gezegd. De deur kraakte onder een vernieuwden, heftigen duw. Van boven week zg terug] en een hand, welke Durupt in de schemering onder scheidde en die hg lust gevoelde om met een bijlslag af te houwen, een groote hand met kromme, dikke vin gers wrong zioh door de spleet en tastte rond in de yleluoht Vergeefsche pogingen, nuttelooze moeitede barricade was onwrikbaar, en Durupt bewaakte haar moedig. Sluipende schreden vluchtten de trap aleen gegrom van den dog, die slechts onwillig scheen te gehoorza men aan het bevel van zgn meester, om hem te volgen en daarop keerde de stilte in bet huis terug. Durupt, nog steeds op zgn hoede, wachtte den qag af en earst. toen hij schildwacht gestaan, of daar kwam iemand aan, een man van middel bare gestalte, gekleed als een bur gerheer en die voor een gewoon be> schouwer niets bijzonders zou hebben opgeleverd, maar voor iemand als ik die naar kenteekenen zocht, was hij een buitengewoon exemplaar. Nooit zag ik mooier kenteekenenZgn voorhoofd was smaller aan ik ooit een voorhoofd zag, op een klein streepje na bestond het eigenlgk niet. Zijn gezicht was zoo glad als een biljartbal, zgn haar krulde (ook al een noodlottig teeken) en zijn kaken, meneer, zijn kaken waren zoo breed alsof ze zgn mond in zijn jeugd ge spalkt hadden. Bovendien had hij slappe beecen met naar binnenstaand© knieën en dat was nu wei geen Winklersch kenteeken, maar kwaad deed het niet en 't is toch in ieder geval geen sieraad. Fluks gaf ik den rijksveldwachter een teek(fn en de burgerheer werd kalmpjes meegeno men naar het bureau, terwijl hij hevig versohrikt protesteerde. Ik volgde op eenige passen afstands. Op het bureau werd ik met hem alleen gelaten en vóór ik zeggen kon, dat ik van plan was hem te meten, riep hij: „Meneer, watbeteekeatdat? Ik ben Van Piggeien, welbekend door mijn beste Rotterdamache zult en ik verlang te weten, waarom ik up zoo'n schandelijke manier word opgepikt." „Wees bedaard," zei ik, „en verer ger uw toestand niet. hebt" (en hier keek ik hem strak aan en verhief mgn stem om hem angst aan te jagen) ,,u hebt bloed vergoten I" De vent schrikte niet eens en zei heel bedaard.natuurlijk, wat daoht u anders „Moordenaar 1" riep ik uit. „Man, wat wind je je op I zei hij, „ik heb er wel duizenden doodge maakt, maar daarom ben ik nog geen moordenaar I" „Duizenden? O, moordenaar,mon ster „Je doet raar," zei hg. „Hou je niet van varkensvleesch, misschien Niet van een sappig hammetje of een pikant saucijsje Hé „Varkensvleesoh?" vroeg ik. „Natuurlijk. Wel mau, ik had een van de grootste varkensslagerjjeu en ik slachtte ze byna allemaal zelf. „Dat zgn maar smoesjes," zei ik, daar hij mg blijkbaar voor den mal hield. „Je hebt al de kenteekenen van eenige levendigheid op den landweg hoorde en het geiuid van verschillende stemmen, welke aan bezoekers van de herberg moesten toebehooren, uit I du gelagkamer tot hem doordrong, onttakelde hij de barrioade weder en ging hy naar boneden. De vrouw zat aohter het buffet, de man bediende zgn gasten met het kalmste on eerlijkste gezicht van de wereld. Beiden wensohtea hem op don vrioudoly keten toon goeden mor gen. Durupt. hoewol ecu weinig verbaasd over zooveel vermetelheid, waohtte zioh wel, om hen reeds nu te ont maskeren. Hy betaalde zgn vertering, spande zijn sjees in en eerst toen hjj de teu gels in de hand had en gereed atond, om weg to rgden, riep hij hun toe Ik kom terug met gendarmes I De herbergier verbleekte, do vrouw sloeg de oogen neder en moest zioh geweld aandoen om zioh staande te houden. Zg kwamen, de brave gendarmes en nog andere beambten van politie, onder het geleide van Durupt. De boomgaard bleek letterlijk een kerk hof men vond aoht lijken op ver- sohilleade plaatsen begraven. E. BINNENLAND Kookt uw melk Dozo waarschuwing, al werd zij ook nog zoo raak gehoord, sohynt nog steeds niet overbodig te wezen. De laatste dagen komen in de buurt der Jacob van Campenetraat te Am sterdam weder eenige gevallen van typhus voor; in Januari kreeg do gemeentelijke gezondheidsdienst aan gifte van drie gevallen uit één huis, deze maand van vijf huizen uit die buurt. Hoogstwaarschijnlijk is de ziekte weder te wijten aan het gebruik van ongekookte melk van een zelfden melkboer. Een door den gemeentelijken ge zondheidsdienst ingesteld onderzoek bracht aan het lioht, dat de melkboer zindeljjk genoeg is op zijn vaatwerk en ten zijnent geen gevallen van ty phus waren voorgekomen. Men kan trouwens der» mclkslijter in den regel niet den *:.h :!d geven. Het vaatwerk waarin de melk uit de polders naar Amsterdam wordi ver voerd, wordt meestal gewasschen met niet in allen deele zuivsr water, om dat er ïd den regel geen volkomen zuiver water is. Het publiek moet in deze medeheipea eu de melk ko ken Overigens is de gezondheidstoe stand te Amsterdam, dit zij hier ter loops aangeteekend, zeer goed. Alleen komen vele gevallen van diphtheri- tis voor, in Januari o a. 104 geval len, waarvan 21 met doodelijken af loop. Dank zg der aanwending van het serum, neemt het aantal sterfgevallen aan besmettelijke keelziekte steedB af. Ilbld. Rechtszaken. In het proces van Lugné Poo deed de rechtbank te Rotterdam Vrijdag uitspraak en wees zg de vordering toe* Eischers tooh hadden met Poe eene wederkeerige overeenkomst gesloten. De Vos en Van Korlaar waren ver een moordenaarsmal voorhoofd, krullend haar, breede kaken en geen baard. Die aanwijzingen zijn vernie tigend, weet je dat wel „Mijn baard heb ik juist gisteren afgeschoren," zei de man. „Wa.. wat?" riep ik. „Had je dan giBteren een baard „Een ferme," zei hij, „je kunt toch vrel zien, dat mijn gezioht er nog blauw van is." De man had gelyk. Ik stond ont zet. Had prof. Winkler in zgn Bys- teem deze mogelijkheid wel voorzien Natuurlijk zond ik op staanden voet den vaikeusslager weg ea ging op nieuw. door den rijksveldwachter ver gezeld. er op uit om den moordenaar te vaugen. Binnen een paar uur hadden we er weer een, maar die was het ook al niet. Hij was een catechiseermees ter van de Mookerhei, die zcoals al spoedig bleek, zelfs van den hooien moord niets gehoord had in zijn dorpje; dienzelfden dag arresteerden wii nog een boerenkinkel ergens uit de Veluwe, die in de laatste tien jaar geen voet van de boerdery af nad gehad en nu voor 't eerst van zijn ieven in Haarlem was. Den volgenden dag vingen we een sjouwerman, die nooit vau zgn leven te Rotterdam was geweest, vervolgens een fcaas- kooper, die op staanden voet bewijzen kon, dat hij een half jaar in Spanje was geweest en pas sedert veertien dagen weer in Nederland was en ik kan je zeggen, Fidelio, se hadden allemaal, goen een uitgezonderd, een laag voorüoofd. breede kakec, geen baard en krullend haar. Ja, de cate- chi eermesster loensohte er nog bij. En toch waren ze geen van allen de moordenaar van RotterdamBe grijp jij dat?" Ik zei niet veel. „En nu zal ik je nog het sterkste vertellen van de heele historie. Op den avond van den tweeden dag waren, zooals je denken kunt, mgn rijks veldwachter en ik allebei doodver moeid daar we een lastig werkje aohter den rug haddèn. Ik nam hem dus mee naar een café en daar dronken we samen een glas bier, we zaten tegenover elkaar en toen mgn oog toevallig op hem viel, zag ik dat hg ook al de kenteekenen had, laag voorhoofd, breede kaken, krul lend haar en een baardeloos gezioht. „Jongen, veldwachter," zei ik half plicht hun lokaal disponibel te hou den, de gedaagde om het gegaran deerd minimum van honderd gulden te betalen. Van berusting in het niet komen van Poe was niets gebleken, terwgl deze bovendien niets afgedaan zoude hebben. Ook eene in gebrekestelling uitgegaan van eisohers was niet ver- eisoht, en een beroep op overmacht, belettende om te komen, kon niets afdoen. Eerst wanneer deze zoo groot geweest ware, dat ook de honderd gulden niet betaald hadden kunnen worden, zou deze in aanmerking ge nomen kunnen worden. Ten slotte werd het ten tweeden male gelegd arrest geldig verklaard, daar het geschiedde uit kracht van een deugdelijk praesidiaal veriof en met inachtneming van de bg de wet voorgeschreven termijnen on forma liteiten. Voor eisohers pleitte mr. Tels, voor godaagde mr. Enthoven uit 's Gra- venhage. GEMENGD NIEUWS Meldden wg onlangs een geval in Engeland van eene dame, die haar geheugen kwgt was, thans komt weer oen dergelijk geval in Engeland voor. e Woensdag werd een Detgekieededame in het Whiteohapol-ziekenhuis te Lon den gebraohtzij was door de politie in die buurt ronddwalend aangetroffen. Een kleine kwetsuur aan bet gezioht deed vermoeden dat zij gevallen was, dooh toen zij door de doctoren on dervraagd werd, bleek het, dat zg zich niets herinneren kon. Behalve haar naam, zg noemde zich Silverman, west zg niets, noch j waar zg woont, noch wie hare fami- lie is, of wat ha&r overkomen is. Een onderzoek van hare kleeren bracht ook niets aan den dag, wat aanlei- 1 ding zou kunnen geveu tot de ont- dekking van haar woonplaats. Zg is f onder behandeling van een der dok- toren gesteld. Bij het boren naar drinkwater op de hoeve „Pullos", in de nabijheid van Oldenburg, stiet men op een muur, die het gewelf van een onderaardsche gang bleek te zgn. Toen de opening wijd genoeg waa, steeg men langs een ladder naar beneden en kon men een heel eind loopen zonder nat te worden. Reeds in het jaar 1828 stiet men bij het afbreken van het oud heerenhuis van Putlos op verschillende onderaardsche gangen, die zioh deels in de riohting van de Oo.-tzee, deels in die van het Wienbcrgsone bosch uitstrekten. Ongetwijfeld zijn er aan deze gangen historisohe herinneringen i verbonden. Ongeveer 500 jaar geleden waren Putlos en het destijds veel j grootere Wienbergsohe bosoh toe- vluchtsoorden voor de Vitalienbrüder (een Noordduitsohe zeerooversbende) j onder hun aanvoerders Slörtebeeker j en Michael. Nu vertelt men dat Slörtebeeker zgu gevangenen, dio allen moesten stsrven, onderaardsche overwelfde gangen liet bouwen, waarin bij zgne veroverde scbatten verborg en door welke hij bg eene overrompeb'ng ontvluohten kon. De uitgang van het onderaardsche gewelf aan do Oostzee werd eerst op het eind van de vorige eeuw dichtgemaakt. schertsend, „weet je wel, dat je ook al de kenteekenen van eten moorde naar hebt Hg sprong ineens overeind en zei dat hij wel aan mg toegevoegd was ten dienste der justitie, maar niet om oeleedigingen aan te hooren en weg ging hij, zoo hard op den grond stampende, dat ik bij eiken stap op- wipte op mgn stool. Daar zat ik. Opeens was aan mgn op wetenechappolyko ateleeis gegron de zending een ©inde gemaakt. Ik kon tooh zelf niet de -ensohen bij de kraag pakken, 't Speet me, maar ik heb het werk moeten opgeven. Maar zeker is het, dat een van beide waar j is, of de maatsohappg is vol en rol van moordenaars, ul de kenteekenen van professor Winkler komen alleen uit bg moordenaars die in de gevan genis zitten. Wat is nu wel jou opinie daarover „Wouter" zei ik, „je weet het: ik ben de verpersoonlijkte bescheiden heid. Ik zal dus in dit ingewikkelde geval geen oordoel uitspreken." „Een ding hindert me, zei Wouter. „Wat dan?" „Dat de hoofdcommissaris van po litie te Rotterdam gedecoreerd is en hij heeft den moordenaar toch niet gevonden. Er zgn er zooveel, die hein ook niet gevonden hebben, maar weinigen, die er zooveel moeite voor gedaan hebben om hem te ontdek ken als ik." „Wouter," zei ik, „de afgunst spe^t je parten sis je niet oppEst. Je zoudt ook een lintje willen hebben, dat is hier de quaeatio en wat den Rotter- darasohen hoofdcommissaris betreft, die zal wel gedecoreerd zgn om een andere reden. Bovendien ver geet je heelemaal, dat het tegen woordig zoo moeilijk is om de boos doeners te vangen." „Waarom?" vroeg hy. „Omdat ze zoo geweldig bru worden. Heeft niet nog onlangs/-" kerel ingebroken by eon mUiltiJ apotheker? Een gewone apotheké'Ja een vreedzaam mensch, maar voor den naam militair apotheker, die dan tooh eenigszins aan rammelende sa bels en knallende revolvers doet den ken, daarvoor zou je zeggen, moes-., ten ze tooh respect hebben." „Daar is wel iets van aan," zei Wouter. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1896 | | pagina 6