Dc Ml in k Herberg.
(p. N.-B. a.)
De diligence had niet kunnon ver
trekken. De sneeuw viel zoo dioht uit
den zwarten hemel, dat men geen tien
eohreden voor zioh uit kon zien. De
reizigers besloten, door den nood ge
dwongen, in de uitatallingaherberg te
overnachten. Jean Durupt volgde dit
voorbeeld nietin het vertrouwen op
zgn merrie, spande hg zgn sjees in,
om nog naar Nevers te rgden. Mis-
sohien zou hg thans vgf uur over den
weg doen in plaats van twee, dooh
er is allgd een geluk bg een onge
luk: hg zou den volgenden oohtend
op de markt weinig conourrenten
vinden, die van ver waren gekomen,
om koebeesten te koopen. Hij zon
goede zaken kunnen doen en daarvoor
moest hg wat over hebben. Op het
laatste oogenblik verzooht hem een
ooDfrater, een ossenkoopmau, om
hem in zgn sjees mede te nemen. Hg
weigerde onder voorwendsel, dat hg
gewetensbezwaar maakte om den man
bloot te stellen aan gevareD, die zgn
onvoorzichtigheid met zioh kon bren
gen. In zgn duffelsohen manteljas
gewikkeld en met de wollen pet over
de ooren, staat Jean Durupt nu gereed,
om weg te rgden.
De zweep klapt, het paard zet aan,
maar het wakkere dier kon niet dra
ven, zijn pooten zakten weg in de
krakende sneeuw. Sleohis stapvoets
zal de weg kunnen worden afgelegd
en de jongo boer, die met alle geweld
zgn plan wil doorzetten, sohikt zioh
er in.
Het is of met die groote vlokken
steeds meer en meer de stilte neder
daalt zacht en langzaam neerploffend
bedekken zg de kap van het voertuig
eu den rug van het pa»rd met een
dikke donzige laag; het Bohynsel der
lantaarns verlioht over eenige schre
den afetande het vlekkeloos witte
sneeuwtapijt, dat zich eindeloos ver
uitstrekt.
De aarde is als een doode in lgk-
wade; de hemel bestrooit haar met
witte rouwbloemen, de natuur treurt
en alles zwggt in het rond.
De reiziger begint zioh te veront
rusten die diepe etilte in het holst
van den donkeren naoht, dat onafge
broken neerdalen van groote sneeuw
vlokken, waaronder hg wellicht be
dolven zal worden, benauwen hem.
Jean Durupt kucht eerst een paar
malen, ofschoon zgn sterke borst or
hem volstrekt niet toe noodzaakt en
begint dan te fluiten om zioh wat op
te vroolgken.
Hij spreekt tot zgn merrie, neuriet,
maar vervalt dan weer in stilzwggeu,
denkende over de mogelijke gevolgen
van dezen roekeloozen, naohtelyken
rit. Zoo hij eens door roovers over
vallen werdhij is een goede buit,
he' valieB dat hij bij zich draagt,
bevat twintigduizend francs in goud
en zilver. Maar neen, niemand zou
zoo dwaas zgn, om evenals hg zich
in dezen naoht op het pad te wagen.
Hg heeft van de mensohen niets te
vreezen dooh de angst fluistert hem
in het oor
En de wolven 1
Jean Durupt voelt zioh het koude
zweet op het voorhoofd parelen.
Geruisohloos rolt de sjees lang
zaam voort.
Meer en meer wordt het de merrie
moeielgk haar voort te trekken door
HilliLE.lHIc.ll HALLETJES.
Ben ZaterdacsYondpraatj».
oclxxxi.
In de afgeloopen week zgn de
haarlemsche kleermakers opgestaan
en hebben een oorlogskreet doen
hooren tegen het oonfectievak, den
verkoop van gemaakte kleeren. Ze
hebben vergaderd, gedebatteerd en
ten slotte een vereeniging gestioht,
die den veldtooht zal beginnen tegen
de oonfectie, den gemeenschappelijken
vgand.
Nu, dat de kleermaker op de con-
feotie gebeten is, laat zioh lioht ver
klaren. Langzamerhand zijn de prg-
zen van het gemaakte goed, dat ge
woonlijk uit het buitenland wordt
ingevoerd, zóo naar de laagte gegaan,
dai een kleermaker hier er onmogelijk
tegenaan kan werken. Do oonfeotie
heeft voor een groot deel de kleer
makerij naar maat verdrongen; terwijl
vroeger iedereen zioh een pak liet
aanmeten, koopen thans twee van de
drie een gemaakt costuum. Het gevolg
is, dat er minder werk is voor de
kleermakers.
Geen wonder, dat zij willen probee-
ren om dien lastigen oonourrent den
kop in te knijpen. Maar hoe? Door
een hoog invoerrecht op gemaakte
kloerea uit Duitschland te heffen De
leider van de vergadering zelf zag
geon kans om dat te verkrijgen en
gesteld al eens, dat zulk eeu invoer
recht wèl zou kunnen worden ver
kregen. dan zou, dunkt mg, het eeuig
gevolg zijn, dat in ons land zelf meer
fabrieken van gemaakt goed werden
opgericht. Nu al is er in deprovinoie
Groningen op. bet platteland, naar ik
heb gehoord, een fabriek, waar tien
tallen meisjes op de maohine duizen
den kleedingstukken per week ver
vaardigen, tegen een weekloon van
een paar gulden met de kost.
Waar schuilt dus de oorzaak?
In de machines. Moest alles even
als vroeger met de hand gebeuren, dan
zou de werkman nog een behoorlgk
loon verdienen, maar zgn handen
kunnen niet op tegen de sng-, knip-,
knoopsgat- en naaimaohines. En nu
gaat het tooh niet aan, om te deore-
teeren, dat de fabriek in Groningen
gesloten zon moeten worden, ten
voordeele van de kleermakers.
de mulle sneeuw, waarin de wielen
dieper en dieper wegzakken. Nu
schijnt het voertuig niet meer van de
plaats te komen. Het paard staat stil,
het kan niet meermet neerhangen
den kop berust het in zgn gedwongen
werkeloosheid. Zgn neusgaten rooken,
zijn huid dampt, het dier moet een
oogenb'ik uitblazen, voor het opnieuw
trekken kan. Weinige seconden en
de boer ziet niets meer van zgn paard;
een wit spooksel schijnt het gewor
den, dat hg nauwelijks meer onder-
scheiden kan, een gedoemd wezen,
dat hem naar het sohimmenrgk leidt,
hem in den dood voertDurupt
benijdt de verstandige lieden die ginds
in de warme gelagkamer gebleven
zgn, gezeten om den gezelligen haard.
Hg ziet op zijn horloge: tien uur.
Hij is nu reeds twee uur onderweg:
terugkeeren is niet mogelgk. Indien
binnen enkele minuten geen redding
opdaagt, zoo zioh geen herberg op
doet, geen huis, geen schuur of eenig
dak waaronder hij en zgn paard be
schutting knnnen vinden, dan zullen
beiden weldra evenals struiken en
heesters geheel onder den zwaren
witten snesuwmantel bedolven zijn.
Vooruit, Margotl roept Jean Du
rupt met gesmoorde stem, terwgl hg
klappertandt van vrees. Zgn stem is
machteloos; hij grgpt nu de zweep
en slaat het dier met den steel op
den rug. Eu hij rammelt er als een
bezetene op los, rechtopstaande in
zgn sjees, de zucht naar zelfbehoud
maakt hem onbarmhartig. Klompen
sneeuw vliegen in de luoht, de merrie
maakt kleiue sprongetjes als van
een geit en in de mesr en meer
verdikkende sneeuwlaag blijft het
voertuig log en zwaar staao, ondanks
alle zweepslagen en dreigementen:
O, hemel, red nag 1smeekt
Durupt. Als mgo merrie niet meer
voort wil, ben ik een verloren man.
dan kom ik hier van koude om, of
stik in de sneeuw, of word verslon
den door de wolvenZie wat zgn
dat voor donkere sohimmen daar
ginds Zouden het wolven zgn
Maar neen, dan zou ik hun oogen
zien gloeien, of liever het zou reeds
met mg gedaan zijn. want waarom
zouden zg wachten om hun honger
te stillen Het zjjn eenvoudig scha
duwen, veroorzaakt door het lioht
van mijn lantaarnsAoh, ik ben
evengoed verloren Aoh, mgn arme
vrouw, mgn kinderen, wat zal er van
hen worden Ik zal van koude ster
ven, ik zal hier in de sneeuw om
komen.
Maar eensklaps hinnikt het paard,
steekt den kop op en met inspanning
van al zgn kraohten trekt het de sjees
uit het diepa spoor, waarin het is
weggezakt de merrie heeft de luoht
van een nabyzgnden stal gekregen.
Durupt slaakt een diepen zuoht van
verliohting.
Reeds ziet hjj in de verte een gouden
slip 8ohittoren, een baken voor den
zoekende in den naoht. Dichter bij
gekomen blgkt het een verlicht ven
ster, een huiB waarvan de deur zioh
opont en in het langwerpig lichtvak
Btaat op den drempel een man, die
gesticuleert en roept
Hee, hola daar, waar zjjt ge?
Durupt antwoordt met een kreet
van vreugde, de merrie trekt, trekt
en weldra staat het rytuig voor de
deur stil.
Kom binnen. Warm u bg de
kachel.
Even later, zgn duffslsohe jas los-
Onze maatsohappg zit ingewikkeld
in elkaar en met tal van gordiaansohe
knoopen, die het soherpe zwaard van
het woord nog vergeefs tracht door
te hakken. Immers, de oonfeotie, de
handel in gemaakte kleeren, is voor
de Kleederwinkels ook niet zoo ver
bazend winstgevend. De concurrentie
maakt, dat zg deze kleedingstukken
met een kleine winst moeten omzet
ten en iedereen weet dan ook, dat een
winkelier in kleeren veel liever een
costuum op maat dan een confeotie-
pak levert, omdat hg aan het eerste
veel meer kan verdienen. De fabri
kant van oonfectie moet evenzeer met
een geringe winst verkoopen en zgn
verdienste traohten te vinden in groo-
ten omzet. Voor wie is dus ten slotte
de confeotie voordeelig? Voor het
publiek, dat kleeren koopt voor eeu
futje
Het publiek nu is een maohtigbe-
sohermer en wie zgn gunst bezit,
wordt niet gemakkelijk verjaagd. Zoo
zal het ook den kleermakers niet
gauw gelukken, de oonfectie diohen
cnadeelt, den kop in te knjjpen, al
hebben ze gelijk dat ze zioh vereeni
gen tot bevordering van hunne be
langen.
Op de vergadering was een spreker,
die te velde trok tegen de kapita
listen. Die arme stumpers gaan
nu eenmaal door voor de oorzaken
vau alle kwaad in de wereld I Ik
zal daar nu geen betoog over leve
ren, maar ik wil er tooh even
op wijzen, dat de spreker in deze
vergadering juist een woord van
lot aan de kapitalisten had moeten
brongen. Zg immers dragen geen ge
maakte pakken, maar laten zio 1 kost
bare costuum8 aanmeten voor het
maken waarvan de kleermaker be
hoorlijk betaald kan worden en ook
wordt
Terwgl ik over deze kleeding-
quaesties op straat liep na te denken,
ontmoette ik daar mijn neef Wouter,
dien mgn lezers zich stellig nog wel
zullen herinneren. Met genoegen zag
ik, dat hg een vroolgk gezioht zette
en niet zoo somber keek, als ik dat
vroeger wel eens van hem gezien
had.
„Waar tor wereld ben jij wel ge
weest," vroeg ik, hem de hand schud
dende. „De tyd heugt me niet dat ik
je gezien heb, op mijn woordje
bent groot geworden I" j
knoopend, treedt hg een verwarmd
vertrek binnen. Hg lacht; wrgftzioh
de handen de blgdechap over zgn
redding doet z;jn breed, gemoedelgk
geziefet glimmen.
Jongens wat heb ik in angst
gezeten! glimlachte hjj. „Nu is alle
leed geleden, ik zal kalm gaan slapen,
om mg te herstellen van den uitge-
stanen schrik on vermoeienissen."
Een hond nadert en besnuffelt hem
grommend.
Koest, koest mijn best beest,
laten we goede vrienden zgn.
De herbergier geleidt hem naar
een bovenkamer en terwijl hg het
gevulde valiee van den vreemdeling
de trap opdrasgt, glinsteren zijn oogen
onheilspellend. De mensohen zgn
somtijds gevaarlijker dan de wolven.
Durupt heeft zioh te ruste beg ven
maar hij kan niet slapen. Hg is nog
te vol van het gevaar, dat hij geloopen
heeft, hij ziet zioh onder de sneeuw
bedolven, hg ziet de witte vlokken
langzaam en onverbiddelijk; neer
dalen, zich ophoopen rondom zgn
voertuig, alles bedekken met een witte
▼aoht, die voortdurend aangroeit. Zgn
ledematen zgn van koude verstijfd,
hg kan zioh niet meer verroeren, de
sneeuw hoopt zioh op, meer en meer,
hg wil schreeuwen, zij vult hem den
mond Welk een naohtmerrie 1
Hoe langzaam kruipt do tijd i
Een sohynsel van licht gaat langs
de zoldering hoen en weer, oen ovaal
ronde bleeke vlek, nu eens hier, dan
daar. Dat is de dageraad niet. Durupt
staat op, ziet door het venster, nadat
hg met zgn nagels de bevroren ruit
gedeelt6lgk heeft sohoongekrabd. Het
lioht van een lantaarn beweegt zich
aohter in een groeten boomgaard.
Twee godaantea beschijnt het, twee
zwarte onheilspellende Bohimmen, die
gosticuleoren en mot elkander sohgnen
te beraadslagen. Op een bepaalde
plaats staan zg stil en laten het licht
van hun lantaarn op een groot tafel
laken valien. Durupt volgt hun be-
wegingen met ingehouden adem en
tracht te begrijpen. Een man ja,
het iB een man ruimt met een
sohop de sneeuw weg. Vervolgens,
als een vierkante plek aarde zwart
tegen het omringende sneeuwveld
afsteekt, neemt hij een spade en begint
een gat te graven. Durupt huivert, bij
heeft begrepen. Ze zijn dus waar, dio
verhalen, welke men vertelt van rei
zigers, die des naobts in de afgelegen
herbergen in bun slaap worden ver
moord. Die schurken! Nu bij zou zgn
huid duur verkoopen
Ja, maar zijn nederlaag was zeker
twee personen tegen hem, man en
vrouw en die hond, die groote dog,
die er zeker op wa9 afgericht om de
ongelukkige slachtoffers zoo noodig
naar den keel te vliegen.
Zou hij zijn kaars aansteken, om
te toonea.dat hij niet slaapt? Hij
denkt er over. maar het zou een on
voorzichtigheid zgnhet moorde
naars paar zou onmiddellijk tcesnellen
om in stede van lis» geweld te gebrui
ken. Durupt voelt zijn hart bonzen en
in nachtgewaad loopt hij radeloos
het koude vertrek op en neer, zioh
voortdurend afvragende „Wat moet
ik doen om mij te verdedigen?"
Moest hg zioh als een stuk wild in
een valstrik gevangen, zich den hals
laten afsnijden HaMaar maar
als Met bevende hand wisoht hij
„Aitgd even geneigd om een flauwi
teit te verkoopen I" zei Wouter hoofd
schuddend, „iemand van mgn leeftijd
groeit niet meer, behalve door zgn
haar heen."
„Maar waar ben je wel geweest?"
vroeg ik. „Toch niet op een meisje
uit?"
„Waar denk je aan vroeg bij t,ik,
zoo?n verstokte oude vrijer! Neen
man, mijn zending was heelwat be
langrijker. Ik ben in Haarlem geble
ven en heb een belangrijken tijd
doorgemaakt."
„En eiiieve. wat deo je dan
„Ik zorgde voor de algemeene vei
ligheid. Ja, je lacht, maar daarvoor
is niet de minste reden. Weet dan.
dat ik op mgn eigen houtje aan bet
rech»rcheeren ben gegaan naar deu
moordenaar van den kleinen Hoog
steden. Hoe kwam ik daarbij zal je
zeggen
„Ja, dat wou ik inderdaad wel
eens weten."
„Welnu, je herinnert je wel dat
professer Winkler uit Utrecht onlangs
op een voordracht in Teijler verteld
heeft, dat hij vgftig moordenaars heeft
gemeten die te Leeuwarden gevangen
zaten en dat hg bg allen dezelfde
kenteekenen had gevonden: „laag
voorhoofd, breede kaken, geen baard
en nog een paar andere kenteeke
nen.
„Nu had ik al toen ik hem hoorde
spreken in mijzelven gedacht: wat
helpt het eigenlgk om de raenschen
te gaan becentimeteren, wanneer ze
in de gevangenis zitten. Dat heipt
niemendal, want dan weet iedereen
al, dat ze moordenaars zgn. Prac
tisch handelen, dat is het noodige in
de wereld; theoretisohe besohouwin-
gen brengen de maatsohappg niet
vooruit. We moeten dus van de ken-
teekeuen gebruik maken om de moor
denaars te pakken eerst dan kan er
van practisch nu worden gesproken.
„Goed, ik ga er op uit en
weet het zoover te brengen, dat men
mg een rijksveldwachter meegeeft,
om te arresteeren dien ik aanwees.
Ik wandelde de Houtstraat en de
Kruisstraat op en neer op een paar
pas afstands gevolgd door den rijks
veldwachter in politiek en ik keek
maar voortdurend de voorbijgangers
aan, om waar te nemen of die com
binatie van kenteekenen ook bij den
een of ander voorhanden was.
Nog geen twee uur had ik op
zich het voorhoofd ateen plotseling
denkbeeldhg heeft een middel ge
vonden en daarmede keeren moed en
geestkraoht terug.
Daar ginds beneden zijn de schurken
nog altijd druk bezighun werk
voedertDurupt moet zioh haasten.
Hij grijpt zgn ledikant aan, trekt
en schuift het voor de deur en ver
volgens tilt hg een latafel op en wen
telt deze op het bed! dan tafels,'
stoelen, alles wat maar dienen kan,
om de barrioade voor de deur te ver
sterken en te verzwaren. Inderhaast
kleedt hg zioh aan en houdt zich
gereed, gewapend met een tafelpoot.
Hg verliest den man, die den kuil
graaft, welke thacs reeds zoo diep is,
dat hij er zelf in moet gaan staan,
geen seconde uit het oog. De vrouw
lioht hem bg en de hond krabt de
aarde in hun nabijheid op en snuffelt
rond.
Zg zijn klaar, de man zet zgn spade
en zijn sohop tegen een boom, het
tweetal keert naar het huis terug.
Durupt klopt het hart in dön keel en
hg moet spreken, en in zioh zelf
brommen, om zijn vrees te bedwingen.
Nu zgn zg vlak bg het huis het
licht verdwijnt, achter een hand ver
borgen. De herbergier en zijn vrouw
richten den blik naar bet raam van
Durupttwee wreede hebzuohtige
gezichten zgu een oogenblik zichtbaar,
misdadigerstronies met verwrongen
trekken en kleine, glinsterende oogen.
Zacht mompelend naderden de beicle
boosdoenersthans moeten zij het
huis zijn binnengegaan.
De trap kraakt onder hun gedempte
voetstappende hond is hen reeds
vooruit en snuffelt ouder aan de
slaapkamerdeur. Durupt wacht aohter
zgne barrioade.
Het beslissende oogenblik nadert.
Twee stemmen fluisteren; daarop
een diepe stilteeen sleutel wordt
nauwelijks hoorbaar in het slot ge-
Btokenmen wil openen. Men duwt
on duwtniet verder dan een duim
is de deur open te krijgen, daarop
weder een gemompel van fluisterende
stemmen.
Zeker begrepen de beide booswioh-
ten niets van dien onverwachten tegen
stand. Men klopte. De vrouw, op een
houingzoeten toon, riep
MgnheerMgnheer 1 Waren die
ellendelingen nog zoo naief? Durupt
hield zioh of hij juist wakker werd
en vroeg met slaperige stem
He? Wat is er? Wat wil je?
Mgnheer, u moet opstaan, het
is uw tijd.
O, goed, dank u, maar ik ben
van idee veranderd, ik vertrek nog
niet
Maar mijnheer, u heeft het tooh
gezegd. De deur kraakte onder een
vernieuwden, heftigen duw. Van boven
week zg terug] en een hand, welke
Durupt in de schemering onder
scheidde en die hg lust gevoelde om
met een bijlslag af te houwen, een
groote hand met kromme, dikke vin
gers wrong zioh door de spleet en
tastte rond in de yleluoht
Vergeefsche pogingen, nuttelooze
moeitede barricade was onwrikbaar,
en Durupt bewaakte haar moedig.
Sluipende schreden vluchtten de trap
aleen gegrom van den dog, die
slechts onwillig scheen te gehoorza
men aan het bevel van zgn meester,
om hem te volgen en daarop keerde
de stilte in bet huis terug.
Durupt, nog steeds op zgn hoede,
wachtte den qag af en earst. toen hij
schildwacht gestaan, of daar kwam
iemand aan, een man van middel
bare gestalte, gekleed als een bur
gerheer en die voor een gewoon be>
schouwer niets bijzonders zou hebben
opgeleverd, maar voor iemand als ik
die naar kenteekenen zocht, was hij
een buitengewoon exemplaar. Nooit
zag ik mooier kenteekenenZgn
voorhoofd was smaller aan ik ooit
een voorhoofd zag, op een klein
streepje na bestond het eigenlgk niet.
Zijn gezicht was zoo glad als een
biljartbal, zgn haar krulde (ook al
een noodlottig teeken) en zijn kaken,
meneer, zijn kaken waren zoo breed
alsof ze zgn mond in zijn jeugd ge
spalkt hadden. Bovendien had hij
slappe beecen met naar binnenstaand©
knieën en dat was nu wei geen
Winklersch kenteeken, maar kwaad
deed het niet en 't is toch in ieder
geval geen sieraad. Fluks gaf ik den
rijksveldwachter een teek(fn en de
burgerheer werd kalmpjes meegeno
men naar het bureau, terwijl hij hevig
versohrikt protesteerde. Ik volgde op
eenige passen afstands.
Op het bureau werd ik met hem
alleen gelaten en vóór ik zeggen kon,
dat ik van plan was hem te meten,
riep hij: „Meneer, watbeteekeatdat?
Ik ben Van Piggeien, welbekend door
mijn beste Rotterdamache zult en ik
verlang te weten, waarom ik up zoo'n
schandelijke manier word opgepikt."
„Wees bedaard," zei ik, „en verer
ger uw toestand niet. hebt" (en
hier keek ik hem strak aan en verhief
mgn stem om hem angst aan te
jagen) ,,u hebt bloed vergoten I"
De vent schrikte niet eens en zei
heel bedaard.natuurlijk, wat daoht
u anders
„Moordenaar 1" riep ik uit.
„Man, wat wind je je op I zei hij,
„ik heb er wel duizenden doodge
maakt, maar daarom ben ik nog geen
moordenaar I"
„Duizenden? O, moordenaar,mon
ster
„Je doet raar," zei hg. „Hou je niet
van varkensvleesch, misschien Niet
van een sappig hammetje of een
pikant saucijsje Hé
„Varkensvleesoh?" vroeg ik.
„Natuurlijk. Wel mau, ik had een
van de grootste varkensslagerjjeu en
ik slachtte ze byna allemaal zelf.
„Dat zgn maar smoesjes," zei ik,
daar hij mg blijkbaar voor den mal
hield. „Je hebt al de kenteekenen van
eenige levendigheid op den landweg
hoorde en het geiuid van verschillende
stemmen, welke aan bezoekers van
de herberg moesten toebehooren, uit
I du gelagkamer tot hem doordrong,
onttakelde hij de barrioade weder en
ging hy naar boneden.
De vrouw zat aohter het buffet, de
man bediende zgn gasten met het
kalmste on eerlijkste gezicht van de
wereld. Beiden wensohtea hem op
don vrioudoly keten toon goeden mor
gen.
Durupt. hoewol ecu weinig verbaasd
over zooveel vermetelheid, waohtte
zioh wel, om hen reeds nu te ont
maskeren.
Hy betaalde zgn vertering, spande
zijn sjees in en eerst toen hjj de teu
gels in de hand had en gereed atond,
om weg to rgden, riep hij hun toe
Ik kom terug met gendarmes I
De herbergier verbleekte, do vrouw
sloeg de oogen neder en moest zioh
geweld aandoen om zioh staande te
houden.
Zg kwamen, de brave gendarmes
en nog andere beambten van politie,
onder het geleide van Durupt. De
boomgaard bleek letterlijk een kerk
hof men vond aoht lijken op ver-
sohilleade plaatsen begraven.
E.
BINNENLAND
Kookt uw melk
Dozo waarschuwing, al werd zij
ook nog zoo raak gehoord, sohynt
nog steeds niet overbodig te wezen.
De laatste dagen komen in de buurt
der Jacob van Campenetraat te Am
sterdam weder eenige gevallen van
typhus voor; in Januari kreeg do
gemeentelijke gezondheidsdienst aan
gifte van drie gevallen uit één huis,
deze maand van vijf huizen uit die
buurt.
Hoogstwaarschijnlijk is de ziekte
weder te wijten aan het gebruik van
ongekookte melk van een zelfden
melkboer.
Een door den gemeentelijken ge
zondheidsdienst ingesteld onderzoek
bracht aan het lioht, dat de melkboer
zindeljjk genoeg is op zijn vaatwerk
en ten zijnent geen gevallen van ty
phus waren voorgekomen.
Men kan trouwens der» mclkslijter
in den regel niet den *:.h :!d geven.
Het vaatwerk waarin de melk uit de
polders naar Amsterdam wordi ver
voerd, wordt meestal gewasschen met
niet in allen deele zuivsr water, om
dat er ïd den regel geen volkomen
zuiver water is. Het publiek moet
in deze medeheipea eu de melk ko
ken
Overigens is de gezondheidstoe
stand te Amsterdam, dit zij hier ter
loops aangeteekend, zeer goed. Alleen
komen vele gevallen van diphtheri-
tis voor, in Januari o a. 104 geval
len, waarvan 21 met doodelijken af
loop.
Dank zg der aanwending van het
serum, neemt het aantal sterfgevallen
aan besmettelijke keelziekte steedB af.
Ilbld.
Rechtszaken.
In het proces van Lugné Poo deed
de rechtbank te Rotterdam Vrijdag
uitspraak en wees zg de vordering
toe*
Eischers tooh hadden met Poe eene
wederkeerige overeenkomst gesloten.
De Vos en Van Korlaar waren ver
een moordenaarsmal voorhoofd,
krullend haar, breede kaken en geen
baard. Die aanwijzingen zijn vernie
tigend, weet je dat wel
„Mijn baard heb ik juist gisteren
afgeschoren," zei de man.
„Wa.. wat?" riep ik. „Had je dan
giBteren een baard
„Een ferme," zei hij, „je kunt toch
vrel zien, dat mijn gezioht er nog
blauw van is."
De man had gelyk. Ik stond ont
zet. Had prof. Winkler in zgn Bys-
teem deze mogelijkheid wel voorzien
Natuurlijk zond ik op staanden voet
den vaikeusslager weg ea ging op
nieuw. door den rijksveldwachter ver
gezeld. er op uit om den moordenaar
te vaugen.
Binnen een paar uur hadden we
er weer een, maar die was het ook
al niet. Hij was een catechiseermees
ter van de Mookerhei, die zcoals al
spoedig bleek, zelfs van den hooien
moord niets gehoord had in zijn
dorpje; dienzelfden dag arresteerden
wii nog een boerenkinkel ergens uit
de Veluwe, die in de laatste tien jaar
geen voet van de boerdery af nad
gehad en nu voor 't eerst van zijn
ieven in Haarlem was. Den volgenden
dag vingen we een sjouwerman, die
nooit vau zgn leven te Rotterdam
was geweest, vervolgens een fcaas-
kooper, die op staanden voet bewijzen
kon, dat hij een half jaar in Spanje
was geweest en pas sedert veertien
dagen weer in Nederland was en ik
kan je zeggen, Fidelio, se hadden
allemaal, goen een uitgezonderd, een
laag voorüoofd. breede kakec, geen
baard en krullend haar. Ja, de cate-
chi eermesster loensohte er nog bij.
En toch waren ze geen van allen
de moordenaar van RotterdamBe
grijp jij dat?"
Ik zei niet veel.
„En nu zal ik je nog het sterkste
vertellen van de heele historie. Op den
avond van den tweeden dag waren,
zooals je denken kunt, mgn rijks
veldwachter en ik allebei doodver
moeid daar we een lastig werkje
aohter den rug haddèn. Ik nam hem
dus mee naar een café en daar dronken
we samen een glas bier, we zaten
tegenover elkaar en toen mgn oog
toevallig op hem viel, zag ik
dat hg ook al de kenteekenen had,
laag voorhoofd, breede kaken, krul
lend haar en een baardeloos gezioht.
„Jongen, veldwachter," zei ik half
plicht hun lokaal disponibel te hou
den, de gedaagde om het gegaran
deerd minimum van honderd gulden
te betalen.
Van berusting in het niet komen
van Poe was niets gebleken, terwgl
deze bovendien niets afgedaan zoude
hebben. Ook eene in gebrekestelling
uitgegaan van eisohers was niet ver-
eisoht, en een beroep op overmacht,
belettende om te komen, kon niets
afdoen. Eerst wanneer deze zoo groot
geweest ware, dat ook de honderd
gulden niet betaald hadden kunnen
worden, zou deze in aanmerking ge
nomen kunnen worden.
Ten slotte werd het ten tweeden
male gelegd arrest geldig verklaard,
daar het geschiedde uit kracht van
een deugdelijk praesidiaal veriof en
met inachtneming van de bg de wet
voorgeschreven termijnen on forma
liteiten.
Voor eisohers pleitte mr. Tels, voor
godaagde mr. Enthoven uit 's Gra-
venhage.
GEMENGD NIEUWS
Meldden wg onlangs een geval in
Engeland van eene dame, die haar
geheugen kwgt was, thans komt weer
oen dergelijk geval in Engeland voor. e
Woensdag werd een Detgekieededame
in het Whiteohapol-ziekenhuis te Lon
den gebraohtzij was door de politie in
die buurt ronddwalend aangetroffen.
Een kleine kwetsuur aan bet gezioht
deed vermoeden dat zij gevallen was,
dooh toen zij door de doctoren on
dervraagd werd, bleek het, dat zg zich
niets herinneren kon.
Behalve haar naam, zg noemde
zich Silverman, west zg niets, noch j
waar zg woont, noch wie hare fami-
lie is, of wat ha&r overkomen is. Een
onderzoek van hare kleeren bracht
ook niets aan den dag, wat aanlei- 1
ding zou kunnen geveu tot de ont-
dekking van haar woonplaats. Zg is f
onder behandeling van een der dok-
toren gesteld.
Bij het boren naar drinkwater op
de hoeve „Pullos", in de nabijheid
van Oldenburg, stiet men op een muur,
die het gewelf van een onderaardsche
gang bleek te zgn. Toen de opening
wijd genoeg waa, steeg men langs
een ladder naar beneden en kon men
een heel eind loopen zonder nat te
worden. Reeds in het jaar 1828 stiet
men bij het afbreken van het oud
heerenhuis van Putlos op verschillende
onderaardsche gangen, die zioh deels
in de riohting van de Oo.-tzee, deels
in die van het Wienbcrgsone bosch
uitstrekten. Ongetwijfeld zijn er aan
deze gangen historisohe herinneringen i
verbonden. Ongeveer 500 jaar geleden
waren Putlos en het destijds veel j
grootere Wienbergsohe bosoh toe-
vluchtsoorden voor de Vitalienbrüder
(een Noordduitsohe zeerooversbende) j
onder hun aanvoerders Slörtebeeker j
en Michael.
Nu vertelt men dat Slörtebeeker
zgu gevangenen, dio allen moesten
stsrven, onderaardsche overwelfde
gangen liet bouwen, waarin bij zgne
veroverde scbatten verborg en door
welke hij bg eene overrompeb'ng
ontvluohten kon.
De uitgang van het onderaardsche
gewelf aan do Oostzee werd eerst
op het eind van de vorige eeuw
dichtgemaakt.
schertsend, „weet je wel, dat je ook
al de kenteekenen van eten moorde
naar hebt
Hg sprong ineens overeind en zei
dat hij wel aan mg toegevoegd was
ten dienste der justitie, maar niet om
oeleedigingen aan te hooren en weg
ging hij, zoo hard op den grond
stampende, dat ik bij eiken stap op-
wipte op mgn stool.
Daar zat ik. Opeens was aan mgn
op wetenechappolyko ateleeis gegron
de zending een ©inde gemaakt. Ik kon
tooh zelf niet de -ensohen bij de
kraag pakken, 't Speet me, maar ik
heb het werk moeten opgeven. Maar
zeker is het, dat een van beide waar j
is, of de maatsohappg is vol en rol
van moordenaars, ul de kenteekenen
van professor Winkler komen alleen
uit bg moordenaars die in de gevan
genis zitten. Wat is nu wel jou opinie
daarover
„Wouter" zei ik, „je weet het: ik
ben de verpersoonlijkte bescheiden
heid. Ik zal dus in dit ingewikkelde
geval geen oordoel uitspreken."
„Een ding hindert me, zei Wouter.
„Wat dan?"
„Dat de hoofdcommissaris van po
litie te Rotterdam gedecoreerd is en
hij heeft den moordenaar toch niet
gevonden. Er zgn er zooveel, die
hein ook niet gevonden hebben, maar
weinigen, die er zooveel moeite voor
gedaan hebben om hem te ontdek
ken als ik."
„Wouter," zei ik, „de afgunst spe^t
je parten sis je niet oppEst. Je zoudt
ook een lintje willen hebben, dat is
hier de quaeatio en wat den Rotter-
darasohen hoofdcommissaris betreft,
die zal wel gedecoreerd zgn om
een andere reden. Bovendien ver
geet je heelemaal, dat het tegen
woordig zoo moeilijk is om de boos
doeners te vangen."
„Waarom?" vroeg hy.
„Omdat ze zoo geweldig bru
worden. Heeft niet nog onlangs/-"
kerel ingebroken by eon mUiltiJ
apotheker? Een gewone apotheké'Ja
een vreedzaam mensch, maar voor
den naam militair apotheker, die dan
tooh eenigszins aan rammelende sa
bels en knallende revolvers doet den
ken, daarvoor zou je zeggen, moes-.,
ten ze tooh respect hebben."
„Daar is wel iets van aan," zei
Wouter.
FIDELIO.