„Spreek met Papa!"
Hendrik Boterveld, de zoon van
kolonel Boterveld van het nederland-
sohe leger, was ernstig op mij verliefd
en ik hoop, dat ik de grenzen der
welvoeglijkheid niet te buiten ga,
wanneer ik zee, dat ik mijnerzijds zeer
op hem gesteld was.
We hadden elkaar voor de eerste
maal ontmoet op een danspartij bij
een wederzij dschen vriend en daar wij
zooals dat in de boeken gebeurt, on
middellijk op het eerste gezicht op
elkander verlieid werden, maakten we
al heel spoedig kennis, wat des te
gemakkelijker ging, omdat bg een
eenige zoon en ik een eenige dochter
was, hetgeen zooals men licht begrij
pen zal, een mooi aanrakingspunt
opleverde.
Hendrik woonde bij zijn vader te
O verveen en ik woon, zooals ge weet,
met mijn vader op de Dreef in Haar
lem. Nadat vader lang een grooten
paardenhandel had gehouden, kreeg
hij ten laatste zijn koetjes op het
droge en verkocht al zijne paarden,
uitgezonderd een grijze merrie, waar
aan hij nogal gehecht was.
Daar Hendrik een jaar of wat ca
valerie officier was geweest, wi t hij
wel iets van paarden af en zoo kwam
het> dat hg na onze kennismaking op
het bal, ons huis op de Dreef meni-
gon avond vereerde met een bezoek,
wa.-.rbij bij met vader praatte over
paarden en met mij over koetjes en
k-Jfjes, hetgeen ge zult zeggen, dat
niet veel verschil maakt, aangezien
alles vee ismaar in werkelijkheid
maakte het een groot ondereoheid,
dsur ik uit elk woord van hem be
merkte, dat hij meer om mij kwam,
dan om zijne gesprekken met papa
over paarden.
Op zekeren avond, toen papa voor
een kwartier naar zijn kamer was
gegaan om een boek te halen vrueg
hij mij ten huwelijk. Ik had dat ai
lang z'.en aankomen, maar natuurlijk
antwoordde ik zooals een meipje be
taamt, dat zijn aanzoek mij verraste
en dat ik eeu week bedenktijd neb
ben wou. Evenwel was hij hiermee
r.iet tevreden en drong ten slotte zoo
p een dadelijk antwoord aan, dat ik
htm dit maar gaf en ik verzeker u
dat het geen neen was.
Nadat wij onze verioving op de
gebruikelijke manier hadden bezegeld,
Bp'akt-n wij af, dat bij eerst zgn va-
tier ervan :n kennis stellen en den
volgenden morgen de toestemming'
van den mijnen vragen zou. Dit kwam,
zei Hendrik, des te beter uit, omdat
hij den volgenden dag toch nog een
en ander raet papa te behandelen
had.
De klok van tienen was den vol
genden morgen nog niet koud, of
Hendrik belde aan en werd in de ka
mer van mijn vader gelaten, dio daar
bez g was de krant te lezen. Ik brand
de van ongeduld om te weten wat zij
bespraken. Intusschen had ik nog een
en ander in de keuken te doen en
het gesprek moest dus al een poos
aan den gang zgn, vóórdat ik er toe
kwam de gang in te sluipen en aan
de deur van vaders kamer te gaan
luisteren naar wat zij zeiden.
Ik was daarom zoo nieuwsgierig,
omdat ik wist, dat mijn vader er
noode in zou toestemmen om mij te
laten gaan. Om die reden kwam ik
tot het weinig damesachtige plan,
voor luistervink te spelen. Hot moet
gezegd, da', ik het in dat opzicht bij
zonder goed trof. Da deur van de
karnsr was namelijk niet goed geslo
ten, de deur stond op een Kier, zoodat
ik alles wat er gezegd werd, duidelijk
kon verstaan.
.Is ze goed gezond?" vroeg Hen
drik.
„Kapitaal," 2ei mijn vader. .Sinds
haar geboorte is ze nooit ziek geweest."
Het was h^el vrendelijk van papa om
HAAüHliM HALLETJES.
Je.n ZaUrdagsvondpraatjs.
CCLXL.
Er komt in het leven somtijds een
samenloop van omstandigheden voor,
die ons onwillekeurig doet vragen
„ls het toeval En die vraag zal wel
op de lippen zijn gekomen van velen,
die bemerkt hebben, dat op eeD en
denzelfden dag, den tweeden Pinkster
dag, twee openbare bijeenkomsten
worden gehouden op een boogsohots-
afstands van elkander, die zooal niet
reoht tegenover elkander, dan toch
zeer ver van elkander verwijderd
staan. Ik bedoel den roeiwedstrijd
van de Studecten-Roeivereenigingen
op het Noorderspaarne en de groote
openlucht-meeting op de Phoenix
tegen den alcohol
Niets is minder anti alcoholisch,
dan een roeiwedstrijd. Ik zonder na
tuurlijk de roeiers zeiven uit, die
weken van te voren geen droppel
alcohol tot zioh genomen, ja geen
sigaar gerookt hebben. Zoo is het
evenwel niet gesteld met de omge
ving, met wat men zou kunnen noe
men het décor van den wedstrijd.
Langs de oevers van het Spaarne
liggen naast elkander da pleziervaar
tuigen,. die van heinde en ver zijn
gekomen, om den wedstrijd bij te
wonen. Wanneer men de kajuiten
van de boeiers kon doorzoeken, de
doffen van de kleinere bootjes kon
oplichten, dan zou men zeker eene
verzameling dranken aantreffen, die
behoorlijk gecatalogiseerd, een vol
maakten wgnfcoopers prijsoourant met
sucoes zouden uitbeelden.
Op booten en schuiten gaat de
flesoh lustig rond. Op de sierlijke
plezierbootjes wordt de vroolijkheid
aangevuurd door den bruisenden
champagne en de prikkelende Bour-
dat te zeggen, maar zooals zich Iaat
denken, was het niet volkomen juist.
Evenwel kon het zijn, dat papa mijn
kinderziekten vergeten had en ik was
dus op het punt om heen te gaan,
denkende dat het onderboad waB af-
loopen, toen Hendrik vroeg:
„Eet ze goed
Dat was, dacht mij, een wonder
lijke vraag en ik moet erkennen, dat
ik niet begreep, wat voor nut er in
stak, maar aangezien ik nooit veel
met mannen heb omgegaan, en dus
van hunne manieren slecht op de
hoogte ben, dacht ik dat het wel aan
mij zon liggen en wachtte op vaders
antwoord. Papa zeide, dat ik geregeld
mijn maaltijden gebruikte en dat was
ook soo, maar ik was nu zoo nieuws
gierig geworden, dat ik niet meer
dacht aan heengaan en bleef, om
Hendriks volgende vraag af te wach
ten.
„Heeft zij wel eens kuren ging
Hendrik voort.
Dat was nu toch een beetje kras!
Nukkig? Wacht maar, a!s hij zoo
aanstonds bij mij kwam, zon ik hem
toonen, dat ik kuren hebben kon.
Ja, misschien zou ik op datzelfde
oogenblik hem een staaltje daarvan
gegeven hebben, wanneer ik papa
niet op den stelligst-n toon van de
wereld had hooren zeggen„Volstrekt
niet."
Ik was overtuigd, dat ik eigenlijk
genoeg tiad gehoord, maar nu ik
eenmaal zooveel vernomen had, kon
ik nog W9l wat langer luisteren ook.
„Ronduit gezegd," ging Hendrik
voort, „zgn er een paar dingen in
haar, die mij niet aanstaan en die ik
niet kan goedkeuren".
„Wel'" antwoordde mijn vader, „na
tuurlijk is zg niet volmaakt, maar
over 't geheel genomen is zij 'niet
kwaad. Evenwel zou ik gaarne eeDS
hooren, welke gebreken gij wel denkt
dat ze heeft."
Ja, daar was ik ook benieuwd naar.
Nu hadden zes paarden mij niet van
de deur kunnen wegrukken.
„Wel," zeide Hendrik, zgn kritiek
beginnende met een langzaamheid
waarvan ik kippevel kreeg. „Ik geef
toe, dat haar hoofd en hals dragelijk
zijn, maar de nek schijnt mij onge-
proportionneerd lang en de sohouders
zijn een weinigje te breed."
Was dit de man, die mg weinige
uren te voren in zijne armen had
gehad en mij verzekerd, dat ik het
liefste meisje was van den ganschen
aardbol
„Breede sohouders zijn vobtrekt
geen slechte eigensohap, Hendrik," gaf
mijn vader ten antwoord; „zestellen
haar in staat om veel werk te ver
richten".
Dat was waar. Ik had altijd veel
te doen sedert voor drie jaren mijn
moeder overleden was, maar ik ver
richtte dat altgd vroolijk en zonder
klachten. Werken tot men niet meer
kan van vermoeidheid voor een lief
hebbend vader, is aangenaam, maar
voor een onsympathieken echtgenoot
(gelukkig dat Hendrik Boterveld mgn
echtgenoot nog niet was!) allerminst
plezierig.
„En daarbij," ging dat monster met
ijzige kalmte voort, „is haar voorko
men ietwat onregelmatig en ze is
bepaald te dik".
Dat was een groote leugen. Hoe
wel ik mij niet reeg, had ik een cor
set van No 48 en ieder die daar be
grip van heeft, zal toestemmen dat
het schandelijke laster was mij onder
die omstandigheden van zwaarlijvig
heid te bet: oh ten. Ik gevoelde, dat
mijne genegenheid voor Hendrik meer
en meer plaats maakte voor gansch
andere gevoelens en er was nog
maar heel weinig noodig om de
fchaal geheel te doen overslaan.
Vreemd genoeg waB het mijn vader,
die den droppel goot, welke den be
ker deed overloopen.
„Hoor eens," zei papa, „ik weet
zeker, dat je als je haar eenmaal
gogne naast den uit'neemschen Ver
mouth, die hier meer en meer het
burgerrecht schijnt te verkijjgen.
Nauw is de overvloedige lunch ge
ëindigd, of daar verschijnt de koppige
portwijn, voor de dames de zoete,
maar daarom niet minder verraderlijke
Curasao of advocaat en hier en daar
en overal het vader'andsche product
de Schiedammer voor het sterke ge
slacht, dat tegen krasse prikkels niet
optiet.
En enkele meters verder, op den
Puoenix, daar zuilen tegel ij eertijd
twaalf sprekers achtereenvolgens den
veldtocht prediken tegen tien alco
hol, daar zullen drie muziekkorpsen
onthoudersliederen blazen. Is er wel
grooter contrast denkbaar? Mij dunkt
de geheel-onthouders, die deze mee
ting belegd hebben, zullen er het
toeval dank voor weten, dat het hunne
betooging aldus geplaat3t heeft naast
den roeiwedstrijd. Wat men ook van
nun streven moge zeggen, zeker niet,
dat zij den vijand niet durven op
zoeken inÜ zijn eigen gebied. Met
hunne blauwe tenten reizen zij de
kermissen af, ja de tentoonstelling
van het Hotelwezen zag hun gebouwt
je verechjjnen denkelijk zeer tot
hare verbazing.
Ik sprak daar van toeval. Is het
toeval? Nooit werd in de laatste ja
ren de roeiwedstrijd gehouden op den
tweeden Pinksterdag en dat het dit
jaar wel zal gebeuren, brengt hem,
die met een weinig aandacht de
gebeurtenissen van den dag volgt,
tot nadenken. De tweede Pink
sterdag is een algemeene rustdag
maar wordt door sommigen niet
voor een algemeen Christeüjken
feestdag gehouden. Men zou haast
denken, dat hier gemoedsbezwaren
er toe hebben geleid, dat niet een
gewone Zondag, maar de tweede
Pinksterdag 70or ons jaarlijksch wa
terfeest is uitverkoren. Indien, om
het zonder omwegen te zeggen, de
goed kent, hare deugden zult waar-
deeren. Neem haar eene maand op
proef en stuur haar terug, wanneer
ze je niet bevalt."
Dat was meer, dan ik verdragen
kon. Het denkbeeld was monster
achtig en hoe mijn vader dat opperen
kon, ging mijn verstand te boven.
Mij niet langer kunnende bedwingen
stormde ik, alle manieren met voeten
tredende, verwoed de kamer binnen.
„Dat zal nooit gebeuren 1" riep ik
„nimmer laat ik mij zoo iets welge
vallen!'' en daarop, overtuigd dat
de toestand dit meebracht, kreeg ik
een flauwte.
Toen ik bijkwam lag ik op een
sofa en Hendrik boog zich bezorgd
over mij heen. Papa stond aan het
andere einde en zei, dat hij om den
dokter had gezonden.
„Gelukkig dat je weer beter bent,"
zei Hendrik vriendelijk.
„Was ik maar gestorven I" mom
pelde ik.
„Zeg dat niet Emmy. Hoe kan je
zoo iets zeggen
„Ik heb nu niets meer om voor te
lever," zei ik droevig.
„Niets? Eu niemand?" vroeg hij,
mij strak in de oogeD ziende.
„Niets. En niemand I" zei ik.
„Je bent ziek, Emmy, anders zou
je niet zoo wonderlijk praten."
„Ik ben niet ziek," antwoordde ik
opstaande om de waarheid van wat
ik zei te bewijzen. „Zie mij aan, Hen
drik Boterveld en zeg mg wat je van
mij denkt. Is mijn hals te lang,zijn mijn
schouders te breed en ben ik te dik
Antwoord zonder omwegen: is datje
meening over mg
„Emma je praat in raadsels, waar
van ik niets begrijp."
„Heb je niet zooeven aan papa ge
zegd, dat dat je opinie was
„Zexer."
„Nu dan, mijnheer, ga onmiddellijk
heen. Uwe tegenwoordigheid is mij
eene beleediging."
Toen op eens oegonnen pspa en
Hendrik allebei te proeBten van 't
lachen. Ik dacht, dat ze gek waren
geworden, totdat Hendrik zich be
dwong en met moeite de woorden
uitbracht„dat alles heb ik gezegd
van het grijze paard, dat ik van ja
vader koopen wou! Oh, Emmy,
Emmy 1"
„Zoo komen luistervinken te pas,"
voegde mijn vader er bij, tranen
lachende.
Ik had wel door den gronc( willen
zinken, maar Hendrik viDg mij op in
zijn armen en zeide mg, dat papa
dadelijk zijne toestemming gegeven
had. Zoo vereenigden we ons aan een,
door mijne zorgen wat weelderiger
dan anders ingericht twaalfuurtje en
toen we drie maanden later trouwdeD,
trok het grijze paard ons op mijn
uitdrukkelijk verzoek naar de kerk.
BINNENLAND
Atjeh.
Blijkens een bij het departement
van koloniën ontvangen telegram is
den 20en April bij de operatiën tegen
Gloempang Tjot Iiang en Toengkoep
nog gesneuveld de fuselier van de
kolonial.- reserve J. H. L. Koe were
(alg. stamboeknr. 38969656).
Muntgasmeters.
B. en W. van Rotterdam hebben
beslóten eene proef te nemen met
het gebruik van muntgasmeters, te
plaatsen tut een beperkt aantal, op de
wijze als dit ook in andere gemeenten
geschiedt.
Bij het te water laten van een Rijn-
schip groot 1000 laat, aan de werf „de
Hoop", te Krimpen a/d. IJsel, brak
het gevaarte ia zijn snelle vaart niet
alleen eeu zwaren keerkahel midden
door, maar rukte tevens de zware palen
uit den grond, waaraan een tweede
als voorzorgsmaatregel was verbonden.
Dientec gevolge ploegde het vaartuig
Burgemeester wegens gemoedsbezwa
ren niet anders dan op den tweeden
Pinketerdag den roeiwedstrijd heeft
willen toelaten, dan is het natuurlijk
evenmin een toeval, dat de meeting
van de geheel-onthouders plaats heeft
op denzelfd9n dag.
Ik weet niet of dat zoo is, ik zal er
niet verder op doorgaan, want re
hebben over die gemoedsbezwaren in
den laatnten tijd al meer dan genoeg
gehoord. Mocat het wel zoo zija als
ik daar opper, dan zullen voortaan
onze Zond-agsfeeeten in Haarlem be
perkt worden tot den tweeden Paasch-
dag en tot den tweeden Pinksterdag.
De tweede Kerstdag e;: de Nieuw
jaarsdag kunnen kwalijk meetellen,
omdat het dan te koud is voor uit
spanning in de open lucht.
Ik zie in 1897 de Haarlemmers al
op tweeden Paasch- en tweeden Pink
sterdag jool maken en zich ontspan
nen zooveel ze maar kunnen, vlie
gende van het een naar het andere,
omdat ze er een heel jaar mee toe
moeten, tenzij ze Zondags onze, dan
verveiend geworden stad, op andere
Zondagen den rug toekeer en. Het
programma van zoo'n tweeden
Paaschdag zou bijvoorbeeld kunnen
bestaan uit:
Bloemencorso, des morgens te 9
uur.
Groote wedstrijden in tennis, hard-
loopen, hockey en dergelijke op de
Phoenix des middags te 2 uur.
Watermuziek met verlichting des
avonds te 7 uur.
Wie 's avonds geradbraakt naar
bed gaat en van overspanning geen
woord meer kan spreken, krijgt een
herinneringsmedaille van het Gemeen
tebestuur.
Op den tweeden Pinksterdag kan
worden begonnen met een grooten
internationalen zwemwedstrijd, des
morgens te zev< n uur hierbij sluit
zich de Studenten-Roeiwedstrijd van
zelf aau te 12 uurdes middags te
met het vooruitstaande roer, aan den
overkant twee meter diep door een
basaltmuur heen, tot in deflesschen-
loods der Zuidhollandsche Glasbla
zerij.
Gelukkig heeft niemand bg dit on
geval eenig letsel bekomen.
Pers Overzicht:
Het laatste nieuxos uit Atjeh.
De heer Pruys van der Hoeven,
gewezen lid van den Raad van Indië,
en die zelf in Atjeh civiele verant
woordelijkheid droeg, zooals de Stand.
zegt of zoo het Handbl. verder gaande
opmerkt „die grooter verantwoorde
lijkheid draagt dan iemand anders
in Nederland van wat er in Atjeh
tot ons nadeel is geschied", heeft
een brcohure geschreven, onder den
titel „het laatste nieuws uit Atjeb,"
die reeds door den Standaard-redac
teur iu een driestar en ook door den
bekenden Van dag toUdag-schrijver
in het Alg. Hbld. wordt besproken.
Het anti-revolutionair blad meent,
dat veel in het advies van den schrij
ver, waarvan de strekking isna
eene tuchtiging te hebben toegediend
terugtrekken, ook uit den kraton en
de geconcentreerde stelling en ons
bepalen tot het bezethouden van de
kust en van de eilanden Raja en Web,
wat ons prestige niet zal schaden,
aantrekt, terwijl het liberale orgaan
er gansch niet instemming mede bs-
tuigd.
De ^Standaard zegt na een uittrek
sel van de brochure te hebben gege
ven het volgende„Ware Atjeh, ge-
lij k Madagascar's bergplateau, een
goed georganiseerd geheel, zoodat met
éen dag de bestaande heerschappij
te vernietigen en de onze te vestigen
waren, dan zou allicht ons koloniaal
prestige bij zulk eene energieke actie
winnen.
„Blijkt daarentegen, dat de inner
lijke ontbinding van het rijk van
Atjeh reeds zoover iB voortgeschre
den, dat er geen centraal objectief
voor den aanval is en dat men voor
een eindelooze guerilla-bende zal
staan, dan zij Cuba ons ter waar
schuwing.
„Spanje heeft daar thans een leger
bijeen van over de 100.000 man, en
kan het eiland dat niet zooveel ster
ker bevolkt is dan Atjeh nauwelgks
ten onder brengen. Ea ook de gue
rilla, nu op Cuba uitgebroken, is
dacapo van een even feilen opstand,
dien Martinez Campos nog voor korte
jaren na een hardneakigen weerstand
bedwong."'
Het blad wenscht echter zijn oor
deel cp te schorten tot.lat de regee
ring zal hebben gesproken.
De Van dag tot dag-schrijver in
het Hbld. schrijft o. m.
„De Kraton verlaten 1;
„Inderdaad, het zou de kroon zijn
op de averechtsche politiek, in 1881
door den heer Pruys van der Hoeven
in Atjeh toegepast en onder welker
gevolgen Indië thans nog zucht. Ge
neraal van Swieten jubelde iu 1874;
„De Kraton is ons"de heer Pruys
van der H ieven zou 22 jaar later,
jubelen als hij kon uitroepen „De
Kraton is ons Diet meer
„Kunnen we den Kraton verlaten?
Generaal van Swieten heeft, in zijne
proclamatie van 23 April 1874 aan
het Atjesche volk verkondigd„Kota
Radja zal altijd door ons bezet blij
ven Hij zeide dit als regeerings-
commissaris, namens Koning en Gou
verneur-Generaal Maar aan dergelijke
kleingeestige overwegingen kan een
adviseur als de heer Pruys van der
Hoeven niet toegeven 1
„Dat over geneei Indië de mare
zou weerklinken dat de Atjebers er
dank sij hunne volharding en onze....
lamlendigheid, onze veranderlijkheid,
ten slotte in geslaagd waren ons uit
hun land te „boenen" sn zelts te
verdrijven uit den Kraton dat
symbool van onze macht, legt bij
vier uur meeting van allerlei aard
op hét terrein van de Phoenix en
des avonds groot bal champêtre op
het veld vóór het Paviljoen.
Maar, zooals ik zei, dan mo6t de
koek ook op zijn. Den morgen na
den tweeden Pinksterdag trekken we
een lang gezicht, wanneer onze bui
tengewone vermoeidheid dat toelaat,
en houden onze facie in die plooi,
totdat de tweede Paaschdag van 't
volgende jaar weer aanbreekt.
Dit zijn nu allemaal maar fanta
sieën, maar ik blijf er bij, dat het
toeval in de wereld soms een wonder
baarlijke rol kan spelen. Daar hebt
ge nu het Bloemencorso. Er waren
ingezetenen van Bloeinendaal, die ge
vraagd hadden, of de Burgemeester
dat feest toch vooral niet wou laten
doorgaan en die dus natuurlijk, toen
de optocht doorging, in een bijzonder
verdrietige stemming zullen zijn ge
raakt. Welnu, is het dau geen toe
val, dat vele van de adressanten en
hunne huisgenooten, juist voor hunne
ramen stondeü, toeu de stoet voorbij
trok Immers, we mogen niet ver
onderstellen, dat zij daar met opzet
waren gaan staan, want wat dan te
denken van hun verzoek aan den
Burgemeester, om dat verfoeilijk en
verderfelijk corso toch vooral te ver
bieden
Ja, zelfs waren er, die zoover over
hun gemoedsbezwaren heenstapten,
dat zij kamers of winkelramen ver
huurden aan nieuwsgierige kijkers,
natuurlijk niet om den Mammon,
maar om een stuk of wat menschen,
die anders half dood gedrongen zou
den zijn, uit menschlievendheid een
goed plaatsje te bezorgen.
Ik heb hooren beweren, dat adres
santen, nu zij hun zin niet konden
krggen, de zaak maar kalmpjes op
namen en zich, nu ze het toch niet
hadden kunnen verhinderen, hun
aandeel aan de algemeene feestvreug
de ook maar toeeigenden, maar ik
hem geen gewicht in de schaal. Boven
zoodanige kleinigheid weet een man
als hij zich te verheffen.
„Zegt hij niet met treffende juist
heid als er geen militairen zijn dan
wordt er immers niet gevochteD
„Wel neen, natuurlijk niet. Schaf
het leger af dan wordt er zelfs
nooit gevochten I
„Haal de vlag dan ook maar neer I
als er geen vlag is dan kan men ook
niet voor een vlag strijden 1
„Bravo 1 dat is de ware oplossing
voor alle moeielijkheden die alles wat
anti-militair in den lande is naar bet
hart, of beter gezegd naar de porte-
monnaie is
De schrijver weigert voorts te ge-
looven, dat het advies van den oud
gouverneur van Atjeh weerklank zal
vinden in ons land, dat wij Neder
landers zoo diep gezonken zouden
zijn, dat wij den Kraton met de be
schermende stelling daarom heen nu
nog zouden verlaten.... dat wij de
daar eenmaal door Van Swieten ge
plante, door Verspyck, Pel en Van
der Heyden bevestigde vlag zouden
nederhalen. „Dat kan niet," zegt hij,
„dat mag niet. NOOIT 1"
Onze spreektaal.
Indien wij weten willen of wij fat
soenlijke luidjes zijn, menschen van
beschaving, dan bestaat daarvoor te
genwoordig een heel gemakkelijk cri
terium wij hebben dan eenvoudig
ons zelf af te vragen of wij F ausch
spreken of niet. Spreken wij gewoon
lijk Hollandsch, dan zijn wij geen
„geus de bonne compagnie", anders
welaldus het Hbld.
Donderdag heoben wij dat kunnen
lezen, vervolgt dit blad, in het Pa-
rijsche blad van Clemenceau, La
Justice. Het is naar aanleiding van
de oprichting van twee nieuwe afdee-
lingen der Alliance Frangaise, dat de
Justice deze bewering houdt.
Het Hollandech Wel, dat is geen
taal voor een fatsoenlijk men?ch. „De
Hollandsche taal of wel het Vlaamsch
(sic), afgeleid van het Germaansche
dialect, is een barbaarsche taal zon
der eenige welluidendheid of helder
heid." Daarom is het ook geen won
der, niet waar? dat het „Frar.sch
tuHschen 1810 en 1870 in Holland
gesproken werd door aristocratie, de
geletterden en de fatsoenlijke lieden".
En sedert is het nog sterker gewor
den. „In den Haag wordt hot tegen
woordig algemeen gebruikt en t9
Amsterdam wordt het gesproken door
de geletterden, de rijKen, door drie
kwart van de kooplieden en de meeste
ambtenaren," enz. enz. En dit heet
dan het werk der Alliance Frangaise
waarvan de afdeelinaen „de brand
punten van letterkundigen invloed"
zijn.
Zouden de bestuurders der Neder-
landsohe afdeelingen van de Alliance
Frangaise nu er niet goed aan doen,
de „Fransehen eens wat heter in te
lichten?" De Alliance Frangaise be
slaat voor een overgroot deel uit
Hollanders, menschen die toch on
mogelijk een oordeel al3 het boven
aangehaalde over bun moedertaal
kunnen onderschrijven of onweerspro
ken laten. Zouden zij nu niet eens
vertellen aan de Justicedat de in
vloed der Alliance op de letterkunde
nul is; dat de Alliance eenvoudig is
een vereeniging met lage contributie,
die jaarlijks voor de leden twee of
drie FraDsche lezingen laat houden
en niets meer? Wij hebben niets te
gen de Alliance Frangaise wij hopen,
dat zij zal meewerken om de liefde
voor en de kennis vau de Fransche
taal en letterkunde, die wij seer be
wonderen, aan te kweeken. Maar dat
mag toch niet geschieden ten koste
van onzen naam in het buitenland,
dien wij te grabbelen gooien wanneer
wij op ous den blaam laten rusten, dat
wij Nederlanders, als wij beschtalde
laeuschen willen zijn, Fransch moeten
spreken J"
heb natuurlijk tot den man die dat
beweerde gezegd dat het hem heel
leelijk stond, zoo iets te zeggen. Neen
het .toeval en niets dan het toeval
wou dat juist op 't moment dat de
optocht aankwam, al die adressanten
voor al hunne ramen zaten. Mocht
de een of ander van meening zijn,
dat het dan toch wel een wonderlijk
toeval was, dan doe ik hun opmer
ken, dat het toeval altgd wonderlijk
is andera zou het geen toeval
Hoewel ik niet inzie, dat bet voor
den mensch noodig is, zioh op Zon
dag te verveleD, ben ie een groot
voorstander van Zondagsrust, wat dan
ook iets geheel anders is. Die Zon
dagsrust komt, dunkt me, in de maat
schappij niet heel veel verder. Er wer
den jaar in jaar uit tallooze toespra-
kenover gehouden, niet minder on
telbare stukken en boeken over ge-
cohreven en ik vraag maar, of het
allemaal veel helpt. De bakkers bak
ken nog op Zondag, de slagers bren
gen nog vleesch rond, de barbier
scheert nog op Zondag en, op een
paar na zijn de winkels allemaal
open.
In den zomer kan dat misschien
voor de slagers niet anders, misschien
is het ook voor hea, die met een zwa
ren baardgroei zijn begiftigd niet aan
genaam, om juist op Zondag on
geschoren rond te loopen, maar ik
vraagwat hebben de winkels open
te blijven? Dat is niets anders
dan een gewoonte, ingevoerd dooi
het publiek en waaraan de win
kelier, bevreesd voor concurrentie,
zich ten slotte aan heeft onder
worpen. Nut heeft het nietmetal. Wat
men noodig heeft, kan men even goed
op een van de werkdagen koopen
voor den stedeling is het volstrekt
niet noodig, dat de gelegenheid be
staat om op Zondag te koopen en
8EMENSD NIEUWS
Ahlwardt.
De aanhangers van den „Redde
des Vaderlands", gelijk Ahlwardt in
dertijd door zijn partijgenooten weri
genoemd, zijn hun leider moede. Mis
schien waren zij het reeds lang, maa
zij komen er nu openlijk voor uit.
Naar de „Voss. Ztg." meldt, hebbe
zij een uitvoerig scirijven gericht to
„car. H. Ahlwardt, member of tb
German Reichstag", die op het oogei
blik in de Ver. Staten vertoeft. Z
verklaren daarin dat Ahlwardt doe
zijn avonturen de partij inmiscredii
brengt.
„Ia het kiesdistrict Friedeberg
Amswalde, waar vroeger zoo ijver;
en met zooveel sucoes is geagiteeri
kan men nu nauwelijks wagen ee
vergadering te honden, daar men moi
vreezen door de tegenstanders uitgi
lachen te worden."
De brief eindigt met de aanbiedin
van 5000 Mark aan Ahlwardt op voo
waarde, dat hij zijn ontslag neen
als afgevaardigde. Wat moeten zij
aanhangers den man goed hebbe
leeren kennen, dat zg hem zulk e<
voorstel doen.En ten bewijze dat zij be
zeer wel tot eeu oneerlijke daad iu sta
achten, kan dienen, dat de schrijve
van den brief verklaren de aangeb;
den som eerst te zullen storten, wai
neer de aanvrage om ontslag, die g
contrasigneerd moet zijn door et
notaris, in den Rijksdag is voorg
lezen.
Ahlward heeft tien dagen tijd g
kregen om over dit aanbod na
denken.
Twee doktoren uit Montpellier he
ken een proefneming gedaan om kran
zinmgen ie genezen door in&puitii
van 6en serum. Iu twee gevallen hi
een dnumatie en in een ander et
tijdelijke beterschap plaats. Een oo
deel valt over de proefnemingen n
tuurlijk nog niet te vellen.
Cauvin die op de valsche aanklac i
van een dienstmeisje, wegens moo
op zijn stiefmoeder gepleegd, tot
venslangen dwangarbeid was veroc
deeld, heeft, na de veroordeeling v;
het meisje wegens meineed, bij h
Hof van Cassatie een verzoek om
visie ingediend. De crimineele Kam
van dat Hof heeft Donderdag op een
luidend rapport van den raadshet
commissaris, pleidooi van Cauvir
advocaat en conclusie van den adv
oaat-geueraal, het verzoek om revii
toegewezen, het veroordeelend vom
van het hof vau Montpellier vera ieti
en de zaak verwezen naar de cc
d'assises ran den Rhöne om opniet
te worden geïnstrueerd.
Onluaten op Kreta.
Volgens berichten uit Episcopi hei
er een gevecht plaats gehad tus6cb
Christenen on Turken dat twee dag
duurde. Vgftïg personen zijn geuo
of gewond.
De bewoners van Kreta hebben a
Grieksche regeering om hulp gj
vraagd.
De Ma^abaleckrjjg.
Eene colonne van driehonderd ra
verliet Woensdagmorgen Buluwayo
viel de Matabelen aan op vier mij
ten noorden van de stad aan de riv
Umguza.
Er volgde öea ernstig gevecht, wa
bij de strijdmacht van Buluwayo 1
eenige raaien hard te verduren h
Na een gevaarlijken aanval op
flank teruggeslagen te hebben, i
hielden de Engelsehen de overha
en wierpen den vijand terug, waai
het bevel werd gegeven na r Bt
wayo terug te trekken.
wat den buitenman betreft, om wi
tal vanr winkels des Zondagsmorgi
open blgven, als hij op Zondagen
gen niet. meer tereoht kon, zou
eenvoudig de gelegenheid zoeken!
vinden) om Zaterdagsmiddags n
de stad te gaan.
Ia 't voorbijgaan merk ik op,
het vooral de oonsumptie-artike
zijn waaraan 't publiek Zondagsm
gens plotseling een groote behoe
schijnt te krggen, die het Zaterd
avond niet had voorzien. De verk<
op Zondag zou men dus kunt
zeggen, bevordert de vergeetaoh:
heid en bet ergst lijden, naat
schijnt, de mannen aan die kwi
want terwijl de meeste andere wink
Zondags te twaalf, een of twee i
sluiten, blijft de sigarenwinkel i
heelen lieven Zondag open.
Intusschen doet het me plezier,
de winkeliers zeiven weer eens
poging doen, om van dat misbr
langzamerhand af te komen. Des
keiiers in vleeschwaren en come
bles zullen, volgens eene advertei
in dit blad. voortaan te 12 uur sluit
inplaats van te 1 uur. Dat is i
veel, maar het ïb al iets. 't Bew
tenminste, dat de winkelier inziet,
hij zelf alleen in staat is den Zonde
arbeid die hem tegenstaat, te bep
ken, misschien geheel afgeschaft
krggen. Ik vind dat hij groot gei
heeft, wanneer hij zegt: „hoort ee
„menschen, ik zie jelui graag inn
„winkel, en hoe vaker hoe liet
„maar ik ben toch geen autom
„weet je en ik wil ook wel eens t
„hebben 1"
Dat is een redeneering die zóo
lijk is, dat, naar mg dunkt, niemi
er bezwaar tegen kan hebben. En
maar eenmaal het streven er is,
komen we wel tot verdere inkrimp
van dezen overbodigen Zond»
arbeid. FIDELIO