„Spreek met Papa!" Hendrik Boterveld, de zoon van kolonel Boterveld van het nederland- sohe leger, was ernstig op mij verliefd en ik hoop, dat ik de grenzen der welvoeglijkheid niet te buiten ga, wanneer ik zee, dat ik mijnerzijds zeer op hem gesteld was. We hadden elkaar voor de eerste maal ontmoet op een danspartij bij een wederzij dschen vriend en daar wij zooals dat in de boeken gebeurt, on middellijk op het eerste gezicht op elkander verlieid werden, maakten we al heel spoedig kennis, wat des te gemakkelijker ging, omdat bg een eenige zoon en ik een eenige dochter was, hetgeen zooals men licht begrij pen zal, een mooi aanrakingspunt opleverde. Hendrik woonde bij zijn vader te O verveen en ik woon, zooals ge weet, met mijn vader op de Dreef in Haar lem. Nadat vader lang een grooten paardenhandel had gehouden, kreeg hij ten laatste zijn koetjes op het droge en verkocht al zijne paarden, uitgezonderd een grijze merrie, waar aan hij nogal gehecht was. Daar Hendrik een jaar of wat ca valerie officier was geweest, wi t hij wel iets van paarden af en zoo kwam het> dat hg na onze kennismaking op het bal, ons huis op de Dreef meni- gon avond vereerde met een bezoek, wa.-.rbij bij met vader praatte over paarden en met mij over koetjes en k-Jfjes, hetgeen ge zult zeggen, dat niet veel verschil maakt, aangezien alles vee ismaar in werkelijkheid maakte het een groot ondereoheid, dsur ik uit elk woord van hem be merkte, dat hij meer om mij kwam, dan om zijne gesprekken met papa over paarden. Op zekeren avond, toen papa voor een kwartier naar zijn kamer was gegaan om een boek te halen vrueg hij mij ten huwelijk. Ik had dat ai lang z'.en aankomen, maar natuurlijk antwoordde ik zooals een meipje be taamt, dat zijn aanzoek mij verraste en dat ik eeu week bedenktijd neb ben wou. Evenwel was hij hiermee r.iet tevreden en drong ten slotte zoo p een dadelijk antwoord aan, dat ik htm dit maar gaf en ik verzeker u dat het geen neen was. Nadat wij onze verioving op de gebruikelijke manier hadden bezegeld, Bp'akt-n wij af, dat bij eerst zgn va- tier ervan :n kennis stellen en den volgenden morgen de toestemming' van den mijnen vragen zou. Dit kwam, zei Hendrik, des te beter uit, omdat hij den volgenden dag toch nog een en ander raet papa te behandelen had. De klok van tienen was den vol genden morgen nog niet koud, of Hendrik belde aan en werd in de ka mer van mijn vader gelaten, dio daar bez g was de krant te lezen. Ik brand de van ongeduld om te weten wat zij bespraken. Intusschen had ik nog een en ander in de keuken te doen en het gesprek moest dus al een poos aan den gang zgn, vóórdat ik er toe kwam de gang in te sluipen en aan de deur van vaders kamer te gaan luisteren naar wat zij zeiden. Ik was daarom zoo nieuwsgierig, omdat ik wist, dat mijn vader er noode in zou toestemmen om mij te laten gaan. Om die reden kwam ik tot het weinig damesachtige plan, voor luistervink te spelen. Hot moet gezegd, da', ik het in dat opzicht bij zonder goed trof. Da deur van de karnsr was namelijk niet goed geslo ten, de deur stond op een Kier, zoodat ik alles wat er gezegd werd, duidelijk kon verstaan. .Is ze goed gezond?" vroeg Hen drik. „Kapitaal," 2ei mijn vader. .Sinds haar geboorte is ze nooit ziek geweest." Het was h^el vrendelijk van papa om HAAüHliM HALLETJES. Je.n ZaUrdagsvondpraatjs. CCLXL. Er komt in het leven somtijds een samenloop van omstandigheden voor, die ons onwillekeurig doet vragen „ls het toeval En die vraag zal wel op de lippen zijn gekomen van velen, die bemerkt hebben, dat op eeD en denzelfden dag, den tweeden Pinkster dag, twee openbare bijeenkomsten worden gehouden op een boogsohots- afstands van elkander, die zooal niet reoht tegenover elkander, dan toch zeer ver van elkander verwijderd staan. Ik bedoel den roeiwedstrijd van de Studecten-Roeivereenigingen op het Noorderspaarne en de groote openlucht-meeting op de Phoenix tegen den alcohol Niets is minder anti alcoholisch, dan een roeiwedstrijd. Ik zonder na tuurlijk de roeiers zeiven uit, die weken van te voren geen droppel alcohol tot zioh genomen, ja geen sigaar gerookt hebben. Zoo is het evenwel niet gesteld met de omge ving, met wat men zou kunnen noe men het décor van den wedstrijd. Langs de oevers van het Spaarne liggen naast elkander da pleziervaar tuigen,. die van heinde en ver zijn gekomen, om den wedstrijd bij te wonen. Wanneer men de kajuiten van de boeiers kon doorzoeken, de doffen van de kleinere bootjes kon oplichten, dan zou men zeker eene verzameling dranken aantreffen, die behoorlijk gecatalogiseerd, een vol maakten wgnfcoopers prijsoourant met sucoes zouden uitbeelden. Op booten en schuiten gaat de flesoh lustig rond. Op de sierlijke plezierbootjes wordt de vroolijkheid aangevuurd door den bruisenden champagne en de prikkelende Bour- dat te zeggen, maar zooals zich Iaat denken, was het niet volkomen juist. Evenwel kon het zijn, dat papa mijn kinderziekten vergeten had en ik was dus op het punt om heen te gaan, denkende dat het onderboad waB af- loopen, toen Hendrik vroeg: „Eet ze goed Dat was, dacht mij, een wonder lijke vraag en ik moet erkennen, dat ik niet begreep, wat voor nut er in stak, maar aangezien ik nooit veel met mannen heb omgegaan, en dus van hunne manieren slecht op de hoogte ben, dacht ik dat het wel aan mij zon liggen en wachtte op vaders antwoord. Papa zeide, dat ik geregeld mijn maaltijden gebruikte en dat was ook soo, maar ik was nu zoo nieuws gierig geworden, dat ik niet meer dacht aan heengaan en bleef, om Hendriks volgende vraag af te wach ten. „Heeft zij wel eens kuren ging Hendrik voort. Dat was nu toch een beetje kras! Nukkig? Wacht maar, a!s hij zoo aanstonds bij mij kwam, zon ik hem toonen, dat ik kuren hebben kon. Ja, misschien zou ik op datzelfde oogenblik hem een staaltje daarvan gegeven hebben, wanneer ik papa niet op den stelligst-n toon van de wereld had hooren zeggen„Volstrekt niet." Ik was overtuigd, dat ik eigenlijk genoeg tiad gehoord, maar nu ik eenmaal zooveel vernomen had, kon ik nog W9l wat langer luisteren ook. „Ronduit gezegd," ging Hendrik voort, „zgn er een paar dingen in haar, die mij niet aanstaan en die ik niet kan goedkeuren". „Wel'" antwoordde mijn vader, „na tuurlijk is zg niet volmaakt, maar over 't geheel genomen is zij 'niet kwaad. Evenwel zou ik gaarne eeDS hooren, welke gebreken gij wel denkt dat ze heeft." Ja, daar was ik ook benieuwd naar. Nu hadden zes paarden mij niet van de deur kunnen wegrukken. „Wel," zeide Hendrik, zgn kritiek beginnende met een langzaamheid waarvan ik kippevel kreeg. „Ik geef toe, dat haar hoofd en hals dragelijk zijn, maar de nek schijnt mij onge- proportionneerd lang en de sohouders zijn een weinigje te breed." Was dit de man, die mg weinige uren te voren in zijne armen had gehad en mij verzekerd, dat ik het liefste meisje was van den ganschen aardbol „Breede sohouders zijn vobtrekt geen slechte eigensohap, Hendrik," gaf mijn vader ten antwoord; „zestellen haar in staat om veel werk te ver richten". Dat was waar. Ik had altijd veel te doen sedert voor drie jaren mijn moeder overleden was, maar ik ver richtte dat altgd vroolijk en zonder klachten. Werken tot men niet meer kan van vermoeidheid voor een lief hebbend vader, is aangenaam, maar voor een onsympathieken echtgenoot (gelukkig dat Hendrik Boterveld mgn echtgenoot nog niet was!) allerminst plezierig. „En daarbij," ging dat monster met ijzige kalmte voort, „is haar voorko men ietwat onregelmatig en ze is bepaald te dik". Dat was een groote leugen. Hoe wel ik mij niet reeg, had ik een cor set van No 48 en ieder die daar be grip van heeft, zal toestemmen dat het schandelijke laster was mij onder die omstandigheden van zwaarlijvig heid te bet: oh ten. Ik gevoelde, dat mijne genegenheid voor Hendrik meer en meer plaats maakte voor gansch andere gevoelens en er was nog maar heel weinig noodig om de fchaal geheel te doen overslaan. Vreemd genoeg waB het mijn vader, die den droppel goot, welke den be ker deed overloopen. „Hoor eens," zei papa, „ik weet zeker, dat je als je haar eenmaal gogne naast den uit'neemschen Ver mouth, die hier meer en meer het burgerrecht schijnt te verkijjgen. Nauw is de overvloedige lunch ge ëindigd, of daar verschijnt de koppige portwijn, voor de dames de zoete, maar daarom niet minder verraderlijke Curasao of advocaat en hier en daar en overal het vader'andsche product de Schiedammer voor het sterke ge slacht, dat tegen krasse prikkels niet optiet. En enkele meters verder, op den Puoenix, daar zuilen tegel ij eertijd twaalf sprekers achtereenvolgens den veldtocht prediken tegen tien alco hol, daar zullen drie muziekkorpsen onthoudersliederen blazen. Is er wel grooter contrast denkbaar? Mij dunkt de geheel-onthouders, die deze mee ting belegd hebben, zullen er het toeval dank voor weten, dat het hunne betooging aldus geplaat3t heeft naast den roeiwedstrijd. Wat men ook van nun streven moge zeggen, zeker niet, dat zij den vijand niet durven op zoeken inÜ zijn eigen gebied. Met hunne blauwe tenten reizen zij de kermissen af, ja de tentoonstelling van het Hotelwezen zag hun gebouwt je verechjjnen denkelijk zeer tot hare verbazing. Ik sprak daar van toeval. Is het toeval? Nooit werd in de laatste ja ren de roeiwedstrijd gehouden op den tweeden Pinksterdag en dat het dit jaar wel zal gebeuren, brengt hem, die met een weinig aandacht de gebeurtenissen van den dag volgt, tot nadenken. De tweede Pink sterdag is een algemeene rustdag maar wordt door sommigen niet voor een algemeen Christeüjken feestdag gehouden. Men zou haast denken, dat hier gemoedsbezwaren er toe hebben geleid, dat niet een gewone Zondag, maar de tweede Pinksterdag 70or ons jaarlijksch wa terfeest is uitverkoren. Indien, om het zonder omwegen te zeggen, de goed kent, hare deugden zult waar- deeren. Neem haar eene maand op proef en stuur haar terug, wanneer ze je niet bevalt." Dat was meer, dan ik verdragen kon. Het denkbeeld was monster achtig en hoe mijn vader dat opperen kon, ging mijn verstand te boven. Mij niet langer kunnende bedwingen stormde ik, alle manieren met voeten tredende, verwoed de kamer binnen. „Dat zal nooit gebeuren 1" riep ik „nimmer laat ik mij zoo iets welge vallen!'' en daarop, overtuigd dat de toestand dit meebracht, kreeg ik een flauwte. Toen ik bijkwam lag ik op een sofa en Hendrik boog zich bezorgd over mij heen. Papa stond aan het andere einde en zei, dat hij om den dokter had gezonden. „Gelukkig dat je weer beter bent," zei Hendrik vriendelijk. „Was ik maar gestorven I" mom pelde ik. „Zeg dat niet Emmy. Hoe kan je zoo iets zeggen „Ik heb nu niets meer om voor te lever," zei ik droevig. „Niets? Eu niemand?" vroeg hij, mij strak in de oogeD ziende. „Niets. En niemand I" zei ik. „Je bent ziek, Emmy, anders zou je niet zoo wonderlijk praten." „Ik ben niet ziek," antwoordde ik opstaande om de waarheid van wat ik zei te bewijzen. „Zie mij aan, Hen drik Boterveld en zeg mg wat je van mij denkt. Is mijn hals te lang,zijn mijn schouders te breed en ben ik te dik Antwoord zonder omwegen: is datje meening over mg „Emma je praat in raadsels, waar van ik niets begrijp." „Heb je niet zooeven aan papa ge zegd, dat dat je opinie was „Zexer." „Nu dan, mijnheer, ga onmiddellijk heen. Uwe tegenwoordigheid is mij eene beleediging." Toen op eens oegonnen pspa en Hendrik allebei te proeBten van 't lachen. Ik dacht, dat ze gek waren geworden, totdat Hendrik zich be dwong en met moeite de woorden uitbracht„dat alles heb ik gezegd van het grijze paard, dat ik van ja vader koopen wou! Oh, Emmy, Emmy 1" „Zoo komen luistervinken te pas," voegde mijn vader er bij, tranen lachende. Ik had wel door den gronc( willen zinken, maar Hendrik viDg mij op in zijn armen en zeide mg, dat papa dadelijk zijne toestemming gegeven had. Zoo vereenigden we ons aan een, door mijne zorgen wat weelderiger dan anders ingericht twaalfuurtje en toen we drie maanden later trouwdeD, trok het grijze paard ons op mijn uitdrukkelijk verzoek naar de kerk. BINNENLAND Atjeh. Blijkens een bij het departement van koloniën ontvangen telegram is den 20en April bij de operatiën tegen Gloempang Tjot Iiang en Toengkoep nog gesneuveld de fuselier van de kolonial.- reserve J. H. L. Koe were (alg. stamboeknr. 38969656). Muntgasmeters. B. en W. van Rotterdam hebben beslóten eene proef te nemen met het gebruik van muntgasmeters, te plaatsen tut een beperkt aantal, op de wijze als dit ook in andere gemeenten geschiedt. Bij het te water laten van een Rijn- schip groot 1000 laat, aan de werf „de Hoop", te Krimpen a/d. IJsel, brak het gevaarte ia zijn snelle vaart niet alleen eeu zwaren keerkahel midden door, maar rukte tevens de zware palen uit den grond, waaraan een tweede als voorzorgsmaatregel was verbonden. Dientec gevolge ploegde het vaartuig Burgemeester wegens gemoedsbezwa ren niet anders dan op den tweeden Pinketerdag den roeiwedstrijd heeft willen toelaten, dan is het natuurlijk evenmin een toeval, dat de meeting van de geheel-onthouders plaats heeft op denzelfd9n dag. Ik weet niet of dat zoo is, ik zal er niet verder op doorgaan, want re hebben over die gemoedsbezwaren in den laatnten tijd al meer dan genoeg gehoord. Mocat het wel zoo zija als ik daar opper, dan zullen voortaan onze Zond-agsfeeeten in Haarlem be perkt worden tot den tweeden Paasch- dag en tot den tweeden Pinksterdag. De tweede Kerstdag e;: de Nieuw jaarsdag kunnen kwalijk meetellen, omdat het dan te koud is voor uit spanning in de open lucht. Ik zie in 1897 de Haarlemmers al op tweeden Paasch- en tweeden Pink sterdag jool maken en zich ontspan nen zooveel ze maar kunnen, vlie gende van het een naar het andere, omdat ze er een heel jaar mee toe moeten, tenzij ze Zondags onze, dan verveiend geworden stad, op andere Zondagen den rug toekeer en. Het programma van zoo'n tweeden Paaschdag zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit: Bloemencorso, des morgens te 9 uur. Groote wedstrijden in tennis, hard- loopen, hockey en dergelijke op de Phoenix des middags te 2 uur. Watermuziek met verlichting des avonds te 7 uur. Wie 's avonds geradbraakt naar bed gaat en van overspanning geen woord meer kan spreken, krijgt een herinneringsmedaille van het Gemeen tebestuur. Op den tweeden Pinksterdag kan worden begonnen met een grooten internationalen zwemwedstrijd, des morgens te zev< n uur hierbij sluit zich de Studenten-Roeiwedstrijd van zelf aau te 12 uurdes middags te met het vooruitstaande roer, aan den overkant twee meter diep door een basaltmuur heen, tot in deflesschen- loods der Zuidhollandsche Glasbla zerij. Gelukkig heeft niemand bg dit on geval eenig letsel bekomen. Pers Overzicht: Het laatste nieuxos uit Atjeh. De heer Pruys van der Hoeven, gewezen lid van den Raad van Indië, en die zelf in Atjeh civiele verant woordelijkheid droeg, zooals de Stand. zegt of zoo het Handbl. verder gaande opmerkt „die grooter verantwoorde lijkheid draagt dan iemand anders in Nederland van wat er in Atjeh tot ons nadeel is geschied", heeft een brcohure geschreven, onder den titel „het laatste nieuws uit Atjeb," die reeds door den Standaard-redac teur iu een driestar en ook door den bekenden Van dag toUdag-schrijver in het Alg. Hbld. wordt besproken. Het anti-revolutionair blad meent, dat veel in het advies van den schrij ver, waarvan de strekking isna eene tuchtiging te hebben toegediend terugtrekken, ook uit den kraton en de geconcentreerde stelling en ons bepalen tot het bezethouden van de kust en van de eilanden Raja en Web, wat ons prestige niet zal schaden, aantrekt, terwijl het liberale orgaan er gansch niet instemming mede bs- tuigd. De ^Standaard zegt na een uittrek sel van de brochure te hebben gege ven het volgende„Ware Atjeh, ge- lij k Madagascar's bergplateau, een goed georganiseerd geheel, zoodat met éen dag de bestaande heerschappij te vernietigen en de onze te vestigen waren, dan zou allicht ons koloniaal prestige bij zulk eene energieke actie winnen. „Blijkt daarentegen, dat de inner lijke ontbinding van het rijk van Atjeh reeds zoover iB voortgeschre den, dat er geen centraal objectief voor den aanval is en dat men voor een eindelooze guerilla-bende zal staan, dan zij Cuba ons ter waar schuwing. „Spanje heeft daar thans een leger bijeen van over de 100.000 man, en kan het eiland dat niet zooveel ster ker bevolkt is dan Atjeh nauwelgks ten onder brengen. Ea ook de gue rilla, nu op Cuba uitgebroken, is dacapo van een even feilen opstand, dien Martinez Campos nog voor korte jaren na een hardneakigen weerstand bedwong."' Het blad wenscht echter zijn oor deel cp te schorten tot.lat de regee ring zal hebben gesproken. De Van dag tot dag-schrijver in het Hbld. schrijft o. m. „De Kraton verlaten 1; „Inderdaad, het zou de kroon zijn op de averechtsche politiek, in 1881 door den heer Pruys van der Hoeven in Atjeh toegepast en onder welker gevolgen Indië thans nog zucht. Ge neraal van Swieten jubelde iu 1874; „De Kraton is ons"de heer Pruys van der H ieven zou 22 jaar later, jubelen als hij kon uitroepen „De Kraton is ons Diet meer „Kunnen we den Kraton verlaten? Generaal van Swieten heeft, in zijne proclamatie van 23 April 1874 aan het Atjesche volk verkondigd„Kota Radja zal altijd door ons bezet blij ven Hij zeide dit als regeerings- commissaris, namens Koning en Gou verneur-Generaal Maar aan dergelijke kleingeestige overwegingen kan een adviseur als de heer Pruys van der Hoeven niet toegeven 1 „Dat over geneei Indië de mare zou weerklinken dat de Atjebers er dank sij hunne volharding en onze.... lamlendigheid, onze veranderlijkheid, ten slotte in geslaagd waren ons uit hun land te „boenen" sn zelts te verdrijven uit den Kraton dat symbool van onze macht, legt bij vier uur meeting van allerlei aard op hét terrein van de Phoenix en des avonds groot bal champêtre op het veld vóór het Paviljoen. Maar, zooals ik zei, dan mo6t de koek ook op zijn. Den morgen na den tweeden Pinksterdag trekken we een lang gezicht, wanneer onze bui tengewone vermoeidheid dat toelaat, en houden onze facie in die plooi, totdat de tweede Paaschdag van 't volgende jaar weer aanbreekt. Dit zijn nu allemaal maar fanta sieën, maar ik blijf er bij, dat het toeval in de wereld soms een wonder baarlijke rol kan spelen. Daar hebt ge nu het Bloemencorso. Er waren ingezetenen van Bloeinendaal, die ge vraagd hadden, of de Burgemeester dat feest toch vooral niet wou laten doorgaan en die dus natuurlijk, toen de optocht doorging, in een bijzonder verdrietige stemming zullen zijn ge raakt. Welnu, is het dau geen toe val, dat vele van de adressanten en hunne huisgenooten, juist voor hunne ramen stondeü, toeu de stoet voorbij trok Immers, we mogen niet ver onderstellen, dat zij daar met opzet waren gaan staan, want wat dan te denken van hun verzoek aan den Burgemeester, om dat verfoeilijk en verderfelijk corso toch vooral te ver bieden Ja, zelfs waren er, die zoover over hun gemoedsbezwaren heenstapten, dat zij kamers of winkelramen ver huurden aan nieuwsgierige kijkers, natuurlijk niet om den Mammon, maar om een stuk of wat menschen, die anders half dood gedrongen zou den zijn, uit menschlievendheid een goed plaatsje te bezorgen. Ik heb hooren beweren, dat adres santen, nu zij hun zin niet konden krggen, de zaak maar kalmpjes op namen en zich, nu ze het toch niet hadden kunnen verhinderen, hun aandeel aan de algemeene feestvreug de ook maar toeeigenden, maar ik hem geen gewicht in de schaal. Boven zoodanige kleinigheid weet een man als hij zich te verheffen. „Zegt hij niet met treffende juist heid als er geen militairen zijn dan wordt er immers niet gevochteD „Wel neen, natuurlijk niet. Schaf het leger af dan wordt er zelfs nooit gevochten I „Haal de vlag dan ook maar neer I als er geen vlag is dan kan men ook niet voor een vlag strijden 1 „Bravo 1 dat is de ware oplossing voor alle moeielijkheden die alles wat anti-militair in den lande is naar bet hart, of beter gezegd naar de porte- monnaie is De schrijver weigert voorts te ge- looven, dat het advies van den oud gouverneur van Atjeh weerklank zal vinden in ons land, dat wij Neder landers zoo diep gezonken zouden zijn, dat wij den Kraton met de be schermende stelling daarom heen nu nog zouden verlaten.... dat wij de daar eenmaal door Van Swieten ge plante, door Verspyck, Pel en Van der Heyden bevestigde vlag zouden nederhalen. „Dat kan niet," zegt hij, „dat mag niet. NOOIT 1" Onze spreektaal. Indien wij weten willen of wij fat soenlijke luidjes zijn, menschen van beschaving, dan bestaat daarvoor te genwoordig een heel gemakkelijk cri terium wij hebben dan eenvoudig ons zelf af te vragen of wij F ausch spreken of niet. Spreken wij gewoon lijk Hollandsch, dan zijn wij geen „geus de bonne compagnie", anders welaldus het Hbld. Donderdag heoben wij dat kunnen lezen, vervolgt dit blad, in het Pa- rijsche blad van Clemenceau, La Justice. Het is naar aanleiding van de oprichting van twee nieuwe afdee- lingen der Alliance Frangaise, dat de Justice deze bewering houdt. Het Hollandech Wel, dat is geen taal voor een fatsoenlijk men?ch. „De Hollandsche taal of wel het Vlaamsch (sic), afgeleid van het Germaansche dialect, is een barbaarsche taal zon der eenige welluidendheid of helder heid." Daarom is het ook geen won der, niet waar? dat het „Frar.sch tuHschen 1810 en 1870 in Holland gesproken werd door aristocratie, de geletterden en de fatsoenlijke lieden". En sedert is het nog sterker gewor den. „In den Haag wordt hot tegen woordig algemeen gebruikt en t9 Amsterdam wordt het gesproken door de geletterden, de rijKen, door drie kwart van de kooplieden en de meeste ambtenaren," enz. enz. En dit heet dan het werk der Alliance Frangaise waarvan de afdeelinaen „de brand punten van letterkundigen invloed" zijn. Zouden de bestuurders der Neder- landsohe afdeelingen van de Alliance Frangaise nu er niet goed aan doen, de „Fransehen eens wat heter in te lichten?" De Alliance Frangaise be slaat voor een overgroot deel uit Hollanders, menschen die toch on mogelijk een oordeel al3 het boven aangehaalde over bun moedertaal kunnen onderschrijven of onweerspro ken laten. Zouden zij nu niet eens vertellen aan de Justicedat de in vloed der Alliance op de letterkunde nul is; dat de Alliance eenvoudig is een vereeniging met lage contributie, die jaarlijks voor de leden twee of drie FraDsche lezingen laat houden en niets meer? Wij hebben niets te gen de Alliance Frangaise wij hopen, dat zij zal meewerken om de liefde voor en de kennis vau de Fransche taal en letterkunde, die wij seer be wonderen, aan te kweeken. Maar dat mag toch niet geschieden ten koste van onzen naam in het buitenland, dien wij te grabbelen gooien wanneer wij op ous den blaam laten rusten, dat wij Nederlanders, als wij beschtalde laeuschen willen zijn, Fransch moeten spreken J" heb natuurlijk tot den man die dat beweerde gezegd dat het hem heel leelijk stond, zoo iets te zeggen. Neen het .toeval en niets dan het toeval wou dat juist op 't moment dat de optocht aankwam, al die adressanten voor al hunne ramen zaten. Mocht de een of ander van meening zijn, dat het dan toch wel een wonderlijk toeval was, dan doe ik hun opmer ken, dat het toeval altgd wonderlijk is andera zou het geen toeval Hoewel ik niet inzie, dat bet voor den mensch noodig is, zioh op Zon dag te verveleD, ben ie een groot voorstander van Zondagsrust, wat dan ook iets geheel anders is. Die Zon dagsrust komt, dunkt me, in de maat schappij niet heel veel verder. Er wer den jaar in jaar uit tallooze toespra- kenover gehouden, niet minder on telbare stukken en boeken over ge- cohreven en ik vraag maar, of het allemaal veel helpt. De bakkers bak ken nog op Zondag, de slagers bren gen nog vleesch rond, de barbier scheert nog op Zondag en, op een paar na zijn de winkels allemaal open. In den zomer kan dat misschien voor de slagers niet anders, misschien is het ook voor hea, die met een zwa ren baardgroei zijn begiftigd niet aan genaam, om juist op Zondag on geschoren rond te loopen, maar ik vraagwat hebben de winkels open te blijven? Dat is niets anders dan een gewoonte, ingevoerd dooi het publiek en waaraan de win kelier, bevreesd voor concurrentie, zich ten slotte aan heeft onder worpen. Nut heeft het nietmetal. Wat men noodig heeft, kan men even goed op een van de werkdagen koopen voor den stedeling is het volstrekt niet noodig, dat de gelegenheid be staat om op Zondag te koopen en 8EMENSD NIEUWS Ahlwardt. De aanhangers van den „Redde des Vaderlands", gelijk Ahlwardt in dertijd door zijn partijgenooten weri genoemd, zijn hun leider moede. Mis schien waren zij het reeds lang, maa zij komen er nu openlijk voor uit. Naar de „Voss. Ztg." meldt, hebbe zij een uitvoerig scirijven gericht to „car. H. Ahlwardt, member of tb German Reichstag", die op het oogei blik in de Ver. Staten vertoeft. Z verklaren daarin dat Ahlwardt doe zijn avonturen de partij inmiscredii brengt. „Ia het kiesdistrict Friedeberg Amswalde, waar vroeger zoo ijver; en met zooveel sucoes is geagiteeri kan men nu nauwelijks wagen ee vergadering te honden, daar men moi vreezen door de tegenstanders uitgi lachen te worden." De brief eindigt met de aanbiedin van 5000 Mark aan Ahlwardt op voo waarde, dat hij zijn ontslag neen als afgevaardigde. Wat moeten zij aanhangers den man goed hebbe leeren kennen, dat zg hem zulk e< voorstel doen.En ten bewijze dat zij be zeer wel tot eeu oneerlijke daad iu sta achten, kan dienen, dat de schrijve van den brief verklaren de aangeb; den som eerst te zullen storten, wai neer de aanvrage om ontslag, die g contrasigneerd moet zijn door et notaris, in den Rijksdag is voorg lezen. Ahlward heeft tien dagen tijd g kregen om over dit aanbod na denken. Twee doktoren uit Montpellier he ken een proefneming gedaan om kran zinmgen ie genezen door in&puitii van 6en serum. Iu twee gevallen hi een dnumatie en in een ander et tijdelijke beterschap plaats. Een oo deel valt over de proefnemingen n tuurlijk nog niet te vellen. Cauvin die op de valsche aanklac i van een dienstmeisje, wegens moo op zijn stiefmoeder gepleegd, tot venslangen dwangarbeid was veroc deeld, heeft, na de veroordeeling v; het meisje wegens meineed, bij h Hof van Cassatie een verzoek om visie ingediend. De crimineele Kam van dat Hof heeft Donderdag op een luidend rapport van den raadshet commissaris, pleidooi van Cauvir advocaat en conclusie van den adv oaat-geueraal, het verzoek om revii toegewezen, het veroordeelend vom van het hof vau Montpellier vera ieti en de zaak verwezen naar de cc d'assises ran den Rhöne om opniet te worden geïnstrueerd. Onluaten op Kreta. Volgens berichten uit Episcopi hei er een gevecht plaats gehad tus6cb Christenen on Turken dat twee dag duurde. Vgftïg personen zijn geuo of gewond. De bewoners van Kreta hebben a Grieksche regeering om hulp gj vraagd. De Ma^abaleckrjjg. Eene colonne van driehonderd ra verliet Woensdagmorgen Buluwayo viel de Matabelen aan op vier mij ten noorden van de stad aan de riv Umguza. Er volgde öea ernstig gevecht, wa bij de strijdmacht van Buluwayo 1 eenige raaien hard te verduren h Na een gevaarlijken aanval op flank teruggeslagen te hebben, i hielden de Engelsehen de overha en wierpen den vijand terug, waai het bevel werd gegeven na r Bt wayo terug te trekken. wat den buitenman betreft, om wi tal vanr winkels des Zondagsmorgi open blgven, als hij op Zondagen gen niet. meer tereoht kon, zou eenvoudig de gelegenheid zoeken! vinden) om Zaterdagsmiddags n de stad te gaan. Ia 't voorbijgaan merk ik op, het vooral de oonsumptie-artike zijn waaraan 't publiek Zondagsm gens plotseling een groote behoe schijnt te krggen, die het Zaterd avond niet had voorzien. De verk< op Zondag zou men dus kunt zeggen, bevordert de vergeetaoh: heid en bet ergst lijden, naat schijnt, de mannen aan die kwi want terwijl de meeste andere wink Zondags te twaalf, een of twee i sluiten, blijft de sigarenwinkel i heelen lieven Zondag open. Intusschen doet het me plezier, de winkeliers zeiven weer eens poging doen, om van dat misbr langzamerhand af te komen. Des keiiers in vleeschwaren en come bles zullen, volgens eene advertei in dit blad. voortaan te 12 uur sluit inplaats van te 1 uur. Dat is i veel, maar het ïb al iets. 't Bew tenminste, dat de winkelier inziet, hij zelf alleen in staat is den Zonde arbeid die hem tegenstaat, te bep ken, misschien geheel afgeschaft krggen. Ik vind dat hij groot gei heeft, wanneer hij zegt: „hoort ee „menschen, ik zie jelui graag inn „winkel, en hoe vaker hoe liet „maar ik ben toch geen autom „weet je en ik wil ook wel eens t „hebben 1" Dat is een redeneering die zóo lijk is, dat, naar mg dunkt, niemi er bezwaar tegen kan hebben. En maar eenmaal het streven er is, komen we wel tot verdere inkrimp van dezen overbodigen Zond» arbeid. FIDELIO

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1896 | | pagina 6