De roman van een ver-
löffGH mensch. buurt, en hij kon het dus weten.
Ik rchrref een briei terug, voegde
mensch.
Vrij naar het Duitsch.
Ieder zijn gebreken.
Mija gebrek is nu eeniraal eene
onoverwinnelijke verlegenheid. Lach
er mij om uit, zoo ge wilt, het feit
ligt er hu eenmaal toe. Ofschoon ik
er anders zijn mag en in zaken mijn
man sta, verlegen ben ik altijd ge-
weeet en ik zal het wel altijd blijven
ook.
Ik houdt het er voor, dat het een
familie-kwaal is.
Nu had een oud vriend ven mijn
vader mijne ouders waren al ja
ren dood me al éeu en andermaal
gezegd, Frits, het wordt tijd dat je
een vrouw zoekt".
Ik hal daar niet veel op geant
woord, ik dacht bij nue zelve eens
over de quaestie na en nam eindelijk
een kloek beffuitik liet door onzen
boek bandelaar, den ouden Willemse,
ik woon in Minnertega, moet ge
w-t-n, eene advertentie zetten in het
Nieuws v. d. Dag.
Nu had ik voor mijn doen niet
kwaad overlegd. Ik had het Nieuws
genomen, omdat er geen oude of
jonge juffrouw is, naar men zegt, of
zij leest dat blad. 't Dient gezegd
ook, er valt geen stoof orn, of er elaat
geen paard op hol of men vindt er
daar een omstandig verhaal v n.
Ook de inhoud van de advertentie
hal ik met zorg gesteld. Ik had ge
zet „Een dame van middelbaren leef
tijd met een vermogen van minstens
veertigduizend gulden." Dat „middel
baar" hield ik voor een fijnen zet.
Er is iets aristocratisch aan dat
woord. Daar heb je: middelbaar on
derwijs. Enfin, ik ben nooit een slecht
stylist geweest, op papier durf ik
weJ.
En die veertigduizend gulden Al
weer geen slechte zet. 't Was me niet
om dat geld te doer. Ik zit er warm
jeB in, d.:ar heelt mijn tante Pietje j
voor gezorgd, het goeie men? ch maar
ik dacht: een dame met veeriigdui-
zend gulden moet van een goede fa
milie zijn e-n dat hield ik voor een
eersten eiscb.
Een dag of wat later stapte ik 'e
avonds even bij Willemse aan. En
jawel, daar lag een pakket brieven
voor ine klaar. Ik naar huis met
den buit.
Ik trok mijn sjamberloekaaD, zocht
sch of bij de
mijn portret er bij - ik z e er vol
gens het algemeen getuigenis niet
slecht uit en was verlangend, wat
er van de ziak worden zou.
Nu, al spoedig kwam er een brief,
dat men „persoonlijk met mij kennis
wenschte te maken."
Ik zag er wel wat tegen op, maar
ik begreep, dat diende toch te
beuren.
Op een Donderdag morgen, het
heugt me als de dag van gisterer,
liet ik me 's morgens vroeg naar het
nsaste station brengen en tegen een
uur in den middag belde ik in de
Van Speyokstraat No. 61 (bovenhuis)
aan.
De familie Frenkel van der Mare
bleek op de tweede étage te wonen.
Een dienstmeisje liet me onmiddellijk
in de ontvangkamer, 't Zag er netjes
uit, misschien kaal maar tooh knap.
Een oogenblU later kwam mijn
aanstaande sohoonpapa voor den dag.
Een eoht Haagsch heertje. Bepaald
iemand, die het land mee helpt re-
geeren, dacht ik.
„Goeien morgen, meneer Sevens
ma," zei hg metgrootelevendigheid:
„aangenaam met u kennis temaken,
we waohten u al, komt u maar in de
huiskamer, u is welkom."
Ik in den salon 't Zag er kranig
uit, dat moet ik zeggen. Wat 'n kos
telijke piano 1 Kon ik weten, dat de
lui die geloot hadden bij een partijtje
oude boeken van Bolle?
„Meneer Sevensma, vrouw", zei
meneer Frenkel van der Mare.
Mevrouw Frenkel nu juist geen
schoonheid stond op en reikte
me de hand met een „harlelijk wel
kom."
't Waren besfc mensohen, dat zag
ik aan alles.
Ze praatten erg druk en dat deed
me plezier, want het ontsloeg me van
de moeite om ook wat te zeggen. Ik
zat er duchtig in en ik dacht een
oogenblik „ik wou dat ik maar weer
goed en wel in Minnertsga zat."
Na een kwartiertje werd het nog
erger. Meneer Frenkel keek op eens
cp z'n horloge.
„Meneer." zei hij, „ik moet nog even
naar de Witte, ik zou onzen referen
daris daar ontmoeten, die had me over
iets te spreken."
Chique lui, daoht ik, dat is me lid
van de Witte en zit met referenda-
mgn voetenzak op
kachel en maakte op mijn dooie ge- ris^6n ^au^t zeilde tafeltje,
mak de brieven eens open.
De eerste vielen me niet mee.
„Taescher.nersonen." Ik verscheurde
ze onmiddellijk, maar een oogenblik
later dacht ik toch, dat bet wel zoo
veistandig zou rijn den boel te ver
branden. Ik zocht de snippers bij el
kaar en gooide ze in de kachel. Dat
vrouwvolk is zoo nieuwsgierig en
onze oude Bet vooral. Eindelijk las ik
een brief, die me uitermate beviel.
De zaak kan het licht verdragen
llooggea hte Deer
In antwoord op Uwe advertentie
deel ik u gaarne mede, dat ik mijne
dochter Anna wel zou willen uithu
welijken. Zij ia twintig jaar, blond,
ziet er lief uit en speelt uitstekend
piano.
't Z /u me aangenaam zijn, indien
we de zaak spoedig konden afdoen.
Mijn dochter krijgt f45000 mee. Ik
lieb de eer te zijn
Uw diu. dienaar
B. W. S. F/enkel van der Mare.
Den Daag, II Januari 1995.
Van Speyxstraat 61.
't Kwam me voor, dat hier iets
van mijn gading was. Zoo'n deftige
naam, blond, lief, piano spelen c-n
f45000. Het laatste vertrouwde ik
niet recht. „Haagsch" zei onze dokter
HAARLEMMER GALLETJES.
£83 ZatsrdagaïocJprastjj.
OCLXLII.
Die deze week de moeite genomen
heeft, om te gaan kijken naar de
harddravergen van de voieenigiug 't
Oude Slot, in combinatie inei de Haar-
lem8che Harddraverg-i ereeniging
zullen zioh dat niet beklaagd hebben.
Het progiamma was vol afwisseling.
Wie met den, nu overleden. Shaoh van
Perzië denkt„een moet altijd de
eerste wezen en ik weet wel, dat het
eene paard barder loopt dan het an
dere", die kan en zal zich toch ver
maakt hebben met de harddraverij
van de ponnies, waarbij het aardige
beestje van den heer Wijnends, Tom
Pouce, kampte met Prin3 II van den
heer Houtman en Daisy van den
heer Van SlraleD. Er was zwaar ge
wed op Tom Pouce, maar Daisy
stak hem de loef af en de Bohalken
van muzikanten bliezen na hare
overwinning het oversohoone lied
van Daisy, Daisy1, alsof zij vooruit
geweten hadden, hoe de kamp zou
eindigen.
Nu, als dat zoo was, hadden ze me
nigeen een groot plezier kunnen
doen door hem in te lichten, waHt er
was het meest op Tom Pouce gewed.
Of er dan gelegenheid was tot wed
den Meer dan genoeg, 't Sohynt, dat
een harddraverij 2onder wedden iets
onvolmaakts is, zooiets als een koffie
kan zonder tuit of een kookkachel
zonder vuur. Daar was detotalisator,
maar hij niet alleen. Op lage bankjes,
ruw opgetimmerd van ongesohaafde
planken, stonden de bookmakers, vier
in getal. Achter hen houten palen,
waarop hun naam was geschreven
(je kunt je lioht in de persoon ver
gissen) id groote leeren tasschen
hadden ze het materiaal voor hun
bedrijf geborgen. Met stemmen,
die, denkelijk door het verblijf inde
open lucht, wel iets van hun klank
Daar zat ik me nu met mevrouw
Frenkel alleen.
't Wf.B een bang oogenblik, ik ken
niets benauwendere dan met een di
me alleen te zijn.
Wat ik gezegd heb, weet ik niet
mcor. Ik meen, dat ik het over Van
Houten en zijne aanstaande kieswet
gehad heb. Ik vond dat nog al een
gepast onderwerp voor een Haagech
gesprek. Juist wilde ik mevrouw
Frenkel vragen, wat haar oordeel
was over den Minister van Koloniën.
„Die knappe meneer met zoo'n lan
gen baard vroeg Z9 en daar ging
de deur open en een allerliefste jonge
dame kwam binnen.
Mevrouw Frenkel stelde haar voor:
„mijn dochtertje Anna. Anns, meneer
Sevensma, die kennis met je wenecht
te maken."
En meteen verdwe n ze uit de
kamer.
En daar zat ze nu voor me, het:
lieve kind. Een beetje rood was ze'
toch geworden, zij keek eens naar
het tapijt tn ik, cth arme, ik wist
niet, wat ik zou zeggen.
Ii begreep, dat er iets -c ezegd moest
worden. Ik wou telkens beginnen
„ingevolge van de briefwisseling isu
mijn bruid, gesf me eeu kus,"
maar ik vond dat wat le brutaal.
hadden verloren, boden zij de gele
genheid lot wedden aan, in een taaltje,
dat voor den oningewijde, zoogoed als
abracadabra was.
Nu komt het zeker, omdat ik ook
zoo'n oningewijde ben, dat ik maar
i begrijpen kan, hoe zoo'n affaire
elkaar zit. Wanne r zij, de book
makers, evenveel kan hebben om te
winnen, als het publiek, dan kunnen
zij (lat is dunkt mij duidelijk) van
de boukmakerij niet bestaan, tenzij
het blind geluk hen begunstigt. Nui3
Viouw For tuna een grillige jufier op
wier gunsten niet te re' enea valt en
daar ik nu al jaren diezelfde gezichten
op de bankjes, die mij altijd aan
groote vo.elstokken doen denken,
neb ik altijd zoo'n idee, dat hun kans
om te winnen grooter is, dan die van
't publiek. Zio is het ook met de
Bank te Monte Carlo daar is het eene
jaar de recette wat.beter dan het andere,
maar dat er een jaar lsngmet verlies
woTdt gewerkt, is nooit vertoond. En
aangezien deze bookmakers er uitzien,
alsof zij honger noch dorst Jijden, moet
de kalme loetcht uwer welj tot de
conclusie komen, dat hun kans cp
winst grooter is dan die van denon-
noozeien wedder.
Ik zei onnoozel en ik geloof, dat in
dat woord de oplossing van het raadsel
zit. De nieuwsgierige die komt kijken,
weet in den regel van paarden niet
te veel af. Als hij een dier ziet
met dunne beenen, denkt hij allicht,
dat die wel hard zal loepen en waagt
Te zeggen„U is allerliefst" vond
ik ook weer wat gek. 'c Was ook een
laetig geval.
Eindelijk begon juffrouw Anna
zelve
„Ea u is zoo heelemaal uit Mia-
nertsga gekomen om met mij kennis
te maken vroeg zg.
„Ja wel, ja wel, om u te dienen"
antwoordde ik haastig.
Weer fceerechle er een poos stilte
in de kamer.
Eindelijk vatte ik dan toch moei
en ik zei cordaat:
„Juffrouw Anns, zou u met me wil
len trouwen
't Kwam er wat onbehouwen uit,
't is waar. Zij sh.eg haar oogen op,
keek me eens aan en sloeg ze toen
weer neer.
Ik meende te merken, dat er een
ondeugend lachje om haar lippen
speelde.
Eindelijk zei ze dan toch weer iets.
„U komt uit Minnertsga? U
hebt daar molens niet waai? oliemo
lens meen ik. Trouwen oliemolenaars
misschien enkel ea alleen uit
liefde?"
Zij lachte, dat zij schaterde, liep de
kamer uit en daar zat ik weer alleen.
Ik geloof dat ik een mal figuur
geslagen had maar, wat drommel, 't
is zoo'n meisje toch ook niet kwalijk
te nemen dat ze zoo maar niet op
een wildvreemd mensoh verheft,
vooral als zoo'n wildvreemde nog op
den koop toe een verlegen mensoh
is ook.
Een oogenblik later kwam ze mjj
roepen om in de eetkamer te komen.
Mama was er ook, dat gaf althans
eenige reden tot gerustheid, vooral
toen het bleek, dat zij het leeuwen
aandeel van de conversatie voor hare
rekening nam.
Eindrlgk gingen wij aan tafel. Papa
was ook weer thuis gekomen. Wat ik
onder het eten zoo al betoogd heb,
weet ik waarlijk niet meer.
't Was me, of ik droomde. Eén ding
kan ik me herinneren, ik at als
een wolf.
Ik bemerkte wel, dat de heer en
mevrouw Frenkel van de Mare me
onrphoudelyk veelbeduidend aanke
ben eo malkaar kn:poogjes gaven,
maar mijn eetlust liet zich daardoor
niet afschiikkenl
Toen ik weer tot mij zelve kwam,
zat ik weer in desaion en Anna stond
voor me.
„Meneer Sevensma, ik geloof, dat
u een goed mensoh zijt."
Ik had haar dat wel toe willen
stemmen, maar ik kon het juiste
woord niet vinden en daar knikte ik
maar met het hoofd en keek haar
met groote oogen aan.
„Ik was van middag niet aardig,"
gi- g zij voort. moet niet 'boos op
9 zyn."
„Wel, nee," zei ik geruststellend.
„Goed," zeide zy „geef mij dan tot
teeben een hand."
Ik deed het en bemerkte, dat naar
klein, blank handje geheel in mgn
groote verdween.
„Nu moest u me eens wat vertel-
d, meneer Sevensma ging zij voort.
„Heel graag, wel zeker, wel zeker,"
zei ik maar ik werd weer even ver
legen als te voren.
Maar zij hielp me gelukkig uit den
nood.
,Z-judt u me eens iets willen zeg
gen vroeg ze lachend.
„Wel zeker," zei ik weer, „wat be
lieft u
„Mooi zoo, maar u mag niet jokken."
„Natuurlijk niet."
„Goed, hoe is u toch eigenlijk op
het idee gekomen te willen trouwen?"
Ea dat zei ze op zoo'n vriendelijken,
hartelijken toon, dat ik voor een
oogenblik aan mijno verlegenheid niet
dacht en ik vertelde haar de heele
historie, haaifijD.
makers in dit opzicht, kunnen ze
voor mijn part schreeuwen zoo hard
als zo willen, maar ze snappen mijn
rijksdaaldertje riet!
Er was op de baan nog wel meer
te zien, dan dit viertal kans-induc-
trieeier. Al zijn we te Heemstede
niet op de rennen van Longchamps
of op de Derby-rennen waar de merk
waardigste toiletten worden vertoond,
ook hier kon men kleeding curiosi
teiten zien, die nogal de aandacht
trokken, wat dan cor wel de bei"
ling van de eigenaressen zal zijn
weeet. Er was evenwel, behalve deze
dames, ook een heer die de aandacht
trok en die onlangs de hoofdpersoon
is ceweest in een te Haarlem behan
delde rechtszaak. „Zullen," zoo vroeg
de een den ander, „de officieren hier
op het terrein, hem negeeren, omdat
hij, naar ze bewerer, een duel met
een hunner kameraden heeft ontdo
ken Die nieuwsgierigheid werd
evenwel niet bevredigd, Weliswasr
zag niemand hem met een officier in
gesprek, maar de meesten wisten ook
niet, oi hij hen wel eens bij name
kendo. Wat den sportsman in quaestie
zelf betreit, hij bewoog zich zoo ge
makkelijk alsof er niets was voor
gevallen waar hy gelijk in had.
Wouter, mijn neef die, naar dele-
Z!r3 weter, zoo nurksch kan zijn
was ook op het terrein. „F.delio,"
zei hij opeen, toen hij den sportsman
dien ik bedoel, in 't oog kreeg: „wat
zou jij nu wel doen, wanneer ik je
Zij lachte maar al hg mijn verhaal
en scheen zich kostelijk te amuseeren
en omdat ze zoo eenvoudig en natuur
lijk was, zoo niets :-;emaakt on dames
achtig, begon ik ook wat vrijer te
worden en zei ronduit, waar het op
stond.
„Wel, wel," zeide zij lachend, toen
ik uitverteld was, „dus u trouwde op
aanpraten en zoo'a best je uit verveling-
En nu wou u morgen maar weer ver.
trekken en dan liefst geëngageerd en
wel, hé
„Och ja," zei ik, een beetje in de
war.
„U is wel een man van zaken. Be
schouwt u bet huwelijk misschien ook
als een „zaak"?"
„Om de waarheid te zeggen,"
ik en ik geloof dat ik haar nu voor
het eerst flink in de oogea keek
„Zoo heb ik er wel over gedacht maar
nu denk ik er anders over."
„Zoo zeide zg en lachte eens har
telijk.
„Neen absoluut niet" antwoordde
ik weer, „maar ik heb me mal
aanvesteld."
„Tooh niet" en zij lachte zoo
vriendelgk uit hare mooie oogen.
„Toch niet. U begint u al te beteren."
Toen giog zij naar het venster on
keek naar buiten, terwgl ik de bloe
men van het tapijt nog weer eens
aan een nauwkeurig onderzoek on
derwierp.
Op eens vatte ik moed.
„Juffrouw Anna" zei ik. „Hoort u
eens. Ik ben heusoh geen kwaje ke
rel. Mag ik u eens iets vragen
Zij knikte vriendelgk met het hoofd.
„Nu
„Maar u moet mij eerlijk de waar
heid zeggen," ging ik voort, terwgl
ik mgn cordaatheid bewonderde.
„MieschieD," antwoordde zij diplo-
matisoh.
„Hoe bent u eigenlijk op het idee
geiomen, op zoo'n ik zweeg op
eens. Zoover ging my'a moed tooh niet.
Zg keek weer het venster ui', alsof
zij zich geneerde.
„Ooh," zeide zij, op eens zioh om-
keerende, „ik wil u wel zeggen hoe
de vork in den steel zit. Mgn stief
moeder is vandaag wel poeslief, maar
zg wil me graag kwijt. En papa heeft
niets in te brengen. Ik ben hier te
veel."
De tranen kwamen haar in de
oogen.
„Foei".
„Zio heb ik er in toegestemd, dat
er op uwe advertentie werd geschre
ven. Ut kon ten slotte toch r og altijd
„neen" z ggen als mijn huwelijkscan-
didaat mij niet beviel.
Nu werd ik opeens flink en zei op
vasten toon: „En wat zegt u nu?"
Zij werd rood en keerde zïo'a af.
„U heeft mij zelfs nog niet ten
huwelijk gevraagd," zeile zij zachtjes.
„Ik zou u een voorstel willen
doen", zeide ik, „ik ga morden niet
naar hui?, maar ik blijf h:'er voor-
loopig een week logeer en. Mag ik u
verzoeken nader met mij kennis te
willen maken
„Met genoegen" zeide zij en reikte
mij de hand.
Ik bleef in ierdaad niet een week,
maar veertien volle dagen in Den
Haag. Bij den dag verliefde ik meer
en meer in mijn aanstaande. Die
f 45,000, inerétS ik overigen*, had zo
nog niet, maar er leefde nog een
oudtante, die schatrijk was
In weerwil van dien onzekeren
kans, was ik zielsblij, dat mijn Anna,
toen ik vroeg cl ze mijn vrouw wilde
worden, me om den hals viel en zei
,.ja F/it?, dat weet ja wel."
En zoo verlegen ben ik niet, of ik
heb haar een hartelijken kus ge
geven."
Hier eindigt de roman vin een
verlegen menscb.
Het vervolg laat zich denker.
BINNENLAND
Drankbesirijding.
Een aantal Amsterdamsche Vereeni-
giDgen voor drankbestrijding stellen
zioh voor op Hemelvaartsdag een
propaganda-boottooht te ondernemen
over Aalsmeer, Oude Wetering, Wou-
brugge, Oudshoorn, Alphen, Nieuw-
veen, Uithoorn on over Ouwerkerk
naar Amsterdam terug.
Te Alphen zal een vergadering
worden gehouden, waarin als sprekers
zullen optredeD mevr. Flothuis—Van
DommeleD van Rotterdam en de heer
Van der Valk van Soheveningen. Te
Nieuwveen wordt in vereeniging met
de daar wonende drankbestrijders
eene groote openluoht-meeting geor
ganiseerd, waarin het woord zal wor
den gevoerd door den heer Sohram
van Haarlem en inej. Stellingwerf!—
Jentink van Leeuwarden.
Zuinigheid.
Wij lezen in het Handelsblad .-
Ia zekere groote stad werd eeu oud
postkantoor afgebroken en begon men
daarna met den bouw van een nieuw.
Het hulppostkantocrwerd geherbergd
in een groote houten loods, staande
aan eon drukken verkeersweg lu3-
schen het station der spoorwegen en
een groot plein, een weg, die dagelijks
door duizenden landgenooten en
vreemdelingen werd gepasseerd. Het
hulppostkantoor w> s wel leelijk, maar
men wist dat het er tijdelijk stond,
al was dat „tijdelijk" dan ook een
jaar of drie.
Nu geschiedde het, dat die stad zou
bezocht worden door de Vorstin des
lands en dat doze b'j Haar aankomst
en vertrek uit do stad dat hulppost-
kantoor aan de voorzijde moest pas
eeren en daar het gebouw vrij verf
loos was, besloot het departement
van Waterstaat, dat niet in die etad
is gevestigd, het kantoor te dosn op
schilderen.
Zoo g-echiedde. Ververs kwamen
l schilderden den voorgevel heel
netjes op. Da bewoners der sta l, die
dagelijks het gebouw zien niet alleen
van de voor jijde, doch ook van de
rechter- en linker- en achterzijde,
hoopten dat het geheele gebouw ge
verfd zou worden en dus een vroolijser
aanzien krijgen. Maar rij werden te
leurgesteld I Da schilder die de op
dracht van Waterstaat had, zeide
alleen ia Iaff te hebber, den voor
gevel te schilde ran. En zoo geschiedde
rivier liggen thans stil, alleen die
de Rijn- en de Spoorweghaven wdgf
ken onder bescherming der polii
welke zich ook weer in bootjes
de rivier beweegt en ook in i
doende getale op den wal aanwez
is. Het ligt in de bedoeling een alg
meene werkstaking te proclameer
waarvoor Vrijdagavond een algemi
vergadering werd belegd.
ÖEÏÏEN8D NIEÜ'AS
Een zander! in ge uitspraak
Esn zeldzaam vonnis werd dei
dagen door de gezworenen te Par
gevel l over een achttien jarigen j-
gen. Jules BouILry, die kort geled
'snaohts dief-tal mat {inbraak pleeg
bij zijn patroon, een fabrikant -
rijwielen in de wijk Batignolles.
De jonge man voerJe te zijDervf
dediging aan, dat hij den avond
voren in het theater van Bativnoll
eeu sens.itie-dr-uni „Tnomas Pluris
pattj" bad gezien, dat in ectier;
kleuren de avonturen van een Par
schen gamin Echiidert, die, dank
zyne slimheid, alle vervolgingen
politie weet le ontgaan.
Nadat hg den schouwburg met
zijner kameraden verluien had,
spotte dez3 hem en wilde met hi
wedden, dat hij niet in staat zou zij
dergelijke daden te volbrengen,
Tnomas Plumepatte had gedaan.
Zijn phautasie was door het drai
zoo verhit, dat hij de weddensehi
aannam en dadelijk aanbood nog
derzelfden nacht hij zijn patroon
te breken.
„Ik wa3 dronken van opgewonde
hei v", zoo besloot de aangekl-ag.
zijn verdedigingsrede, „Ik wist ni
wat ik deed."
De gezworenen spraken Bouligc
daarna vrij.
Censuur.
Het bericht van den dooi van ri<
Sjah van Perzië Nasr-ed-Din word ei
door de Turktche bladen in dezeèe
vorm gegevendi
„Z terdag '«namiddags om half eer re
hebben wij de tijding ontvangen va ic
bet overlijden van Z.M. den Sjah vai
Perzië.
„jDe amba-s deur had de drcevigm
mcdedeeling Vrijdagavond negen uuih
ontvangen, zonder eenige bijzonder II
hc-id over den aard van de gebeurte ei
nis. Eerst ie middernaoht is bij di
ambassade een uitvoeriger telegramr
er zijn duiten op. De bookmaker eens uitschold voor een leugenaar?"
weet wel beter: hij kent de paarden, j „Dan zou ik je waarschijnlijk een
wat veel ie hij kent denkelijk ookoorveeg geven, of ik zou me omdraaien
de stalknechts en de berijders, wat en je niet meer aankijken."
meer is. Zoo moet hij, dunkt me, we- „Fidelio," zeide hij en schudde
ten, of dit puaid goed in form is, hoe droevig het hoofd, „dat zou erg hie
een ander paard goed loopt op een;zjie wezen."
rulle en slecht op een harde baan en „Bie zjie, vroeg ik, „wat beteekent
omgekeerdhij zal er wel van op de dat
hoogte wezen, ol het dier in den laat- „Dat beteekent burgerlijk," zei de
sten tijd ziek is geweest en al die bij- vent.
zonderheden meer, waar een leek een- „Neem de eerste letters van de
voudig niet over denkt.En aangezien (lettergrepen van het wcord bourgeois,
ik voor mij nu volmaakt overtuigd,b g, dus, niet waar? Spreek die uit
ben van de meerde.heid der bock-'op z'n engelsoh en;jehebtdenjomweg,
waarlangs hollandsehe jongedatn* s te
kennen geven, dat ze iets beneden
ztch achten."
,Ik vindt dat ingewikkeld," zei
de ik.
„Ik ook, ma-ir cm weer op ons on
der werp terug te komen weet je,
waarom dat bie zjie is Omdat men
op een scheldwoord niet antwoordt
met een klap. Als ik jou uitscheld,
dan ga jg naar twee achtenswaardige
personen, laat ons zeggeD, oom Ma
nus, die er nog al zoo'n beetje en-
gelseh uitziet met z'n grijze bakkebaar
den en je vriend Hupstra. Nu dan, die
twee steken zich diep in 't zwart,
omdat het een sombere plechtigheid
ie, vat je, en stappen dan met
zwaarmoedig gezicht naar twee an
dere achtenswaardigheden, die in
't zwait al op dat bezoek zitien te
wachten. Jou getuigen vragen dan
aan ruijn getuigen of ik excuses wil
maken voor mijn gedrag. Nu, dat
wil ik natuurlijk niet, want ik ben
een geweldige vuurvreter, zie je en
dan wordt er uitgemaakt, dat we
moeten duelleeren.
Als jij en ik hooren, dat die vier
zwart jassen dat zoo besloten hebben,
dan krijgen we kippenvel en dan
denk ik bij me zeiven „had ik hem
maar niet uitgescholden, die got ie
Fideiio, want een leugenaar is hij
toch e genlijk niet," en jij denkt in
wendig „waarvoor moeten we mekaar
nou doodschieten voor e9n woord in
drift gozeid, dat Wouter bepaald niet
ernstig meent?" Maar als we na een
slapeloozen nacht (denk eens aan,
vaders van kinderen op het terrein
komen, dan zonden we niets liever
doer, dan mekaar de hand drukken
weer goeie vrienden worden. Dat
gaat evenwel niet, omdat onze getui
gen een hoogst vijandelijke houding
aannemen en we hun al die moeite
toch niet vergeefs kunnen laten doen.
Goed, op het gegeven oogenblik krij
gen we een nijdig pistool in handen
en poeffen het hoog boven mekaars
hoofden af, misschien alleen ten ko:te
van 't leven van een spreeuw, die
het, dat die stacï had een hulppost- jontvaDgen, meldende dat de Souvereii if
kantoor, dat voor éan vierde gedeelte
is opgeverf i 1
een wandeling was gaan maken ii#i
den tuin van de moskee, zich onge
steld had gevoeld en plotseling was
gestorven. Het was halt een in de^s
achtermiddag."
Leve de censuur
d.
Werkstaking te Rotterdam.
De gunstige conditie, waarin de
firma Wm. H. Müller Co. te Rot
terdam, tegenover haar oonourrenten
in het ijzererts tengevolge van de
laatste strke is gekomen, heeft deze
laatsten er op bedaoht doen zgn, dit.„,r
verschil zoo mogelijk uit den weg te ontzaglgk groot. Het Koninklgke Pa-
cr_t jj„i j j. (jQ ar^. g-eDoemd. Mei
Da rij .dammen van den Sjah. e
De rijkdommen, in het paleis dei
Sjahs te Teheran opgestapeld, zga j
ruimen. Het eeDige middel daartoe
schijnt geweest le zijn vermindering
van arbeidsloon. De firma Jos. de
Poorter heeft het initiatief tot deze
nieuwe regeling genomen en Vrgdag
voorgesteld in plaats van 5, 4 cent
per man per last te betalen. Sommige
arbeiders waren daarmede tevreden,
anderen echter niet en deze verklaar
den het werk neer te leggen. Het volk
der firma MiilJer sloot zich bij de
stakers aan, terwgl op initiatief van
verschillende bestuursleden van een
nieuw opgeriohten bond, ook de ar
beiders op verschillende andere ijzer
ertsbooten het werk neerlegden. Ver
volgens richtte men zich tot de graan-
booten en wist ook daar het volk tot
medewerking over te halen, onder
dreigement anders voortaan dit werk
voor minder geld t3 gaan aannemen.
Alle gzererts- en graanbooten op de
naar 'c geval zat te kijken.
Nu komt evenwel het mooiste. Onze
getuigen ontploffen hun etrakko gele-
genheidsgez-ich:en en zeggen „aan de
eer i3 vol laar. Dan geven we mekaar,
blij als blik, een hand en gam geza
menlijk dejeuneeren. Ik vraag nu
maar: wat is er nu (eigenlijk
veranderd, sedert het oogenblik,
dat we nog niet geduelleerd
hadden Bedu dt de kogel, dien ik
over jou hoofd heen schoot„ik vraag
verschooning voor mijn beieetiiging"
en beteekent dan jou ko^el: „ik
schenk je vergiffenis?" Als dat zoo
ip, dan komt het me voor, dat ws
even goed naast elkaar hadden k unnen
gaan staan en samen een aanslag doen
op het leven van d-e onnoozele
spreeuw, die jij nu alleen geraakt
hebt."
„Wouter," zei ik, „ja draaft weer
door. Begrijp je dan niet, dat da be-
dee.ing van het tweegevecht is, dat de
beleedigde de gelegenheid heeft cm
zich te wreken en de beleedigrr, om
zijn moed te loonen?"
„Dus hadt jij als beleedigde, omdat
ik gezegd heb dat je loog, mij een
kogel door mijn ribben moeten jagen?
En mijn vrouw en zeven bloeien van
kinderen dan?"
„Ocb, dat komt immers bij ons niet
voor," zei ik kregel.
„Dat i3 nu eens een waar woord,"
antwoordde hij en knikte welbshage-
lijk. „Wij zijn daarvoor te hoe was
het ook weer te hie zjie. Maar laten
wij éen ding afspreken. Als wg ooit
tegenover elkaar in drift dingen zeg
gen, die we niet meenen, dan nemen
we vooral geen getuigen, want dat
zijn de bloeddorstigste mensch en van
da wereld, maar gaan naast elkaar
staan, 'd morgens in do vroegte te
Kraantjelek, bij het Kolkje, of op een
andere eenzame plek en schieten dan
hoog in de lucht naar een boom.
Daarna zeggen we„aan de eer is
voldaan" en gaan ontbgten, wat we
na zoo'n lange wandeling wel verdiend
zullen hebben."
„Top," zei ik.
leis wordt
vindt er schildergen in email op groot* 1
gouden p'aten, kostbare diamanten
robijnen en parelen en in zulk eer j
groot aar tal, dat men in de kasten
waar zij bewaard worden, bierglazen
en karaffen vol er van ziet.
De overleden Sj h wilde ze in door-
sohgnend vaatwerk bewaard hebber
zoodat men met éan oogopslag kon
zien, of de hoeveelheid merkbaar ver
minderd was door den een of anderen j
diefstal. Hij had een groot aquarium
glas gevuld met zorgruld g gesohikte
parelen, van de groot-te waarde. Vlak
naast deze kostbaarheden lagen lor- j
rige Europeesohe snuisterijen nauwe- s
lijks goed genoeg voor een welda-
digheidsbaiaar.
De gouden email schilderijen hangen
tusschen goedkoope Duitsche chro-
molithographieën.
Maar aangezien op dat moment de
bookmakers weer uit al hun macht
begonnen te brullen, was ons gesprek
Qit.
Dat gesprek over sohiefen deed mg
denken aan andere menschen die dat
doen en gedaan hebbeD, niet om ver
meende beleedigingen op overdreven
prikkelbaarheid op elkatr te wreken,
maar om het vaderland te verdedigen,
wat iets gansoh anders is. En zoo
kwam ik vanzelf weer op de Groote
Markt terug, juist toen het carillon
do bekende bymme van Andreas Hof er
speelde.
Dit is, dat weet ieder, een duitsche
melodie. We zijn met ons oarillon
op 't oogenblik heelenal in Gaimanje
verzeild. Het tweede lied dat er op
staat ia Loreley ea het derde Wenn
die Schwalbeii he'mwürts ciehn.
Nu daoht ik zoomoeten dat nu
juist duitsche liederen zijn Ik zou
zoo meenen, dat de vreemdelingen
die hier ko :.en en behagen vinden
in het oarillon (in 't buitenland zgn
ze weinig of niet) het veel eigenaar
diger zullen vinden wanneer er hol-
landsohe melodiën op staan. Ik zeg
dat niet om aanmerking te maken
misschien waren er teohnitohe be
zwaren, maar wanneer dit duitsohe
drietal heeft uitgediend, kan misschien
de heer Ezerman wel drie vaderland-
sohe hymnen vinden, die minstens
even mooi zijn.
FIDELIO.
Ik heb nog te gewagen van een
schrijffout in mijn vorig Zaterdag
avondpraatje. Daarin heb ik n.l.
gesproken van de Geldersche Crediet-
en Depo8itobank, wat naar men zal
hebben begrepen moest zijn de Hol-
landsche Crediet- en Depositobank,
fi ma Mees Ritsema.