De levende doode, Mijn Proces. a tf&MENGD NÏBÜW8 „Het was 28 Januari 1891 ver telde een oude kapitein op een Zaterdag, den laatsten dag van het beleg van ParijB, dat ik voor de vierde maal" den Duitscher voor mijn oogen zag, dien ik al 3 maal had zien ster ven." „Wel, wel." „'t Is tooh zoo, myne heeren, en ik wil je eerlijk bekennen, als ik zoo nu en dan bet vroolijk trompetgeschal hoor in de sombere vlakte van la Fouilleuse, dan bekruipt mij opnieuw de vrees bij de gedaohte aan dat vreeselgk mysterie, dat mij gedurende de laatste dagen van het beleg het leven ondragelijk maakte. Ik zal u die geschiedenis vertellen Wq lagen gekampeerd onder het fort van den Mont Valérien, waar generaal Noël het bbvel voerde, en er ging geen dag of geen nacht voorbij of wij hadden schermutselingen met de Pruisen. Op zekeren keer, het was eenige dagen voor het geveoht bij Bourget, deden wij een verkenning in de buurt van LoDgboyau, toen wq plotseling vóór ons in het bosoh hoefgetrappel hoorden en dat onbe- stemd doch regelmatig gedruisch, dat een afdeeliog ruiterij veroorzaakt. Met een gebacr wees ik mqn man netjes op de ophooging langs den weg naar Rueil, en een oogenbllk later waren wjj daarachter verborgen. Het duurde niet lang of ze kwamen uit het kreupelhout en reden twee aan twee over den weg. Yan ter zijde reed een offioier, een praohlige kerel, met langen blonden knevel en een koel en afgetrokken uiterlijk, dat den edelman kenmerkt. In de compagnie wisten ze, dat ik een uitstekend sohutter was en zq stieten mij aan den elleboog, op den Officier wqzend „Aan u de eer, sergeant Maar de gedaohte, oat het leven van dien man in mijn handen was, deed mg sidderenik was nog geen oude soldaat in die dagen, en nooit had ik van zoo nabij gescheten. Ik legde aan en onwillekeurig, de oogen sluitend, schoot ik in den hoop Toen ik opkeek, lagen er een menigte mannen en *r •rden op den grond, die 2iob opriotu on weer neervielen de overigen verdwenen in galop in het bosoh. De officier lag dood op den grond, in zqn volle lengte uitgestrekt. Ik heb hem geed bekeken, toen ik zqn paard ging halen; hg had den toom in zijn vingers nog geklemd, en iederen keer als bet prachtige dier met een ruk den kop omboog wierp, bewoog het Ink zich, alsof er nog leven in was. Hq was een groote kraohtige man en deed my denken aan de groote, rosse Germanen der gesohiedeni-i. Wq keerden naar het fort terug met een menigte helmen, sabels en paarden en generaal Trocbu meldde de geBohiedenis in zija bulletin. Eenige dagen later, toen ik met verlof te Parijs wa=, maakte ik van die gelegenheid gebruik, om mijn vriend Legras tegaan opzoeken, die te Bondy was gewond en in het hospitaal van Val de Grace werd verpleegd. Ik behoef n niet te vertellen, niet waar, wat een hospitaal is gedurende den oorloghet was er alles behalve vroolqk, dat is zeker. Terwijl ik zat te praten bq mqn kameraad, wiens wonde niet veel had te beteekenen, en die zich over acht dagen weer bq zqn regiment zou voegen, werd er bij een nabarig bed zwqgend heen en weer geloopen en vernam ik uit bet fluisteren der aanwezigen, dat daar HAARLEMEK HALLETJES. Her. ZatsrdagaYondpnatjf. ccxcv. Het is hier op Pinksteren niet zoo druk geweest als anders. Den eerBten Pinksterdag had wie niet wist dat het zulk een feestdag was, voor een gewonen Zondag kunnen houden, want noch op straat, nooh io de uit- spanningsgelegenheden was het druk. De tweede Pinksterdag bracht, het moet gezegd worden, meer menschen aan. Daar waren allereerst de studen ten herkenbaar aan hunne stroo- hoeden met liohtkleurig lint, waarmee ze zich schenen te hebben getooid bij wqze van uniform, ten einde zich toch maar vooral te onderscheiden van het vulgus, dat niet studeert. Vervolgens verschenen de geheel-onthouders, op weg naar de meeting op den Phoenix, getooid met blauwe knoopen, bewap perd met blauwe vlaggen. En daar waren ten slotte de soldaten van het Leger des Heils, die (even vreedzaam als hunne oroedera de geheel-onthou ders, maar die door het rood meer variatie in hun uitorlqk brengen) voor zien van een ooriogazuchtigen, groo ten trom in optooht langs de straten trokken, om straks mee te helpen in den veldtocht tegen den gemeenechap- pelqken vijand, Koning Alcohol. Al deze mensohen hadden met hun komst in Haarlem een bepaald doel. Ze wisten op een prik waar ze heen wilden en wat ze daar doen zouden. Maar buiten en behalve studenten, onthouders en Leger des Heils-mannen waren er ook bezoekers verschenen, die niet zoo precies wisten wat ze in Haarlem zouden uitvoeren, maar er verschenen waren met het eenigszins vage plan, om er zich te amuseereo. Dat waren de Pinksterblommen. Hun groote amusement op Pinksteren is rqden. Zq zijn gelukkig wanneer ze maar achter een paard zitten, met hun aohten in een rijtuig voor vier en een van {de oudste spruiten op den bok. Dikwqls heeft het [muzikale lid van de familie een harmonika bij zich, die de konqnen in den Aerdenhout ont- iemand op sterven lag. De majoor kwam ook naar het bed, boog zioh over den stervende, en twee zieken zusters gingen op haar knieën bij het bed zitten bidden. Met een stem die tegelqkertqd vreugde en sohrik uit drukte, fluisterde mijn vriend Legras mq toe: „Dat is een Prnis die er uittrekt, 't Schqnt een sterke kerel, hg ligt daar nu al langer dan twee dagen te sterven." Ik keek om. Op dat oogenblik richtte de stervende zich nog halver wege op, snakkend naar lucht, want de laatste benauwdheid overviel hem... Iu een oogwenk, terwql hij weer aoh- terover in de kussens viel, had ik hem herkend het was de offioier, dien wij overvallen hadden op den weg naar Rueil. Zeker, het was dezelfde, hg had denzelfien lichaamsbouw, denzelfden blonden knevel, in éen woord, hij was het. Ik beefde als een blad en met verwondering merkte Legras op, dat ik zoo bleek werd. Ik trad aan het bed vanden Duitsoher en boog mg er over heen, om hem nog beter ie kun nen zien hg was dood. Ik begon nasporingen te doen het was een kapitein, die drie dagen te voren doodelijk gewond in het dorp Bondy was opgenomeu. Dat kon dus mijn man niet zqn, dien ik een week geleden had zien doodschieten maar tooh De gedachte bleef mq bij en wat ik deed of niet, ik kon ze maar niet uit mqn hoofd zetten en evenmin kon ik er mg aan gewennen ik zooht redenen en verklaring voor het vreem de geval, toen de dag aaubrak van het geveoht bq Montretont. Dien dag was ik weer juist als iedereenik dacht nergens aan dan aan vechten, zooveel mogelqk Pruisen te dooden en dat arme Parijs te redden, dat wq langzaam onder onze handen voelden wegsterven. Van tien uur in den morgen tot den middag toe hadden wij gemar cheerd, geschoten, vooruit en aohteruit getrokken in een dofgrijze lucht, een zware eentonige mist, die de bosohjes deed gelijken op grijze muren en de vlakte op een grauw, beweeglijk meer. Wq stonden naast het kasteel van Buzenval, aiet ver van dat ellendig stuk muur, dat ons zooveel volk heeft gekost. Er kwamen kogels uit als water uit de pqp van een gieter, maar gedurende twee uur heb ik geen en kel kanonschot der Pruisen gehoord. Eindelqk trok de mist op en een mooi, bleek zonnneije schitterde in de luoht. Van verre op de waterleiding van Marly bemerkte ik met mqn kqker een groep van den Pruisisohen gene- ralen staf; twee manner ik her inner het my nog heel goed ston den een weinig van de overigen af gescheiden ik wou, dat ik die twee eens een pruim had kunnen geven. Eensklaps, zonder voorafgaande waareohuwing, vallen ons drie eska drons Pruisische ruiterij in de flank aau en naderen met de snelheid des bliksems'net was een praohtige. ge waagde, woedende charge; op den hard bevroren grond dreunde de hoef slag d8r paarden als het gerommel van den donder. Vreeseiqke hoera's, korte en ruwe commando's weerklon ken.... Zij waren bq ons. Wij hadden de bajonet op de chassepöt gezet, maar wien zag ik op dat oogenblik aan het hoofd van den troep Ja, het was die spookachtige offioier, de levende doode van Val-de Grace Longboyau Hq chargeerde, meegesleept door den razenden galop van zijn paard en zijn hoog opgeheven sabel vlamde en flik kerde in het zonlicht. steld in hunne holen doet duikelen en zelfs de spreeuwen, die toch anders zelf niet veel moois preBteeren op 't gebied van de toonkunst, de pootjes voor de ooren doet houden. Er is on der de achterbank van het rijtuig een flesch geborgen, waaruit de harmonika- musicu3 nu en dan gelaafd wordt, om dat zooals ieder weet musiceeren en smeden dorstig maken. Moeht soms iemand zeggeo, dat 9eu harmonikaist geen droge keel behoeft te krijgen,aan gezien hij niets te blazen heeft, dan antwoord ik daarop, dat het dan d6 muziek zelf wesen zal, die hem dorstig maakt. Dat wordt des te waar schijnlijker als men bedenkt, dat de lamilie haar muziekkorps bij het nemen, van versterkende teugen trouw gezebohap houdt. Zou het ook (ik stel deze vraag met bescheidenheid aau doctoren in de wis- en natuurkunde) zou het ook mogelijk zijn, dat de klanken van een harmonika eigen aardige luchttrillingen veroorzaken, die een verdrogenden invloed uit oefenen op de mensoheJqke keel Mq dunkt, dat daar met succes een prijs vraag over zou kunnen worden uitge schreven. De Pinksterblommen die rijden, zqn de aristooratie van de soort, ze zijn om zoo te zeggen de chrysan themums van den Pinksterblommen- tuin. De meeste Pinksterblommen loo- pen. Laat ik mij beter uitdrukken: ze zwerven. Het zqn mensohen van buiten, lieden die per spoor zijn aan gebracht uit den een of anderen halfvergeten polder, uit een land waar geen land meer achter ligt. Ze komen niet ver in den om trek, maar bepalen zich tot een kijkje in den Hout, waar ze op een bank met eerbied naar de stoomtram zitten te staren, zwerven dan weer eens naar het Kenaupark (als ze daar toevallig arriveeren) dwalen vervol gens eens een herberg in en zqn daardoor betrekkelqk ai vroeg in een opgewekte stemming wanneer ze met hun achten of tienen zijn en in een eenigszins droefgeestige, indien ze maar met hun beidjes rondzwerven. Zoo zag ik, toen de overstrooming in de Anegang pas begonnen was, een eohte zoon van het platteland Ik sohoot mqn geweer af en de kogel trof hem in de volle borst; een oogenblik later was zijn paard zonder ruiter bq mq en rende mq in zqn vaart omver. Toen ik opstond, liep ik naar het lqk, dat eenige sohreden verder lag en toen, ik moet het be kennen, heb ik iets afsohuwelijks ge daantot tweemaal toe stiet ik den doode mqn sabelbajonet door het liohaam, het was akelig. Maar hij was dood en goed dood, niet waar Welnu, den dag, dat de wapenstil stand geteekend werd die drom- melsche ongeluksdag had ik dienst aan de voorposten, toen trompetge schal een parlementair aankondigde. Wij zagen een officier aankomen, door een trompetter gevolgd en naarmate hij naderde en dus duidelijker te on dersoheiden was, voelde ik mijn bloed in mqn aderen stollen. Die blauwe oogen, die op mij gerioht waren, die blonde tint van den knevel, het voor komen van dien man, hooghartig en droomerig.... hij was het weer, mijn gesneuvelde offioier, driemaal gedood en nog levend, dezelfde vreeseiqke ruiter, dien ik acht dagen te voren met mijn bajonet had doorboord. Sprakeloos zag ik hem naderen, eensklaps onder den somberen indruk der overtuiging, dat de Duilschers niet stierven, dat zij 's morgens opstonden van het slagveld, waar zij 's avonds ge vallen waren en dat het altijd zoo zou blijven, dat zq altqd terug zouden keeren, tot het einde der wereld toe, om zioh door de kleine Fransohe sol daatjes te laten dooden en dan weer op te staan om hun land te bezetten en te vertrappen. Ik ben naar den parlementair toe gegaan, uitwendig kalm, maar diep ontroerdik heb den dienst verricht, zooals het door de theorie is voorge- sshreven, den kapitein-commandant der compagnie laten verwittigen en den parlementair uitgenoodigd bq het vuur te waohten. Ondertus8chen sloeg ik hem met oplettendheid gade, den levenden doode, dien ik reeds driemaal had zien sterven. Hij bemerkte, dat ik hem zoo oplettend beschouwde en sprak op vriendelijken toon: „'tls gelukkig, mijnheer, dat er een einde komt aan dezen oorlog. Uw tegenstand is heldhaftig geweest en zeer moorddadig voor ons. Wij waren met 4 gebroeders voor Parijs en ik ben de eepige, die nog in leven is." Silvio Pellico heeft „Mijne gevan genissen" geschreven, wat zou er te gen zijn dut ik„ Mijn ProceB" schrijf? Gelukkig heeft dat heel wat korter geduurd dan de gevangensohap van den beroemden balling, en waar Sil vio twee dikke boeken over vol schreef, zal ik mij slechts bepalen tot een enkel artikel. Het was inik woonde in veroorloot mij, dat ik het voorzich tigheidshalve verzwijghet paleis van justitie mocht soms ooien heb ben en het mij inpeperen, 't Is ge noeg, u te zeggeri, a at mijn woning versierd was met een terras, de oor zaak van al mijn ongelukken. Op een mooien morgen bemerkte ik tot mijn niet geringe verwondering, dat de regen van buiten mijn salon tot reservoir gekozen had, geheel tot nadeel van mijn arme meubeltjes; haastig liep ik de trap af naar den eigenaar van het huis, die een ver dieping lager woonde. „Mijnheer ik loop onder." met een zijden pet op, gearmd met een niet minder landelijke schoone, in een hemelsblauwen japon, naar 't geval staan kijken. De cavalier zag er uit, alsof een flinke teug duinwa ter en een ferme douohe daarvan op zqn hoofd, hem ten goede zouden zqn gekomen. Ze zeiden niets, maar staar den strak naar de opening in de straat, waar het water uitspoot. Een halfuur daarna stonden ze er nog, zonder zioh te storen aan de duwen, die ze kregen van haastiger voorbijgangers. Ongeveer een uur daarna zag ik ze in den Hout. Blijkbaar was er in den tusschentijd weer een herberg te gen hen aangeloopen, althansjde gang van den man begon nu meer op la- veeren te gelijken en het meisje aan zqn arm vervulde de treurige taak van stuurman. Ze zeiden steeds niets tegen elkander, blijkbaar was hun genot van dien aard,datdoor éen woord in de luoht verdwijnt. Nu gingen ze weer naar de stad terug. 's Middags heb ik ze op een bank op het Bolwerk gezien. De pet hing nu zoo wat scheef over 's mains boeren- hoofdje heen en zqn gezeilin steunde hem liefderijk. Onder ernstig zwijgen staarden ze in het water, recht voor zioh uit. Wat er van hen gekomen is, weet ik niet. Oi ze hun negorij op tijd weer bereikt hebben ik kan het niet zeggen. Misschien zqn ze tegen den avond, tengevolge van de stel selmatige keel-nathouderij, wel ergens als oud vuil neergevallen en bq het krieken van den morgen wakker geworden, om met een zwaar hoofd en steeds zwijgend, naar het station te gaan en daar te waohten op den eersten trein naar hunne woonplaats. In weerwil daarvan zal, daar zou ik bijkans mijn hoold op durven ver wedden, de jeugdige plattelander te gen zijn kameraden hoog opgeven van de lol, die hij met zijn aanstaande te Haarlem gehad heeft. In den laatsten tijd ia in zake drankbestrijding de naam nog ai eens genoemd van Prof. Dr. Van Rees uit Hilversum. Deze hoogleeraar ia niet alleen als spreker op de Phoenix-1 Hij keek verwonderd op. „Waar loopt n van onder „Van den regen." „Noem u mij niet k walgk, maar ik begrijp u niet. Ik heb in uw huur contract nooit bedongen dat het niet meer regenen zon „Wat het regenen buiten betreft, dat geef ik toe, maar binnenshuis „Wat beteekent flat?" riep de huis baas opspringend. „Hebt gij dan soms mqn woning op i-ohandelijke wijze aan de vochtigheid blootgesteld." In twee sprongen was hij de trap op, en een laag water op den par ketvloer ziende staan, riep hij uit: „Drommels, dat is wat ai te erg!" „Dat wilde ik ook zeggen en n tevens verzoeken het zoo gauw mo gelijk te laten repereeren?" „Repareeren wel zeker, maar op uw kosten, mijnheer, op uw kosten Door uw bloempotten zijn de zinken platen van het terras aangetast en door het zink heen is het water bin nengedrongen." „U gekscheert ongetwijfeld." „U maakt er een aardigheid van, veronderstel ik. En mijn parketvloer wat ziet hij er uit 1" „En mijn fauteuils dan, die met dat voetbad „O, slaat gij zulk een toon aap; welnu, behalve de reparatie wil ik nog eene schadevergoeding hebben." „Zoo Ik verzoek u dan een schadeloosstelling voor het bederf van mijn meubelen." „Er zijn nog rechters in de stad, mijnheer; wij zullen zien, wie gelijk heeft." „En nog advocaten mijnheer, wij zullen zien wat er van komt." Er was niets meer aan te doen; h6t water bleef wassen; ik greep mqn hoed en liep naar een advocaat, van wiens bekwaamheid ik met lof had hooren spreken. In weinig woorden had ik hem van het geval op de hoogte gesteid. „Wel, wel" bromde hij„een ingewikkeld geval, kan van ver schillende kanten bekeken worden Artikel 22 zou er op van toepassing zijn maar artikel 163 met verwij zing naar artikel 411 Dan staat er nog in het hoofdstuk Huur en Verhuur VIII en IX handelende over de verplichting van den huur der Kijk, kijk, mijnheer, mijn gevoelen, dat ik bereid ben te for muleeren in een geschreven, desnoods gedrukte oonsulatie van 100 tot 150 bladzijden, is, dat uw zaak kan ge wonnen worden, maar dat er ook niet minder kans beBtaat ze te ver liezen. In dit geval geeft het recht stof tot geheel tegenstrijdige uitleg gingenIk heb de eer, mijnheer Die wijsheid kostte mij vijf gulden. Ik gaf den moed echter niet op en liep naar een anderen advocaat. „Drommels," zeide hij met een somber gezicht. „Ik wil u de waar heid niet verbloemen. Ja, nw zaak is niet te verdedigen. Ik zou n over dat onderwerp 43 verhandelingen kunnen voorlezen van de voor naamste rechtsgeleerden. Buitenge wone reparaties ten laste van den huurder De jure locativo Glos sarium juris dornestici Verhande ling over huur en verhuuroontracten Extract van „U denkt dus," viel ik hem in de rede, „dat mijn eisch „Onhoudbaar ie," vulde hij aan. „Dat is het ware woord. Daar zijn allen het over eens en in den Codex van Justinianns Ik waB al de deur uit om aan een nieuwen stortvloed van geleerdheid te ontkomen. Dat consult had mij gelukkig maar drie gulden gekost. d eeting opgetreden, maar heeft zich ook laten hooren op de protestmee- tiDg die onlangs in Felix Favore door Hofland belegd was omtrent het schenken van drank op de Centrale Werkplaats der Holl. Spoor, bij gele genheid van het jubileum van A. van Noorduyn. Prof. van Rees nu is een jong man, hoogleeraar in de anatomie aan de universiteit te Amsterdam, bemiddeld en wien blijkbaar de zaak van de ge heel-onthouding bijzonder ter harte gaat, daar hij een hem eigen verle genheid op zq weet te zetten, ten einde in 't openbaar als spreker tegen den drank op te treden. Een prijzenswaardig enthousiasme, voorzeker, zal iedereen zeggen, die yan oordeel is, dat er in de wereld nog veel te veel gedronken wordt. De vraag is evenwel, of prof. Van Rees verstandig doet met zijn naam te leenen aan een protestvergadering als die over de Werkplaats, waar Hofland, zonder eenig bewijs te leveren van de waarheid van wat hij zei, betoogde dat er wei honderd liter jenever op Noorduyns jubileum gedronken was. Een wetenschappelijk man weet, uit ervaring, hoe bij eiken stap dien men doet, het noodig is flink uit ei gen oogen voor zich uit te zien, wil men geen gevaar loopen over een on effenheid te vallen. Niets doet aan een goede zaak grooter kwaad, dan overdrijving en ook de ijver van de geheelonthouders heeft wel eens behoefte aan een wei nig remmens. Vandaar dat een hoog ontwikkeld man als een professor voor zulk een partij zooveel waard jkan zijn, maar dan moet hijzelf ook voorzichtig wezen, waar hij den voet zet. En nu neem ik een termen teug water, want ik krijg dorst van al dat praten over alcohol en anti-alcohol en stap van dit onderwerp af. Niemand is ooit te oud om te lee- ren. Dit heb ik Woensdag in den ge meenteraad weer ervaren. Tot dasverre dacht ik in mijn onnoozelheid, dat een groote school in de buurt voor de omwonenden niet plezierig was, wegens het onvermijdelijke inknikke-. Meer opgewonden dan ooit liep ik naar een derden verdediger van de weduwe en wees. „Is het anders niet!" riep deze op lnohthartigen toon, toen ik hem op de hoogte gebracht had. „Gij hebt alle recht, mijn beBte heer. Dat herin nert mq aan een anecdote van Huy- hens. Die huisbazen zqn zoo bru taal in hnn eiechen, dat men er wel een stokje voor moet steken Ca rieus I Hoe heette dat stuk ook weer dat ze eergisterenavond in de comedie gespeeld hebben, daar kwam juist zoo'n geval in voor als het uwe. Je hoeft u volstrekt niet bezorgd tema ken, uwe zaak is zek°r Van de drie orakels, die ik geraad pleegd had was niemand het eens met de twee andereD. Ik stond dan ook eenige minuien besluiteloos. Ein delijk zeide ik „Het zou mij aangenaam wqn, mijnheer, indien u zich met deze zaak wilde belasten." Het lot was dus geworpen: ikhftd een proces. Het woord vlamde in letteren van vuur voor mijne ver beelding. Ik was onrustig en trotsch te gelijker tijd; in een proces gevoelt men iets van den hartstocht van den speler, en het brengt zooveel beproe vingen mee, dat het taaiste geduld er onder bezwijkt. Nu eens kwam men mij lastig vallen met een onderzoek in loco, dan vroeg mijn advooaat weer om een stuk, dat ik hem veertien dagen geleden al gestuurd bad. Dan moest ik naar het paleis van justitie, dan naar den deurwaarder, naar den advocaat,, er kwam geen eind aan; dan werd dit,'dan dat weer uitgesteld en er moesten formaliteiten vervuld worden, bijna om gek te worden. Ik daoht nergens meer aan dan aan mijn ongelukkig proces. Des naohts zelfs was mqn geest er mee bezig; ik droomde, dat ik voor de rechtbank werd gesleurd en ter dood veroordeeldBr. 1 Eindelqk kwam de dag voor de pleidooien, ik kon mqn hart hooren slaan. Eerst k'wam de tegenpartij aan 't woord, en wat deze vertelde, had ik in de verste verte niet verwacht. „Mqne heeren", zoo begon de ad vooaat van mijn tegenstander, „er is in deze zaak meer dan een kwestie van personener is hier een kwestie van beginselenHet eigendom stond en staat nog steeds bloot aan laag hartige aanvallen, die, als men er niet voor zorgde, de toekomst der maatsobappij in gevaar zouden bren gen. Onze tegenpartq is, het spqt ons het te moeten zeggen, een aan hanger van die verkeerde denkbeel den, die het richtsnoer der staatsom- werpers zijn. Hoe is anders zijn gedrag te ver klaren 1 Er ontstaat een lek op zijn terras, ten gevolge zijner onvoorzichtigheid. Den heelen zomer hebben er op dat terras bloempotten gestaan, die het zink hebben geoxydeerd, en 't was zink van eerste kwaliteit. Nu regent het bij slecht weer bij hem in huis, en hq wil er ons voor aansprakelijk stellen. Ja, mijne heeren, dergelijke mon sterachtige eisohen kunt gij niet aan nemen. Slechte gezindheid en zucht naar wraak zijn hier al te klaarblij kelijk. Ziet hier de vrucht der denk beelden, die in de revolutionnnire pers worden verkondigd Onze tegenpartij durft niet open- lqk voor den dag komen, maar doet ons den oorlog aan in het geheim. Op die helling houdt men niet op, en wie weet, waartoe de man nog ren van ruiten, het belletjestrekken. het over de schutting gooien van ballen, het plagen; van de dienstboden en dergelijke meer. Maar daarin heb ik me leelijk vergist. De heerTjeenk Willink is met de vier scholen, weike hij in zijn buurt heeft, wonderwel in zijn schik en 'iis inaar jammer, dat de stad in die buurt niet nóg een terrein disponibel heeft. Anders had den we de vijfde school ook in de buurt van den heer Tjeenk Willink kunnen bouwen. Er zijn er toch al vier en het komt, zooais het spreek woord zegt, bij een dood paard op geen steek aan. 'tls ook maar van welken kant je het bekijkt. Alle wereldsche onaan genaamheden kunnen van den vroo- lijken kant worden bekeken. Een in- geknikkerde ruit is voordeelig voor den glazenmaker, bij het over schut tingen gooien van ballen oefent de lieve jeugd haren biceps en het pla gen van dienstboden kan dezen slacht offers leeren, dat geduld een wonder schoons zaak is, Als men dit alles leest, moet men er zich bijna over verwonderen dat de burgers niet lie ver adressen richten aan den Raad, om te vragen, toch asjeblieit de nieuwe school te bouwen in hunne wijk en niet in een andere buurt. 't Moet toch wel ijBehjk plezierig wezen, zoo'n school iü je buurt te hebben. De heer de Breuk had er ook niets tegen en de heer Klein gaf te verstaan (al zei hij het niet met zooveel woorden) dat hij eigenlijk slecht zon kunnen leven zonder een school in zijn buurt. Nu, dat een oud voerman nog graag het klappen van de zweep hoort, is te begrijpen. Maar de heer Klein meende toch, dat andere menschen het genot van die acholen-nabuurschap zoo groot niet zouden vinden. De nieuwe school komt nu op het naamlooze plein, dat we in de wan deling het Leidscheplein noemen, aangezien het beestje toch aen naam dient te hebben. Zeer terecht vroeg dan ook de heer Sneltjes aan den Voorzitter of Burgemeester en Wet houders het plein nu eens willen doopen. Ten gemakke van den Raad wil ik een stuk of wat namen aan komen zal. Tan stonde af aan ver dient hq als een gevaarlijk persooa te worden aangewezen. Sn hq mag nu nog dankbaar zqn, dat wij zijn verleden niet uitpluizen, waarbij nog heel wat aan den dag zon komen. De reohlbank gelieve de tegenpartq te veroordeelen tot de reparatiekosten ran het zink en tot een schadeloos- stelling voor de moeite, die zq ons veroorzaakt heeft." Nu stond mqa verdediger op en sprak ongeveer het volgende „Inderdaad heeren reohters, ik zon luidkeels gelachen hebben als de eer bied voor deze plaats het mq niet badde verboden. Is het dan ook niet het toppunt van koddigheid mqn cliënt eeH on ruststoker. een gevaarlijk man, een sluwe omverwerper van het eigendomsj recht 1 Maar, mqne heeren, 't is genoeg hem aan te zienzijn eenvoud en goede trouw staan op zqn geziohtte lezen. Zqn geheele leven lang is hij wegens zqn eenvoud doer iedereen bedrogen, hij heeft nooit het gering ste zaakje ten einde kunnen brengen. Mqn olient, hg vergeve mg die lof spraak, is belaohelgk van eenvoud; en zou hq dan enz Ik eisch een flinke schadeloosstel ling en reparatie van het zink." De reohters beraadslaagden en de uitslag was; wij werden beiden in de helft der eereohts- en reparatie kosten veroordeeld. „Ik hoop, dat je het er niet bq zult laten," zeide mqn advooaat bij het heengaan. "Ingooien voor een andere reohtbank, bq het hof in hooger beroep „Ik dank je wel, om dan nog drie maal zooveel kosten te betalen, om mqn gezondheid te benadeelen en geen rustigen naoht meer door te brengen om mg door een advooaat Jrt voor een schurk, door den anderen voor een uil te hooren uitmaken. Eq dan kom ik missohien tot een resnl taat zooals nu, dat ik mqn proces niet gewonnen of verloren heb. Dank je wel'k heb eens in mijn leveD geprooedeerd, en nu nooit meer." En ik heb woord gehouden. H. Een vergissing- Te Cherbourg, waar de moorde naars van den jongen Delahaeff met het lqk van hun slachtoffer, dat zoo als men weet, in een koffer was ver borgen, waren gebracht door de Fransohe politie, kwam dezer dagen het tooneelgezelsohap van Achard aan. Bq de douane vroeg men, dat de koffers zouden worden openge maakt, en daar sprongen de douaniers van sohrik op in den koffer meen den zij een lqk te zien. Reeds wilde men Aohard gevangen nemen, toen de zaak werd opgehelderd. Wat in den koffer lag, was een pop, die in bet stuk van de tournée Aohard „Disparu" moest worden gebruikt. Boven Gleiwitz is dezer dagen een versohnkkelijk onweder met hevige regens en hagel losgebarsten. Alle bloesems der boomen W6rden ver nield de tuinen geleken sneeuwvel den. Geheele straten, ongeveer 150 huizen stonden onder water. De spoordijk tussohen Nimptech en Gros- zwiekan is over een afstand Jvan 100 Meter weggeslagen, waardoor het verkeer zeer belemmerd wordt, terwijl de baan tussohen Reichenbaoh en Gnadenfrei wegens het hooge water geheel is overstroomd. de hand doen. Men kan het Lridsche- plein blijven noemen, maar als men iets beteekenisvollers wenscht, dun is er nog Schoolplein of Onderwijs plein, ol Leerplein; Paedagogenplein is te geleerd, 't Zou desnoods ook Speelplein kunnen^heeten, en ik heb nog gedacht aan Ruzieplein ol Veoht- plein, maar die twee namen zijn tooh misschien niet gewenBcht, daar het dan den schijn geeft alsof h6t Gemeente bestuur de vechtpartijen, die er nu denkelijk wel zullen komen, van te voren al had gesanctioneerd. Mij dunkt Schoolplein zal.den Raad wel toelachen. Onlangs op een avond was er een heele opschudding in de Bartaljoris- straat. Er liep een heer met een ge heimzinuig koffertje, 't Was op een Zondagavond. Wat deed de man (hij ging de stad niet uit, maar wandelde de stad in, in ,de richting van den Hout) wat deed de man met een kol- tertje? Eu wat zat er in dat koffertje Hij deed er zoo vreemd mee, hij trachtte zoo klaarblijkelijk het te ver bergen onder zijn dikke winterjas, ('t was namelijk Mei) dat de politie achterdocht kreeg. Men dacht aan een helsche machine': rneliniet, glycerine, schietkatoen met spijkers jekondt het niet weren. Men hield hem aan. vroeg hem naar den inhoud van zijn koffertje. Hij werd beurteiingB rood en bleek en stotterde. Dat was genoeg om hem mee te nemen naar 't bureau. Daar bleek, dat het valiesje twee groote wollen dekens bevatte en de aange houdene bekende eindelijkhij was op weg naar een avond-concert inde open lucht. Dit aandoenlijk verhaal is mij ge daan door iemand, die er zich op laat voorstaan dat hq' een bet-overachter- neef is van wijlen den beroemden Von MiinchhauBen. Het zal das wei waar gebeurd zijn. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1896 | | pagina 6