De levende doode,
Mijn Proces.
a
tf&MENGD NÏBÜW8
„Het was 28 Januari 1891 ver
telde een oude kapitein op een
Zaterdag, den laatsten dag van het
beleg van ParijB, dat ik voor de vierde
maal" den Duitscher voor mijn oogen
zag, dien ik al 3 maal had zien ster
ven."
„Wel, wel."
„'t Is tooh zoo, myne heeren, en ik
wil je eerlijk bekennen, als ik zoo nu
en dan bet vroolijk trompetgeschal
hoor in de sombere vlakte van la
Fouilleuse, dan bekruipt mij opnieuw
de vrees bij de gedaohte aan dat
vreeselgk mysterie, dat mij gedurende
de laatste dagen van het beleg het
leven ondragelijk maakte. Ik zal u die
geschiedenis vertellen
Wq lagen gekampeerd onder het
fort van den Mont Valérien, waar
generaal Noël het bbvel voerde, en er
ging geen dag of geen nacht voorbij
of wij hadden schermutselingen met
de Pruisen. Op zekeren keer, het
was eenige dagen voor het geveoht
bij Bourget, deden wij een verkenning
in de buurt van LoDgboyau, toen wq
plotseling vóór ons in het bosoh
hoefgetrappel hoorden en dat onbe-
stemd doch regelmatig gedruisch, dat
een afdeeliog ruiterij veroorzaakt.
Met een gebacr wees ik mqn man
netjes op de ophooging langs den
weg naar Rueil, en een oogenbllk
later waren wjj daarachter verborgen.
Het duurde niet lang of ze kwamen
uit het kreupelhout en reden twee
aan twee over den weg. Yan ter zijde
reed een offioier, een praohlige kerel,
met langen blonden knevel en een
koel en afgetrokken uiterlijk, dat den
edelman kenmerkt.
In de compagnie wisten ze, dat ik
een uitstekend sohutter was en zq
stieten mij aan den elleboog, op den
Officier wqzend
„Aan u de eer, sergeant
Maar de gedaohte, oat het leven
van dien man in mijn handen was,
deed mg sidderenik was nog geen
oude soldaat in die dagen, en nooit
had ik van zoo nabij gescheten. Ik
legde aan en onwillekeurig, de oogen
sluitend, schoot ik in den hoop Toen
ik opkeek, lagen er een menigte
mannen en *r •rden op den grond,
die 2iob opriotu on weer neervielen
de overigen verdwenen in galop in het
bosoh.
De officier lag dood op den grond,
in zqn volle lengte uitgestrekt. Ik heb
hem geed bekeken, toen ik zqn paard
ging halen; hg had den toom in zijn
vingers nog geklemd, en iederen keer
als bet prachtige dier met een ruk
den kop omboog wierp, bewoog het
Ink zich, alsof er nog leven in was.
Hq was een groote kraohtige man en
deed my denken aan de groote, rosse
Germanen der gesohiedeni-i.
Wq keerden naar het fort terug
met een menigte helmen, sabels en
paarden en generaal Trocbu meldde
de geBohiedenis in zija bulletin.
Eenige dagen later, toen ik met
verlof te Parijs wa=, maakte ik van die
gelegenheid gebruik, om mijn vriend
Legras tegaan opzoeken, die te Bondy
was gewond en in het hospitaal van
Val de Grace werd verpleegd.
Ik behoef n niet te vertellen, niet
waar, wat een hospitaal is gedurende
den oorloghet was er alles behalve
vroolqk, dat is zeker. Terwijl ik zat
te praten bq mqn kameraad, wiens
wonde niet veel had te beteekenen,
en die zich over acht dagen weer bq
zqn regiment zou voegen, werd er bij
een nabarig bed zwqgend heen en
weer geloopen en vernam ik uit bet
fluisteren der aanwezigen, dat daar
HAARLEMEK HALLETJES.
Her. ZatsrdagaYondpnatjf.
ccxcv.
Het is hier op Pinksteren niet zoo
druk geweest als anders. Den eerBten
Pinksterdag had wie niet wist dat
het zulk een feestdag was, voor een
gewonen Zondag kunnen houden,
want noch op straat, nooh io de uit-
spanningsgelegenheden was het druk.
De tweede Pinksterdag bracht, het
moet gezegd worden, meer menschen
aan. Daar waren allereerst de studen
ten herkenbaar aan hunne stroo-
hoeden met liohtkleurig lint, waarmee
ze zich schenen te hebben getooid bij
wqze van uniform, ten einde zich toch
maar vooral te onderscheiden van het
vulgus, dat niet studeert. Vervolgens
verschenen de geheel-onthouders, op
weg naar de meeting op den Phoenix,
getooid met blauwe knoopen, bewap
perd met blauwe vlaggen. En daar
waren ten slotte de soldaten van het
Leger des Heils, die (even vreedzaam
als hunne oroedera de geheel-onthou
ders, maar die door het rood meer
variatie in hun uitorlqk brengen) voor
zien van een ooriogazuchtigen, groo
ten trom in optooht langs de straten
trokken, om straks mee te helpen in
den veldtocht tegen den gemeenechap-
pelqken vijand, Koning Alcohol.
Al deze mensohen hadden met hun
komst in Haarlem een bepaald doel.
Ze wisten op een prik waar ze heen
wilden en wat ze daar doen zouden.
Maar buiten en behalve studenten,
onthouders en Leger des Heils-mannen
waren er ook bezoekers verschenen,
die niet zoo precies wisten wat ze in
Haarlem zouden uitvoeren, maar er
verschenen waren met het eenigszins
vage plan, om er zich te amuseereo.
Dat waren de Pinksterblommen.
Hun groote amusement op Pinksteren
is rqden. Zq zijn gelukkig wanneer ze
maar achter een paard zitten, met hun
aohten in een rijtuig voor vier en een
van {de oudste spruiten op den bok.
Dikwqls heeft het [muzikale lid van
de familie een harmonika bij zich, die
de konqnen in den Aerdenhout ont-
iemand op sterven lag. De majoor
kwam ook naar het bed, boog zioh
over den stervende, en twee zieken
zusters gingen op haar knieën bij het
bed zitten bidden. Met een stem die
tegelqkertqd vreugde en sohrik uit
drukte, fluisterde mijn vriend Legras
mq toe:
„Dat is een Prnis die er uittrekt,
't Schqnt een sterke kerel, hg ligt
daar nu al langer dan twee dagen te
sterven."
Ik keek om. Op dat oogenblik
richtte de stervende zich nog halver
wege op, snakkend naar lucht, want
de laatste benauwdheid overviel hem...
Iu een oogwenk, terwql hij weer aoh-
terover in de kussens viel, had ik
hem herkend het was de offioier, dien
wij overvallen hadden op den weg
naar Rueil.
Zeker, het was dezelfde, hg had
denzelfien lichaamsbouw, denzelfden
blonden knevel, in éen woord, hij was
het. Ik beefde als een blad en met
verwondering merkte Legras op, dat
ik zoo bleek werd. Ik trad aan het
bed vanden Duitsoher en boog mg er
over heen, om hem nog beter ie kun
nen zien hg was dood.
Ik begon nasporingen te doen het
was een kapitein, die drie dagen te
voren doodelijk gewond in het dorp
Bondy was opgenomeu. Dat kon dus
mijn man niet zqn, dien ik een week
geleden had zien doodschieten
maar tooh
De gedachte bleef mq bij en wat
ik deed of niet, ik kon ze maar niet
uit mqn hoofd zetten en evenmin
kon ik er mg aan gewennen ik zooht
redenen en verklaring voor het vreem
de geval, toen de dag aaubrak van
het geveoht bq Montretont. Dien dag
was ik weer juist als iedereenik
dacht nergens aan dan aan vechten,
zooveel mogelqk Pruisen te dooden
en dat arme Parijs te redden, dat wq
langzaam onder onze handen voelden
wegsterven.
Van tien uur in den morgen tot
den middag toe hadden wij gemar
cheerd, geschoten, vooruit en aohteruit
getrokken in een dofgrijze lucht, een
zware eentonige mist, die de bosohjes
deed gelijken op grijze muren en de
vlakte op een grauw, beweeglijk meer.
Wq stonden naast het kasteel van
Buzenval, aiet ver van dat ellendig
stuk muur, dat ons zooveel volk heeft
gekost. Er kwamen kogels uit als
water uit de pqp van een gieter, maar
gedurende twee uur heb ik geen en
kel kanonschot der Pruisen gehoord.
Eindelqk trok de mist op en een mooi,
bleek zonnneije schitterde in de luoht.
Van verre op de waterleiding van
Marly bemerkte ik met mqn kqker
een groep van den Pruisisohen gene-
ralen staf; twee manner ik her
inner het my nog heel goed ston
den een weinig van de overigen af
gescheiden ik wou, dat ik die twee
eens een pruim had kunnen geven.
Eensklaps, zonder voorafgaande
waareohuwing, vallen ons drie eska
drons Pruisische ruiterij in de flank
aau en naderen met de snelheid des
bliksems'net was een praohtige. ge
waagde, woedende charge; op den
hard bevroren grond dreunde de hoef
slag d8r paarden als het gerommel
van den donder. Vreeseiqke hoera's,
korte en ruwe commando's weerklon
ken.... Zij waren bq ons. Wij hadden
de bajonet op de chassepöt gezet,
maar wien zag ik op dat oogenblik aan
het hoofd van den troep Ja, het was
die spookachtige offioier, de levende
doode van Val-de Grace Longboyau
Hq chargeerde, meegesleept door den
razenden galop van zijn paard en zijn
hoog opgeheven sabel vlamde en flik
kerde in het zonlicht.
steld in hunne holen doet duikelen
en zelfs de spreeuwen, die toch anders
zelf niet veel moois preBteeren op
't gebied van de toonkunst, de pootjes
voor de ooren doet houden. Er is on
der de achterbank van het rijtuig een
flesch geborgen, waaruit de harmonika-
musicu3 nu en dan gelaafd wordt, om
dat zooals ieder weet musiceeren en
smeden dorstig maken. Moeht soms
iemand zeggeo, dat 9eu harmonikaist
geen droge keel behoeft te krijgen,aan
gezien hij niets te blazen heeft, dan
antwoord ik daarop, dat het dan
d6 muziek zelf wesen zal, die hem
dorstig maakt. Dat wordt des te waar
schijnlijker als men bedenkt, dat de
lamilie haar muziekkorps bij het
nemen, van versterkende teugen trouw
gezebohap houdt. Zou het ook (ik stel
deze vraag met bescheidenheid aau
doctoren in de wis- en natuurkunde)
zou het ook mogelijk zijn, dat de
klanken van een harmonika eigen
aardige luchttrillingen veroorzaken,
die een verdrogenden invloed uit
oefenen op de mensoheJqke keel Mq
dunkt, dat daar met succes een prijs
vraag over zou kunnen worden uitge
schreven.
De Pinksterblommen die rijden,
zqn de aristooratie van de soort, ze
zijn om zoo te zeggen de chrysan
themums van den Pinksterblommen-
tuin. De meeste Pinksterblommen loo-
pen. Laat ik mij beter uitdrukken:
ze zwerven. Het zqn mensohen van
buiten, lieden die per spoor zijn aan
gebracht uit den een of anderen
halfvergeten polder, uit een land
waar geen land meer achter ligt.
Ze komen niet ver in den om
trek, maar bepalen zich tot een
kijkje in den Hout, waar ze op een
bank met eerbied naar de stoomtram
zitten te staren, zwerven dan weer
eens naar het Kenaupark (als ze daar
toevallig arriveeren) dwalen vervol
gens eens een herberg in en zqn
daardoor betrekkelqk ai vroeg in een
opgewekte stemming wanneer ze met
hun achten of tienen zijn en in een
eenigszins droefgeestige, indien ze
maar met hun beidjes rondzwerven.
Zoo zag ik, toen de overstrooming
in de Anegang pas begonnen was,
een eohte zoon van het platteland
Ik sohoot mqn geweer af en de
kogel trof hem in de volle borst; een
oogenblik later was zijn paard zonder
ruiter bq mq en rende mq in zqn
vaart omver. Toen ik opstond, liep
ik naar het lqk, dat eenige sohreden
verder lag en toen, ik moet het be
kennen, heb ik iets afsohuwelijks ge
daantot tweemaal toe stiet ik den
doode mqn sabelbajonet door het
liohaam, het was akelig.
Maar hij was dood en goed dood,
niet waar
Welnu, den dag, dat de wapenstil
stand geteekend werd die drom-
melsche ongeluksdag had ik dienst
aan de voorposten, toen trompetge
schal een parlementair aankondigde.
Wij zagen een officier aankomen, door
een trompetter gevolgd en naarmate
hij naderde en dus duidelijker te on
dersoheiden was, voelde ik mijn bloed
in mqn aderen stollen. Die blauwe
oogen, die op mij gerioht waren, die
blonde tint van den knevel, het voor
komen van dien man, hooghartig en
droomerig.... hij was het weer, mijn
gesneuvelde offioier, driemaal gedood
en nog levend, dezelfde vreeseiqke
ruiter, dien ik acht dagen te voren
met mijn bajonet had doorboord.
Sprakeloos zag ik hem naderen,
eensklaps onder den somberen indruk
der overtuiging, dat de Duilschers niet
stierven, dat zij 's morgens opstonden
van het slagveld, waar zij 's avonds ge
vallen waren en dat het altijd zoo zou
blijven, dat zq altqd terug zouden
keeren, tot het einde der wereld toe,
om zioh door de kleine Fransohe sol
daatjes te laten dooden en dan weer
op te staan om hun land te bezetten
en te vertrappen.
Ik ben naar den parlementair toe
gegaan, uitwendig kalm, maar diep
ontroerdik heb den dienst verricht,
zooals het door de theorie is voorge-
sshreven, den kapitein-commandant
der compagnie laten verwittigen en
den parlementair uitgenoodigd bq het
vuur te waohten.
Ondertus8chen sloeg ik hem met
oplettendheid gade, den levenden
doode, dien ik reeds driemaal had zien
sterven. Hij bemerkte, dat ik hem zoo
oplettend beschouwde en sprak op
vriendelijken toon:
„'tls gelukkig, mijnheer, dat er een
einde komt aan dezen oorlog. Uw
tegenstand is heldhaftig geweest en
zeer moorddadig voor ons. Wij waren
met 4 gebroeders voor Parijs en ik
ben de eepige, die nog in leven is."
Silvio Pellico heeft „Mijne gevan
genissen" geschreven, wat zou er te
gen zijn dut ik„ Mijn ProceB" schrijf?
Gelukkig heeft dat heel wat korter
geduurd dan de gevangensohap van
den beroemden balling, en waar Sil
vio twee dikke boeken over vol
schreef, zal ik mij slechts bepalen
tot een enkel artikel.
Het was inik woonde in
veroorloot mij, dat ik het voorzich
tigheidshalve verzwijghet paleis
van justitie mocht soms ooien heb
ben en het mij inpeperen, 't Is ge
noeg, u te zeggeri, a at mijn woning
versierd was met een terras, de oor
zaak van al mijn ongelukken.
Op een mooien morgen bemerkte
ik tot mijn niet geringe verwondering,
dat de regen van buiten mijn salon
tot reservoir gekozen had, geheel tot
nadeel van mijn arme meubeltjes;
haastig liep ik de trap af naar den
eigenaar van het huis, die een ver
dieping lager woonde.
„Mijnheer ik loop onder."
met een zijden pet op, gearmd met
een niet minder landelijke schoone,
in een hemelsblauwen japon, naar 't
geval staan kijken. De cavalier zag
er uit, alsof een flinke teug duinwa
ter en een ferme douohe daarvan op
zqn hoofd, hem ten goede zouden zqn
gekomen. Ze zeiden niets, maar staar
den strak naar de opening in de straat,
waar het water uitspoot. Een halfuur
daarna stonden ze er nog, zonder zioh
te storen aan de duwen, die ze kregen
van haastiger voorbijgangers.
Ongeveer een uur daarna zag ik
ze in den Hout. Blijkbaar was er in
den tusschentijd weer een herberg te
gen hen aangeloopen, althansjde gang
van den man begon nu meer op la-
veeren te gelijken en het meisje aan
zqn arm vervulde de treurige taak
van stuurman. Ze zeiden steeds niets
tegen elkander, blijkbaar was hun
genot van dien aard,datdoor éen woord
in de luoht verdwijnt. Nu gingen ze
weer naar de stad terug.
's Middags heb ik ze op een bank
op het Bolwerk gezien. De pet hing
nu zoo wat scheef over 's mains boeren-
hoofdje heen en zqn gezeilin steunde
hem liefderijk. Onder ernstig zwijgen
staarden ze in het water, recht voor
zioh uit.
Wat er van hen gekomen is, weet
ik niet. Oi ze hun negorij op tijd
weer bereikt hebben ik kan het
niet zeggen. Misschien zqn ze tegen
den avond, tengevolge van de stel
selmatige keel-nathouderij, wel ergens
als oud vuil neergevallen en bq het
krieken van den morgen wakker
geworden, om met een zwaar hoofd
en steeds zwijgend, naar het station
te gaan en daar te waohten op den
eersten trein naar hunne woonplaats.
In weerwil daarvan zal, daar zou
ik bijkans mijn hoold op durven ver
wedden, de jeugdige plattelander te
gen zijn kameraden hoog opgeven
van de lol, die hij met zijn aanstaande
te Haarlem gehad heeft.
In den laatsten tijd ia in zake
drankbestrijding de naam nog ai eens
genoemd van Prof. Dr. Van Rees uit
Hilversum. Deze hoogleeraar ia niet
alleen als spreker op de Phoenix-1
Hij keek verwonderd op. „Waar
loopt n van onder
„Van den regen."
„Noem u mij niet k walgk, maar ik
begrijp u niet. Ik heb in uw huur
contract nooit bedongen dat het niet
meer regenen zon
„Wat het regenen buiten betreft,
dat geef ik toe, maar binnenshuis
„Wat beteekent flat?" riep de huis
baas opspringend. „Hebt gij dan soms
mqn woning op i-ohandelijke wijze
aan de vochtigheid blootgesteld."
In twee sprongen was hij de trap
op, en een laag water op den par
ketvloer ziende staan, riep hij uit:
„Drommels, dat is wat ai te erg!"
„Dat wilde ik ook zeggen en n
tevens verzoeken het zoo gauw mo
gelijk te laten repereeren?"
„Repareeren wel zeker, maar op
uw kosten, mijnheer, op uw kosten
Door uw bloempotten zijn de zinken
platen van het terras aangetast en
door het zink heen is het water bin
nengedrongen."
„U gekscheert ongetwijfeld."
„U maakt er een aardigheid van,
veronderstel ik. En mijn parketvloer
wat ziet hij er uit 1"
„En mijn fauteuils dan, die met
dat voetbad
„O, slaat gij zulk een toon aap;
welnu, behalve de reparatie wil ik
nog eene schadevergoeding hebben."
„Zoo Ik verzoek u dan een
schadeloosstelling voor het bederf
van mijn meubelen."
„Er zijn nog rechters in de stad,
mijnheer; wij zullen zien, wie gelijk
heeft."
„En nog advocaten mijnheer, wij
zullen zien wat er van komt."
Er was niets meer aan te doen;
h6t water bleef wassen; ik greep mqn
hoed en liep naar een advocaat, van
wiens bekwaamheid ik met lof had
hooren spreken.
In weinig woorden had ik hem
van het geval op de hoogte gesteid.
„Wel, wel" bromde hij„een
ingewikkeld geval, kan van ver
schillende kanten bekeken worden
Artikel 22 zou er op van toepassing
zijn maar artikel 163 met verwij
zing naar artikel 411 Dan staat
er nog in het hoofdstuk Huur en
Verhuur VIII en IX handelende
over de verplichting van den huur
der Kijk, kijk, mijnheer, mijn
gevoelen, dat ik bereid ben te for
muleeren in een geschreven, desnoods
gedrukte oonsulatie van 100 tot 150
bladzijden, is, dat uw zaak kan ge
wonnen worden, maar dat er ook
niet minder kans beBtaat ze te ver
liezen. In dit geval geeft het recht
stof tot geheel tegenstrijdige uitleg
gingenIk heb de eer, mijnheer
Die wijsheid kostte mij vijf gulden.
Ik gaf den moed echter niet op en
liep naar een anderen advocaat.
„Drommels," zeide hij met een
somber gezicht. „Ik wil u de waar
heid niet verbloemen. Ja, nw zaak
is niet te verdedigen. Ik zou n over
dat onderwerp 43 verhandelingen
kunnen voorlezen van de voor
naamste rechtsgeleerden. Buitenge
wone reparaties ten laste van den
huurder De jure locativo Glos
sarium juris dornestici Verhande
ling over huur en verhuuroontracten
Extract van
„U denkt dus," viel ik hem in de
rede, „dat mijn eisch
„Onhoudbaar ie," vulde hij aan.
„Dat is het ware woord. Daar zijn
allen het over eens en in den Codex
van Justinianns
Ik waB al de deur uit om aan een
nieuwen stortvloed van geleerdheid
te ontkomen. Dat consult had mij
gelukkig maar drie gulden gekost.
d eeting opgetreden, maar heeft zich
ook laten hooren op de protestmee-
tiDg die onlangs in Felix Favore door
Hofland belegd was omtrent het
schenken van drank op de Centrale
Werkplaats der Holl. Spoor, bij gele
genheid van het jubileum van A. van
Noorduyn.
Prof. van Rees nu is een jong man,
hoogleeraar in de anatomie aan de
universiteit te Amsterdam, bemiddeld
en wien blijkbaar de zaak van de ge
heel-onthouding bijzonder ter harte
gaat, daar hij een hem eigen verle
genheid op zq weet te zetten, ten
einde in 't openbaar als spreker tegen
den drank op te treden.
Een prijzenswaardig enthousiasme,
voorzeker, zal iedereen zeggen, die
yan oordeel is, dat er in de wereld
nog veel te veel gedronken wordt. De
vraag is evenwel, of prof. Van Rees
verstandig doet met zijn naam te
leenen aan een protestvergadering als
die over de Werkplaats, waar Hofland,
zonder eenig bewijs te leveren van de
waarheid van wat hij zei, betoogde
dat er wei honderd liter jenever op
Noorduyns jubileum gedronken was.
Een wetenschappelijk man weet,
uit ervaring, hoe bij eiken stap dien
men doet, het noodig is flink uit ei
gen oogen voor zich uit te zien, wil
men geen gevaar loopen over een on
effenheid te vallen.
Niets doet aan een goede zaak
grooter kwaad, dan overdrijving en
ook de ijver van de geheelonthouders
heeft wel eens behoefte aan een wei
nig remmens. Vandaar dat een hoog
ontwikkeld man als een professor
voor zulk een partij zooveel waard
jkan zijn, maar dan moet hijzelf ook
voorzichtig wezen, waar hij den voet
zet. En nu neem ik een termen teug
water, want ik krijg dorst van al dat
praten over alcohol en anti-alcohol
en stap van dit onderwerp af.
Niemand is ooit te oud om te lee-
ren. Dit heb ik Woensdag in den ge
meenteraad weer ervaren. Tot dasverre
dacht ik in mijn onnoozelheid, dat
een groote school in de buurt voor
de omwonenden niet plezierig was,
wegens het onvermijdelijke inknikke-.
Meer opgewonden dan ooit liep ik
naar een derden verdediger van de
weduwe en wees.
„Is het anders niet!" riep deze op
lnohthartigen toon, toen ik hem op
de hoogte gebracht had. „Gij hebt
alle recht, mijn beBte heer. Dat herin
nert mq aan een anecdote van Huy-
hens. Die huisbazen zqn zoo bru
taal in hnn eiechen, dat men er wel
een stokje voor moet steken Ca
rieus I Hoe heette dat stuk ook weer
dat ze eergisterenavond in de comedie
gespeeld hebben, daar kwam juist
zoo'n geval in voor als het uwe. Je
hoeft u volstrekt niet bezorgd tema
ken, uwe zaak is zek°r
Van de drie orakels, die ik geraad
pleegd had was niemand het eens
met de twee andereD. Ik stond dan
ook eenige minuien besluiteloos. Ein
delijk zeide ik
„Het zou mij aangenaam wqn,
mijnheer, indien u zich met deze
zaak wilde belasten."
Het lot was dus geworpen: ikhftd
een proces. Het woord vlamde in
letteren van vuur voor mijne ver
beelding. Ik was onrustig en trotsch
te gelijker tijd; in een proces gevoelt
men iets van den hartstocht van den
speler, en het brengt zooveel beproe
vingen mee, dat het taaiste geduld
er onder bezwijkt.
Nu eens kwam men mij lastig
vallen met een onderzoek in loco,
dan vroeg mijn advooaat weer om
een stuk, dat ik hem veertien dagen
geleden al gestuurd bad.
Dan moest ik naar het paleis van
justitie, dan naar den deurwaarder,
naar den advocaat,, er kwam geen
eind aan; dan werd dit,'dan dat weer
uitgesteld en er moesten formaliteiten
vervuld worden, bijna om gek te
worden.
Ik daoht nergens meer aan dan
aan mijn ongelukkig proces. Des
naohts zelfs was mqn geest er mee
bezig; ik droomde, dat ik voor de
rechtbank werd gesleurd en ter dood
veroordeeldBr. 1
Eindelqk kwam de dag voor de
pleidooien, ik kon mqn hart hooren
slaan. Eerst k'wam de tegenpartij aan
't woord, en wat deze vertelde, had
ik in de verste verte niet verwacht.
„Mqne heeren", zoo begon de ad
vooaat van mijn tegenstander, „er is
in deze zaak meer dan een kwestie
van personener is hier een kwestie
van beginselenHet eigendom stond
en staat nog steeds bloot aan laag
hartige aanvallen, die, als men er
niet voor zorgde, de toekomst der
maatsobappij in gevaar zouden bren
gen. Onze tegenpartq is, het spqt
ons het te moeten zeggen, een aan
hanger van die verkeerde denkbeel
den, die het richtsnoer der staatsom-
werpers zijn.
Hoe is anders zijn gedrag te ver
klaren 1
Er ontstaat een lek op zijn terras,
ten gevolge zijner onvoorzichtigheid.
Den heelen zomer hebben er op dat
terras bloempotten gestaan, die het
zink hebben geoxydeerd, en 't was
zink van eerste kwaliteit. Nu regent
het bij slecht weer bij hem in huis,
en hq wil er ons voor aansprakelijk
stellen.
Ja, mijne heeren, dergelijke mon
sterachtige eisohen kunt gij niet aan
nemen. Slechte gezindheid en zucht
naar wraak zijn hier al te klaarblij
kelijk. Ziet hier de vrucht der denk
beelden, die in de revolutionnnire
pers worden verkondigd
Onze tegenpartij durft niet open-
lqk voor den dag komen, maar doet
ons den oorlog aan in het geheim.
Op die helling houdt men niet op,
en wie weet, waartoe de man nog
ren van ruiten, het belletjestrekken.
het over de schutting gooien van
ballen, het plagen; van de dienstboden
en dergelijke meer. Maar daarin heb
ik me leelijk vergist. De heerTjeenk
Willink is met de vier scholen, weike
hij in zijn buurt heeft, wonderwel in
zijn schik en 'iis inaar jammer, dat
de stad in die buurt niet nóg een
terrein disponibel heeft. Anders had
den we de vijfde school ook in de
buurt van den heer Tjeenk Willink
kunnen bouwen. Er zijn er toch al
vier en het komt, zooais het spreek
woord zegt, bij een dood paard op
geen steek aan.
'tls ook maar van welken kant je
het bekijkt. Alle wereldsche onaan
genaamheden kunnen van den vroo-
lijken kant worden bekeken. Een in-
geknikkerde ruit is voordeelig voor
den glazenmaker, bij het over schut
tingen gooien van ballen oefent de
lieve jeugd haren biceps en het pla
gen van dienstboden kan dezen slacht
offers leeren, dat geduld een wonder
schoons zaak is, Als men dit alles
leest, moet men er zich bijna over
verwonderen dat de burgers niet lie
ver adressen richten aan den Raad,
om te vragen, toch asjeblieit de nieuwe
school te bouwen in hunne wijk en
niet in een andere buurt.
't Moet toch wel ijBehjk plezierig
wezen, zoo'n school iü je buurt te
hebben. De heer de Breuk had er
ook niets tegen en de heer Klein gaf
te verstaan (al zei hij het niet met
zooveel woorden) dat hij eigenlijk
slecht zon kunnen leven zonder een
school in zijn buurt. Nu, dat een
oud voerman nog graag het klappen
van de zweep hoort, is te begrijpen.
Maar de heer Klein meende toch, dat
andere menschen het genot van die
acholen-nabuurschap zoo groot niet
zouden vinden.
De nieuwe school komt nu op het
naamlooze plein, dat we in de wan
deling het Leidscheplein noemen,
aangezien het beestje toch aen naam
dient te hebben. Zeer terecht vroeg
dan ook de heer Sneltjes aan den
Voorzitter of Burgemeester en Wet
houders het plein nu eens willen
doopen. Ten gemakke van den Raad
wil ik een stuk of wat namen aan
komen zal. Tan stonde af aan ver
dient hq als een gevaarlijk persooa
te worden aangewezen. Sn hq mag
nu nog dankbaar zqn, dat wij zijn
verleden niet uitpluizen, waarbij nog
heel wat aan den dag zon komen.
De reohlbank gelieve de tegenpartq
te veroordeelen tot de reparatiekosten
ran het zink en tot een schadeloos-
stelling voor de moeite, die zq ons
veroorzaakt heeft."
Nu stond mqa verdediger op en
sprak ongeveer het volgende
„Inderdaad heeren reohters, ik zon
luidkeels gelachen hebben als de eer
bied voor deze plaats het mq niet
badde verboden.
Is het dan ook niet het toppunt
van koddigheid mqn cliënt eeH on
ruststoker. een gevaarlijk man, een
sluwe omverwerper van het eigendomsj
recht 1
Maar, mqne heeren, 't is genoeg
hem aan te zienzijn eenvoud en
goede trouw staan op zqn geziohtte
lezen. Zqn geheele leven lang is hij
wegens zqn eenvoud doer iedereen
bedrogen, hij heeft nooit het gering
ste zaakje ten einde kunnen brengen.
Mqn olient, hg vergeve mg die lof
spraak, is belaohelgk van eenvoud;
en zou hq dan enz
Ik eisch een flinke schadeloosstel
ling en reparatie van het zink."
De reohters beraadslaagden en de
uitslag was; wij werden beiden in
de helft der eereohts- en reparatie
kosten veroordeeld.
„Ik hoop, dat je het er niet bq
zult laten," zeide mqn advooaat bij
het heengaan. "Ingooien voor een
andere reohtbank, bq het hof in
hooger beroep
„Ik dank je wel, om dan nog drie
maal zooveel kosten te betalen, om
mqn gezondheid te benadeelen en
geen rustigen naoht meer door te
brengen om mg door een advooaat Jrt
voor een schurk, door den anderen
voor een uil te hooren uitmaken. Eq
dan kom ik missohien tot een resnl
taat zooals nu, dat ik mqn proces
niet gewonnen of verloren heb.
Dank je wel'k heb eens in mijn
leveD geprooedeerd, en nu nooit
meer."
En ik heb woord gehouden.
H.
Een vergissing-
Te Cherbourg, waar de moorde
naars van den jongen Delahaeff met
het lqk van hun slachtoffer, dat zoo
als men weet, in een koffer was ver
borgen, waren gebracht door de
Fransohe politie, kwam dezer dagen
het tooneelgezelsohap van Achard
aan. Bq de douane vroeg men, dat
de koffers zouden worden openge
maakt, en daar sprongen de douaniers
van sohrik op in den koffer meen
den zij een lqk te zien. Reeds wilde
men Aohard gevangen nemen, toen
de zaak werd opgehelderd. Wat in
den koffer lag, was een pop, die in
bet stuk van de tournée Aohard
„Disparu" moest worden gebruikt.
Boven Gleiwitz is dezer dagen een
versohnkkelijk onweder met hevige
regens en hagel losgebarsten. Alle
bloesems der boomen W6rden ver
nield de tuinen geleken sneeuwvel
den. Geheele straten, ongeveer 150
huizen stonden onder water. De
spoordijk tussohen Nimptech en Gros-
zwiekan is over een afstand Jvan
100 Meter weggeslagen, waardoor
het verkeer zeer belemmerd wordt,
terwijl de baan tussohen Reichenbaoh
en Gnadenfrei wegens het hooge
water geheel is overstroomd.
de hand doen. Men kan het Lridsche-
plein blijven noemen, maar als men
iets beteekenisvollers wenscht, dun
is er nog Schoolplein of Onderwijs
plein, ol Leerplein; Paedagogenplein
is te geleerd, 't Zou desnoods ook
Speelplein kunnen^heeten, en ik heb
nog gedacht aan Ruzieplein ol Veoht-
plein, maar die twee namen zijn tooh
misschien niet gewenBcht, daar het dan
den schijn geeft alsof h6t Gemeente
bestuur de vechtpartijen, die er nu
denkelijk wel zullen komen, van te
voren al had gesanctioneerd.
Mij dunkt Schoolplein zal.den Raad
wel toelachen.
Onlangs op een avond was er een
heele opschudding in de Bartaljoris-
straat. Er liep een heer met een ge
heimzinuig koffertje, 't Was op een
Zondagavond. Wat deed de man (hij
ging de stad niet uit, maar wandelde
de stad in, in ,de richting van den
Hout) wat deed de man met een kol-
tertje? Eu wat zat er in dat koffertje
Hij deed er zoo vreemd mee, hij
trachtte zoo klaarblijkelijk het te ver
bergen onder zijn dikke winterjas,
('t was namelijk Mei) dat de politie
achterdocht kreeg. Men dacht aan een
helsche machine': rneliniet, glycerine,
schietkatoen met spijkers jekondt
het niet weren.
Men hield hem aan. vroeg hem
naar den inhoud van zijn koffertje.
Hij werd beurteiingB rood en bleek
en stotterde. Dat was genoeg om hem
mee te nemen naar 't bureau. Daar
bleek, dat het valiesje twee groote
wollen dekens bevatte en de aange
houdene bekende eindelijkhij was
op weg naar een avond-concert inde
open lucht.
Dit aandoenlijk verhaal is mij ge
daan door iemand, die er zich op laat
voorstaan dat hq' een bet-overachter-
neef is van wijlen den beroemden
Von MiinchhauBen. Het zal das wei
waar gebeurd zijn.
FIDELIO.