Twee Kussen. door EMIL PESOHKAN. Aline was in weerwil van hare acht tien jaren nog een van die aBrdige wezentjes, die andere achttienjarige meisjes niet zonder de noodige in beelding „bakvisobjes" noemen. Opgegroeid op het eenzame land goed van hare moeder, enkel in ver keer mei haar en eene onde gouver nante, was zij nog kinderlqk en frisoh evenals het land le midden waarvan zij opgegroeid was. Die groene heuvels, die heldere beken, die ruime frissohe heide, die aardige dorpjes in den omtrek het een en het ander soheen zioh te weerspiegelen in Aline's voorkomen. En wie keek er naar om Niemand ter wereld daar in die „woestenij". Nu ja, éen enkele: de zoon van den schoolmeester, die was de eenige dichter op uren afstands. Maar hg kwam alleen op Beukenoord als 't vacantia was. Met hem had Aline als kind ge Bpeeld, samen hadden ze de koeien naar de wei gedreven, samen forellen in de beek en vlinders op het veld gevangen. En was haar gouvernante, het brave mensch, niet honderde malen doodsbenauwd geweest, als ze niet hun beidjes op klim partijtjes uitwaren en ze weer met vuile schoenen, gescheur de kleederen, met blauwe oogen of boQte armen dreigden thuis te komen Maar aan dien tijd van vroolijke onbezorgdheid kwam een einde: Richard moest naar de stad en op het gymnasium en een jaar of wat later naar de aoademie. In de vaoanties, ja, dan zagen ze elkaar weer. Maar het was niet meer bg het oude. Riohard was nu „een heer" en Aline droeg een japonnetje haast heelemaal tot den grond toe. Dat sprak malkaar nu aan met „U" en er kon niet meer samen geklom men worden en al trok Aline, als ze alleen was, haar schoenen nog wel eens uit en h«ar kousen er hg als ze een beekje wou doorwaden, al soheur- de ze nog wel eens haar japunnetje stel je voor dat Riohard daar bg was! Eq des al niettemin om nu nog lange wandelingen te gaan maken onder het de deugd in de hand wer kend geleide van hare eerzame gou vernante, daar had zg tooh ook bitter weinig trek in en daarom ging zg er nu maar alleen op uit. Zg klauterde alleen, ging alleen toohtjes in hetbosoh doen, visohte alleen en ving alleen haar kapellen, zooht hazelnoten en bo9ohbessen moederziel alleen en besteedde den tijd, zooals het haar in haar hoofdje opkwam. Kon zg het helpen, dat Riohard haar nu en dan tegenkwam Gebeurde het al, dan boog men voor elkander, maakte een onverschillig praatje over wind en weer en bg een kruispunt van den weg, ging ieder zijns weegs. Maar tooh laten we het in vredes naam maar zeggen hadden zg dan allebei een slap of wat gedaan, dan bleven ze weer staan, keken om en waren ijselgk versohrikt,, als hunne oogen elkander ontmoetten. In den laatsten tijd was de ver houding pijnlgk geworden. Beiden kleurden tot over de ooren, als zij malkander ontmoetten, zochten elkander op en vluohtten als zij elkan der vondenwaren „woedend" op elkander en dachten steeds aan elk ander. Zij waren beiden even verliefd, maar HAARLEMMER HALLETJES. 2e i Zaterdagaycndpraatji?. CCCII. We zgn weer in de muziekkorps debatten. Zal 't blijven Zal 't niet blgven Er zijn voor- en tegenstan ders. Voorstanders, die zeggen dat Haarlem het niet zonder een behoor lqk muziekkorps kan redden, tegen standers, die beweren, dat er veel te veel geld voor wordt uitgegeven. Eu ten slotte zijn er ook nog mensohen, j die er heelemaal geen oent voor zouden wiüen geven: dat zgn men- schen, die liever trappen hooren soburen, dan dat ze naar muziek1 luisteren. Nu, die laatste categorie kunnen we veilig over 't hoofd zien. Wie tooh zou net in zgn hersens krggen, alle banketbakkers te verja gen, omdat deze of gene geen taartjes lust? Maar wg, Publiek, mogen praten zooveel we willen, te zeggen hebben we nietmetal. De Raad zal de zaak wel voor ons uitmaken. Dat is aan den eenen kant niet plezierig. Wien ge beurt het wel eens niet. dat hg in ziohzelven zegt: „ik wou, dat ik nu eens wat in den Raad te zeggen had, dan zou ik dit of dat doen." Maar aan den anderen kant is het gemak kelijk, want wie niet heeft te beslissen heeft ook geen verantwoordelijkheid te dragen en kan later altijd zeggen: „ja, dat besluit van toen is tooh ook een dom besluit geweest. Neen, als fc toen wat te zeggen had gehad....!" Hoe zal de Raad nu beslissen Dat blijft nog een diep geheim. Van de meeste leden weten we 't nog niet. ^Wel van den heer Klein, die geen" cent meer wou uitgeven voor muziek en die het maken van muziek in Haarlem voortaan wou overlaten aan het Brongebouw en aan Trou moet Biijcken. Dat noemen ze de be roemde afsohuif-theorie. .Laat mijn buurman er maar voor zorgen!"Dat is heel gemakkelijk, maar getuigt niet vau een breede opvatting. Voorts Riohard, een bedeesd man, had zioh zelfs op de pijnbank geen woord van liefde laten ontvallen en Aline kon zioh van hare gevoelens in het geheel geen rekensohap geven. Ja, zg liet zioii zelfs hier en daar uit, dat Ri ohard zoo veranderd was en dat zij hem niet meer mocht lijden. Aline's moeder, mevrouw von Wal- lerstein, was de weduwe van een in den oorlog gevallen offioier, die van haar besoheiden pensioen moest le ven en zioh derhalve, zoowel als uit droefheid over den dood van haar man, dien zij nog steods beweende, op haar moederlijk erfdeel, het kleine goed Benkenoord,teruggetrokken bad. Nu Aline op dien leeftijd begon te komen, waarop men er aan gaat denken zgne dochter „geplaatst" te zien, hield zg zioh meer dan ooit met de toekomst van haar doohter bezig. Zij had haar wel is waareeue zorgvuldige opvoeding gegeven, maar zg verheelde zioh niet, dat nooh de bekwaamheden van Aline, nooh baar karakter berekend waren op den strgd des levens. Éen man voor haar kon zg hier niet in de eenzaamheid vinden. Daar voor moest men in de Btad zgn, diende visites te ontvangen en de aan hare rust gewone, fijngevoelige vrouw leed reeds, enkel bij de ge dachte, dat zij ter wille van haar kind in de toekomst een heel andere levenswijze zou moeten volgen. Het was haar derhalve volstrekt niet onaangenaam, dat op het alleron verwachtst haar neef, de gepensio neerde ritmeester Von Flock, op een goeden dag aanzoek deed om Aline's hand. Meneer Von Flook, een welgesteld oudvrger, kwam van tgd tot tijd op bezoek op Beukenoord, en indien hg beweerde Aline's sympathie gewonnen te hebben was daar werkelijk wel iets voor te zeggen. Mevrouw van Wallerstein had ge noeg bewijzen, dat Aline neef wel genegen was en als de ondeugende Aline zgn houding nabootste en door de kamer maroheerende, op pa rodieerenden toon zong: „Ik heet Marcel von Flock, 'k Ga een beetje als een stok Tralala, tralala, tralala dan sohreef mama dat eenig en alleen op rekening van jeugdigen over moed. Inderdaad was Aline, zoo dikwijls meneer Von Flock op Beukenoord was, steeds in diens nabgheid. Zg had zooveel te vragen en neef Marcel werd nooit ongeduldig, als mama en de gouvernante. Hg gaf altgd antwoord, zelfs al vroeg Aline de zonderlingste dingen: waarom het gras nu toch wel groen en de hemel blauw is en waarom niet andersom. Neef Marcel had er ook goed slag vau om regenwormen op ïe graven en meer van die kundigheden, die Aline uitstekend te pas kwamen als zg ging viBsohen. Neef Marcel liet zioh naar alle heuvels meetroonen en was uitstekend te gebruiken bg het plukken van hazelnoten, die wat hoog hingen voor Aline. Ook was hg niet bang voor soheuren in zgn mooien zomerpantalon, als het er op aankwam bessen te plukken, waar nichtje niet best bij kon. Kort en goed, neef Marcel was een ideaal, en het kon Aline aan haar hart gaan, dat niet alle mensohen op de wereld geleken op haar goeien neef. En evenwel nochtans daar kwam bg mevrouw Von Wallerstein toch wel eenige twijfel op, of Aline ge- zou de heer Klein zioh sohamen, als hg nu weer opnieuw tienduizend gulden toestond en meent dat men daardoor een anteoedent in 't gezicht zou slaan. Nn houd ik wel van een beeld, maar het moet toch een klein beetje; juist wezen. En, hel kan aan mij liggen, van een anteoedent met een gezicht kan ik mg geen denkbeeld maken. Hoe zou zoo'n geziohterwel uitzien Mij dunkt, dat men even* goed kan spreken van een antece dent op zgn staart trappen, of bij zgn ooren trekken. Dat is evenwel eer zaak van on dergeschikt belang. De hoofdzaak is, dat de heer Klein geen cent meer geven wil. Zoo bur- baarsch denkt de heer Stolp er niet over, die een duizend gulden of vijf, zes geven wil, maar ook niet meer. Voor dat geld zal te krijgen wezen, wat men met een welwi.lenden term noemteen muziekkorps op beschei den schaal. De woorden zijn ons gegeven, heeft eens iemand gezt-gd, om onze gedach ten te verbergen. Wat is een mu ziekkorps op bescheiden schaal? Is dat een gezelschap, dat een even goe-: samenspel, esn even mooien klank te hooren geeft als een groot mnzit k- ko-ps, doch alleen wat. zwakker? Als dat zoo was, dan zouden veel men- schen peggen„wel zeker, zoo'n be scheiden schaal* laoht, ons wei toe: die groote korpsen maken vooral in stuk Ken van Wagner soms zoo'n ge ducht lawaai 1" Maar dat is het niet, lieve menschen, dat is het nietEen muziekkorps op bescheiden schaal is er een, waarvan aileen de zooge naamde officieele diensten worden gevergd, de concerten in den Hout, de dienst voor de schutterig etc. Van zoo'n korpR zal noch het Brongebouw, noch Trou, noch de Ver- leenïging meer gebruik maken. In Amsterdam zullen ze er om lachen, Ik bied dit beeld van een lachen de schaa; beleefdelijk aan als tegen hanger van 'e heeren Kleins antece dent met een gezicht. neigd zou zgn met neef Marcel in het huwelijksbootje te stappen, want het was' een bezwaar en het bleef een bezwaar, dat ZEd. zooveel ouder was. .Hoe bedoel je dat, beste nicht, zooveel ouder?" „Ik meen, waarde neef, dat jg tegen de vgftig loopt, en Aline paa aeht- tien is." „Maar nioht, hoe heb ik het nu met jeIk ben pas negen en veertig en dus een man in het best van z'n tgd." „Daar heb je missohien geen onge lijk in. Maar de vraag is, hoe denkt Aline op dit punt" „Aline? Maak je daar niet bezorgd over. Hoor eens nichtje, in de we reldsohe dingen ben je om zoo te zeggen, meer dan bg ziende, zoo niet blind." Hg ging opstaan en liep naar den spiegel. „Ik wil me niets wgs maken, maar ik meen, dat ik nog wel eenigen in druk kan maken op een vrouwen hart. Stram ben ik, nu ja een heel klein beetje. Maar overigens: ik kan voor een dertiger passeeren. Zou ik Aline van daag nog kunnen zien „Zeker wel, waarom niet. „Heb je ooit, „zooveel ouder"! Hoe kom je er bij!" Een paar minuten later zat neef Marcel tegenover zijn nichtje in een allerliefst prieeltje voor in den tuin. Hg zat zoo reohtop als een soldaat die z'n laadstok ingeslokt heeft eu bg deed z'n best zoo lieftallig te kijken, als hem maar mogelgk was. Zg vormden wel eene groote tegen stelling, de vroolgke, jong Aline, met hare schitterende, blauwe oogen, en de oude offioier, die zoo stram zat en zoo origineel keek, dat Aline het eindelgk wel uitschateren moest. „Wat scheelt je vandaag toch, neef? Je bent onbetaalbaar van middag." „Hoe dat Aline?" (uiterst ver baasd.) „U doet zoo komiek?" „Komiek Ik ben integendeel zeer ernstig." „Ernstig, en waarom dat „Ik sprak zoo even met je mama, kat men jewel boe denk je nu eigenlgk over trouwen „Daar heb ik nog nooit over ge dacht, neef. Maar u moest me nu eens uitleggen, waarom de lui toch eigenlgk wel trouwen." „Ik zal probeeren je de zaak dui delijk te maken. Maar geef mij eerst je handje. Juist zoo. Je dient hand- t-ohoenen te gaan dragen, anders worden ze nog heelemaal bruin. Ja, zie je" en hij streelde de kleine witte hand en zag het meisje, dat wat ern stiger geworden was. verliefd in de oosren „zie je, daar zgn gevallen, dat ee man en een meisje zooveel van elkander houden, dat zij wel altijd bij elkaar zouden willen zgn. Kun je je dat voorstellen „Zeker, dat laat zioh wel denken." „Kijk I men leeft gescheiden en men voelt zioh tooh altijd tot elkan der getrokken. Zelfs al pruil je eens, je meent bet tooh eigenlijk maar half. Ik weet niet, of ik mij wel duidelgk genoeg uitdruk „Toch wel, beste neef, toch wel." „En heb je wel eens over de liefde nagedacht „Q?er de liefde? Neen, neef daar over nooit..." Zij wi-ohte zich een traan uit het oog. „Het is merkwaar dig. Ik heb een heele collectie lief deshistories gelezen en het loopt altgd op trouwen. Je hebt gelijk oom maar och, aan trouwen heb ik en in Leiden de schouders ervoor op halen en aangezien het dus no; al leen zaJ kunnen dienen bij boot- tochtjes en voor balmuziek, zal de bijverdienste voor de muzikanten lut tel wezen en zullen de g eden er uitloopen en de slechten achterblij ven. Laat ode dus mekaar nu niets trachten wijs te maken over een mu ziek korps op bescheiden schaalde ware naarc van zoo'n ding is een slecht muziekkorps. Ik voor mij zou zeg gen liever heelemaal geen, dan een slecht. Maar daarvan zal, dat durf ik wel met zekerheid zeggen, in den Raad geen sprake wezen van ge- heele alechaffiug, bedoel ik. De lief hebbers van tie bescheiden schaal zuilen ons (je moet toch wat te bla zen hebben voor de schutterij en bg de parade en in de etadslent) dus weer gelukkig willen maken meteen Mullertje' ais ik het zoo noemen mageen paar dozijn glimmende ko peren dingen, met meer ijver dan talent bewerkt door even zoovele man netje?, die in 'i dagelijkbch leven al lerlei eerzame, maar zeer onmuzikale, beroepen en bedrijven uitoefenen. Nu kost z .o'n Mullertje ook geld en wel in verhouding nog meer df.n een korps als het tegenwoordige, na melijk een duizend gulden of zes- Dat is dus, welgeteld, Vierduizend gul den minder dan de subsidie voor 't groote muziekkorpB en het is wel( goed, dit in 'toog te houden, omdat' er veel mensohen zijn, die over het Gemeentelijk Muziekkorps sprekende, meenden dat er met afschaffing ti n- duizend gulden te besparen zou zijn. 'tZijn er maar vierl Nu was het totaal van onze ge meentelijke belaBtiDg ten vorigen jare f317,264,51, Vierduizend gulden ma ken daarvan dun uit 1percent nog niet. Met andere woorden: Wie nu; f100 belasting betaalt, zou als we; een klein muziekkorps kregen, f 1.331 minder te betalen hebben. Wie nu 150 betaalt, zou dan f49,33 betalen en de man die nu f25 bgdraagt zou de besparing nauwelijks meer bemer ken. Voor de mensohen met kleine nu heelemaal nog niet gedaoht." „Nog nooit?" „Nog nooit. Je dient tooh eerst iemand lief te hebben. En zelfs al had je iemand lief, dan zou je dat nog zoo niet zeggen, dunkt me." Neef Marcel Jging meer reohtop zitten en riohtte zgn oog op Aline's gelaat. Zij sloeg haar oogen neer en kleurde. Toen kreeg de oud-offioier het te kwaad en schreeuwde op ooa- mando-toon „Dat moet men zeggen!" Aline versohrikte en neef Marcel streelde oogenblikkelgk, als ter ge ruststelling, weer het kleine, blanke handje. Na was het het oogenblik om van wal te steken. Maar hij sprak moeilgk in 't publiek bg kon het reohte woord niet vinden. Zgn hart klopte meer, dan toen hg voor tien jaar een vijan delijke oolonne op zioh aan zag ruk ken. Hg voelde de zweetdroppels parelen op zgn voorhoofd en hg streek zioh met de hand door zijn (denk beeldige) haren. Waarom hielp zg hem ook niet een handje? Zoo'n on deugd. En zg keek immers zoo ern stig. Daar ging wat in baar om, dat was duidelgk. Opeens vroeg aa„Wat moet men zeggen Hij ergerde zich bepaald aan die vraag en drukte hare hand steviger. „Och men behoeft het ook niet te zeggen. Maar men moet het toch laten jmerken. Wis en pardon Men moet het hem zeggc-n en dan trouwt men." „Dus het meisje zelve moet spre ken „Wel waarom niet Een dient de eerste te zijn, zou ik denken Op eens was het neef Marcel of hij droomde. Twee armen werden er om zijn hals geslagen, bruine lokken vielen over zijne wangen en twee zachte lippen drukten een malscben kus op de zijne Zoo iets had hg nog nooit beleefd. Dat een kus zoo kon smaken had hij zich niet meer kun nen voorstellen. Maar het duurde maar een oogen blik. Toen hoorde hij „Dank u neef." Neef Marcel was weer uit het para dijs zijner droomen in het vlakke land der werkelijkheid. Eenige minuten later zat de heer Von Flook behfigelijk lachende te genover zgn nioht, verslag doende van het geveoht, waaruit hij zooeven triomphantelijh te voorsohijn geko men was. „Drommels, nichtje, ik stond daar voor een heet vuur, maar het zoete loon brandt mg nog op de lippen. Al is men negen en eertig jaar, men wordt weer jong als men zoo gezoend wordt." Mevrouw Wallerstein laohte har telijk. ,,'t Wondert me tooh een beetje, dat Aline zoo gauw toe „Of het je verwondert of niet, ik heb je toestemming." „Zeker, maar Aline moet naar haar hart te werk gaan. Dat spreekt. Zoo dacht mgn goeie man er in zijn leven ook over. Waar of het, kind toch blijft „Och, dat begrijp ik best. Een beetje verlegen. De eerste kUBHé, ik voel hem nogWat had ze een kleur... Weg was ze opeens,ik haar na. Maar het kind is zoo drommels vlug." Neef Marcel vlijde zich genoegelijk achterover in zgn stoel. Eensklaps vloog hij op. Hij meende Aline uit het park te voorschijn te zien komen. Hij zat namelijk op het terras voor inkomens behoeven we due ons Ge meentelijk muziekkorps niet af te sohaffen; voor de giootere inkomens zelfs is het aandeel in die f 4000 gulden van geen beteekenis en ik maak me sterk, dat wanneer men den belastingschuldigen, die f100 en meer bijdragen, hoofdelijk vragen kon, hoe ze er over daohten, dat ze dan allen zouden antwoorden: „voor die luttele besparing zou ik het Mu ziekkorps niet opgeheven willen zien !tt Alleen zg, die gemoed-bezwaren hebben tegen muziek op Zondag, zouden anders spreken. Maar over gemoedsbezwaren hebben we het niet, we hebben het over finantieele be zwaren Gemoedsbezwaren heeft zelfs de heer Klein niet laten hooren en wat de finantieele bezwaren betreft, durf ik na de bovengenoemde cijfers, be weren dat die maar denkbeeldig zijn. Louwtje is dese week veertig jaar geworden, eerbiediger gezegd de heer Laurens Janszoon Coster van Brons van de Markt. Dut is een lange naam, die denken doet aan de hedendaag- sche namen-uitrekmanie. Bijvoorbeeld iemand heet Jansen en is geboortig uit Soharnegoutum fluks noemt hij zioh Jansen van Soharnegoutum en het duurt niet lang of hij laat zien meneer van Soharnegoutum noemen. Het burgerlijke Jansen heeft plaats gemaakt voor het sierlijker Van Soharnegoutum. Zoo heb ik er wel eens over ge dacht, oeq mg voortaan Fidelio van Haarlem te gaan noemen, maar voor al bij bet naderen van de kermis klinkt dat van Haarlem een beetje speotacleoonoert-varié aohtig. Tot dusver heb ik daarvan dus afgezien. Maar keeren we tot Louwtje te rug. Een paar weken geleden zag ik hoe een paar mannen met ladders te gen hem opklommen en hem eens duohtig afboenden. Dat was waar schijnlijk al mot het oog op zgn ver jaardag. Hg moeBt er bg de herden king van een kroonjaar tooh feeste lg k uitzien. het huis, onder het genot van een kopje thee. Hij was dan ook on middellijk opgesprongen en de trap afgegaan zoo vlug als zijn stijve bee- nen het hem toelieten, Aline tege moet. Aline groette hem al van verre, maar niet zoo hartelijk als hij ver wacht had. Zij zag er wat opgewon den uit, hare lieve wangetjes] hadden kleurtjes van belang en een zachte glans straalde er uit hare oogen. Hare borst ging heftig op en neer en om hare lippen zweefde een zacht glim lachje een dichter zou gezegd heb ben „Hare lippen droomden van kassen." Neef Marcel, die met het plan ge komen was om zgne bruid in de armen te sluiten, voelde zioh den moed ontzinken en stelde zich tevre den met haar den arm te presentee ren. Toen, om zgne batterijen op nieuw te openen, zeide hij „Je bent lang uitgebleven." „Ja, neef, dat is jou sohuld." Hij zag haar gelukzalig iaohend aan en gaf een drukje tegen haar arm. „Dus alles is in orde vroeg hg met een veelbeteekenenden glimi.Koh. „Ja, beBte neef, ik heb gedaan, zooals' u mg geraden hebt. Ik heb het hem gezegd. „Hem? Wie wat? Wat ia dat?" „Wel Richard." Neef Maroel kreeg een gevoel, of hem tien struikroovers tegel(jk om zgn beurs of zgn leven vroegen. „Ri Riohard?" „Ja. Toen u me zoo de liefde uit- legdet, toen begreep ik op eens, dat ik van hem hield. En u hadt gelijk dat ik moest spreken, dat voelde ik wel. Mgn besluit was dadelgk geno men. Wij maken eiken dag op den zelfden tgd eene wandeliDg maar we hebben nog nooit een woord over liefde gesproken. Maar nu moest ik het hem zeggen. Ik dee f, zooals u mg geraden hebt, oom. Maar neef beste neef wat scbeelt u?" „Niets, nie's." Hij keerde zich om en wisohte zioh een traan uit het oog. De man had een week hart en hij had al. zgne zinnen zoo op het meisje gezet „Is 'ie jong, die Riohard van je?" zei hij na een pauze. „Jawel, vier en twintig." „Z o, dat komt goed bij jou leef tijd." „Wat is er?" vroeg mevrouw van Wallerstein, die op hen toegeloopen was. „O. niets niets," antwoordde neef. „Aline is verloofd." „Nu ja, dat weet ik." „Weet u dat ma?" Neef Marcel trok zgn nicht aan de japon en zei tot Aline„Ik heb ma ma zoo'n beetje op de hoogte ge bracht. Weet u, nioht, met Richard..." „Alles in orde mama, wg kunnen dadelgk trouwen. Riohard istotleeraar aan het gymnasium te Minnertsga benoemd." „En dat alles buiten mg om. 't Is toch..." „Je weet nichtje, dat ik je toestem ming had en dus de zaak in orde mocht brengen." „Ik heb ook niets op dien Riohard tegen. Ik geel mijne toestemming. Maar, Alioe, bedank oom voor zgne goede zorgen. Hg verdient het." En als vóór een uur voelde oom Maroel weer twee zachte armen om zgn hals en een kus op zgn mond. Maar nu lachte hij niet, maar hij had een traan iu het oog. Weer was het hem of hg droomde. Twee kussen van dezelfde lippen en tooh zoo ver schillend Enthousiaste mensohen hadden hem een krans om den hals gehangen, waarmee bij er onbesohrgfelgk ko miek uitzeg, ongeveer zooals een man van vleesoh en bloed er uit zou zien, die op zijn veertigsten verjaar- j.dag den heelen dag met een krans om den hals zou rondloopen. Vooral |ook. omdat, laten we het, eerlijk be kennen, Louwtje geen wonderwerk van beeldhouwkunst is. Intussohen hij is in weer en wind veertig jaar geworden, hg zal ook wel tachtig worden wanneer er niets bijzonders gebeurt. Alleen zal hg dan niet, zooals de mensohen grijs wezen; zijn tachtigste jaar z d hem op zgn voetstuk nog groener viuden, dan zgn veertigste hem nu aange troffen heeft. En is dat ook niet het ideaal van ons menschen een groene ouderdom Toen deze week het waterfeest was afgelooperi, kwam een van de deel nemers (namen zai ik niet noemen) in bet Brongebouw met drie Span jaarden, die zijn fabriek eens kwamen zien- De menschen spraken natuurlijk geen woord'" Hollandsoh, maar mank ten zioh verstaanbaar in een soort, van fransch, dat de Baskiërs spreken. Midden onder de feestvreugde op 't Spasme had de gastheer boven bedoeld met zijn spaansche gasten gedronken eu hield daarbij een rede in 't Hollandsoh, waarvan zij natuurlgk geen woord verstonden' „Mijne hee ren," zoo begon hij, „dezen avond hebben we op bet Spaarne gevaren. Ruim driehonderd jaar geleden heb ben de Spanjaarden ons, of liever onze voorvaderen, bij hoopen in het Spaarne gesmeten. Dat vergeef ik ze nietJa uigne heeren, ze hebben bg de plundering van de stad onze voor ouders bij ma8saas vermoord." De drie Spanjaarden intussohen, meenende, dat de spreker hun complimenten stond te ineken, zaten glimlaoheud en hoffelijk te bui gen, uatnurlqk tot vermaak van de omstanders. En nadat de spreker BINNENLAND Uit de Staataoourant. Kon benluitm. Ontheven de generaal-majoor F C. Bloem, op grond van ongesti heid, Igdelgk, dat is tot nader ori van het bevel over de 2e divi infanterie, met bepaling dat hg, i lang die ontheffing duurt, ter besol king zal zgn van den minister oorlog; en voor den bedoelden belast met het bevel over de genot de divisie de kolonel C. O. van K teren, die in verband daarmede tij lijk is ontheven van het bevel o het 6de regiment infanterie. Met ingang van 1 Aug. a. s. a W. H. Hofstee, wegens liobaams breken, eervol ontslag verleend havenmeester aan het Noordzeekan te IJmuiden, en benoemd tot havi meester aan het Noo^dzeekanaal IJmuiden, B. Taok te Nieuwendie Op verzoek, eervol ontslag verlee met 1 Aug. a, s. aan deD opzioh van den Rijkswaterstaat 1ste kl. L. Weys, en met 1 Nov. a. s. aan d opziohter van den Rijkswaterstaat 1 kl. O. Hanke. Wetboek van burgerlijke rechts vordering. Uit volkomen vertrouwbare br wordt ons medegedeeld, dat de h< ziening van odb Wetboek van Bi gerlijke Rechtsvordering, onlau door de Staten-Generaal goedgekeui ter bekraobtiging aan de Regent voorgelegd, wellicht reeds door H. onderteekend is. Het onlangs do ons medegedeeld gerucht, dat dit zou gesohieden, blijkt een gevolg zijn geweest van het groote meening verschil, dat zioh over deze zaak den ministerraad heeft geopenbaai Immers ook in die vergadering ble bij meer dan eene zijde geheele i stemming te bestaan met het. do den Raad van State over die herzi ning breed gemotiveerd, zeer ongu stig aan H. M. uitgebraoht adv» Bg de overweging hiervan moetneve de weigering van de koninklijke b kraohting, het denkbeeld van een g lijktgdig in te dienen voorstel vq wet tot het tot stand komen der ml algemeene instemming verkregen vej beteringen, zooals ook door den Ras van State was aangegeven, zeer eri stig ter s rake gekomen zijn, hetge? tot het gerucht eener novelle schqj aanleiding te hebben gegeven. N. R Ct. De samenstelling van een ontweij van wet tot voorziening in den fina^ oieelen nood van tal van gemeentl besturen, m. a. w. tot het tot siah brengen eener betere verhpudin tussohen het belastingstelsel des rijt met dat der gemeenten, is in zoove gereed, dat het eerstdaags de bureau van de daarbij betrokken departemei ten van algemeen bestuur zal kunne verlaten en wellioht nog in deze zittinl zoo niet dan in het begin der vq gende, aan de Staten-Generaal zi worden voorgelegd. Een lr.ng verbej gevolg van het tot stand komen dt kieBwet, een gewensoht begin van cj daardoor thans mogelgk geworde practische politiek die nog zoo het veel te doen vindt en wier handel tot dusver niet zoo vrij waren al thans het geval geworden is. PoBtzegeltentoonstelliüg Vrijdagmiddag ten 2 uur werd i de zaïen van den Haagechen Kunsi kring de vanwege de Nederlandsch Vereeniging van postzegel-verza mi laars georganiseerde tentoonstellin zgn hart over onzen vijand van de taohtigjarigen oorlog eens voed ha gelucht, zongen de aanwezigen o zgD voorstel van de Zilvervloot. Wat niet we^t, niet en deert, e Ik kan, naar het schijnt, maa moeilgk een Zaterdagavondpraatj schrijven waarin geen vervoermiddf wordt besproken. Als het de rg'wh len niet zijn, dan is hef. de electrisch tram, die er nog niet is, of de ga& tram, die er misschien nooit komt- nu is het de paardentram, die er wt is. Ik zal nu maar niets meer zeggei van de lijn, want die wordt eiod September vernieuwd en dan krgge misschien hotsende wagens ook we een goede repgratiebeurt. Een van mijn lezeressen vraagt o het niet mos-elijV j?i. regel te brengei in de manier waarop open en dicht trams loopen. Zij geeft de voorkeu aan een dichte tram en er zullen na luurlflk wel meer menschen zijo, dïi d t doen, vooral waaneer zg eer zwak gestel hebben of pas ziek zgi geweest. En juist zulke menschel zullen uit den aard van de zaafe meer gebruik maken van de tran dan die nooit iets uian'seeren. Nu weet men in den zomertgr nooit, wanneer er een d;o'nten tran zal komen. Zou het, zoo vraagt mijt lezeres, niet mogelgk zgG om den anderen een open en een dichte wa gen te laten rgdeu Ik geef de vraag in overweging aan den wakkeren directeur van de tram, die haar zekei wel zai willen overwegen. Den volgenden zomer zal het euvel vanzelf verminderd worden, omdat er dan dubbel Bpoor ligt en de wagens elkaar sneller opvolgen. Maar daar meê is men op dit oogenblik (en de zomer duurt tooh nog een paar maanden) niet geholpen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1896 | | pagina 6