Twee Kussen.
door
EMIL PESOHKAN.
Aline was in weerwil van hare acht
tien jaren nog een van die aBrdige
wezentjes, die andere achttienjarige
meisjes niet zonder de noodige in
beelding „bakvisobjes" noemen.
Opgegroeid op het eenzame land
goed van hare moeder, enkel in ver
keer mei haar en eene onde gouver
nante, was zij nog kinderlqk en
frisoh evenals het land le midden
waarvan zij opgegroeid was.
Die groene heuvels, die heldere
beken, die ruime frissohe heide, die
aardige dorpjes in den omtrek
het een en het ander soheen zioh te
weerspiegelen in Aline's voorkomen.
En wie keek er naar om Niemand
ter wereld daar in die „woestenij".
Nu ja, éen enkele: de zoon van den
schoolmeester, die was de eenige
dichter op uren afstands. Maar hg
kwam alleen op Beukenoord als
't vacantia was.
Met hem had Aline als kind ge
Bpeeld, samen hadden ze de koeien
naar de wei gedreven, samen forellen
in de beek en vlinders op het veld
gevangen. En was haar gouvernante,
het brave mensch, niet honderde malen
doodsbenauwd geweest, als ze niet hun
beidjes op klim partijtjes uitwaren en
ze weer met vuile schoenen, gescheur
de kleederen, met blauwe oogen of
boQte armen dreigden thuis te komen
Maar aan dien tijd van vroolijke
onbezorgdheid kwam een einde:
Richard moest naar de stad en op
het gymnasium en een jaar of wat
later naar de aoademie.
In de vaoanties, ja, dan zagen ze
elkaar weer. Maar het was niet meer
bg het oude. Riohard was nu „een
heer" en Aline droeg een japonnetje
haast heelemaal tot den grond toe.
Dat sprak malkaar nu aan met „U"
en er kon niet meer samen geklom
men worden en al trok Aline, als ze
alleen was, haar schoenen nog wel
eens uit en h«ar kousen er hg als ze
een beekje wou doorwaden, al soheur-
de ze nog wel eens haar japunnetje
stel je voor dat Riohard daar bg
was!
Eq des al niettemin om nu nog
lange wandelingen te gaan maken
onder het de deugd in de hand wer
kend geleide van hare eerzame gou
vernante, daar had zg tooh ook bitter
weinig trek in en daarom ging zg er
nu maar alleen op uit. Zg klauterde
alleen, ging alleen toohtjes in hetbosoh
doen, visohte alleen en ving alleen
haar kapellen, zooht hazelnoten en
bo9ohbessen moederziel alleen en
besteedde den tijd, zooals het haar
in haar hoofdje opkwam. Kon zg het
helpen, dat Riohard haar nu en dan
tegenkwam Gebeurde het al, dan
boog men voor elkander, maakte een
onverschillig praatje over wind en
weer en bg een kruispunt van den
weg, ging ieder zijns weegs.
Maar tooh laten we het in vredes
naam maar zeggen hadden zg dan
allebei een slap of wat gedaan, dan
bleven ze weer staan, keken om en
waren ijselgk versohrikt,, als hunne
oogen elkander ontmoetten.
In den laatsten tijd was de ver
houding pijnlgk geworden.
Beiden kleurden tot over de ooren,
als zij malkander ontmoetten, zochten
elkander op en vluohtten als zij elkan
der vondenwaren „woedend" op
elkander en dachten steeds aan elk
ander.
Zij waren beiden even verliefd, maar
HAARLEMMER HALLETJES.
2e i Zaterdagaycndpraatji?.
CCCII.
We zgn weer in de muziekkorps
debatten. Zal 't blijven Zal 't niet
blgven Er zijn voor- en tegenstan
ders. Voorstanders, die zeggen dat
Haarlem het niet zonder een behoor
lqk muziekkorps kan redden, tegen
standers, die beweren, dat er veel te
veel geld voor wordt uitgegeven. Eu
ten slotte zijn er ook nog mensohen, j
die er heelemaal geen oent voor
zouden wiüen geven: dat zgn men-
schen, die liever trappen hooren
soburen, dan dat ze naar muziek1
luisteren. Nu, die laatste categorie
kunnen we veilig over 't hoofd zien.
Wie tooh zou net in zgn hersens
krggen, alle banketbakkers te verja
gen, omdat deze of gene geen taartjes
lust?
Maar wg, Publiek, mogen praten
zooveel we willen, te zeggen hebben
we nietmetal. De Raad zal de zaak wel
voor ons uitmaken. Dat is aan den
eenen kant niet plezierig. Wien ge
beurt het wel eens niet. dat hg in
ziohzelven zegt: „ik wou, dat ik nu
eens wat in den Raad te zeggen had,
dan zou ik dit of dat doen." Maar
aan den anderen kant is het gemak
kelijk, want wie niet heeft te beslissen
heeft ook geen verantwoordelijkheid
te dragen en kan later altijd zeggen:
„ja, dat besluit van toen is tooh ook
een dom besluit geweest. Neen, als
fc toen wat te zeggen had gehad....!"
Hoe zal de Raad nu beslissen
Dat blijft nog een diep geheim. Van
de meeste leden weten we 't nog
niet. ^Wel van den heer Klein, die
geen" cent meer wou uitgeven voor
muziek en die het maken van muziek
in Haarlem voortaan wou overlaten
aan het Brongebouw en aan Trou
moet Biijcken. Dat noemen ze de be
roemde afsohuif-theorie. .Laat mijn
buurman er maar voor zorgen!"Dat
is heel gemakkelijk, maar getuigt
niet vau een breede opvatting. Voorts
Riohard, een bedeesd man, had zioh
zelfs op de pijnbank geen woord van
liefde laten ontvallen en Aline kon
zioh van hare gevoelens in het geheel
geen rekensohap geven. Ja, zg liet
zioii zelfs hier en daar uit, dat Ri
ohard zoo veranderd was en dat zij
hem niet meer mocht lijden.
Aline's moeder, mevrouw von Wal-
lerstein, was de weduwe van een in
den oorlog gevallen offioier, die van
haar besoheiden pensioen moest le
ven en zioh derhalve, zoowel als uit
droefheid over den dood van haar
man, dien zij nog steods beweende,
op haar moederlijk erfdeel, het kleine
goed Benkenoord,teruggetrokken bad.
Nu Aline op dien leeftijd begon te
komen, waarop men er aan gaat
denken zgne dochter „geplaatst" te
zien, hield zg zioh meer dan ooit
met de toekomst van haar doohter
bezig. Zij had haar wel is waareeue
zorgvuldige opvoeding gegeven, maar
zg verheelde zioh niet, dat nooh de
bekwaamheden van Aline, nooh baar
karakter berekend waren op den
strgd des levens.
Éen man voor haar kon zg hier
niet in de eenzaamheid vinden. Daar
voor moest men in de Btad zgn,
diende visites te ontvangen en de
aan hare rust gewone, fijngevoelige
vrouw leed reeds, enkel bij de ge
dachte, dat zij ter wille van haar
kind in de toekomst een heel andere
levenswijze zou moeten volgen.
Het was haar derhalve volstrekt
niet onaangenaam, dat op het alleron
verwachtst haar neef, de gepensio
neerde ritmeester Von Flock, op een
goeden dag aanzoek deed om Aline's
hand.
Meneer Von Flook, een welgesteld
oudvrger, kwam van tgd tot tijd op
bezoek op Beukenoord, en indien hg
beweerde Aline's sympathie gewonnen
te hebben was daar werkelijk wel
iets voor te zeggen.
Mevrouw van Wallerstein had ge
noeg bewijzen, dat Aline neef wel
genegen was en als de ondeugende
Aline zgn houding nabootste en
door de kamer maroheerende, op pa
rodieerenden toon zong:
„Ik heet Marcel von Flock,
'k Ga een beetje als een stok
Tralala, tralala, tralala
dan sohreef mama dat eenig en alleen
op rekening van jeugdigen over
moed.
Inderdaad was Aline, zoo dikwijls
meneer Von Flock op Beukenoord
was, steeds in diens nabgheid.
Zg had zooveel te vragen en neef
Marcel werd nooit ongeduldig, als
mama en de gouvernante. Hg gaf
altgd antwoord, zelfs al vroeg Aline
de zonderlingste dingen: waarom het
gras nu toch wel groen en de hemel
blauw is en waarom niet andersom.
Neef Marcel had er ook goed slag
vau om regenwormen op ïe graven
en meer van die kundigheden, die
Aline uitstekend te pas kwamen als
zg ging viBsohen. Neef Marcel liet
zioh naar alle heuvels meetroonen en
was uitstekend te gebruiken bg het
plukken van hazelnoten, die wat hoog
hingen voor Aline. Ook was hg niet
bang voor soheuren in zgn mooien
zomerpantalon, als het er op aankwam
bessen te plukken, waar nichtje niet
best bij kon.
Kort en goed, neef Marcel was een
ideaal, en het kon Aline aan haar
hart gaan, dat niet alle mensohen op
de wereld geleken op haar goeien
neef.
En evenwel nochtans daar kwam
bg mevrouw Von Wallerstein toch
wel eenige twijfel op, of Aline ge-
zou de heer Klein zioh sohamen, als
hg nu weer opnieuw tienduizend
gulden toestond en meent dat men
daardoor een anteoedent in 't gezicht
zou slaan.
Nn houd ik wel van een beeld,
maar het moet toch een klein beetje;
juist wezen. En, hel kan aan mij
liggen, van een anteoedent met een
gezicht kan ik mg geen denkbeeld
maken. Hoe zou zoo'n geziohterwel
uitzien Mij dunkt, dat men even*
goed kan spreken van een antece
dent op zgn staart trappen, of bij
zgn ooren trekken.
Dat is evenwel eer zaak van on
dergeschikt belang.
De hoofdzaak is, dat de heer Klein
geen cent meer geven wil. Zoo bur-
baarsch denkt de heer Stolp er niet
over, die een duizend gulden of vijf,
zes geven wil, maar ook niet meer.
Voor dat geld zal te krijgen wezen,
wat men met een welwi.lenden term
noemteen muziekkorps op beschei
den schaal.
De woorden zijn ons gegeven, heeft
eens iemand gezt-gd, om onze gedach
ten te verbergen. Wat is een mu
ziekkorps op bescheiden schaal? Is
dat een gezelschap, dat een even goe-:
samenspel, esn even mooien klank
te hooren geeft als een groot mnzit k-
ko-ps, doch alleen wat. zwakker? Als
dat zoo was, dan zouden veel men-
schen peggen„wel zeker, zoo'n be
scheiden schaal* laoht, ons wei toe:
die groote korpsen maken vooral in
stuk Ken van Wagner soms zoo'n ge
ducht lawaai 1" Maar dat is het niet,
lieve menschen, dat is het nietEen
muziekkorps op bescheiden schaal is
er een, waarvan aileen de zooge
naamde officieele diensten worden
gevergd, de concerten in den Hout, de
dienst voor de schutterig etc.
Van zoo'n korpR zal noch het
Brongebouw, noch Trou, noch de Ver-
leenïging meer gebruik maken. In
Amsterdam zullen ze er om lachen,
Ik bied dit beeld van een lachen
de schaa; beleefdelijk aan als tegen
hanger van 'e heeren Kleins antece
dent met een gezicht.
neigd zou zgn met neef Marcel in
het huwelijksbootje te stappen, want
het was' een bezwaar en het bleef
een bezwaar, dat ZEd. zooveel ouder
was.
.Hoe bedoel je dat, beste nicht,
zooveel ouder?"
„Ik meen, waarde neef, dat jg tegen
de vgftig loopt, en Aline paa aeht-
tien is."
„Maar nioht, hoe heb ik het nu
met jeIk ben pas negen en veertig
en dus een man in het best van z'n
tgd."
„Daar heb je missohien geen onge
lijk in. Maar de vraag is, hoe denkt
Aline op dit punt"
„Aline? Maak je daar niet bezorgd
over. Hoor eens nichtje, in de we
reldsohe dingen ben je om zoo te
zeggen, meer dan bg ziende, zoo niet
blind."
Hg ging opstaan en liep naar den
spiegel.
„Ik wil me niets wgs maken, maar
ik meen, dat ik nog wel eenigen in
druk kan maken op een vrouwen
hart. Stram ben ik, nu ja een heel
klein beetje. Maar overigens: ik kan
voor een dertiger passeeren. Zou ik
Aline van daag nog kunnen zien
„Zeker wel, waarom niet.
„Heb je ooit, „zooveel ouder"! Hoe
kom je er bij!"
Een paar minuten later zat neef
Marcel tegenover zijn nichtje in een
allerliefst prieeltje voor in den tuin.
Hg zat zoo reohtop als een soldaat
die z'n laadstok ingeslokt heeft eu
bg deed z'n best zoo lieftallig te
kijken, als hem maar mogelgk was.
Zg vormden wel eene groote tegen
stelling, de vroolgke, jong Aline, met
hare schitterende, blauwe oogen, en
de oude offioier, die zoo stram zat
en zoo origineel keek, dat Aline het
eindelgk wel uitschateren moest.
„Wat scheelt je vandaag toch,
neef? Je bent onbetaalbaar van
middag."
„Hoe dat Aline?" (uiterst ver
baasd.)
„U doet zoo komiek?"
„Komiek Ik ben integendeel zeer
ernstig."
„Ernstig, en waarom dat
„Ik sprak zoo even met je mama,
kat men jewel boe denk je nu
eigenlgk over trouwen
„Daar heb ik nog nooit over ge
dacht, neef. Maar u moest me nu
eens uitleggen, waarom de lui toch
eigenlgk wel trouwen."
„Ik zal probeeren je de zaak dui
delijk te maken. Maar geef mij eerst
je handje. Juist zoo. Je dient hand-
t-ohoenen te gaan dragen, anders
worden ze nog heelemaal bruin. Ja,
zie je" en hij streelde de kleine witte
hand en zag het meisje, dat wat ern
stiger geworden was. verliefd in de
oosren „zie je, daar zgn gevallen,
dat ee man en een meisje zooveel
van elkander houden, dat zij wel
altijd bij elkaar zouden willen zgn.
Kun je je dat voorstellen
„Zeker, dat laat zioh wel denken."
„Kijk I men leeft gescheiden en
men voelt zioh tooh altijd tot elkan
der getrokken. Zelfs al pruil je eens,
je meent bet tooh eigenlijk maar half.
Ik weet niet, of ik mij wel duidelgk
genoeg uitdruk
„Toch wel, beste neef, toch wel."
„En heb je wel eens over de liefde
nagedacht
„Q?er de liefde? Neen, neef daar
over nooit..." Zij wi-ohte zich een
traan uit het oog. „Het is merkwaar
dig. Ik heb een heele collectie lief
deshistories gelezen en het loopt
altgd op trouwen. Je hebt gelijk oom
maar och, aan trouwen heb ik
en in Leiden de schouders ervoor op
halen en aangezien het dus no; al
leen zaJ kunnen dienen bij boot-
tochtjes en voor balmuziek, zal de
bijverdienste voor de muzikanten lut
tel wezen en zullen de g eden er
uitloopen en de slechten achterblij
ven.
Laat ode dus mekaar nu niets
trachten wijs te maken over een mu
ziek korps op bescheiden schaalde ware
naarc van zoo'n ding is een slecht
muziekkorps. Ik voor mij zou zeg
gen liever heelemaal geen, dan een
slecht. Maar daarvan zal, dat durf
ik wel met zekerheid zeggen, in den
Raad geen sprake wezen van ge-
heele alechaffiug, bedoel ik. De lief
hebbers van tie bescheiden schaal
zuilen ons (je moet toch wat te bla
zen hebben voor de schutterij en bg
de parade en in de etadslent) dus
weer gelukkig willen maken meteen
Mullertje' ais ik het zoo noemen
mageen paar dozijn glimmende ko
peren dingen, met meer ijver dan
talent bewerkt door even zoovele man
netje?, die in 'i dagelijkbch leven al
lerlei eerzame, maar zeer onmuzikale,
beroepen en bedrijven uitoefenen.
Nu kost z .o'n Mullertje ook geld
en wel in verhouding nog meer df.n
een korps als het tegenwoordige, na
melijk een duizend gulden of zes-
Dat is dus, welgeteld, Vierduizend gul
den minder dan de subsidie voor 't
groote muziekkorpB en het is wel(
goed, dit in 'toog te houden, omdat'
er veel mensohen zijn, die over het
Gemeentelijk Muziekkorps sprekende,
meenden dat er met afschaffing ti n-
duizend gulden te besparen zou zijn.
'tZijn er maar vierl
Nu was het totaal van onze ge
meentelijke belaBtiDg ten vorigen jare
f317,264,51, Vierduizend gulden ma
ken daarvan dun uit 1percent nog
niet. Met andere woorden: Wie nu;
f100 belasting betaalt, zou als we;
een klein muziekkorps kregen, f 1.331
minder te betalen hebben. Wie nu
150 betaalt, zou dan f49,33 betalen
en de man die nu f25 bgdraagt zou
de besparing nauwelijks meer bemer
ken. Voor de mensohen met kleine
nu heelemaal nog niet gedaoht."
„Nog nooit?"
„Nog nooit. Je dient tooh eerst
iemand lief te hebben. En zelfs al
had je iemand lief, dan zou je dat nog
zoo niet zeggen, dunkt me."
Neef Marcel Jging meer reohtop
zitten en riohtte zgn oog op Aline's
gelaat. Zij sloeg haar oogen neer en
kleurde. Toen kreeg de oud-offioier
het te kwaad en schreeuwde op ooa-
mando-toon
„Dat moet men zeggen!"
Aline versohrikte en neef Marcel
streelde oogenblikkelgk, als ter ge
ruststelling, weer het kleine, blanke
handje. Na was het het oogenblik
om van wal te steken.
Maar hij sprak moeilgk in 't
publiek bg kon het reohte woord
niet vinden. Zgn hart klopte meer,
dan toen hg voor tien jaar een vijan
delijke oolonne op zioh aan zag ruk
ken. Hg voelde de zweetdroppels
parelen op zgn voorhoofd en hg streek
zioh met de hand door zijn (denk
beeldige) haren. Waarom hielp zg
hem ook niet een handje? Zoo'n on
deugd. En zg keek immers zoo ern
stig. Daar ging wat in baar om, dat
was duidelgk.
Opeens vroeg aa„Wat moet men
zeggen
Hij ergerde zich bepaald aan die
vraag en drukte hare hand steviger.
„Och men behoeft het ook niet te
zeggen. Maar men moet het toch
laten jmerken. Wis en pardon
Men moet het hem zeggc-n en dan
trouwt men."
„Dus het meisje zelve moet spre
ken
„Wel waarom niet Een dient de
eerste te zijn, zou ik denken
Op eens was het neef Marcel of
hij droomde. Twee armen werden er
om zijn hals geslagen, bruine lokken
vielen over zijne wangen en twee
zachte lippen drukten een malscben
kus op de zijne Zoo iets had hg nog
nooit beleefd. Dat een kus zoo kon
smaken had hij zich niet meer kun
nen voorstellen.
Maar het duurde maar een oogen
blik. Toen hoorde hij „Dank u
neef."
Neef Marcel was weer uit het para
dijs zijner droomen in het vlakke land
der werkelijkheid.
Eenige minuten later zat de heer
Von Flook behfigelijk lachende te
genover zgn nioht, verslag doende
van het geveoht, waaruit hij zooeven
triomphantelijh te voorsohijn geko
men was.
„Drommels, nichtje, ik stond daar
voor een heet vuur, maar het zoete
loon brandt mg nog op de lippen.
Al is men negen en eertig jaar, men
wordt weer jong als men zoo gezoend
wordt."
Mevrouw Wallerstein laohte har
telijk.
,,'t Wondert me tooh een beetje,
dat Aline zoo gauw toe
„Of het je verwondert of niet, ik
heb je toestemming."
„Zeker, maar Aline moet naar haar
hart te werk gaan. Dat spreekt. Zoo
dacht mgn goeie man er in zijn leven
ook over. Waar of het, kind toch
blijft
„Och, dat begrijp ik best. Een beetje
verlegen. De eerste kUBHé, ik
voel hem nogWat had ze een
kleur... Weg was ze opeens,ik haar
na. Maar het kind is zoo drommels
vlug."
Neef Marcel vlijde zich genoegelijk
achterover in zgn stoel. Eensklaps
vloog hij op. Hij meende Aline uit
het park te voorschijn te zien komen.
Hij zat namelijk op het terras voor
inkomens behoeven we due ons Ge
meentelijk muziekkorps niet af te
sohaffen; voor de giootere inkomens
zelfs is het aandeel in die f 4000
gulden van geen beteekenis en ik
maak me sterk, dat wanneer men
den belastingschuldigen, die f100
en meer bijdragen, hoofdelijk vragen
kon, hoe ze er over daohten, dat ze
dan allen zouden antwoorden: „voor
die luttele besparing zou ik het Mu
ziekkorps niet opgeheven willen zien !tt
Alleen zg, die gemoed-bezwaren
hebben tegen muziek op Zondag,
zouden anders spreken. Maar over
gemoedsbezwaren hebben we het niet,
we hebben het over finantieele be
zwaren Gemoedsbezwaren heeft zelfs
de heer Klein niet laten hooren en wat
de finantieele bezwaren betreft, durf
ik na de bovengenoemde cijfers, be
weren dat die maar denkbeeldig zijn.
Louwtje is dese week veertig jaar
geworden, eerbiediger gezegd de heer
Laurens Janszoon Coster van Brons
van de Markt. Dut is een lange naam,
die denken doet aan de hedendaag-
sche namen-uitrekmanie. Bijvoorbeeld
iemand heet Jansen en is geboortig
uit Soharnegoutum fluks noemt hij
zioh Jansen van Soharnegoutum en
het duurt niet lang of hij laat zien
meneer van Soharnegoutum noemen.
Het burgerlijke Jansen heeft plaats
gemaakt voor het sierlijker Van
Soharnegoutum.
Zoo heb ik er wel eens over ge
dacht, oeq mg voortaan Fidelio van
Haarlem te gaan noemen, maar voor
al bij bet naderen van de kermis
klinkt dat van Haarlem een beetje
speotacleoonoert-varié aohtig. Tot
dusver heb ik daarvan dus afgezien.
Maar keeren we tot Louwtje te
rug. Een paar weken geleden zag ik
hoe een paar mannen met ladders te
gen hem opklommen en hem eens
duohtig afboenden. Dat was waar
schijnlijk al mot het oog op zgn ver
jaardag. Hg moeBt er bg de herden
king van een kroonjaar tooh feeste
lg k uitzien.
het huis, onder het genot van een
kopje thee. Hij was dan ook on
middellijk opgesprongen en de trap
afgegaan zoo vlug als zijn stijve bee-
nen het hem toelieten, Aline tege
moet.
Aline groette hem al van verre,
maar niet zoo hartelijk als hij ver
wacht had. Zij zag er wat opgewon
den uit, hare lieve wangetjes] hadden
kleurtjes van belang en een zachte
glans straalde er uit hare oogen. Hare
borst ging heftig op en neer en om
hare lippen zweefde een zacht glim
lachje een dichter zou gezegd heb
ben „Hare lippen droomden van
kassen."
Neef Marcel, die met het plan ge
komen was om zgne bruid in de
armen te sluiten, voelde zioh den
moed ontzinken en stelde zich tevre
den met haar den arm te presentee
ren. Toen, om zgne batterijen op
nieuw te openen, zeide hij
„Je bent lang uitgebleven."
„Ja, neef, dat is jou sohuld."
Hij zag haar gelukzalig iaohend
aan en gaf een drukje tegen haar
arm.
„Dus alles is in orde vroeg hg
met een veelbeteekenenden glimi.Koh.
„Ja, beBte neef, ik heb gedaan,
zooals' u mg geraden hebt. Ik heb
het hem gezegd.
„Hem? Wie wat? Wat ia dat?"
„Wel Richard."
Neef Maroel kreeg een gevoel, of
hem tien struikroovers tegel(jk om
zgn beurs of zgn leven vroegen.
„Ri Riohard?"
„Ja. Toen u me zoo de liefde uit-
legdet, toen begreep ik op eens, dat
ik van hem hield. En u hadt gelijk
dat ik moest spreken, dat voelde ik
wel. Mgn besluit was dadelgk geno
men. Wij maken eiken dag op den
zelfden tgd eene wandeliDg maar
we hebben nog nooit een woord
over liefde gesproken. Maar nu moest
ik het hem zeggen. Ik dee f, zooals
u mg geraden hebt, oom. Maar neef
beste neef wat scbeelt u?"
„Niets, nie's." Hij keerde zich om
en wisohte zioh een traan uit het
oog. De man had een week hart en
hij had al. zgne zinnen zoo op het
meisje gezet
„Is 'ie jong, die Riohard van je?"
zei hij na een pauze.
„Jawel, vier en twintig."
„Z o, dat komt goed bij jou leef
tijd."
„Wat is er?" vroeg mevrouw van
Wallerstein, die op hen toegeloopen
was.
„O. niets niets," antwoordde neef.
„Aline is verloofd."
„Nu ja, dat weet ik."
„Weet u dat ma?"
Neef Marcel trok zgn nicht aan de
japon en zei tot Aline„Ik heb ma
ma zoo'n beetje op de hoogte ge
bracht. Weet u, nioht, met Richard..."
„Alles in orde mama, wg kunnen
dadelgk trouwen. Riohard istotleeraar
aan het gymnasium te Minnertsga
benoemd."
„En dat alles buiten mg om. 't Is
toch..."
„Je weet nichtje, dat ik je toestem
ming had en dus de zaak in orde
mocht brengen."
„Ik heb ook niets op dien Riohard
tegen. Ik geel mijne toestemming.
Maar, Alioe, bedank oom voor zgne
goede zorgen. Hg verdient het."
En als vóór een uur voelde oom
Maroel weer twee zachte armen om
zgn hals en een kus op zgn mond.
Maar nu lachte hij niet, maar hij had
een traan iu het oog. Weer was het
hem of hg droomde. Twee kussen
van dezelfde lippen en tooh zoo ver
schillend
Enthousiaste mensohen hadden hem
een krans om den hals gehangen,
waarmee bij er onbesohrgfelgk ko
miek uitzeg, ongeveer zooals een
man van vleesoh en bloed er uit zou
zien, die op zijn veertigsten verjaar-
j.dag den heelen dag met een krans
om den hals zou rondloopen. Vooral
|ook. omdat, laten we het, eerlijk be
kennen, Louwtje geen wonderwerk
van beeldhouwkunst is.
Intussohen hij is in weer en wind
veertig jaar geworden, hg zal ook
wel tachtig worden wanneer er niets
bijzonders gebeurt. Alleen zal hg
dan niet, zooals de mensohen grijs
wezen; zijn tachtigste jaar z d hem
op zgn voetstuk nog groener viuden,
dan zgn veertigste hem nu aange
troffen heeft. En is dat ook niet het
ideaal van ons menschen een groene
ouderdom
Toen deze week het waterfeest was
afgelooperi, kwam een van de deel
nemers (namen zai ik niet noemen)
in bet Brongebouw met drie Span
jaarden, die zijn fabriek eens kwamen
zien- De menschen spraken natuurlijk
geen woord'" Hollandsoh, maar mank
ten zioh verstaanbaar in een soort,
van fransch, dat de Baskiërs spreken.
Midden onder de feestvreugde op
't Spasme had de gastheer boven
bedoeld met zijn spaansche gasten
gedronken eu hield daarbij een rede in
't Hollandsoh, waarvan zij natuurlgk
geen woord verstonden' „Mijne hee
ren," zoo begon hij, „dezen avond
hebben we op bet Spaarne gevaren.
Ruim driehonderd jaar geleden heb
ben de Spanjaarden ons, of liever
onze voorvaderen, bij hoopen in het
Spaarne gesmeten. Dat vergeef ik ze
nietJa uigne heeren, ze hebben bg
de plundering van de stad onze voor
ouders bij ma8saas vermoord."
De drie Spanjaarden intussohen,
meenende, dat de spreker hun
complimenten stond te ineken, zaten
glimlaoheud en hoffelijk te bui
gen, uatnurlqk tot vermaak van
de omstanders. En nadat de spreker
BINNENLAND
Uit de Staataoourant.
Kon benluitm.
Ontheven de generaal-majoor F
C. Bloem, op grond van ongesti
heid, Igdelgk, dat is tot nader ori
van het bevel over de 2e divi
infanterie, met bepaling dat hg, i
lang die ontheffing duurt, ter besol
king zal zgn van den minister
oorlog; en voor den bedoelden
belast met het bevel over de genot
de divisie de kolonel C. O. van K
teren, die in verband daarmede tij
lijk is ontheven van het bevel o
het 6de regiment infanterie.
Met ingang van 1 Aug. a. s. a
W. H. Hofstee, wegens liobaams
breken, eervol ontslag verleend
havenmeester aan het Noordzeekan
te IJmuiden, en benoemd tot havi
meester aan het Noo^dzeekanaal
IJmuiden, B. Taok te Nieuwendie
Op verzoek, eervol ontslag verlee
met 1 Aug. a, s. aan deD opzioh
van den Rijkswaterstaat 1ste kl.
L. Weys, en met 1 Nov. a. s. aan d
opziohter van den Rijkswaterstaat 1
kl. O. Hanke.
Wetboek van burgerlijke
rechts vordering.
Uit volkomen vertrouwbare br
wordt ons medegedeeld, dat de h<
ziening van odb Wetboek van Bi
gerlijke Rechtsvordering, onlau
door de Staten-Generaal goedgekeui
ter bekraobtiging aan de Regent
voorgelegd, wellicht reeds door H.
onderteekend is. Het onlangs do
ons medegedeeld gerucht, dat dit
zou gesohieden, blijkt een gevolg
zijn geweest van het groote meening
verschil, dat zioh over deze zaak
den ministerraad heeft geopenbaai
Immers ook in die vergadering ble
bij meer dan eene zijde geheele i
stemming te bestaan met het. do
den Raad van State over die herzi
ning breed gemotiveerd, zeer ongu
stig aan H. M. uitgebraoht adv»
Bg de overweging hiervan moetneve
de weigering van de koninklijke b
kraohting, het denkbeeld van een g
lijktgdig in te dienen voorstel vq
wet tot het tot stand komen der ml
algemeene instemming verkregen vej
beteringen, zooals ook door den Ras
van State was aangegeven, zeer eri
stig ter s rake gekomen zijn, hetge?
tot het gerucht eener novelle schqj
aanleiding te hebben gegeven.
N. R Ct.
De samenstelling van een ontweij
van wet tot voorziening in den fina^
oieelen nood van tal van gemeentl
besturen, m. a. w. tot het tot siah
brengen eener betere verhpudin
tussohen het belastingstelsel des rijt
met dat der gemeenten, is in zoove
gereed, dat het eerstdaags de bureau
van de daarbij betrokken departemei
ten van algemeen bestuur zal kunne
verlaten en wellioht nog in deze zittinl
zoo niet dan in het begin der vq
gende, aan de Staten-Generaal zi
worden voorgelegd. Een lr.ng verbej
gevolg van het tot stand komen dt
kieBwet, een gewensoht begin van cj
daardoor thans mogelgk geworde
practische politiek die nog zoo het
veel te doen vindt en wier handel
tot dusver niet zoo vrij waren al
thans het geval geworden is.
PoBtzegeltentoonstelliüg
Vrijdagmiddag ten 2 uur werd i
de zaïen van den Haagechen Kunsi
kring de vanwege de Nederlandsch
Vereeniging van postzegel-verza mi
laars georganiseerde tentoonstellin
zgn hart over onzen vijand van de
taohtigjarigen oorlog eens voed ha
gelucht, zongen de aanwezigen o
zgD voorstel van de Zilvervloot.
Wat niet we^t, niet en deert,
e
Ik kan, naar het schijnt, maa
moeilgk een Zaterdagavondpraatj
schrijven waarin geen vervoermiddf
wordt besproken. Als het de rg'wh
len niet zijn, dan is hef. de electrisch
tram, die er nog niet is, of de ga&
tram, die er misschien nooit komt-
nu is het de paardentram, die er wt
is. Ik zal nu maar niets meer zeggei
van de lijn, want die wordt eiod
September vernieuwd en dan krgge
misschien hotsende wagens ook we
een goede repgratiebeurt.
Een van mijn lezeressen vraagt o
het niet mos-elijV j?i. regel te brengei
in de manier waarop open en dicht
trams loopen. Zij geeft de voorkeu
aan een dichte tram en er zullen na
luurlflk wel meer menschen zijo, dïi
d t doen, vooral waaneer zg eer
zwak gestel hebben of pas ziek zgi
geweest. En juist zulke menschel
zullen uit den aard van de zaafe
meer gebruik maken van de tran
dan die nooit iets uian'seeren.
Nu weet men in den zomertgr
nooit, wanneer er een d;o'nten tran
zal komen. Zou het, zoo vraagt mijt
lezeres, niet mogelgk zgG om den
anderen een open en een dichte wa
gen te laten rgdeu Ik geef de vraag
in overweging aan den wakkeren
directeur van de tram, die haar zekei
wel zai willen overwegen.
Den volgenden zomer zal het euvel
vanzelf verminderd worden, omdat er
dan dubbel Bpoor ligt en de wagens
elkaar sneller opvolgen. Maar daar
meê is men op dit oogenblik (en de
zomer duurt tooh nog een paar
maanden) niet geholpen.
FIDELIO.