T weede Editie. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. DE KIESWET. De Zeewolven. 14e Jaargang. 19 October 1896. 'Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20 "Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 «Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers 0.05 -Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 „de omstreken en franco per postO.ST1^ Directeur-Uitgever A -n^T-E^TEaSTTIËIsr: 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote lettere naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentièn worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behaive op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrang'ere G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 3Ibis Faubourg Moutmartre. Agenten voor dit Blad in den omtrek zijn: Bloemendaal Santpoort en Schoten, P. v.d. RAADT, Santpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, bij de Tol; HaarlemmermeerC. DOEKESSpaamdam, C. HARTENDORP; Zandvoorj. J- ZWEMMER; Heide (Velsen), J. OOSTERHOF; IJmuiden, TJADEN Beverwijk, H. JUNGERIE. Koningstraat. Genoemden Agenten nemen Abonnementen en Advertentien aan. Dit nummer bestaat uit twee bladen, EERSTE BLAD. De goedkoopste groote drukkerij in Haarlem is die van HAARLEM's DAGBLAD Vraag prijs en het ral u blijken Officiëele Berichten. De Burgemeester van Haarlem breDgt bij <feze ter bennis van de ingezetenen dezer Gemeente, dat het op den 13den October jl. executoir verklaarde voljaarsoh kohier No. 26, op de Bedrijfs Belasting dezer Ge meente, dienst 1895/96, op heden aan den ontvanger der directe belastingen is ter band gesteld. Wordende de ingezetenen tevens herinnerd, dat de belastingschuldigen verplicht zgn bunnen aansiagopden bij de wet bepaalden voet te voldoen. Baarlem. 16 Oot. 1896. De Burgemeester voornoemd: BOREEL. IV. Plechtig klinkt het uit artikel der nieuwe wet: „de Kiezer begeeit „zich na ontvangst van het stembil jet onverwgld naar eenen niet in „gebruik genomen lessenaar en stemt „aldaar door met potlood zwart te „maken een wit stipje, geplaatst in „een stemvak voor den naam van „den candidaat zijner keuze." Hoe phohtig en toch te gelijk... hoe eenvoudig. Slechts enkele vragen blijven over. Als wij aile objecten die in dat arti kel aan ons oog voorbijgaan even aanhouden, dan stuiten wij in de eerste plaats op: de K ezer. Wie dat nu zgn kuu nen, hopen wij te hebben duidelijk gemaakt. het Stembiljet. Daarvan weten wij uit ons vorig artikel, dat het aan de eene zijde in alfabetische volgorde de namen der candidaton bevat en aan de {andere zijde de handteekening van den Burgemeester^gestempeld). Tusschen twee haakjes'.gevaarlijke dingen die gestempelde handteeke- ningen. Doch de „verdere inrichting vau net stembiljet zou worden gere geld bij algemeenen maatregel van bestuur." Ons dunkt dat artikel 77 omtrent die „verdere inlichting"toch inlichtingen geeft. Want den kiezer wordt hier immers opgelegd met potlood zwart te maken een wit stipje geplaatst in een stemvak voor den naam van de canridaten. Er is dus vóór den naam van .ade^n candidaat een stenwak waarin een wit stipje. Het stipje is wi doch de kleur van het stemvak isj nog geheim; wellicht denkt men eri over de kleur van het stemvak in] overeenstemming te brengen met de politieke kleur van den candidaat, j hetgeen de taak van den kiezer wel- lioM zou ver/emskkelqken. Ea nu moet dat witte stipje worden j sioart gemaakt met potlood. Men denke hierover niet te lioht. Inkt is dus verboden, en daarop mogen deur waarders en notarissen wel letten, die in den regel zoo'n zakinktkokertjej bg zich dragen. Dooh ook niet alle po'lood ia zwart zelfs niet wat als zoodanig verkooht wordt. De wet zegt j er niet bg of een zwart potlood ter dis- positie van de kiezers is, dan wel of zij dit in hun zak bg zioh moeten hebben. Is het laatste bet geval, dan dient er van echte onvervalsohte zwartmakende itempollooden een han delsartikel gemaakt te worden, om groote teleurstellingen-bij de kiezers te voorkomen. Art. 89 verklaart tooh van onwaarde de 8tembiljetten„waarop de aanwijzing van eenen candidaat is geschied op eene andere wgze dan is voorgeschreven bg art. 76." Indien du3 het stipje dat eenmaal was wit niet is gemaakt zwart eD dat wel met potlooddan is het stembriefje van onwaarde. Eer wij nu van hot slembriefje afstappen nog éane opmerking. Zij ligt opgesloten in deze vraag: zou er aan het stembriefje ook nog wit papier aanwezig zijn? Wg moeten haast onderstellen van js. Want ook zijn va- onwaarde biljetten waarop de namen van andere personen dan de oaDdidaten of waarop andere bij voegingen geplaatst zgn. Als er nu aan het stembriefje maar geen ander wit papier is dan dat witte slipje, dan hebben wg geen nood vanveszenen grappenmakers. En eindelijk hebben Burgemeester en Wethouders toe te zien, dat zij nooit li ten stemmen op gekleurde bilj-tten, tenzij zij zorgen dat het heilige stipje zij wit want ons dunkt dat wg anders van de kiezers de vraag zullen krijgen waar is het witte stipje, dat ik zwait moet maken. En zoo bevindt zic'a dan nu de kiezer met zijn stembiljet in de zaal gereed om niet zijn candidaat maar dat witte stipje zwart te maken. Daartoe begeeft hij zich zegt art. 77 onverwijld naar eene niet in gebruik genomen lessenaar Zijn dus a.le lessenaars in pebruik, dan doet hij dit niet onverwijld. Wat moet bij dan in dien tusschen tijd doen Laatjons artikel 68 raadplegen :„Bui- „ten de ruimte voor het publiek be „stemd zijn in het stemlokaal een of „meer geheel van elkander afgescnei- „dene lessenaars geplaatst, waarvan „de toegang zichtbaar is voor het „stembu.-eau en voor het publiek en „waaraan de invulling van het stem- „biljet in bet geheim geschiedt. „De verdei e inrichting van het „stemlokaal, het aantal, de plaatsing „en inrichting der lessenaars, worden „bij algemeenen maatregel van bestuur „geregeld." Dua juist als bij de stembiljetten, wij weten iets maar niet alles. Toch genoeg om overtuigd te zijn, dat de kiezer die niet onverwijld met zijn potlood kan gaan zwart maken zioh zeiven bezig kan houdon. Hij vindt daar toch „publiek" dat hem bekijken mag, dus dat hij van zijn kant ook mag bekijken. Hij vindt daar lesse naars met een toegang. Die toegang mag hij bekijken samen met het siembureau en met het publiek en kan dau vast leeren hoe zijn voor ganger het levert, die min het ge heimjgn stembiljet san dien lesse naar met een toegang „invult," dat wil zeggen een of meer witte stipjes met potlood zwart maakt, terwijl die geheime handeling door bet publiek, het stembureau en opvolgende stem- luetigen bekeken wordt. Doch ook nog ander amusement wordt hem aangeboden, want art. 30zegt: „Wan neer blijkt dat een kiezer lichamelijk hulpbehoeveud is, kan de voorz. van het stembureau toestaan, dat hij zich doe „bij staan.". Dat kan henscnerg vermakelijk worden. Men moet Diet alleen lichamelijk hulpbehoevend gijn, maar er moet daarvan blijken. En wel in die mate, dat de Voorzitter kan toestaan, dat hij (de kiezer na- melgk) zich doe bijntaan Arme Voor zitters Daar nadert iemand, die tot u zegt: |ik ben lichame'ijk. te hulp behoevend om aan dien lessenaar met een torgang op bet mij uitge-eikte stembiljet met{een potlood een wit stipje zwart te me ken, en dat te doen in het geheimterwijl alle aanwezigen naar mij kijken. En als gij dau de wet wilt handhaven moet uw antwoord zijn doe daarvan blijken. De Hemel weet welke verhalen er dan voorden dag zullen komen ea welke tooneelen men zal bijwonen. „De verdere inrichting van bet sten lokaal", zoo zegt het artikel, „het aantal, de plaatsing en inricotiog der lessenaars, worden bij algemeenen maatregel van bestuur geregeld. Dat belooft ook nog wat. Misschien komen er een paar lessenaars zonder toegang waarop wat lectuur voor ben die niet onverwijld kunnen gaan zwart waken een paar rustbedden om de hnlpbenoevenden ta onderzoeken, die zich willen doen bijstaan, doch waarop men kan gaan zitten, als er geen zoodanigen te onderzoeken zgn. Er is met zoo'n algemeenen maatregel van bestuur van zoo'n stemlokaal nog wel wat te maken, vooral als de gemeenten die inrichting betalen moeten. Van Verre en van Nabij. V. De houding van het publiek tegenover de justitie. Het ia eon oude kiaoht, dat het publiek de justitie, inplaate van haar hulp te verleenen in bare moei lijke taak, zeer dikwijls zooai niet in 'toog loopend, dan to<h passief tegenwerkt en daardoor den loop van het recht op bedenkelijke wijze be lemmer'. De billijkheid vordert te erkennen, dat de schuld in deze niet alleen bg 'l publiek te zoeken is. Meermalen komt het voor, dat door bunne wijze van optieden ambtenaren of beamb ten van politie en justitie misnoegen verwekken bij het publiek, dat hen daarvoor straffen wil door het ont houden van inlichtingen, onder het voorwendsel dat men van de zaak in quaestie niets gezien of niets gehoord neeft. Togen zulken onwil staan de uitvoerders van het openbaar recht bijna geheel machteloos. Wie abso luut weigert, getuigenis der waarheid af te leggeD, kan met boete of vrij- heidsberooving worden gestraft, maar men kan van iemand die beweert dat bij van de zaak niets afweet, niet gemakkelijk aantoonen, dat hij haar moet gezien hebben. Hoe onwaar echijnlijk het ook lgksn mag, dat iemand niet boort of ziet, wat in zijn onmiddellijke nabijheid ebeurt toch zal sleobts in zeer weinige ge vallen het tegendeel kunnen beweren worden. Vandaar dan ook, dat het zoo hoogst wec9chelijk ia, dat de goedge;inde burger politie en justitie leert be schouwen als twee hem gunstig ge zinde instellingen, die niet alleen er op ingericht zijn om zijn pw-ioon en goed voor aanslagen te bevailigeo, maar die er tevens op uit zijn om, wanneer zij zijn hulp noodig hebben, hem zoo weinig mogelijk overlaat aan te doer. Volgenb onze atra'wet is ieder ver plicht om wanneer hij daartoe opge roepen wordt, getuigenis der .waarheid af te leggen voorden daartoe aan gestel- den ambtenaar. Wie zich daaraan moeht willen onttrekken, zal zgn straf niet ontgaan. Deze maatregel is voor den goeden loop vau het Recht na tuurlijk onmisbaar, maar hij veroor zaakt den getuigen in strafzaken, zoowel voor het kantongerecht als voor de rechtbank, beel wat last. Aan belangrijke misdrijven gaat steads een uitvoerige instructie vooraf, waarin getuigen dikwijls meermalen gedu rende geruimen tijd worden gehoord om ten slotte nog eens in de openbare zitting te worden geroepen, ten einde hunne verklaringen daar nogeens te herhalen. Dat is voor de meeste menscben een groot bezwaar. Kooplieden, fa brikanten, werklieden, huismoeders, die op een voor hunne bezigheden allerongeschiktst tijdstip voor den rechter worden geroepen, ODtvangen met de sobere vergoeding die het Rijk hun als getuigongeld uitbetaalt, volstrekt geen sokadeluosstelliDg die aan dat ongerief overeenkomstig is. Meermalen zijn ze de helft van den dag zoo niet langer, kwijt, komen vermoeid en een weinig ontzenuwd thuis en kunnen moeilijk op de ge wone manier dien dag hun werk ver richten. Het is ondsr die omstandig heden eo in die stemming, dat me nigeen zioh voorneemt, voortaan zooveel bij maar kan zich te onttrek ken aan zgn burgerpl oht. Er zgn er meer dan men denkt, die bij het zien van een overtreding: of misdrijf met opzet een anderen kant uitzien of een straatje omloopen, om tooh vooral niet, wanneer de zaak later j in de openbare terechtzitting wordt i behandeld, a's getuige te moeten fun geeren. Met hetzelfde doel houden ook velen zorgvuldig voor zich wat zij toevallig van een misdrijf hebben gezi n. Wij spreken hier niet van die bange liedeD, die al hartklopping krijgen wanneer ze maar het woord ReoDtbank booren en die een zenuw toeval oabg zgn, wanneer hunne voorlichting door den Reohter wordt verlangd maar wg weDechen tooh te vragen, of er mets gedaan kan worden, om de taak van als getuige te moeten optreden, voor het pu bliek minder iastig en onaangenaam te maken, dan die nu inderdaad dik wijle ie. Het is geen zeldzaamheid, dat getuigen die tegen bv. tien uur des morgens zgn opgeroepen, eerst worden binnengeroepen te twaalf, te twee of te drie uur. En dat soms om een vrg onbeduidende verkla ring af te leggeD. Dat is alleronaangenaamst. Wach ten ts nu eenmaal een oefening, waar de meeste mensohen zioh liefst niet aan to buiten gaan, maar het wachten in de publieke wachtkamer van een kantongereoht of arrondis semeDts rechtbank is wel een van de meest ongenoeglgke dingen. Is er, wij vragen het met bescheiden heid. geen mogelijkheid om de ge tuigen te dagvaarden tegen den tijd. dat zij ongeveer zullen kunrun wor den gehoord Kan in de meeste ge vallen niet worden voorzien, dat die zaak van de rol ral voorkomen te elf. deze te twaalf uur, gene pas Da de pauze Er zullen wel wel administratieve bezwaren tegen dergelgke rege'ing bestaan.Het kan inderdaad voorkomen, dat de kantonreohter of de president het noodig vindt de volgorde op de rol om te keeren en e zaak, die daarop als laatste was vermeld, bet eerste te behandelen. Tooh zal dit altgd een uitzondering blgven, die hot tot stand komen van een gewg- zigden regel niet in den weg behoeft te staan. De rechtvaardigheid gebiedt te erkennen, dat de reohterlgke ambte naren in dit district tegenover getui gen vaak blijken geven van welwil lende gezindheid. Mensohen wier aanwezigheid drin end elders wordt vereisoht, zooals doctoren, leeraren e. a., ontvangen gemakkelijk vergun ning zicb onmiddellijk na bet afleg gen van hunne getuigenis uit de/aal ito verwijderen en worden ontslagen 'van het bijwonen der geheele behan deling Hieruit blijkt, dat dezeamb tenareu geneiad zijn tot tegemoetko mende welwillendheid. Welnu, in dien de ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij Rechtbank en Kan'on- gerecht een stap verder wilden gaan en de getuigen oproepen tegen het uur dat hnnne zaak zal worden be handeld wanneer in verband hier mede President en KaDtonreohtor zicb wilden houden aan de strikte volgorde der rol (voor zoover moge lijk) dan zou daarmede aan het pu bliek een groote dienst zgn bewezen en een van de belangrijkste redenen 'van tegenzin tegen het optreden als getuige in een strafzaak, zgn ver vallen. i Zijn er andere administratieve be •zwaren, dan die wij boven vermeld den Misschien wel. Zgn ze onover komelijk Wellicht niet, een proef neming zou daaromtrent de best» ervaring versohaffen. En wg durven van zulk een proef het beste hopen, nu wg juist dezer dagen gelezen hebben, rat in het tweede kantonge recht te Rotterdam beklaagden en ge tuigen voortaan zult en worden gedag vaard op het uur, waarop gerekend kan wordendat hunne zaak in be- hande ing komt. Te Rotterdam aoht men derhalve blikbaar de zaak wel uitvoerbaar. Politiek Overzicht, „Un Diplomate" schrijft in de Figaro een artikeltje over de verhou ding lunchen de seizers vso Rus land en Duitechland en trscht te be wijzen stellig omdat hij het als Franschman zoo vurig zou wenschen dat die verre van vriendschappe lijk is. Hij stelt keizer Wilhelm zoo onge- vter voor als een man, die zich door czaar Nico laas voortdurend op de teenen laat trappen, maar dezen steeds een allervriendelijkst gelaat blijft toonen, omdat hij ten kuste van zeer veel zioh de vriendschap van den russieoben monarch wil verzekeren. De „Diplomate somt tot bewijs daarvan de volgende feiten op, bijna alle in verband staande mot de reis van den Czaar. Door tnsschenkomet van den ko ning van Saksen liet Wilhelm den czaar uitnoodigen tot bet bijwonen der onthulling van het standbeeld van keizer Wilhelm I. Nicalaas II wees de uitnoodiging beleefd vau de hand, onder voorwendsel, dat hij te Kielï een kerk moest inwijden. Kort daarna iwam de keizer te Breslaukeizer Nicoiaas II hield zich uiterst koel, groette bij de revue alleen de officieren, niet de vaandria en toen keizer Wilhelm in een rede de herinnering aan Leipzig ophaalde, was het antwoofrd daarop van keizer Nicoiaas een knotelag geljjk „Hij wenechte niet de politiek van Leipzig te volgen, maar die van zijn vader." Er is wei beweerd, dat deze woorden door den russiechen keizer niet ge sproken zijn, doch „Un Diplomate" houdt vol, dat keizer Nicoiaas se wel de.-elgk gebruikt heeft. „Wilhelm II achtte zioh eohter nog niet verslagen. Hg noodigde keizer Nicoiaas uit tot eon bezoek aan Pots dam. Maar hij had buiten zgn gast gerekend. Nicoiaas II exouseerde zich, dat hg niet te Potsdam zou kuanea komen. Zgn rei' in E.iropa wae ge- eindigd en hij verheugde zioh reeds j bg voorbaat in de gedaohte, dat zgn i keizerlijke neef hem spoedig een be 'zoek zou breDgen in de russisohe hoofdstad." Ieder zou ontmoedigd zgn. „Maar keizer Wilhelm heeft allo deugden der Pruieen en onder anderen de volbard'Dg (ténacilé)." Hg wist, dat de Russische keizer voornemens wsa te Cronberg een bezoek te brengen aan keizerin Frederik en dat hg een Rucsisohe kerk Ie Homburg zou in wijden. Onmiddellijk gaf hy, keizer Wilhelm, te kennen, dat hyiezelfder tgd te Wiesbaden zou kernen. Doch ook dit voornemen is, volgens den „Diplomaat", misluk». Want door mid. FEUILLETON. 47) door 351A X PEMBERTON. HOOFDSTUK XXVII. in het zwijgende dal. „OIk wist wel dat gij het niet zoudt doen maar ik heb het hoofd verloren met mijne oogen. Gij weet niet wat het voer iemand beteekent te kunnen zien, maar ik zal mij wel leeren behelpen. Geef mij het goud terug." Hij raapte het allee wtêr bijeeD, en stak zgn goud staaf tusscben de plooien van zijn gescheurd hemd, terwijl hij de goudstukken met heel den hartstocht van een speler natelde, en werktuigelijk het windsel wegrukte, dat zgne oogen bedekte, zoodat men thans zijn voorhoofd zag, van waar het vleesch geheel wa» verwijderdmaar zgne verschroeide en uitgedoofde oogappels staarden te vergeefs voor zich uit, er keerde geen licht in weder. Vol vertwijfeling knarste hij op de tanden en woelde met de handen door het gras, het fohnim stond hem op de lippen. „Ik wil zien, ik wil hetriep hij uit,.Ik wil licht beboeD, licht zeg i* uHal, het is stikdonker, don ker als de nacht." Zgne razernij zou slechts van voor- bijgaanden aard wetenmaar zij was zoo hevig, dat hij zelfs het geld losliet, dat nu overal om hem heen roide, en hij zat daar als een waanzinnigs ineengehurkt, slechts wartaal uitbrengende, terwgl Fisher zijn zwach tel in de rivier ging nat matten en toen andermaal om zijn hoofd bond. Daarna raapte de jongeling zachfjes de goudstukken op en dwong hij hem ze weder bij zicb te steken. „Hier is uw geld," zeide hg „Zoudt gij niet wgzer doen met het in uwe kleederen te bergen?" De Prins was thans een weinig tot bedaren gekomen. „Neen," sprak hij„ik kan er niets mede beginnen. Daareven was ik kranczincig en zeide ik dingen, dien gij vergeten moet. „Zeg mij, hoe is de vrouw gestorven „Z.j is naar omlaag gestort toen de brug ineen zakte, zg wae aan het uiterste eind dsarvan, en kon noch voor noch achteruit gaan. Hebt gij haar laatste kreet niet vernomen „Ja, bet kaD ook niet andere. Wat had zij eene sfetTiHa! hal wij zouden e9n praohtig paar geweest zijnDus werden de hersenen der heks op de steenen verpletterd. Nu, het waren uitstekende hersenen. Waar ik ook geweest ben in de wereld, nooit heb ik iemand ontmoet, die haar nabjj kwam; zij bez-t net verstand van tien mannen. Wat denkt gjj wel dat zij mg ver- teids? Dat dit kasteel van haar zes en dertigduizend gulden per jaar opbracht, alleen maar door het stran den van schepen. Het schijnt dat zg en hare bloed verwanten hier sedert vele jaren hebben gewoondhet was een familie-goed, en geen hunner, die niet van zulke schipbreuken leefde. Zij wae de laatste van haar ge8iachthaar echtgenoot, een Mexikaan, werd eenige jaren geieden in zijn eigen v derland doodgeschoten maar hij moet een leven geleid hebbenOp vijf mijlen in den omtrek was er geen sterveling te vinden, die haar niet ter zijde stonden zij brachten de lading der schepen over naar bet meer, dat haar toebehoorde, totdat zij die zaken in het binnenland konden ver- koopen. Het licht, dat wij in de baai zagen, was een valach kustlicht, dat zij uitzette om de vaartuigen in een valstrik te Jokken. Denk eens aan, dat zoo iets nog mogelijk is in onze dagen! Het is immers genoeg om u te doen sidderen en beven, niet waar? Ea dit alles was haar werk „Het verbaast mij slechts dat zg zich niet van ons meester maakten, toen wij hier aan land kwamen," zeide Fieher, die hem aan wilde moedigen tot spreken. „Dat zouden zg ook stellig hebben gedaan, indien wij bg daglicht gekomen waren. De duisternis redde ons, eu de rots ook. Al3 men er niet op verdacht was, j moe3t men al zeer scherpe oogen hebbeD, om deD achtersteven van achter de klippen te voorschijn te zien komen en gij hebt zelf opgemerkt, dat de schepen 1 op een genadigen afstand bleven van die gevatrlgke' plek. Dat mnakt daarom de heks niet minder slim want xoodra zij vernam dat er Eogelsohen op de kust waren, en dat hare lieden mij eenmaal hadden gezien, gebruikte zij geen omwegen meer, en kreeg zij haar zin. Indien die ellendige stem zich niet had laten hooren, zouden wij reeds den halven weg naar Finisterre hebben afgelegd, en ons in veiligheid bevindenmaar die kreet was 69n vloek voor ons, ik gevoelde dat zoo dra ik hem voor het eerst hoorde." „Het was Billy, de waanzinnige knaap, die hem slaakte," zeide Fisher nadeakend„hij moei veilig ea wel van het 9chip afgekomen zijn, en wij vernamen er nooit iets van." „Dat is waar,', gaf de Prine ten antwoord „En wij zouden cok nooit den neger en de sloep eevonden heb ben, ware het niet door d:e geweerschoten geweest. Nu, het is thans alle3 voorbij, en wij zijn op nieuw aan de grootste gevaren blootgesteld. Van den aa: - vang af rustte er een vioek up de gansche zaak." „Hei kon ook niet anders," mompelde Fisher. „Ea thans zijn mijne oogen uitgebrand, en zult gij mij nog zeggen, dat ix dit slechte aan mijzei ven heb te danken riep de andere op woes ten toon„Gij hebt altgd heel wat te vertellen, in dien zin. Zoo ik ooit weder in ean ordentelijk land terecht koai, zal ik je een wit kleed omhangen en als zendeling uitsturen. Gij zoudt fortuin kunnen maken met het bekeeren van nudo vrouwen, daar zijt gij juist voor geschikt. Maar iaat mg met mannen te doen hebben, zeg ik, en ver- wecfoht zij elke kwexelarg." Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1896 | | pagina 1