T weede Editie.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
DE KIESWET.
De Zeewolven.
14e Jaargang.
19 October 1896.
'Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20
"Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden1.30
«Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers 0.05
-Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
„de omstreken en franco per postO.ST1^
Directeur-Uitgever
A -n^T-E^TEaSTTIËIsr:
1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote lettere naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentièn worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behaive op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrang'ere G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 3Ibis Faubourg Moutmartre.
Agenten voor dit Blad in den omtrek zijn: Bloemendaal Santpoort en Schoten, P. v.d. RAADT, Santpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, bij de Tol; HaarlemmermeerC. DOEKESSpaamdam, C. HARTENDORP;
Zandvoorj. J- ZWEMMER; Heide (Velsen), J. OOSTERHOF; IJmuiden, TJADEN Beverwijk, H. JUNGERIE. Koningstraat. Genoemden Agenten nemen Abonnementen en Advertentien aan.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen,
EERSTE BLAD.
De goedkoopste
groote drukkerij
in Haarlem is die van
HAARLEM's DAGBLAD
Vraag prijs en het ral
u blijken
Officiëele Berichten.
De Burgemeester van Haarlem
breDgt bij <feze ter bennis van de
ingezetenen dezer Gemeente, dat het
op den 13den October jl. executoir
verklaarde voljaarsoh kohier No. 26,
op de Bedrijfs Belasting dezer Ge
meente, dienst 1895/96, op heden aan
den ontvanger der directe belastingen
is ter band gesteld.
Wordende de ingezetenen tevens
herinnerd, dat de belastingschuldigen
verplicht zgn bunnen aansiagopden
bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Baarlem. 16 Oot. 1896.
De Burgemeester voornoemd:
BOREEL.
IV.
Plechtig klinkt het uit artikel
der nieuwe wet: „de Kiezer begeeit
„zich na ontvangst van het stembil
jet onverwgld naar eenen niet in
„gebruik genomen lessenaar en stemt
„aldaar door met potlood zwart te
„maken een wit stipje, geplaatst in
„een stemvak voor den naam van
„den candidaat zijner keuze."
Hoe phohtig en toch te gelijk...
hoe eenvoudig.
Slechts enkele vragen blijven over.
Als wij aile objecten die in dat arti
kel aan ons oog voorbijgaan even
aanhouden, dan stuiten wij in de
eerste plaats op:
de K ezer. Wie dat nu zgn kuu
nen, hopen wij te hebben duidelijk
gemaakt.
het Stembiljet. Daarvan weten wij
uit ons vorig artikel, dat het aan de
eene zijde in alfabetische volgorde de
namen der candidaton bevat en aan
de {andere zijde de handteekening
van den Burgemeester^gestempeld).
Tusschen twee haakjes'.gevaarlijke
dingen die gestempelde handteeke-
ningen. Doch de „verdere inrichting
vau net stembiljet zou worden gere
geld bij algemeenen maatregel van
bestuur." Ons dunkt dat artikel 77
omtrent die „verdere inlichting"toch
inlichtingen geeft. Want den kiezer
wordt hier immers opgelegd met
potlood zwart te maken een wit stipje
geplaatst in een stemvak voor den
naam van de canridaten.
Er is dus vóór den naam van
.ade^n candidaat een stenwak waarin
een wit stipje. Het stipje is wi
doch de kleur van het stemvak isj
nog geheim; wellicht denkt men eri
over de kleur van het stemvak in]
overeenstemming te brengen met de
politieke kleur van den candidaat, j
hetgeen de taak van den kiezer wel-
lioM zou ver/emskkelqken.
Ea nu moet dat witte stipje worden j
sioart gemaakt met potlood. Men denke
hierover niet te lioht. Inkt is dus
verboden, en daarop mogen deur
waarders en notarissen wel letten, die
in den regel zoo'n zakinktkokertjej
bg zich dragen. Dooh ook niet alle
po'lood ia zwart zelfs niet wat als
zoodanig verkooht wordt. De wet zegt j
er niet bg of een zwart potlood ter dis-
positie van de kiezers is, dan wel of
zij dit in hun zak bg zioh moeten
hebben. Is het laatste bet geval, dan
dient er van echte onvervalsohte
zwartmakende itempollooden een han
delsartikel gemaakt te worden, om
groote teleurstellingen-bij de kiezers
te voorkomen. Art. 89 verklaart tooh
van onwaarde de 8tembiljetten„waarop
de aanwijzing van eenen candidaat is
geschied op eene andere wgze dan
is voorgeschreven bg art. 76." Indien
du3 het stipje dat eenmaal was wit
niet is gemaakt zwart eD dat wel met
potlooddan is het stembriefje van
onwaarde.
Eer wij nu van hot slembriefje
afstappen nog éane opmerking. Zij
ligt opgesloten in deze vraag: zou
er aan het stembriefje ook nog wit
papier aanwezig zijn? Wg moeten
haast onderstellen van js. Want ook
zijn va- onwaarde biljetten waarop
de namen van andere personen dan
de oaDdidaten of waarop andere bij
voegingen geplaatst zgn. Als er nu
aan het stembriefje maar geen ander
wit papier is dan dat witte slipje, dan
hebben wg geen nood vanveszenen
grappenmakers. En eindelijk hebben
Burgemeester en Wethouders toe te
zien, dat zij nooit li ten stemmen op
gekleurde bilj-tten, tenzij zij zorgen
dat het heilige stipje zij wit
want ons dunkt dat wg anders van
de kiezers de vraag zullen krijgen
waar is het witte stipje, dat ik zwait
moet maken.
En zoo bevindt zic'a dan nu de
kiezer met zijn stembiljet in de zaal
gereed om niet zijn candidaat
maar dat witte stipje zwart te maken.
Daartoe begeeft hij zich zegt art.
77 onverwijld naar eene niet in
gebruik genomen lessenaar
Zijn dus a.le lessenaars in pebruik,
dan doet hij dit niet onverwijld.
Wat moet bij dan in dien tusschen
tijd doen
Laatjons artikel 68 raadplegen :„Bui-
„ten de ruimte voor het publiek be
„stemd zijn in het stemlokaal een of
„meer geheel van elkander afgescnei-
„dene lessenaars geplaatst, waarvan
„de toegang zichtbaar is voor het
„stembu.-eau en voor het publiek en
„waaraan de invulling van het stem-
„biljet in bet geheim geschiedt.
„De verdei e inrichting van het
„stemlokaal, het aantal, de plaatsing
„en inrichting der lessenaars, worden
„bij algemeenen maatregel van bestuur
„geregeld."
Dua juist als bij de stembiljetten,
wij weten iets maar niet alles. Toch
genoeg om overtuigd te zijn, dat de
kiezer die niet onverwijld met zijn
potlood kan gaan zwart maken zioh
zeiven bezig kan houdon. Hij vindt
daar toch „publiek" dat hem bekijken
mag, dus dat hij van zijn kant ook
mag bekijken. Hij vindt daar lesse
naars met een toegang. Die toegang
mag hij bekijken samen met het
siembureau en met het publiek en
kan dau vast leeren hoe zijn voor
ganger het levert, die min het ge
heimjgn stembiljet san dien lesse
naar met een toegang „invult," dat
wil zeggen een of meer witte stipjes
met potlood zwart maakt, terwijl die
geheime handeling door bet publiek,
het stembureau en opvolgende stem-
luetigen bekeken wordt. Doch ook
nog ander amusement wordt hem
aangeboden, want art. 30zegt: „Wan
neer blijkt dat een kiezer lichamelijk
hulpbehoeveud is, kan de voorz. van
het stembureau toestaan, dat hij zich
doe „bij staan.". Dat kan henscnerg
vermakelijk worden. Men moet Diet
alleen lichamelijk hulpbehoevend gijn,
maar er moet daarvan blijken. En
wel in die mate, dat de Voorzitter
kan toestaan, dat hij (de kiezer na-
melgk) zich doe bijntaan Arme Voor
zitters Daar nadert iemand, die tot
u zegt: |ik ben lichame'ijk. te hulp
behoevend om aan dien lessenaar met
een torgang op bet mij uitge-eikte
stembiljet met{een potlood een wit stipje
zwart te me ken, en dat te doen in
het geheimterwijl alle aanwezigen
naar mij kijken. En als gij dau de
wet wilt handhaven moet uw antwoord
zijn doe daarvan blijken. De Hemel
weet welke verhalen er dan voorden
dag zullen komen ea welke tooneelen
men zal bijwonen.
„De verdere inrichting van bet
sten lokaal", zoo zegt het artikel, „het
aantal, de plaatsing en inricotiog
der lessenaars, worden bij algemeenen
maatregel van bestuur geregeld.
Dat belooft ook nog wat. Misschien
komen er een paar lessenaars zonder
toegang waarop wat lectuur voor ben
die niet onverwijld kunnen gaan zwart
waken een paar rustbedden om de
hnlpbenoevenden ta onderzoeken, die
zich willen doen bijstaan, doch waarop
men kan gaan zitten, als er geen
zoodanigen te onderzoeken zgn. Er is
met zoo'n algemeenen maatregel
van bestuur van zoo'n stemlokaal
nog wel wat te maken, vooral als de
gemeenten die inrichting betalen
moeten.
Van Verre en
van Nabij.
V.
De houding van het publiek
tegenover de justitie.
Het ia eon oude kiaoht, dat het
publiek de justitie, inplaate van
haar hulp te verleenen in bare moei
lijke taak, zeer dikwijls zooai niet
in 'toog loopend, dan to<h passief
tegenwerkt en daardoor den loop van
het recht op bedenkelijke wijze be
lemmer'.
De billijkheid vordert te erkennen,
dat de schuld in deze niet alleen bg
'l publiek te zoeken is. Meermalen
komt het voor, dat door bunne wijze
van optieden ambtenaren of beamb
ten van politie en justitie misnoegen
verwekken bij het publiek, dat hen
daarvoor straffen wil door het ont
houden van inlichtingen, onder het
voorwendsel dat men van de zaak in
quaestie niets gezien of niets gehoord
neeft. Togen zulken onwil staan de
uitvoerders van het openbaar recht
bijna geheel machteloos. Wie abso
luut weigert, getuigenis der waarheid
af te leggeD, kan met boete of vrij-
heidsberooving worden gestraft, maar
men kan van iemand die beweert dat
bij van de zaak niets afweet, niet
gemakkelijk aantoonen, dat hij haar
moet gezien hebben. Hoe onwaar
echijnlijk het ook lgksn mag, dat
iemand niet boort of ziet, wat in zijn
onmiddellijke nabijheid ebeurt
toch zal sleobts in zeer weinige ge
vallen het tegendeel kunnen beweren
worden.
Vandaar dan ook, dat het zoo hoogst
wec9chelijk ia, dat de goedge;inde
burger politie en justitie leert be
schouwen als twee hem gunstig ge
zinde instellingen, die niet alleen er
op ingericht zijn om zijn pw-ioon en
goed voor aanslagen te bevailigeo,
maar die er tevens op uit zijn om,
wanneer zij zijn hulp noodig hebben,
hem zoo weinig mogelijk overlaat aan
te doer.
Volgenb onze atra'wet is ieder ver
plicht om wanneer hij daartoe opge
roepen wordt, getuigenis der .waarheid
af te leggen voorden daartoe aan gestel-
den ambtenaar. Wie zich daaraan
moeht willen onttrekken, zal zgn straf
niet ontgaan. Deze maatregel is voor
den goeden loop vau het Recht na
tuurlijk onmisbaar, maar hij veroor
zaakt den getuigen in strafzaken,
zoowel voor het kantongerecht als
voor de rechtbank, beel wat last. Aan
belangrijke misdrijven gaat steads een
uitvoerige instructie vooraf, waarin
getuigen dikwijls meermalen gedu
rende geruimen tijd worden gehoord
om ten slotte nog eens in de openbare
zitting te worden geroepen, ten einde
hunne verklaringen daar nogeens te
herhalen.
Dat is voor de meeste menscben
een groot bezwaar. Kooplieden, fa
brikanten, werklieden, huismoeders,
die op een voor hunne bezigheden
allerongeschiktst tijdstip voor den
rechter worden geroepen, ODtvangen
met de sobere vergoeding die het
Rijk hun als getuigongeld uitbetaalt,
volstrekt geen sokadeluosstelliDg die
aan dat ongerief overeenkomstig is.
Meermalen zijn ze de helft van den
dag zoo niet langer, kwijt, komen
vermoeid en een weinig ontzenuwd
thuis en kunnen moeilijk op de ge
wone manier dien dag hun werk ver
richten. Het is ondsr die omstandig
heden eo in die stemming, dat me
nigeen zioh voorneemt, voortaan
zooveel bij maar kan zich te onttrek
ken aan zgn burgerpl oht. Er zgn
er meer dan men denkt, die bij het
zien van een overtreding: of misdrijf
met opzet een anderen kant uitzien
of een straatje omloopen, om tooh
vooral niet, wanneer de zaak later
j in de openbare terechtzitting wordt
i behandeld, a's getuige te moeten fun
geeren. Met hetzelfde doel houden
ook velen zorgvuldig voor zich wat
zij toevallig van een misdrijf hebben
gezi n.
Wij spreken hier niet van die
bange liedeD, die al hartklopping
krijgen wanneer ze maar het woord
ReoDtbank booren en die een zenuw
toeval oabg zgn, wanneer hunne
voorlichting door den Reohter wordt
verlangd maar wg weDechen tooh
te vragen, of er mets gedaan kan
worden, om de taak van als getuige
te moeten optreden, voor het pu
bliek minder iastig en onaangenaam
te maken, dan die nu inderdaad dik
wijle ie. Het is geen zeldzaamheid,
dat getuigen die tegen bv. tien uur
des morgens zgn opgeroepen, eerst
worden binnengeroepen te twaalf,
te twee of te drie uur. En dat soms
om een vrg onbeduidende verkla
ring af te leggeD.
Dat is alleronaangenaamst. Wach
ten ts nu eenmaal een oefening,
waar de meeste mensohen zioh liefst
niet aan to buiten gaan, maar het
wachten in de publieke wachtkamer
van een kantongereoht of arrondis
semeDts rechtbank is wel een van
de meest ongenoeglgke dingen. Is
er, wij vragen het met bescheiden
heid. geen mogelijkheid om de ge
tuigen te dagvaarden tegen den tijd.
dat zij ongeveer zullen kunrun wor
den gehoord Kan in de meeste ge
vallen niet worden voorzien, dat die
zaak van de rol ral voorkomen te
elf. deze te twaalf uur, gene pas Da
de pauze
Er zullen wel wel administratieve
bezwaren tegen dergelgke rege'ing
bestaan.Het kan inderdaad voorkomen,
dat de kantonreohter of de president
het noodig vindt de volgorde op de
rol om te keeren en e zaak, die
daarop als laatste was vermeld, bet
eerste te behandelen. Tooh zal dit
altgd een uitzondering blgven, die
hot tot stand komen van een gewg-
zigden regel niet in den weg behoeft
te staan.
De rechtvaardigheid gebiedt te
erkennen, dat de reohterlgke ambte
naren in dit district tegenover getui
gen vaak blijken geven van welwil
lende gezindheid. Mensohen wier
aanwezigheid drin end elders wordt
vereisoht, zooals doctoren, leeraren
e. a., ontvangen gemakkelijk vergun
ning zicb onmiddellijk na bet afleg
gen van hunne getuigenis uit de/aal
ito verwijderen en worden ontslagen
'van het bijwonen der geheele behan
deling Hieruit blijkt, dat dezeamb
tenareu geneiad zijn tot tegemoetko
mende welwillendheid. Welnu, in
dien de ambtenaren van het Openbaar
Ministerie bij Rechtbank en Kan'on-
gerecht een stap verder wilden gaan
en de getuigen oproepen tegen het
uur dat hnnne zaak zal worden be
handeld wanneer in verband hier
mede President en KaDtonreohtor
zicb wilden houden aan de strikte
volgorde der rol (voor zoover moge
lijk) dan zou daarmede aan het pu
bliek een groote dienst zgn bewezen
en een van de belangrijkste redenen
'van tegenzin tegen het optreden als
getuige in een strafzaak, zgn ver
vallen.
i Zijn er andere administratieve be
•zwaren, dan die wij boven vermeld
den Misschien wel. Zgn ze onover
komelijk Wellicht niet, een proef
neming zou daaromtrent de best»
ervaring versohaffen. En wg durven
van zulk een proef het beste hopen,
nu wg juist dezer dagen gelezen
hebben, rat in het tweede kantonge
recht te Rotterdam beklaagden en ge
tuigen voortaan zult en worden gedag
vaard op het uur, waarop gerekend
kan wordendat hunne zaak in be-
hande ing komt.
Te Rotterdam aoht men derhalve
blikbaar de zaak wel uitvoerbaar.
Politiek Overzicht,
„Un Diplomate" schrijft in de
Figaro een artikeltje over de verhou
ding lunchen de seizers vso Rus
land en Duitechland en trscht te be
wijzen stellig omdat hij het als
Franschman zoo vurig zou wenschen
dat die verre van vriendschappe
lijk is.
Hij stelt keizer Wilhelm zoo onge-
vter voor als een man, die zich door
czaar Nico laas voortdurend op de
teenen laat trappen, maar dezen steeds
een allervriendelijkst gelaat blijft
toonen, omdat hij ten kuste van zeer
veel zioh de vriendschap van den
russieoben monarch wil verzekeren.
De „Diplomate somt tot bewijs
daarvan de volgende feiten op, bijna
alle in verband staande mot de reis
van den Czaar.
Door tnsschenkomet van den ko
ning van Saksen liet Wilhelm den
czaar uitnoodigen tot bet bijwonen
der onthulling van het standbeeld
van keizer Wilhelm I. Nicalaas II
wees de uitnoodiging beleefd vau de
hand, onder voorwendsel, dat hij te
Kielï een kerk moest inwijden.
Kort daarna iwam de keizer te
Breslaukeizer Nicoiaas II hield
zich uiterst koel, groette bij de revue
alleen de officieren, niet de vaandria
en toen keizer Wilhelm in een rede
de herinnering aan Leipzig ophaalde,
was het antwoofrd daarop van keizer
Nicoiaas een knotelag geljjk „Hij
wenechte niet de politiek van Leipzig
te volgen, maar die van zijn vader."
Er is wei beweerd, dat deze woorden
door den russiechen keizer niet ge
sproken zijn, doch „Un Diplomate"
houdt vol, dat keizer Nicoiaas se wel
de.-elgk gebruikt heeft.
„Wilhelm II achtte zioh eohter nog
niet verslagen. Hg noodigde keizer
Nicoiaas uit tot eon bezoek aan Pots
dam. Maar hij had buiten zgn gast
gerekend. Nicoiaas II exouseerde zich,
dat hg niet te Potsdam zou kuanea
komen. Zgn rei' in E.iropa wae ge-
eindigd en hij verheugde zioh reeds
j bg voorbaat in de gedaohte, dat zgn
i keizerlijke neef hem spoedig een be
'zoek zou breDgen in de russisohe
hoofdstad."
Ieder zou ontmoedigd zgn. „Maar
keizer Wilhelm heeft allo deugden
der Pruieen en onder anderen de
volbard'Dg (ténacilé)." Hg wist, dat
de Russische keizer voornemens wsa
te Cronberg een bezoek te brengen
aan keizerin Frederik en dat hg een
Rucsisohe kerk Ie Homburg zou in
wijden. Onmiddellijk gaf hy, keizer
Wilhelm, te kennen, dat hyiezelfder
tgd te Wiesbaden zou kernen. Doch
ook dit voornemen is, volgens den
„Diplomaat", misluk». Want door mid.
FEUILLETON.
47)
door
351A X PEMBERTON.
HOOFDSTUK XXVII.
in het zwijgende dal.
„OIk wist wel dat gij het niet zoudt doen maar
ik heb het hoofd verloren met mijne oogen. Gij weet
niet wat het voer iemand beteekent te kunnen zien,
maar ik zal mij wel leeren behelpen. Geef mij het
goud terug."
Hij raapte het allee wtêr bijeeD, en stak zgn goud
staaf tusscben de plooien van zijn gescheurd hemd,
terwijl hij de goudstukken met heel den hartstocht
van een speler natelde, en werktuigelijk het windsel
wegrukte, dat zgne oogen bedekte, zoodat men thans
zijn voorhoofd zag, van waar het vleesch geheel wa»
verwijderdmaar zgne verschroeide en uitgedoofde
oogappels staarden te vergeefs voor zich uit, er keerde
geen licht in weder. Vol vertwijfeling knarste hij op
de tanden en woelde met de handen door het gras,
het fohnim stond hem op de lippen.
„Ik wil zien, ik wil hetriep hij uit,.Ik wil licht
beboeD, licht zeg i* uHal, het is stikdonker, don
ker als de nacht." Zgne razernij zou slechts van voor-
bijgaanden aard wetenmaar zij was zoo hevig, dat
hij zelfs het geld losliet, dat nu overal om hem heen
roide, en hij zat daar als een waanzinnigs ineengehurkt,
slechts wartaal uitbrengende, terwgl Fisher zijn zwach
tel in de rivier ging nat matten en toen andermaal om
zijn hoofd bond. Daarna raapte de jongeling zachfjes
de goudstukken op en dwong hij hem ze weder bij
zicb te steken.
„Hier is uw geld," zeide hg „Zoudt gij niet wgzer
doen met het in uwe kleederen te bergen?"
De Prins was thans een weinig tot bedaren gekomen.
„Neen," sprak hij„ik kan er niets mede beginnen.
Daareven was ik kranczincig en zeide ik dingen, dien
gij vergeten moet.
„Zeg mij, hoe is de vrouw gestorven
„Z.j is naar omlaag gestort toen de brug ineen
zakte, zg wae aan het uiterste eind dsarvan, en kon
noch voor noch achteruit gaan. Hebt gij haar laatste
kreet niet vernomen
„Ja, bet kaD ook niet andere. Wat had zij eene
sfetTiHa! hal wij zouden e9n praohtig paar geweest
zijnDus werden de hersenen der heks op de steenen
verpletterd. Nu, het waren uitstekende hersenen. Waar
ik ook geweest ben in de wereld, nooit heb ik iemand
ontmoet, die haar nabjj kwam; zij bez-t net verstand
van tien mannen. Wat denkt gjj wel dat zij mg ver-
teids? Dat dit kasteel van haar zes en dertigduizend
gulden per jaar opbracht, alleen maar door het stran
den van schepen. Het schijnt dat zg en hare bloed
verwanten hier sedert vele jaren hebben gewoondhet
was een familie-goed, en geen hunner, die niet van
zulke schipbreuken leefde. Zij wae de laatste van haar
ge8iachthaar echtgenoot, een Mexikaan, werd eenige
jaren geieden in zijn eigen v derland doodgeschoten
maar hij moet een leven geleid hebbenOp vijf mijlen
in den omtrek was er geen sterveling te vinden, die
haar niet ter zijde stonden zij brachten de lading
der schepen over naar bet meer, dat haar toebehoorde,
totdat zij die zaken in het binnenland konden ver-
koopen. Het licht, dat wij in de baai zagen, was
een valach kustlicht, dat zij uitzette om de vaartuigen
in een valstrik te Jokken. Denk eens aan, dat zoo
iets nog mogelijk is in onze dagen! Het is immers
genoeg om u te doen sidderen en beven, niet waar?
Ea dit alles was haar werk
„Het verbaast mij slechts dat zg zich niet van ons
meester maakten, toen wij hier aan land kwamen,"
zeide Fieher, die hem aan wilde moedigen tot spreken.
„Dat zouden zg ook stellig hebben gedaan, indien
wij bg daglicht gekomen waren. De duisternis redde
ons, eu de rots ook. Al3 men er niet op verdacht was, j
moe3t men al zeer scherpe oogen hebbeD, om deD
achtersteven van achter de klippen te voorschijn te
zien komen en gij hebt zelf opgemerkt, dat de schepen 1
op een genadigen afstand bleven van die gevatrlgke'
plek. Dat mnakt daarom de heks niet minder slim
want xoodra zij vernam dat er Eogelsohen op de kust
waren, en dat hare lieden mij eenmaal hadden gezien,
gebruikte zij geen omwegen meer, en kreeg zij haar
zin. Indien die ellendige stem zich niet had laten
hooren, zouden wij reeds den halven weg naar Finisterre
hebben afgelegd, en ons in veiligheid bevindenmaar
die kreet was 69n vloek voor ons, ik gevoelde dat zoo
dra ik hem voor het eerst hoorde."
„Het was Billy, de waanzinnige knaap, die hem
slaakte," zeide Fisher nadeakend„hij moei veilig ea
wel van het 9chip afgekomen zijn, en wij vernamen er
nooit iets van."
„Dat is waar,', gaf de Prine ten antwoord „En wij
zouden cok nooit den neger en de sloep eevonden heb
ben, ware het niet door d:e geweerschoten geweest.
Nu, het is thans alle3 voorbij, en wij zijn op nieuw
aan de grootste gevaren blootgesteld. Van den aa: -
vang af rustte er een vioek up de gansche zaak."
„Hei kon ook niet anders," mompelde Fisher.
„Ea thans zijn mijne oogen uitgebrand, en zult gij
mij nog zeggen, dat ix dit slechte aan mijzei ven heb
te danken riep de andere op woes ten toon„Gij hebt
altgd heel wat te vertellen, in dien zin. Zoo ik ooit
weder in ean ordentelijk land terecht koai, zal ik je
een wit kleed omhangen en als zendeling uitsturen.
Gij zoudt fortuin kunnen maken met het bekeeren van
nudo vrouwen, daar zijt gij juist voor geschikt. Maar
iaat mg met mannen te doen hebben, zeg ik, en ver-
wecfoht zij elke kwexelarg."
Wordt vervolgd.)