M Ij ïa JL
Een rood en zwart geverfd scbip
onder de Duitschs en Hamburger
vl-'g ligt in de haven van Basset© re
op bet eiland Guadaloupe. Het water
ia spiegelglad, de luobt blauw en vol
zonneschijn. De Mont Soufrière met
xw.velwolkjes om xijn top, verbelt
zich op den achtergrond uit de vul
kanische bergketen eD het prachtige
do icore, sappige groen ran den weelde
rigste i plantengroei der wereld bedekt
hei aardrijk. De kleine lage bonten
huizen staan onder palmen, terwyl
op de hoogten het oerwoud woekert.
Op het havenhoold verdringt zich
reeds een troep negers en zwarte
vrouwenhier fladdert om de voeten
van een negerin een strook wit ka
toen, daar heett er zich eene meteen
jntr.s van tranje getooid, hisr is een
wollig vrouwenhoofd uiot ee« gelen
doek als met een tulband omwonden.
Ben paar boolen zijn verderop in
gereedheid gebracht om naar deze
zy lev., naar de aanlegplaats te roeien.
Alle halzen, rekken zioh nu uit,
er kotnen dames de scheepstrap af.
De roeiers beginnen op de maat, de
witte barken zoeken hun weg door
de hen omringende booten der inlan
ders.
Een paar heeren komen 't eerst
aan wal en twee dames bstreden de
ladingsbrug. Eenige negerinnen knik
ken, eenigen wagen 't haar toe te
roepen 01 wat een mooie dames I
Goeden dag, dames I
Er is beslistheid in bet optreden
der grootste. Het gezicht van de bonte
bevolking schijnt ook geen bijionde-
ren indruk op haar te maken.
nHet is overal hetzelfde, Jenny,
palmen en zwarten!"
„Ja, mevr. Harmse," is het ant
woord der magere Bngelfche.
De dame uit Hamburg, wier haren
al eenigszïns grijs zijn aan de slapen,
terwijl baar gelaatstrekken nog frisoh,
hare blauwe oogen nog levendig zijn,
ziet een paar groóte, zwarte oogen
met bewondering op zich gevestigd.
Zij stralen uit een geelbleek kinder
gezicht, waarbij een halfgeopende,
purperroode mond behoort en dat
door zwarte, kroezige haren omlyst
ie. En onwillekeurig glimlaoht me
vrouw Clara Harmse en knikt de
kleine toe.
.We zouden naar de bronnen ry-
deo," zei de kapitein, „dat moeten
we dus maar doen Jenny."
„Ja, mijnheer H."
„Maar daar is in de eerste plaats
een rijtuig voor noodig. Ii voor
het kind staande, wier uitdruk
king van gelaat niet veranderd
18, legt zij het de hand op den
schouder. Het meisje is behoeftig ge
kleed, de hals schemert door het ge
scheurde woilen jurkje,de mouwen zijn
te korr, voeten en beenen naakt.
„Kunt ge ons ook zeggen waar een
rijtuig te krijgen ii?" vraagt Mevr.
Hnrmse in 't Fransob.
Een heldere glans verspreidt zich
over het gezichtje.
„Zeker, mevrouw En 't kind
keert a ch om, hen te geleiden. Het
gaat nu over een plein, waar pal
men staan, eenige huisjes voorby,
langs een fontein, waarin het water
ontbreekt, terwijl het stof opdwarrelt
bij iedere stap.
Voor een buis met een koetspoort,
staat het meisje stil en strekt de
hand u t: „Daar"!
De vreemdelingen bemerkend, komt
een mulat aanloopen, hy pry at zijn
elegant rijtuig, een primitief voer
tuig, en zijn drie paardjes. en spoedig
ie men het eens over den weg on
den prijs.
Mevrouw Clara heett reeds haar
voet op de trede gezet, als ze plotse
ling aan de kleine geleidster denkt.
Zij staat op zij van de groep bab
belaars. Als de vreemdelinge wenkt,
BAARLBMgf. HALLETJES.
Ben Zaterdagsvo ndpraatje.
cccxxv.
Er was een bijxondere vergadering
ran den gemeenteraad, notaben© op
Nieuwjaarsdag. Waarom jui«t op dien
dag en waarover, wist niemand. Er
werd in de stad veel over gepraat.
Da een «ei, dat hst om een gezellige
byeenkocast te doen was, waarbij aan
de ledtn limonade eu krentebroodjes
«ouden worden voergezet en zij zic'i
verder met aasgenamen kout moch
ten vermaken - de ander beweerde,
dat het een soort van vrildbraadfuif
worde* *ou, besUande uit ettelijke
hazen en konijnen, door den burge
meester m t eigen hand geschotsD.
M •ar blijkbaar wist niemand het fijne
V<>n de zaak, ook de boden niet, die
op elke nieuwsgierige vraag ant
woordden met een„alles goeds ge-
wer.scht in 't Nieuwejaar, meneer 1"
Htt regende er heilwenscben, ook
onder de Raadsleden zei ven. Op een
oogenbiik het zoo druk, dat som
mige zegenbeden aan hun verkeerde
adres kwamen. Zoo werd den heer
Eascheds voorspoed in de sake* toe-
gewenboht en den heer De Kanter
voorspoed in zijn gezin; ja, de heer
H Jgeniaoltx drukte den heer fly man*
de hand. Waa de heer 't Hooft er
feweest, dan zou hij zich met den
eer Klein verbroederd hebben,zoo'n
vredelievende wind wqqj er door de
harten der Raadsleden.
't Mooiste van 't geval was, dat de
lrden van den Raad zelf niet wisten
wat er eigenlijk aan de hand war.
Het moest een persoonlijk voorstel
vi r. den Burgemeester *ijn, want de
weihouders wisten er ook niets van.
Verlangend om te weten wat datieu
opleveren, atapten de leden de Raads
zaal binnen en 't duurde niet laag
sluipt re bijna onhoorbaar nader.
Mevrouw Harmse drukt haar een
geldstuk in de hand. De kleine vuist
omklemt het haastig.
„Hoe heet je, mijn kind?"
Jella 1"
„En hoe oud bon je?"
.Ik weet het niet
Dan smakt de zwarte, jonge koet
sier met de tong en zijn paarden
trekken aan.
Door ongeplaveide straten met lage
huiejoB waarvan de verdiepingen ge
lijkvloers hier in het middelpunt der
stad groote aaagasynen zijn, waarbo
ven prachtige opschriften schitteren,
rolt db wagen voort. Dan gaat het
naar boven en nu vertoont zich plot
seling de weelderigste plantengroei,
die tot nu toe slechts in de sprookjes
bestond, volgens de meening tenminste
der Noord-Daitïchers.
Yuarroode wonderbloemen verhef
fen zich uit hst helderste groen hier
st&an hemelhooge varen.-, daar de
kokospalm en de vanillestruik, de
cacaoboom, de koffieplant, enz. Bonte
en pikzwarte kapellen wiegen zich op
bonte he<wt3rs. Schrille vogelstem-neu
laten sioh hooren, een aapje huppelt
door de takken.
Ravijnen, weelderig begroeid, rechts
en iiüks palmen, zoo hoog, als wilden
ze den hemel betreden, en een vochtige
broeikaelucht, over alles zonlicht en
dartelende schaduwen.
Eindelijk maakt de koeteier, die!
Kreoolsch spreekt, meer door gebaren
dan door woorden, duidelyk, dat ze
na het laatste eind te voet moetend
afleggen. Zij komen aan een helder
waterbekken, het zwavelmeer.
Mevrouw Clara bukt near een groote
groene, haar onbekende vrucht, die
onder een hoogen boom ligt. Daar
6trekken zich reeds twee gele handjes
naar haar uit. Zij siet een paar zwarte
groote oogen, eene onbeweeglijke
gestalte staat voor haar.
„Ben jy het Jella?"
„Ja mevrouw."
„En hoe komt ge hier?"
De kleine wyst op haar voeten, die
vuil «ij» van het stof op den weg.
Achter het rijtuig aangeloopen Kind,
waarom
„Omdat omdat de vingers wij zen
op de borst, daarna laat zij het hoofd
hangen en drukt de lippeu samen.
„Woont gy hier op don berg Zy
schudt bet hoofd.
Jella verdwynt in het bosschage en
komt spoedig daarop terug met bloe
men en houdt ze der vreemdelinge
voor.
„Voor uw goedheid!"
„Waar wonen je oudera?" vraagt
de dame.
„Jella heeft er geen xezyn dood."
„Waar de toon wordt nog vrien-
deiyker waar woontgij daa kind
.Bij de oude zwarte negerin, die
Jella haat."
En de groote oogen vullen zioh met
tranen en ds mond trilt.
Langzaam gaan de beide dames
weer naarjhet rijtuig. Jella loopt naast
mevr. H. en blikt tot haar op. En als
ze by de tr6de zyn, knielt ze eu veegt
met haar rokje het stof vau de schoe
nen van mevr. H.
„Wilt ge mee naar beneden rijden?
Ga dsn maar naast den koetsier zitten.
De kleine klimt als eea eekhoorntje
naar boven. Op het groote plein houdt
hel rytuig stil en de dames gaan naar
een café. „Goedendag, Jelia!"
Het kind kykt haar eerst na, wyfelt
een oogenbiik en sluipt dan onbe
merkt aohter haar aan. Op den hoek
van de straat blijft het staan.
Als de beide uames in de blauw
en rood geverfde deur verschynen,
snelt ze ais een pijl nit den boog toe
en gaat voor mevrouw Harmse Btaan,
met opgeheven handen.
„Neem mij mee mevrouw, naar het
land waar u heengaat!"
„Jella, kind, dat gaas niet!"
„Jawel," houdt de kleine vol. „Er
gaan ieder jaar zooveel heen."
of de vergadering werd geopend. Da
voorzitter nam dadelijk na. de leziag
van de notulen het woord en zei het
navolgende
„Mijne Heeren, cp dezen eersten d&K
van het nieuwe jaar 1897 is, naar ik
meen, de tijd gekomen, om u een
voorstal te doen, waarvoor noodza
kelijk een speciale vergadering moest
worden belegd. Ik heb jaist den
Nieuwjaarsdag daarvoor gekozen, om
dat ik vermoed, dat de heeren nog
ouder den indruis: zullen zijn van de
Oudejaarsavond weekhartigheid en
toegefelijkheid, die gewoonlijk tot den
tweeden Januari duurt. Gedachtig
aan het spreek woerd, dat men har
ten moet kneden als ze week zijn,;
heb ik dezen dag en dit uur uitver
koren.
Tot dusver, Mijne Heeren, hebben
soKtanigen uwer zich tot taak gesteld,
om zaken die een lang debat dreig
den nit te lokken, ad infinitum, ik
bedoel eindeloos, te versohuiven. Met
bewondering heb ik, die toch vele
vergaderingen van mijn leven bij
woonde en durf baweren, dat ik het
klappen van de zweep ken, met be
wondering zeg ik, heb ik meermalen
gadegeslagen, hoe nu eens dit, dan
weer dat lid van den Raad wiBt te
ontdekken, dat er nog zeer bijzonder
noodzakelijk een Com missie moest
worden gehoord. Bn wanneer B. en
W. alle denkbare en ondenkbare
Comroiesiee hadden gehoord, dan
wist allicht een uwer het voorstel
met een motie van orde van de baan
te schuiven. Zoo is de Raad dikwyls
maandenlang de noodzakelijkheid van
een lang en moeilijk debat ontloo-
pen.
Aanvankelijk had ik het denkbeeld
dat do zaken heelwat vlotter en beter
zouden mareüeeren, wanneer de Raad
maar aftrad en het bewind overliet
aan het Dagelijksoh Bestuur
Daarin zitten mannen, die van alles
verstand genoeg hebben. Marineza-
„Wat wilt ge daar dan doen?"
„Jeila wil by u zyn werken 1"
„Het is koud waar ik woon!"
„U zult my wel een warme jurk
geveo."
„Je kunt ziek worden."
Hoogst 6rnstig «egt 't kindGod is
overal, of Jella hier of ergens anders
aterft, wat geeft datzy beeft noch va
der noch moeder, broeder noch zuster,
niemand is er die naar haar vraagt."
Er ligt zoo'n roerende vrij moedig
heid in toon en gebaar, dat mevrouw
byna overwounen ia.
„O, mevrouw, Jella is zoet, is ge
hoorzaam," en weder trillen bars
lippen alsof ze schreien gaat.
Mevrouw Harmse streelt haar de
wangen. „Zeker dat zyt ge, maar ik
kun je toch niet meenemen."
Dan keert ze zich vlug om. „Juf
frouw Jenny onze boot wacht ons."
Zij nemen plaats in de boot de
Fortuna, de roeiers steken hun riemen
m 't water, er ontstaat een beweging
in den muur vaa mensohen, waardoor
zich iets hoeubreekt, twee arman ver
heffen zich ia de lucht, een kreet weer
klinkt en een klein meisje springt in
't water, in de riohting van de boot. De
menigte gilt, maar ook mevrouw H
roept.
„Om Gods wil, help Het kind wil
naar my toe, red haar."
Het duurt niet lang, of ze wordt naar
binnen getrokken door de behendige
bootslui; druipnat en naar adem hy
goud, wordt zij aan de voeten van me
vrouw Hartnse neergelegd en deze
trekt het kind tot zioh. „Arme kleine
Jella, ge zult mee, hoort ge, g* zult
mee."
En Jella glimlacht. „Nog niemand
is goed voor mij geweest behalve U en
daarom wil Jella by U blijven."
Het is halfduister in de groote woon
kamer, terwijl Jella binnen komt. Me
vrouw Harmse zit by het raam.
„Kom eens bij my, myn lieveling 1",
De slanke, in 'e wit gekleetie gestalte
nadert, knielt bij haar neer en vlijt
de armen om hasr been.
„Ik moet eens zeer ernstig met je
spreken."
De zwarte oogen laohen, ze drukt den
rooden mond op de zachte band der
dame.
„Wat ie er dan moedertje?"
Een liohte zucht. „Ik heb vandaag
in mijn dagboek gebladerd, er zyn juist
zeven jaren voorby, dat ik uit detropen
myn pleegkind als huisgenootje mee
bracht. Gy zijt nu goed 19 jaar, ontwik
keld, lief en mooi en de jonge lui
zullen je dat dikwyls genoeg «eggen
nietwaar
Jeila laohte weer. nu als een kirrend
duifje.
„Er zal er daar ook wel een bij
zyn, die het ernstig meent en ja van
mij weg wil nemen, om je een eigen
nestje te bouwen." Zy voelt hoe bet
lichaam van het meisje trilt. „Gy kunt
uw moedertje niet altyd behouden.
Ik weet, hoe lief gij my hebt en ge
hebt zeker niets vergeten."
„Neen niets, zegt Jella met haar
volle diepe stem. Niet hoe verlaten
ik was, niet wat ik u te danken heb:
dat ik in deze omgeving meneoh werd."
Mevrouw Harmse streelt de zwarte
lokken." Deze dankbaarheid, zegt ze
zacht, indien ge die vergoeden wiit,
dan zal ik je een [wenk geven. Gy
zijt schoon, wie u ziet, wordt op je
gecharmeerd.,
„Ook myn zoon Hans konJella
zorg, dat hy niet,.."
„Hy niet" zegt ze baar na. Me
vrouw Harmse let in baar haast niet
op den toou, waarop het geschiedt.
„Ik heb andere plannen met hem.
Een nichtje is al lang voor hem
bestemd.
„Zij is van goeden huize, rijk.
„Jella, wanneer Hans ik voel al
reeds eenige dagen zulk een onbe
stemde vrees wijs hem kort terug,
kea kunnen uitnemend beoordeeld
worden door den hoer De Kanter,
de heer Waller keat het onderwijs
en d» onderwyzers van binnen en
van buitende heer Hugenboltz is
onze jurist en de heer de Breuk,
Benjamin vas ons college, vertegen
woordigt er handel en nijverheid.
Over mijselven spreek ik uit besehei-
denheid liever niet.
Tegen dit denkbeeld verzet zioh
©venwel e®n kleine ometandigheid, de
wet. Over Uwe aftreding, Mijne Hee
ren, kan dan ook geen sprake zyn
•n ik heb er dan ook niets tegen
dat U aanblijft, wanneer U aioh maar
de slechte gewoonte kon afwennen,
om voorstellen van ons college te
verwerpen, xooals dat in den laatsten
tijd niet zelden gebeurd ia. M*ar ter
zake.
Ik zei dus, dat ik een ander voor
stel had en wel een tot wijziging van
het reglement van orde. Allereerst
dan wü ik in overweging geven, dat
de Raadsvergaderingen precies be
ginnen te éen unr en niet, zooalsnu
by half twee; voorts, dat dan te een
uur de denren zuilen worden geslo
ten en geen Raadslid meer wordt
binnengelaten. Dit in beleefde over
weging aan sommige heeren, die re
gelmatig over hun tyd komen.
De Raadsvergadering duurt tot
twee uur, iu geen geval langer. Zoo
dra het twee uur slaat, wordt de bij
eenkomst finaal gesloten. Niemand
mag meer dan eenmaal het woord
voeren en in geen geval langer dan
twee minuten. Wie van de heeren
zucht daar zoo? Bode, geef meneer
Enschedé een glas water, hy senrikt
van die twee minuten."
Hier zweeg de spreker een oogenbiik
om adem te halen. Br beereshte in den
Raad een doodaohe stilte. De heer
SaeltjM keek met een strak gezisht,
de heer Beynes gaf zyn buurman een
stomp en vroeg :„hoQvin je dat nou?"
de heer van Siyrum «at zich duide-
als hij ge begrypl ms, myakind."
„Ja 1" fluistert Jelia ea neigt het
hoofd nog dieper.
Mevrouw Harmse wendt het bieeke
gezioht naar zioh toe en ziet haar
vorsohend aan.
„Ik weet dat ik op je vertrouwen
kan."
„J*."
Mevrouw Harmse knikt tevreden.
Ze is een eohte vrouw uit Hamburg,
ze houdt van 't geen volgens regel
en gebruik is. De eenige buitenspo
rige daad van haar oorreot leven is
het aannemen van de Creoolaohe wees.
Jella drukt de koortsachtig bran
dende lippen op haar handen, dan
slnipt ze naar baar kamer. Ook daar
is 't licht reeds op.
Overal heerscht de weelde, die ean
kind van ryken huize genietdan
kykt zo in den spiegel on strekt de
beide handen uit naar haar beeld
se herinnert zioh plotseling de lompen
die ze vroegar droeg en se voelt de
slageu der negerin in haar nek en
zegt met hoile stemgy hoort hier niet.
Nu gaat zij aan het schrijftafeltje
zitten en krabbelt iets op het zware
papier. Jella heeft niets vergeten, ie
niet ondankbaar, geeft alles terug 1
Den volgenden midds^ snelt de
eenige, flink gebouwde zoon vaa Me
vrouw Harmse de kamer van deze
binnen.
„Moeder, waar is "Jelia?"
„Ik weet het niet, ik laai onderzoek
naar haar deen," en zy reikt hem den
brief over.
„Moeder, wat hebt ge haar gedaan?"
„Ik maakte haar tot mensch, dat
weet ze zelf. En nu beloont ze me
door schandaal te maken."
„Ik heb haar Hof en gister heb ik
haar dat gezegd."
Mevrouw slaat haar handen voor
'l gezicht.
„Moeder en gy, gy
„Ik verzocht haar te voorkomen,
dat ge niet op die gedachte zoudt
kannen komen ze deed me niet
vermoeden
Hans roept uit„Iudien ge haar den
dood in de armen hebt gevoerd?"
„Neen, neen, zegt de vrouw, maar
baar lichaam beeft. Ze ziet de kleine
gestalte van vroeger weer aan den
oever, hoort de kreet en het klotsen
van 't water. Zij grypt haar zoon bij
dea arm. We zullen haar zoeken.
Hans vergeef me, dat ik uit liefde
tot jon, uit trotB op jou
By legt zyn hoofd op haar schou
der en snikt.
In St. Kitts op het eiland St Chris
topher, geleidt uit de pastorie van
Mr. Erward stappend, een jonge on
derwijzeres haar leerlingen naar bui
ten. Het zyn kleurlingen e* zwarten,
die tot de 3eote der Moravische broe
ders, een onderdeel der Herrnhutters
behooren. Een groot Duitseh sehip
werpt het anker uit ia de haven en
de bevolking gaapt het aan. De on-
derwyaereB moet het de kinderen la
ten zien. U bent ook in Europa ge
weest? vragen ze.
Gy zyt van daar gekomen, om
arme, kleine zwarte meisjes te leeren.
Dat is lief van u, maar onze moeders
zeggen, dat we arme, kleine hoofdjes
hebben, die niet zooveel leeren en
begrjjpen kunnen. En dan kijken
ze naar het sohip en doen honderd
vragen, die haar nieuwe onderwijze
res ternauwernood tyd heeft te be
antwoorden.
Zy kykt steeds mear op hst groote
vaartuig, het is zoo als eens, in de
haven op Gaadaloupe, waar men ook
keek I o midden onder 't volk. Zjj
wil heengaan, zy wil niemand ziea
aan wal stappen, die haar aan het
verleden kan herinneren, maar de
kinderen smeeben en vragen. En zoo
varen de booten diohterby, leggen
aan de vreemdelingen springen aan
wal; daar ook weer een, neen, dat is
geen vreemde. Ze slaak? een kreet,
laat de handen van de kinderen los
lijk te verbazen, de heer Van WTeel
stak, ïn weerwil v*n 's Voorzitters
donkere blikken, een sigaar op.
„Wat betrett dat verzenden naar
coramissiën, een vermaak dat de Raad
zoo gaarne beoefent, meen ik te moe
ten voorstellen een soort van boete-
sieleel, bij onderlinge overeen konast.
Ik zon bepaald wensohen te zien, dat
ieder die een voorstel doet tot het
renvojeeren van een of ander voor
stel naar een commissie, een boete
betaalt van f25; dat hij die een
voorstel weuscht uit te stellen tot
een volgende vergadering, tien gul
den betaalt en dat voor elk amende
ment vereohuldigd is een tax van fo
wanneer h6t aangenomen en van f 2.50
wanneer het verworpen wordt. WTie
het woord voert tegen het voorstel
van B. en W. betaalt een boete van
éen gulden en, wanneer een voor
stel van B. en W. verworpen wordt,
betalen de aanwezige leden allen tien
gulden per hoofdi
De op deze manier verkregen som
zal worden gestort in de gemeente
kas, tot verlichting van den belasting-
druk op de schouders der burgerij.
Wie van de heeren verlangt hier
over het woord
D« heer Snelija. Meneer de Voor
zitter, met het door u uitgedachte
boetestelsel kan ik mij zeer wel ver
eenigen. Vroeger, toen het moeilyk
was iemand te vinden die bereid
was zich een candidatuur voor het
Raads-lidmaatechap te laten welge
vallen, toen was het denkbeeld, dat
leden van den Raad presentiegelden
zouden genieten, plausibel. Maar
tegenwoordig, nu er voor iedere va
cature allicht een half dozijn candi-
daten te vinden is, komt het my
nuttig voor, dat hij die gekozen wordt,
zelf presentiegeld kétmall.
Allicht zal dit ten gevolge hebben,
d*t er wat minder liefhebbers syn,
betgean v^per io zieh sluit dat de
burgerij niét radeloos wordt doorjde
en snelt naar voren. Warm bruist
het bloed naar haar hart nu be
denkt «e zioh niet lang6r.
..Hans eindelek!"
En terwyl bij haar omvat houdt,
terwyl «e siddert en snikt, terwyl geen
vraag haar over de lippen komt, zegt
hy, de blauwe oogen vel geluk op
haar vestigend Nn heb ik je enbe-[
houd je. Moeder i» ziek geweest van
belang en rustte niet, voordat ze je
adres had gehoordze is met mij
naar N. York gegaan. Daar zit ze en
waobi op hasr sohoandcoater."
„Jella, ge zult het geluk weder in
ons huis brengen zei de mosder van
Hana.
A. C.
BINNENLAND,
Uit de Staatscourant.
Kon. bctUiUen.
Aan de volgende personen verlof
verleend tot het a&nnemen der on-
dersoheidingsteekenen, aohtcr hunne
namen vermeld: C. J. de Jongh, te
Rotterdam, directeur der gemeente
werken ran RotterdamC. L. Lam-
brechtsen van Ritthem, te Amster
dam, directeur van publieke werken
der gemeente Amsterdambeiden
van ridder Se klasse der orde van
de Kroon van PruisenPh. W. van
der Sleyden, minister v. w. b. en n.,
te '«-Gravenhage, van ridder-groot-
kruia der Militaire orde van de H.
Maagd of der Ontvangenis van Villa
Tiyosa.
Da eerste kierk bij het departement
van marine J. J. Mulder, melingaDg
van 1 dezer, benoemd tot adjunot-
eommies bfj het departement.
Met ingang van 1 Januril897: lo.
aan des adjunct-commies bij het de
partement van oorlog, W. F. Huyser,
op zijn verzoek, in verband met zyne
benoeming tot commies bij den Pen
sioenraad voor Burgerlijke ambtena
ren, een eervol ontslag verleend uit
zyne betrekking van adjacot-oommies
by gemeld departement; 2o. benoe
ming tot adjuoct-oommies bij het de
partement van oorlog, de earste klerk
bij dat departement J. B. Bekkers.
Min. Imchilchmgen.
De minister van marine heeft
10. den buitengewonen adelborst
by de Koninklyke Nederlandeoho
Marine-reserve, J. B. van Meeuwen,
met 5 Januari a. s. geplaatst aan
boord van Hr. Ms. Instrustieschip
Oier; 2o. dea tweeds-kierk het
departement van marine A. C. H. L
Schelfhout, met ingang van 1 dezer
bevorderd tot lste-klerk en dea heer
P. J. van den Bosch met dien datum
benoemd tot 2e klerk by gemeld de
partement.
Havezi te Osaka.
In aansluiting aan het bericht van
Hr. Me. minister resident te Tokio,
betreffende de te Osaka aan te leggen
haven, medegedeeld in het nummer
der Staatscourant van 29 December
11. no. 305, wordt ter kennis van be
langhebbenden gebracht, dat aan het
ministerie van buitenlandsche zaken
te 'sGravenhage een plan dier haven
voor hen ter inzage ligt.
Atjeh.
Van regeeringswege wordt medege
deeld, dat de le luitenant der infan
terie C. Korfmaoher te Lamith door
een schildwacht is veraoord.
Donderdagochtend te 10 uren kwam
den Nieuwen Waterweg binnen het
Ned. etoomsohip Spaamdam, zynde
het 6000ste zeeschip, dat dit jaar
naar Rotterdam opstoomde.
Do moord te Amsterdam.
Dat de politie nog niet «til zit en
dat zy not.tie neemt van al wat haar
oveimaat van kous.
Dt heer van Lennsp. Ik ben h6t met
den beer Saeltjes volstrekt niet eene.
Van boete moetik niots hebben, veel
liever zou ik een boete aan B. en W.
willen opleggen, wanDeer zij een voor
stel deden, dat door den Raad niet
wordt aangenomen en dus blykbaar
een verkeerd voorstel geweest.
Ba wat de vergaderingen betreft, ik
ben er sterk tegen om die tot een uur
te beperken. Hoe ter wereld zou het
bjj «ulke korte vergaderingen moge-
lyk wezen, hei publiek den indruk
te geven, dat er ia ons college met
moeite gewerkt en gezwoegd wordt
De menechen zullen denken, d&t er
heelemaal geen kunst aan is, om lid
van den Raad te wezen. M. de V.
ik zal tegen het geheeie voorstel
stemmen.
De htsr de Kanier. Ia atwyking
van den vorigen spreker aoht ik het
voorstel van den voorzitter «en goed
voorstel. Toen ik vroeger op zee voer
was ar maar éen de baas en dat
was ik en aiemand anders had wat
te vertellen. Hier in den Raad is nie
mand de baas en iedereen wil het
op zyn beurt probeeren te wezen,
maar de aangewezen bazen, dat zyn
burgemeester en wethouders. Dezen
worden dikwyls eenvoudig met hunne
vooretellen op zy gezet. En, met alle
respeot voor een anders meening, ge
loof ik toch maar, dat B. en W. van
de kennis der zaken eigenlyk meer
in kim pink hebben, dan de Raads
leden in hunne gezamenlijke hoofden.
Ik kan mij dus mei het voorstel wel
rereenigen.
D« heer Klein. M. de V. Niets lie-
rer wil ik does, d&s het ge«ag van
de overheid hoog houden. Met
die overheid bedoel ik B. en W.,
die over ons gesteld syn. Maar
wanneer ik «elf van zulke overheid
geen deel uitmaak, wil ik toch
cok gaarne iets hebben in te
brenge_. Bjve^dieu acht ik het
vreomd voorkomt, moest Dinsdag ecu
semi-arts, zoon van een onzer meest
bekende hoogleeraren, tot zyn groot
verdriet ondervinden.
De joDge medïous beantwoordde
natuurlyk au het „signalement", d.
w. z. hy had een deukhoed op, droeg
een lange jas eu veroorloofde zich de
weelde van een knevel. Overigens
droeg hy weinig zorg voor z$n uiter
lijk, 't geen hem in '1 oog van den
spiedenden polifie-man verdacht deed
sohynen.
Maar hy deed nog meor verdachts.
Hy liep hard in het Vondelpark. Hei
regende en by had geen parapSuie.
Dit verklaarde wel eenigszins het
hardloopen maar cnfia,'twas ver-
daoht.
Daar ging hy oven op een bank
zitten. De poliüeman naderde hy
liep weer hard ooor. Nu was het te
erg en de verdachte werd naar bet
bureau van poiitie Leidsche Plein
geleid.
Nu moest hy zeggen waar hy zioh
bevonden had, Vrijdagavond den lSeu
Deoember 's avonds om zes uur.
De verdachte kon niet nalaten te
lachen, toen hy bemerkte waarvan
men hem verdacht.
Maar hg had een alibi. Hy was
dien dag laat in het Gasthuis ge
weest en daarna direct husswaaris
gegaan.
Dat was nog verdaohter Iemand
die zoo in eens kan zeggen waar by
tien dagen geleden geweest wasl
Nu werden alle hoogere machten
saamgercepen om het verdachte sujet
te bezichtigen de offic er van justitie,
de gr iff er en de rechtercommissaris
en het verhoor werd voortgezet.
„Ik ben
„Ja, dat kan hij wel zeggen, maar.
Eindelijk bleek tooh, dat de ver
dachte waarheid sprak dat hij wer-
kelyk zijn a'ibi kon bewyzea enz.
Dat bij zyn aanwezigheid in het gast
huis op den 18d©a zioh zoo direct
wist to herinneren kwam eenvoudig
daardoor, dat den dag na den moord
in een kring van kennissen de zaak
was besproken en -toen ieder min of
meer in Boherts zyn onschuld door
een alibi bewezen had.
Onze semi-arts kon na een paar
uur weer huiswaarts gaan. Of hy de
activiteit der politie erg zal waar-
deeren? (Tel.)
ÖEMEN8D NIEUWS
De grondverschuiving in Kerry
(Ierland) is weer aan den gang;men
herekent dat de modder zien reed een
myl ver verplaatst heeft.
Een cycloon.
De Times verneemt uit Melbourne
dat de stad Nevertire in Nieuw-Zaid-
Wales is verwoest door een kring-
storm. Bijna alle huizen zijn ver
woest twee gebouwen werden opge
nomen en tot gruis verbrijzeld. Men-
schea werden door de cycloon gegre
pen en ver weggedragen.
Daar de telegraphische gemoensohap
gestoord ie, zijn nadere berichten om
trent de uitgestrekiheid der ramp
nog niet ingekomen.
Amerika&nsch.
Een Amerikaan heeft een brandkast
uitgevonden, die bij de minste poging
tot inbraak opengaat. TeveGs »3ohter
komt een tang te voorschijn die den dief
vastgrijpt. Maar deze uitvinding zou
zeer onvolkomen zijn ais niet de tyd,
welken ds dief voor de kast moet
doorbrengen, nuttig werd besteed.
Daartoe heeft de uitvinder in de
brandkast een phonograaf, geplaatst
waarin een bekend predikant een
preek heeft gezegd over het aohtste
gebod. Zoodra de deur opengaat en
de dief door de tang wordt gegrepen,
begint de phonograaf de preek af te
draaien. De disf wordt dus bekeerd
aan de politie overgeleverd.
niet goed, indien gemengd worden
in éénen beker het sooode geld en de
nuitige aandrang in ons, leden van
den Raad, ooi de belangen dor ge
meente te bevorderen. Ik zal dus
ook tegen het boetestelsel stemmen."
Er is al gaandeweg eenige bewe
ging in de leden gekomen. De heer
Tjeenk Willink gesticuleert druk
tegen zijn buren, de heer Loomeyer
trekt nadenkend aan zyn baard en
fluistert met den heer Kruaeman, die
oqna onbewust in de hand een stam
per «waait, welke hij straks by ver
gissing van huis heeft meegenomen.
Ds andere leden brommen, maar nie
mand vraagt het woord, totdat ten
slotte de voorzitter nogeens vraagt:
„Verlangt geen van de heeren bet
wsord?" Dan roept de heer Schar
mann haastig: „Mijnheer de Voorz.
ik zal over deze zaak niet lang praten.
Dit gcheele voorstel is snert met prui
men. Wij leden van den Raad willen
hier de lakens uitdeelen en ons niet
laten ringelooren door B. en W. En
wat die boeten betreft, dat is ook
maar heibel. Duizend gulden traote-
ment per jaar, dat moeten we hebben,
ïïn voor 't geval dat dit boetenstelsel
wordt aangenomen, stel ik voor om
den opbrengst te bestemmen tot het
aanschaffen van galacostumes voor
de leden van den Raad!"
Er ontstaat een hevig gelach en
rumoer. De Voorzitter slaat den hamer
aan stukken, doch kan geen stille
krijgen. De leden van d8n Raad nemen
sierlijke houdingen aan, de wethou
ders staan arm in arm om den voor
zitter, de boden steken bengaalsch
vuur af
en ik ontwaak uit den benauwden
droom, die mij in den Nieuwjaarsnacht
heeft bevangen.
FIDELIO.