M Ij ïa JL Een rood en zwart geverfd scbip onder de Duitschs en Hamburger vl-'g ligt in de haven van Basset© re op bet eiland Guadaloupe. Het water ia spiegelglad, de luobt blauw en vol zonneschijn. De Mont Soufrière met xw.velwolkjes om xijn top, verbelt zich op den achtergrond uit de vul kanische bergketen eD het prachtige do icore, sappige groen ran den weelde rigste i plantengroei der wereld bedekt hei aardrijk. De kleine lage bonten huizen staan onder palmen, terwyl op de hoogten het oerwoud woekert. Op het havenhoold verdringt zich reeds een troep negers en zwarte vrouwenhier fladdert om de voeten van een negerin een strook wit ka toen, daar heett er zich eene meteen jntr.s van tranje getooid, hisr is een wollig vrouwenhoofd uiot ee« gelen doek als met een tulband omwonden. Ben paar boolen zijn verderop in gereedheid gebracht om naar deze zy lev., naar de aanlegplaats te roeien. Alle halzen, rekken zioh nu uit, er kotnen dames de scheepstrap af. De roeiers beginnen op de maat, de witte barken zoeken hun weg door de hen omringende booten der inlan ders. Een paar heeren komen 't eerst aan wal en twee dames bstreden de ladingsbrug. Eenige negerinnen knik ken, eenigen wagen 't haar toe te roepen 01 wat een mooie dames I Goeden dag, dames I Er is beslistheid in bet optreden der grootste. Het gezicht van de bonte bevolking schijnt ook geen bijionde- ren indruk op haar te maken. nHet is overal hetzelfde, Jenny, palmen en zwarten!" „Ja, mevr. Harmse," is het ant woord der magere Bngelfche. De dame uit Hamburg, wier haren al eenigszïns grijs zijn aan de slapen, terwijl baar gelaatstrekken nog frisoh, hare blauwe oogen nog levendig zijn, ziet een paar groóte, zwarte oogen met bewondering op zich gevestigd. Zij stralen uit een geelbleek kinder gezicht, waarbij een halfgeopende, purperroode mond behoort en dat door zwarte, kroezige haren omlyst ie. En onwillekeurig glimlaoht me vrouw Clara Harmse en knikt de kleine toe. .We zouden naar de bronnen ry- deo," zei de kapitein, „dat moeten we dus maar doen Jenny." „Ja, mijnheer H." „Maar daar is in de eerste plaats een rijtuig voor noodig. Ii voor het kind staande, wier uitdruk king van gelaat niet veranderd 18, legt zij het de hand op den schouder. Het meisje is behoeftig ge kleed, de hals schemert door het ge scheurde woilen jurkje,de mouwen zijn te korr, voeten en beenen naakt. „Kunt ge ons ook zeggen waar een rijtuig te krijgen ii?" vraagt Mevr. Hnrmse in 't Fransob. Een heldere glans verspreidt zich over het gezichtje. „Zeker, mevrouw En 't kind keert a ch om, hen te geleiden. Het gaat nu over een plein, waar pal men staan, eenige huisjes voorby, langs een fontein, waarin het water ontbreekt, terwijl het stof opdwarrelt bij iedere stap. Voor een buis met een koetspoort, staat het meisje stil en strekt de hand u t: „Daar"! De vreemdelingen bemerkend, komt een mulat aanloopen, hy pry at zijn elegant rijtuig, een primitief voer tuig, en zijn drie paardjes. en spoedig ie men het eens over den weg on den prijs. Mevrouw Clara heett reeds haar voet op de trede gezet, als ze plotse ling aan de kleine geleidster denkt. Zij staat op zij van de groep bab belaars. Als de vreemdelinge wenkt, BAARLBMgf. HALLETJES. Ben Zaterdagsvo ndpraatje. cccxxv. Er was een bijxondere vergadering ran den gemeenteraad, notaben© op Nieuwjaarsdag. Waarom jui«t op dien dag en waarover, wist niemand. Er werd in de stad veel over gepraat. Da een «ei, dat hst om een gezellige byeenkocast te doen was, waarbij aan de ledtn limonade eu krentebroodjes «ouden worden voergezet en zij zic'i verder met aasgenamen kout moch ten vermaken - de ander beweerde, dat het een soort van vrildbraadfuif worde* *ou, besUande uit ettelijke hazen en konijnen, door den burge meester m t eigen hand geschotsD. M •ar blijkbaar wist niemand het fijne V<>n de zaak, ook de boden niet, die op elke nieuwsgierige vraag ant woordden met een„alles goeds ge- wer.scht in 't Nieuwejaar, meneer 1" Htt regende er heilwenscben, ook onder de Raadsleden zei ven. Op een oogenbiik het zoo druk, dat som mige zegenbeden aan hun verkeerde adres kwamen. Zoo werd den heer Eascheds voorspoed in de sake* toe- gewenboht en den heer De Kanter voorspoed in zijn gezin; ja, de heer H Jgeniaoltx drukte den heer fly man* de hand. Waa de heer 't Hooft er feweest, dan zou hij zich met den eer Klein verbroederd hebben,zoo'n vredelievende wind wqqj er door de harten der Raadsleden. 't Mooiste van 't geval was, dat de lrden van den Raad zelf niet wisten wat er eigenlijk aan de hand war. Het moest een persoonlijk voorstel vi r. den Burgemeester *ijn, want de weihouders wisten er ook niets van. Verlangend om te weten wat datieu opleveren, atapten de leden de Raads zaal binnen en 't duurde niet laag sluipt re bijna onhoorbaar nader. Mevrouw Harmse drukt haar een geldstuk in de hand. De kleine vuist omklemt het haastig. „Hoe heet je, mijn kind?" Jella 1" „En hoe oud bon je?" .Ik weet het niet Dan smakt de zwarte, jonge koet sier met de tong en zijn paarden trekken aan. Door ongeplaveide straten met lage huiejoB waarvan de verdiepingen ge lijkvloers hier in het middelpunt der stad groote aaagasynen zijn, waarbo ven prachtige opschriften schitteren, rolt db wagen voort. Dan gaat het naar boven en nu vertoont zich plot seling de weelderigste plantengroei, die tot nu toe slechts in de sprookjes bestond, volgens de meening tenminste der Noord-Daitïchers. Yuarroode wonderbloemen verhef fen zich uit hst helderste groen hier st&an hemelhooge varen.-, daar de kokospalm en de vanillestruik, de cacaoboom, de koffieplant, enz. Bonte en pikzwarte kapellen wiegen zich op bonte he<wt3rs. Schrille vogelstem-neu laten sioh hooren, een aapje huppelt door de takken. Ravijnen, weelderig begroeid, rechts en iiüks palmen, zoo hoog, als wilden ze den hemel betreden, en een vochtige broeikaelucht, over alles zonlicht en dartelende schaduwen. Eindelijk maakt de koeteier, die! Kreoolsch spreekt, meer door gebaren dan door woorden, duidelyk, dat ze na het laatste eind te voet moetend afleggen. Zij komen aan een helder waterbekken, het zwavelmeer. Mevrouw Clara bukt near een groote groene, haar onbekende vrucht, die onder een hoogen boom ligt. Daar 6trekken zich reeds twee gele handjes naar haar uit. Zij siet een paar zwarte groote oogen, eene onbeweeglijke gestalte staat voor haar. „Ben jy het Jella?" „Ja mevrouw." „En hoe komt ge hier?" De kleine wyst op haar voeten, die vuil «ij» van het stof op den weg. Achter het rijtuig aangeloopen Kind, waarom „Omdat omdat de vingers wij zen op de borst, daarna laat zij het hoofd hangen en drukt de lippeu samen. „Woont gy hier op don berg Zy schudt bet hoofd. Jella verdwynt in het bosschage en komt spoedig daarop terug met bloe men en houdt ze der vreemdelinge voor. „Voor uw goedheid!" „Waar wonen je oudera?" vraagt de dame. „Jella heeft er geen xezyn dood." „Waar de toon wordt nog vrien- deiyker waar woontgij daa kind .Bij de oude zwarte negerin, die Jella haat." En de groote oogen vullen zioh met tranen en ds mond trilt. Langzaam gaan de beide dames weer naarjhet rijtuig. Jella loopt naast mevr. H. en blikt tot haar op. En als ze by de tr6de zyn, knielt ze eu veegt met haar rokje het stof vau de schoe nen van mevr. H. „Wilt ge mee naar beneden rijden? Ga dsn maar naast den koetsier zitten. De kleine klimt als eea eekhoorntje naar boven. Op het groote plein houdt hel rytuig stil en de dames gaan naar een café. „Goedendag, Jelia!" Het kind kykt haar eerst na, wyfelt een oogenbiik en sluipt dan onbe merkt aohter haar aan. Op den hoek van de straat blijft het staan. Als de beide uames in de blauw en rood geverfde deur verschynen, snelt ze ais een pijl nit den boog toe en gaat voor mevrouw Harmse Btaan, met opgeheven handen. „Neem mij mee mevrouw, naar het land waar u heengaat!" „Jella, kind, dat gaas niet!" „Jawel," houdt de kleine vol. „Er gaan ieder jaar zooveel heen." of de vergadering werd geopend. Da voorzitter nam dadelijk na. de leziag van de notulen het woord en zei het navolgende „Mijne Heeren, cp dezen eersten d&K van het nieuwe jaar 1897 is, naar ik meen, de tijd gekomen, om u een voorstal te doen, waarvoor noodza kelijk een speciale vergadering moest worden belegd. Ik heb jaist den Nieuwjaarsdag daarvoor gekozen, om dat ik vermoed, dat de heeren nog ouder den indruis: zullen zijn van de Oudejaarsavond weekhartigheid en toegefelijkheid, die gewoonlijk tot den tweeden Januari duurt. Gedachtig aan het spreek woerd, dat men har ten moet kneden als ze week zijn,; heb ik dezen dag en dit uur uitver koren. Tot dusver, Mijne Heeren, hebben soKtanigen uwer zich tot taak gesteld, om zaken die een lang debat dreig den nit te lokken, ad infinitum, ik bedoel eindeloos, te versohuiven. Met bewondering heb ik, die toch vele vergaderingen van mijn leven bij woonde en durf baweren, dat ik het klappen van de zweep ken, met be wondering zeg ik, heb ik meermalen gadegeslagen, hoe nu eens dit, dan weer dat lid van den Raad wiBt te ontdekken, dat er nog zeer bijzonder noodzakelijk een Com missie moest worden gehoord. Bn wanneer B. en W. alle denkbare en ondenkbare Comroiesiee hadden gehoord, dan wist allicht een uwer het voorstel met een motie van orde van de baan te schuiven. Zoo is de Raad dikwyls maandenlang de noodzakelijkheid van een lang en moeilijk debat ontloo- pen. Aanvankelijk had ik het denkbeeld dat do zaken heelwat vlotter en beter zouden mareüeeren, wanneer de Raad maar aftrad en het bewind overliet aan het Dagelijksoh Bestuur Daarin zitten mannen, die van alles verstand genoeg hebben. Marineza- „Wat wilt ge daar dan doen?" „Jeila wil by u zyn werken 1" „Het is koud waar ik woon!" „U zult my wel een warme jurk geveo." „Je kunt ziek worden." Hoogst 6rnstig «egt 't kindGod is overal, of Jella hier of ergens anders aterft, wat geeft datzy beeft noch va der noch moeder, broeder noch zuster, niemand is er die naar haar vraagt." Er ligt zoo'n roerende vrij moedig heid in toon en gebaar, dat mevrouw byna overwounen ia. „O, mevrouw, Jella is zoet, is ge hoorzaam," en weder trillen bars lippen alsof ze schreien gaat. Mevrouw Harmse streelt haar de wangen. „Zeker dat zyt ge, maar ik kun je toch niet meenemen." Dan keert ze zich vlug om. „Juf frouw Jenny onze boot wacht ons." Zij nemen plaats in de boot de Fortuna, de roeiers steken hun riemen m 't water, er ontstaat een beweging in den muur vaa mensohen, waardoor zich iets hoeubreekt, twee arman ver heffen zich ia de lucht, een kreet weer klinkt en een klein meisje springt in 't water, in de riohting van de boot. De menigte gilt, maar ook mevrouw H roept. „Om Gods wil, help Het kind wil naar my toe, red haar." Het duurt niet lang, of ze wordt naar binnen getrokken door de behendige bootslui; druipnat en naar adem hy goud, wordt zij aan de voeten van me vrouw Hartnse neergelegd en deze trekt het kind tot zioh. „Arme kleine Jella, ge zult mee, hoort ge, g* zult mee." En Jella glimlacht. „Nog niemand is goed voor mij geweest behalve U en daarom wil Jella by U blijven." Het is halfduister in de groote woon kamer, terwijl Jella binnen komt. Me vrouw Harmse zit by het raam. „Kom eens bij my, myn lieveling 1", De slanke, in 'e wit gekleetie gestalte nadert, knielt bij haar neer en vlijt de armen om hasr been. „Ik moet eens zeer ernstig met je spreken." De zwarte oogen laohen, ze drukt den rooden mond op de zachte band der dame. „Wat ie er dan moedertje?" Een liohte zucht. „Ik heb vandaag in mijn dagboek gebladerd, er zyn juist zeven jaren voorby, dat ik uit detropen myn pleegkind als huisgenootje mee bracht. Gy zijt nu goed 19 jaar, ontwik keld, lief en mooi en de jonge lui zullen je dat dikwyls genoeg «eggen nietwaar Jeila laohte weer. nu als een kirrend duifje. „Er zal er daar ook wel een bij zyn, die het ernstig meent en ja van mij weg wil nemen, om je een eigen nestje te bouwen." Zy voelt hoe bet lichaam van het meisje trilt. „Gy kunt uw moedertje niet altyd behouden. Ik weet, hoe lief gij my hebt en ge hebt zeker niets vergeten." „Neen niets, zegt Jella met haar volle diepe stem. Niet hoe verlaten ik was, niet wat ik u te danken heb: dat ik in deze omgeving meneoh werd." Mevrouw Harmse streelt de zwarte lokken." Deze dankbaarheid, zegt ze zacht, indien ge die vergoeden wiit, dan zal ik je een [wenk geven. Gy zijt schoon, wie u ziet, wordt op je gecharmeerd., „Ook myn zoon Hans konJella zorg, dat hy niet,.." „Hy niet" zegt ze baar na. Me vrouw Harmse let in baar haast niet op den toou, waarop het geschiedt. „Ik heb andere plannen met hem. Een nichtje is al lang voor hem bestemd. „Zij is van goeden huize, rijk. „Jella, wanneer Hans ik voel al reeds eenige dagen zulk een onbe stemde vrees wijs hem kort terug, kea kunnen uitnemend beoordeeld worden door den hoer De Kanter, de heer Waller keat het onderwijs en d» onderwyzers van binnen en van buitende heer Hugenboltz is onze jurist en de heer de Breuk, Benjamin vas ons college, vertegen woordigt er handel en nijverheid. Over mijselven spreek ik uit besehei- denheid liever niet. Tegen dit denkbeeld verzet zioh ©venwel e®n kleine ometandigheid, de wet. Over Uwe aftreding, Mijne Hee ren, kan dan ook geen sprake zyn •n ik heb er dan ook niets tegen dat U aanblijft, wanneer U aioh maar de slechte gewoonte kon afwennen, om voorstellen van ons college te verwerpen, xooals dat in den laatsten tijd niet zelden gebeurd ia. M*ar ter zake. Ik zei dus, dat ik een ander voor stel had en wel een tot wijziging van het reglement van orde. Allereerst dan wü ik in overweging geven, dat de Raadsvergaderingen precies be ginnen te éen unr en niet, zooalsnu by half twee; voorts, dat dan te een uur de denren zuilen worden geslo ten en geen Raadslid meer wordt binnengelaten. Dit in beleefde over weging aan sommige heeren, die re gelmatig over hun tyd komen. De Raadsvergadering duurt tot twee uur, iu geen geval langer. Zoo dra het twee uur slaat, wordt de bij eenkomst finaal gesloten. Niemand mag meer dan eenmaal het woord voeren en in geen geval langer dan twee minuten. Wie van de heeren zucht daar zoo? Bode, geef meneer Enschedé een glas water, hy senrikt van die twee minuten." Hier zweeg de spreker een oogenbiik om adem te halen. Br beereshte in den Raad een doodaohe stilte. De heer SaeltjM keek met een strak gezisht, de heer Beynes gaf zyn buurman een stomp en vroeg :„hoQvin je dat nou?" de heer van Siyrum «at zich duide- als hij ge begrypl ms, myakind." „Ja 1" fluistert Jelia ea neigt het hoofd nog dieper. Mevrouw Harmse wendt het bieeke gezioht naar zioh toe en ziet haar vorsohend aan. „Ik weet dat ik op je vertrouwen kan." „J*." Mevrouw Harmse knikt tevreden. Ze is een eohte vrouw uit Hamburg, ze houdt van 't geen volgens regel en gebruik is. De eenige buitenspo rige daad van haar oorreot leven is het aannemen van de Creoolaohe wees. Jella drukt de koortsachtig bran dende lippen op haar handen, dan slnipt ze naar baar kamer. Ook daar is 't licht reeds op. Overal heerscht de weelde, die ean kind van ryken huize genietdan kykt zo in den spiegel on strekt de beide handen uit naar haar beeld se herinnert zioh plotseling de lompen die ze vroegar droeg en se voelt de slageu der negerin in haar nek en zegt met hoile stemgy hoort hier niet. Nu gaat zij aan het schrijftafeltje zitten en krabbelt iets op het zware papier. Jella heeft niets vergeten, ie niet ondankbaar, geeft alles terug 1 Den volgenden midds^ snelt de eenige, flink gebouwde zoon vaa Me vrouw Harmse de kamer van deze binnen. „Moeder, waar is "Jelia?" „Ik weet het niet, ik laai onderzoek naar haar deen," en zy reikt hem den brief over. „Moeder, wat hebt ge haar gedaan?" „Ik maakte haar tot mensch, dat weet ze zelf. En nu beloont ze me door schandaal te maken." „Ik heb haar Hof en gister heb ik haar dat gezegd." Mevrouw slaat haar handen voor 'l gezicht. „Moeder en gy, gy „Ik verzocht haar te voorkomen, dat ge niet op die gedachte zoudt kannen komen ze deed me niet vermoeden Hans roept uit„Iudien ge haar den dood in de armen hebt gevoerd?" „Neen, neen, zegt de vrouw, maar baar lichaam beeft. Ze ziet de kleine gestalte van vroeger weer aan den oever, hoort de kreet en het klotsen van 't water. Zij grypt haar zoon bij dea arm. We zullen haar zoeken. Hans vergeef me, dat ik uit liefde tot jon, uit trotB op jou By legt zyn hoofd op haar schou der en snikt. In St. Kitts op het eiland St Chris topher, geleidt uit de pastorie van Mr. Erward stappend, een jonge on derwijzeres haar leerlingen naar bui ten. Het zyn kleurlingen e* zwarten, die tot de 3eote der Moravische broe ders, een onderdeel der Herrnhutters behooren. Een groot Duitseh sehip werpt het anker uit ia de haven en de bevolking gaapt het aan. De on- derwyaereB moet het de kinderen la ten zien. U bent ook in Europa ge weest? vragen ze. Gy zyt van daar gekomen, om arme, kleine zwarte meisjes te leeren. Dat is lief van u, maar onze moeders zeggen, dat we arme, kleine hoofdjes hebben, die niet zooveel leeren en begrjjpen kunnen. En dan kijken ze naar het sohip en doen honderd vragen, die haar nieuwe onderwijze res ternauwernood tyd heeft te be antwoorden. Zy kykt steeds mear op hst groote vaartuig, het is zoo als eens, in de haven op Gaadaloupe, waar men ook keek I o midden onder 't volk. Zjj wil heengaan, zy wil niemand ziea aan wal stappen, die haar aan het verleden kan herinneren, maar de kinderen smeeben en vragen. En zoo varen de booten diohterby, leggen aan de vreemdelingen springen aan wal; daar ook weer een, neen, dat is geen vreemde. Ze slaak? een kreet, laat de handen van de kinderen los lijk te verbazen, de heer Van WTeel stak, ïn weerwil v*n 's Voorzitters donkere blikken, een sigaar op. „Wat betrett dat verzenden naar coramissiën, een vermaak dat de Raad zoo gaarne beoefent, meen ik te moe ten voorstellen een soort van boete- sieleel, bij onderlinge overeen konast. Ik zon bepaald wensohen te zien, dat ieder die een voorstel doet tot het renvojeeren van een of ander voor stel naar een commissie, een boete betaalt van f25; dat hij die een voorstel weuscht uit te stellen tot een volgende vergadering, tien gul den betaalt en dat voor elk amende ment vereohuldigd is een tax van fo wanneer h6t aangenomen en van f 2.50 wanneer het verworpen wordt. WTie het woord voert tegen het voorstel van B. en W. betaalt een boete van éen gulden en, wanneer een voor stel van B. en W. verworpen wordt, betalen de aanwezige leden allen tien gulden per hoofdi De op deze manier verkregen som zal worden gestort in de gemeente kas, tot verlichting van den belasting- druk op de schouders der burgerij. Wie van de heeren verlangt hier over het woord D« heer Snelija. Meneer de Voor zitter, met het door u uitgedachte boetestelsel kan ik mij zeer wel ver eenigen. Vroeger, toen het moeilyk was iemand te vinden die bereid was zich een candidatuur voor het Raads-lidmaatechap te laten welge vallen, toen was het denkbeeld, dat leden van den Raad presentiegelden zouden genieten, plausibel. Maar tegenwoordig, nu er voor iedere va cature allicht een half dozijn candi- daten te vinden is, komt het my nuttig voor, dat hij die gekozen wordt, zelf presentiegeld kétmall. Allicht zal dit ten gevolge hebben, d*t er wat minder liefhebbers syn, betgean v^per io zieh sluit dat de burgerij niét radeloos wordt doorjde en snelt naar voren. Warm bruist het bloed naar haar hart nu be denkt «e zioh niet lang6r. ..Hans eindelek!" En terwyl bij haar omvat houdt, terwyl «e siddert en snikt, terwyl geen vraag haar over de lippen komt, zegt hy, de blauwe oogen vel geluk op haar vestigend Nn heb ik je enbe-[ houd je. Moeder i» ziek geweest van belang en rustte niet, voordat ze je adres had gehoordze is met mij naar N. York gegaan. Daar zit ze en waobi op hasr sohoandcoater." „Jella, ge zult het geluk weder in ons huis brengen zei de mosder van Hana. A. C. BINNENLAND, Uit de Staatscourant. Kon. bctUiUen. Aan de volgende personen verlof verleend tot het a&nnemen der on- dersoheidingsteekenen, aohtcr hunne namen vermeld: C. J. de Jongh, te Rotterdam, directeur der gemeente werken ran RotterdamC. L. Lam- brechtsen van Ritthem, te Amster dam, directeur van publieke werken der gemeente Amsterdambeiden van ridder Se klasse der orde van de Kroon van PruisenPh. W. van der Sleyden, minister v. w. b. en n., te '«-Gravenhage, van ridder-groot- kruia der Militaire orde van de H. Maagd of der Ontvangenis van Villa Tiyosa. Da eerste kierk bij het departement van marine J. J. Mulder, melingaDg van 1 dezer, benoemd tot adjunot- eommies bfj het departement. Met ingang van 1 Januril897: lo. aan des adjunct-commies bij het de partement van oorlog, W. F. Huyser, op zijn verzoek, in verband met zyne benoeming tot commies bij den Pen sioenraad voor Burgerlijke ambtena ren, een eervol ontslag verleend uit zyne betrekking van adjacot-oommies by gemeld departement; 2o. benoe ming tot adjuoct-oommies bij het de partement van oorlog, de earste klerk bij dat departement J. B. Bekkers. Min. Imchilchmgen. De minister van marine heeft 10. den buitengewonen adelborst by de Koninklyke Nederlandeoho Marine-reserve, J. B. van Meeuwen, met 5 Januari a. s. geplaatst aan boord van Hr. Ms. Instrustieschip Oier; 2o. dea tweeds-kierk het departement van marine A. C. H. L Schelfhout, met ingang van 1 dezer bevorderd tot lste-klerk en dea heer P. J. van den Bosch met dien datum benoemd tot 2e klerk by gemeld de partement. Havezi te Osaka. In aansluiting aan het bericht van Hr. Me. minister resident te Tokio, betreffende de te Osaka aan te leggen haven, medegedeeld in het nummer der Staatscourant van 29 December 11. no. 305, wordt ter kennis van be langhebbenden gebracht, dat aan het ministerie van buitenlandsche zaken te 'sGravenhage een plan dier haven voor hen ter inzage ligt. Atjeh. Van regeeringswege wordt medege deeld, dat de le luitenant der infan terie C. Korfmaoher te Lamith door een schildwacht is veraoord. Donderdagochtend te 10 uren kwam den Nieuwen Waterweg binnen het Ned. etoomsohip Spaamdam, zynde het 6000ste zeeschip, dat dit jaar naar Rotterdam opstoomde. Do moord te Amsterdam. Dat de politie nog niet «til zit en dat zy not.tie neemt van al wat haar oveimaat van kous. Dt heer van Lennsp. Ik ben h6t met den beer Saeltjes volstrekt niet eene. Van boete moetik niots hebben, veel liever zou ik een boete aan B. en W. willen opleggen, wanDeer zij een voor stel deden, dat door den Raad niet wordt aangenomen en dus blykbaar een verkeerd voorstel geweest. Ba wat de vergaderingen betreft, ik ben er sterk tegen om die tot een uur te beperken. Hoe ter wereld zou het bjj «ulke korte vergaderingen moge- lyk wezen, hei publiek den indruk te geven, dat er ia ons college met moeite gewerkt en gezwoegd wordt De menechen zullen denken, d&t er heelemaal geen kunst aan is, om lid van den Raad te wezen. M. de V. ik zal tegen het geheeie voorstel stemmen. De htsr de Kanier. Ia atwyking van den vorigen spreker aoht ik het voorstel van den voorzitter «en goed voorstel. Toen ik vroeger op zee voer was ar maar éen de baas en dat was ik en aiemand anders had wat te vertellen. Hier in den Raad is nie mand de baas en iedereen wil het op zyn beurt probeeren te wezen, maar de aangewezen bazen, dat zyn burgemeester en wethouders. Dezen worden dikwyls eenvoudig met hunne vooretellen op zy gezet. En, met alle respeot voor een anders meening, ge loof ik toch maar, dat B. en W. van de kennis der zaken eigenlyk meer in kim pink hebben, dan de Raads leden in hunne gezamenlijke hoofden. Ik kan mij dus mei het voorstel wel rereenigen. D« heer Klein. M. de V. Niets lie- rer wil ik does, d&s het ge«ag van de overheid hoog houden. Met die overheid bedoel ik B. en W., die over ons gesteld syn. Maar wanneer ik «elf van zulke overheid geen deel uitmaak, wil ik toch cok gaarne iets hebben in te brenge_. Bjve^dieu acht ik het vreomd voorkomt, moest Dinsdag ecu semi-arts, zoon van een onzer meest bekende hoogleeraren, tot zyn groot verdriet ondervinden. De joDge medïous beantwoordde natuurlyk au het „signalement", d. w. z. hy had een deukhoed op, droeg een lange jas eu veroorloofde zich de weelde van een knevel. Overigens droeg hy weinig zorg voor z$n uiter lijk, 't geen hem in '1 oog van den spiedenden polifie-man verdacht deed sohynen. Maar hy deed nog meor verdachts. Hy liep hard in het Vondelpark. Hei regende en by had geen parapSuie. Dit verklaarde wel eenigszins het hardloopen maar cnfia,'twas ver- daoht. Daar ging hy oven op een bank zitten. De poliüeman naderde hy liep weer hard ooor. Nu was het te erg en de verdachte werd naar bet bureau van poiitie Leidsche Plein geleid. Nu moest hy zeggen waar hy zioh bevonden had, Vrijdagavond den lSeu Deoember 's avonds om zes uur. De verdachte kon niet nalaten te lachen, toen hy bemerkte waarvan men hem verdacht. Maar hg had een alibi. Hy was dien dag laat in het Gasthuis ge weest en daarna direct husswaaris gegaan. Dat was nog verdaohter Iemand die zoo in eens kan zeggen waar by tien dagen geleden geweest wasl Nu werden alle hoogere machten saamgercepen om het verdachte sujet te bezichtigen de offic er van justitie, de gr iff er en de rechtercommissaris en het verhoor werd voortgezet. „Ik ben „Ja, dat kan hij wel zeggen, maar. Eindelijk bleek tooh, dat de ver dachte waarheid sprak dat hij wer- kelyk zijn a'ibi kon bewyzea enz. Dat bij zyn aanwezigheid in het gast huis op den 18d©a zioh zoo direct wist to herinneren kwam eenvoudig daardoor, dat den dag na den moord in een kring van kennissen de zaak was besproken en -toen ieder min of meer in Boherts zyn onschuld door een alibi bewezen had. Onze semi-arts kon na een paar uur weer huiswaarts gaan. Of hy de activiteit der politie erg zal waar- deeren? (Tel.) ÖEMEN8D NIEUWS De grondverschuiving in Kerry (Ierland) is weer aan den gang;men herekent dat de modder zien reed een myl ver verplaatst heeft. Een cycloon. De Times verneemt uit Melbourne dat de stad Nevertire in Nieuw-Zaid- Wales is verwoest door een kring- storm. Bijna alle huizen zijn ver woest twee gebouwen werden opge nomen en tot gruis verbrijzeld. Men- schea werden door de cycloon gegre pen en ver weggedragen. Daar de telegraphische gemoensohap gestoord ie, zijn nadere berichten om trent de uitgestrekiheid der ramp nog niet ingekomen. Amerika&nsch. Een Amerikaan heeft een brandkast uitgevonden, die bij de minste poging tot inbraak opengaat. TeveGs »3ohter komt een tang te voorschijn die den dief vastgrijpt. Maar deze uitvinding zou zeer onvolkomen zijn ais niet de tyd, welken ds dief voor de kast moet doorbrengen, nuttig werd besteed. Daartoe heeft de uitvinder in de brandkast een phonograaf, geplaatst waarin een bekend predikant een preek heeft gezegd over het aohtste gebod. Zoodra de deur opengaat en de dief door de tang wordt gegrepen, begint de phonograaf de preek af te draaien. De disf wordt dus bekeerd aan de politie overgeleverd. niet goed, indien gemengd worden in éénen beker het sooode geld en de nuitige aandrang in ons, leden van den Raad, ooi de belangen dor ge meente te bevorderen. Ik zal dus ook tegen het boetestelsel stemmen." Er is al gaandeweg eenige bewe ging in de leden gekomen. De heer Tjeenk Willink gesticuleert druk tegen zijn buren, de heer Loomeyer trekt nadenkend aan zyn baard en fluistert met den heer Kruaeman, die oqna onbewust in de hand een stam per «waait, welke hij straks by ver gissing van huis heeft meegenomen. Ds andere leden brommen, maar nie mand vraagt het woord, totdat ten slotte de voorzitter nogeens vraagt: „Verlangt geen van de heeren bet wsord?" Dan roept de heer Schar mann haastig: „Mijnheer de Voorz. ik zal over deze zaak niet lang praten. Dit gcheele voorstel is snert met prui men. Wij leden van den Raad willen hier de lakens uitdeelen en ons niet laten ringelooren door B. en W. En wat die boeten betreft, dat is ook maar heibel. Duizend gulden traote- ment per jaar, dat moeten we hebben, ïïn voor 't geval dat dit boetenstelsel wordt aangenomen, stel ik voor om den opbrengst te bestemmen tot het aanschaffen van galacostumes voor de leden van den Raad!" Er ontstaat een hevig gelach en rumoer. De Voorzitter slaat den hamer aan stukken, doch kan geen stille krijgen. De leden van d8n Raad nemen sierlijke houdingen aan, de wethou ders staan arm in arm om den voor zitter, de boden steken bengaalsch vuur af en ik ontwaak uit den benauwden droom, die mij in den Nieuwjaarsnacht heeft bevangen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6