Tweede Editie. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. FEUILLETON. Eene Huwelijksreis. »5e Jaargang. Dinsdag 6 Juii 18S7. Ko. 4297 HAARLEMS DABBLAD JVSOIbTZSTieiïvÊlEnsrTSIFIR-IvJS: Voor Haarlem per 3 maandenf 1.2© Yoor de dorpen i;i den omtrek Waar een Agent, gevestigd is (kom dér gemeente), per 3 maanden1.8© Franco door het gehcele Rijkper 3 maanden3.05 Afzonder)ijke nummers®.05 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, por 3 maande»•-30 de •mstroken en franco per post ©.3?i/s AJD'VBÜTEITTIËN": 1 5 ri.ge-s DO Cis.iedere regel meer 10 Crs. Groote letters naar plaatsrunntè. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. A bon neme;; ton en Advertentie» worden - aangenomen door onze Agenten on door alle Boekhandelaren en Courantiers. 1)1: blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat J4, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor /ut- BuitenlandCompagnie- GémraU- de Publicity Etrangère Cr. L. VAUBJE Co. JOHN F. JONESSuae.. Parijs 3Uns Faubourg Montmartre. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Adyertentiën en Reclames betredende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. QE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel f 0.30. Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSandpoorl en SchotenF. v. d. RAADT, Sandpoort; Heemstede, J. LEUVEN, bij de tol; Spaarndam, C. HARTENDORP; Zandvoort. J. ZWEMMER: Velsen en Beverwijk. P. ROND. bij de Velserbrug; IJmuidenTJADEN,-Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan. Officieele Berichten. Burgemeester en Wethouders van Haarlem, Brengen ter openbare kennis, dat is ingekomen een verzoekschrift van S. J. liuijsman om vergunning tot het verkoopen van sterken drank in het klein in h-t voorhuis van het perceel aan de Turfmarkt no. 18. Haarlem5 Juli 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, BOREEL, De Secretaris, C. M. RASCH. Een artikel in de schutkrajuret Door den schuttersraad hier ter stede is de vorige week een korporaal van de 2de comp, van het bataljon d.d. schutterij veroordeeld tot eene geld boete van f 10, daar bedoelde korpo raal, de (t. geneeten, zich tijdens een exercitie in Mei j.ffl gehouden, had schuldig gemaakt aan overtreding van art. 58 der schutterij wet, waarin plicht verzuim of gedrag tegen de onderge schiktheid strafbaar worden gesteld. De G. had nml. nadat hem na den terugkeer van de exercitie op het Doetenveld als kaderlid eene opdracht was gedaan door zijne meerderen, dienst geweigerd, en hij grondde zijne weigering op het feit, dat het reeds later dan acht uur was en van hem bovendien als lid van het kader niet meer diensten mochten worden ge vorderd dan van een gewoon schutter. De exercitiën der schutterij hebben plaats jaarlijks tusschen 1 April en den lsten October eenmaal in de 14 dagen. De schutters treden meestentijds te 6 uur op bet Doelenveld aan, marehee- en naai' liet exercitie-terrein voor de oavalerie-kazerne, vanwaar zij onge veer kwartier voor acht afmarcheeren om te 8 ure weer aan den Doelen te zjjn, hunne geweren aftegeven en te worden afgedankt. Welnu op dien bewusten exercitie-avond in Mei was het tijdstip van terugkeggen wat later en werden de 2 compagnieën eerst te 81/4 uur afgedankt. Toen den korpo raal de G. en den anderen kaderleden nu opgedragen werd bij het inzamelen der geweren behulpzaam te zijn, had van zijn kant dienstweigering plaats, omdat naar hij zeide de dienst niet langer dan 2 uur mocht duren. Hij grondde dit beweren op de 2de alinea van art. 42 der sehutterijwet, luidende „Die oefeningen zullen telkens in tijd van vrede, hoogstens twee uren mo gen duren, en altijd een half uur voor zonsondergang moeten zijn afge- loopen, zy zullen niet spoediger op eikanderen mogen volgen,dan van 14 tot 14 dagen, en bij voorkeur des Zondags zoo veel mogelyk na het afloopen van alle godsdienstoefeningen, plaatsheb ben, doch in geen geval voor des middags ten vijf uren aanvangen." Verband met het gebeurde hield het feit dat even voor den aanvang' der volgende oefening twee weken later een schutter, nog namens dertig anderen, mededeelde dat indien de troep niet te 8 uur op den Doelen was teruggekeerd, deze schutters na hun 2-urigen diensttijd de gelederen zonden verlaten, en dit wel krachtens de sehutterijwet. Dit is cèn dwaalbegrip. Vandaar dan ook dat wij van bovenstaand ge val hier melding maken, om dan te vens te wijzen op een in deze zaak zeer belangrijke aanteekening by ge noemd artikel 42 bchoorende. Deze aanteekening (821), luidt als volgt „De wapenoefeningen, bij de 2de al. van art. 42 der wet bedoeld, kun nen twee uren duren, zonder daarin te begrijpen den tyd benoodigd voor de heen- en terugreis naar en van het exercitieterreindcrusttyd schijnt evenwel van die twee uren niet te kunnen worden afgetrokken." Het schijnt wel alsof de oppositie als eene beomettelyke ziekte in de lucht zit. Te Assen en te Tiol heb ben dezer dagen de schutters ook op hunne wijze geprotesteerd tegen het langer duren dan 2 uur van den dienst. Uit Assen werd Vrijdag aan de N. Roti. Cl. het volgende ge meld „Bij gelegenheid van de laatste „oefening der dienstdoende schutterij „hier hebben een aantal schutters het „werk gestaakt. Te 5 uur was de „schutterij aangetreden, en mar cheerde naai' het Witterveld om „schijf te schieten. Een twintigtal, „zeer terecht, ontevreden, dat zij al- „daar tot tusschen acht uur en half „negen werden opgehouden: dus veel „langer dan de wet toestaat, (Wet op „op de schutterijen, art. 42De oefe ningen zullenhoogstens twee „uren mogen duren, en altijd een half „uur voor zonsondergang moeten zijn „afgeloopen) namen hun geweer on- „der den arm en gingen stadwaarts. „Men kan hun natuurlijk niets ma nken, daar de wet glashelder is op „dit punt." Ware de berichtgever bekend ge weest met de hiervoren aangehaalde aanteekening 821 bchoorende bij art 42, zeer zeke r zou hy niet gesproken hebben van een door de schatters terecht gekoesterde ontevredenheid en van het in verband daarmee glas helder zijn van de wet op dit punt. Uit een voor den schuttersraad te Tiel ook de vorige week behandelde zaak betreffende een schutter, die na twee uren in dienst te zijn geweest, zonder verlof het exercitie-terrein verliep is gebleken, dat de auditeur militair aldaar het ook verre van eens is met dien correspondent te Assen, wat ongetwijfeld hieraan moet wor den toegeschreven, dat de auditeur wèl, de ander niet op de hoogte der schutterij wet is. De schutter-beklaagdc te Tiel be kende het hem ten laste gelegde en verklaarde, dat hij |tot die daad ge dreven werd door de overtuiging, dat hier zoowel als elders, machtsmisbruik plaats had en dat hij als lid der maatschappij zich zedelijk verplicht gevoelde mede te werken tot eene riehtige uitvoering van de wetten. De auditeur-militair eischte echter tegen hem een geldboete van f3, en staafde dien eisch op den inhoud van genoemde aanteekening 821. Deze aanteekening is nog duidelijker omschreven in aant. 822, luidende Volgens dc tweede zinsnede van art 42 der sehutterijwet mogen de daar bedoelde oefeningen in tijd van vrede hoogstens twee uren duren en moeten zij altijd een half uur voor zonsondergang afgeloopen zyn. De oefeningstijd moet gerekend worden van het oogenblik van aankomst op het voor de oefening aangewezen ter rein tot dat waarop" liet terrein wordt verlatenzoodat in dien tijd niet be grepen kan worden de tijd benoodigd, voor het houden van appel, het in- deelen van schutters en kader en het zich begeven naar het exercitie-terrein en van daar naar de plaats, waar de troep moet worden ontbonden." Blijkt hieruit glashelder, dat dc schutters te Assen en Tiel in het on gelijk waren ten opzichte hunner wets-interpretatie, een andere bepaling stelt bovendien hunne handeling op zich zelve het zonder verlof ver laten der gelederen strafschuldig. Deze luidt: „De gehoorzaamheid in alles wat den dienst betreft, den leden der schut terij bij art. 53. der wet. van 11 April 1827, opgelegd, laat niet toe, dat een lid der "schutterij eigendunkelijk en zonder verlof van den kommandant zich uit de gelederen verwijdere en huiswaarts keero, al moge dè bij art. 42 van voormelde wet bepaalde tyd verstreken zijn." Zooals de Asser berichtgever der N. R. Ct. dus terecht, opmerkt „de wet is glashelder op dit punt," maar in geheel tegengestelden zin als hij meende. Het eenige punt in deze, waarover geschil zou kunnen ontstaan is de be paling, dat de oefeningen een half uur voor zonsondergang afgeloopen moeten zijn. Wil zich een schutterij-commandant, voor eventueele quaesties te dien op zichte geheel vrijwaren, dan zal hy de oefeningen op een vroeger nur doen aanvangen. En zouden de schut ters dan door hun strafwaardig pro test indrnischende tegen alle begrip pen van discipline, met eer verforen dan gewonnen hebben? Immers hoe later de exercities aanvangen, des te minder zal de schutter zijn tijdverlies gevoelen. Ten slotte zij nog vermeld, dat de korporaal de G. niet. berust in het vonnis, door den Haarlemschen schut tersraad tegen hem gewezen cn bij Ged. Staten van deze provincie in hoo- ger beroep gaat. STADSNIEU WS. j eerste en derde Pagina. Haarlem, 5 Juli 1897. Bij den jl. Zaterdag en Zondag 1 gehouden Internationalen Schermwed- strijd te Dordrecht ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan der Kon. Dördreehtsche Sehermvereeniging „Nederland en Oranje" behaalde dc sehermvereeniging der Haarl. Schut terij ter sterkte van 12 man in marseh- tenue. onder commando van den 1c luit. H. D. Emrik, in den wedstrijd geweer-colonne den 2eu prijs, een fraai bewerkte groote zilveren ba- niersinedaille. De le prijs werd behaald door de- Grenadiers en Jagers. 3 was „Pro Patria" te 's Gravenhage, 4 de Scherp schutters te Rotterdam. De president der jury bracht bij de overreiking van de fraaie medaille en het diploma de Haarl. schutterij een compliment voor haar'optreden. De heer Jac. Hamilton van de d.d. Schutterij behaalde een verg. zilveren medaille 'als le prijs in de afd. Inter nationaal fransch degen, alsmede een fraai verg. zilv. eerebruis als le prijs in de afd. meester op degen. Yan de werf der Nederlandschc Scheepsbouw Maatschappij werd Vrij dagnamiddag, evenals de vorige week met goed gevolg te water gelaten een stalen stoom zandzuiger-hopper, ge bouwd voor rekening van de „Werf Conrad" alhier, voor hef Russische Gouvernement, welk vaartuig, na de afwerking, eveneens onder eigen stoom de reis naar ziine bestemming, dc zee van Azof, zal aanvaarden. De heer A. H. van Tubergen her dacht Zondag 4 J uli den dag, waarop hij voor 25 jaar apotheker werd. Het ontbrak hem waarlijk niet aan bewijzen van belangstelling, zoowel van vakgenooten als van vrienden en bekenden. Het departement Haarlem van de Maatschappij tot bevordering der pharmacie complimenteerde hem bij monde van zijn voorzitter, den heer F. A. Grijseels, die vergezeld was van de heeren dr. H. D. Kruseman en D. A. Swens. De zaak van den heer van Tuber gen is reeds zeer oud, ze dateert van het jaar 16S5 en is voor dien tijd in handen geweest van slechts twee familiëu. Trioen en Broos. BINNENLAND. HAAGSCHE BRIEVEN. Welk een week van nieuws! Dat het Kabinet de portefeuilles ter beschikking van H. M. de Ko ningin-Regentes zou stellen, sprak wel van zelf. En ofschoon anderen naai de meest uiteenloopende beweegrede nen zoeken, voor mij is het. duidelijk, dat de Regeering m elk geval zou zijn afgetreden, nu haar taak als Kabinet ad hoc was afgeloopen. De Koningin-Regentes beleeft onge twijfeld moeilijke dagen, want zij ver keert nu in de omstandigheid van geheel zelfstandig, d. w. z. zonder medewerking van de gewone raads lieden de Kroon te moeten oordoelen. Wat al weer niet beteekent, dat het H. M. aan raad zou ontbreken. Reeds werden de voorzitter van de Eerste Kamer en dc vice-president van den Raad van State door H. M. gehoord en geen twijfel of ook het advies van den heer Gleichman, voorzitter dei- Tweede Kamer is of zal worden in gewonnen. Zooveel is zeker, dat de oude Ka mer niet meer op het Binnenhof terng- keort voor dc gebruikelijke sluiting. Als de crisis opgelost is. gaat de Voorzitter op reis. De afgetreden Regeering heeft met de Kamer niets meer uittostaan, de nieuwe Regeering zal haar niet meer verlangen "te ont moeten en de Kamer zelve heeft niets meer af te doen dan do huishoudelijke raming over 1897, hetgeen best ge schieden kan in een zitting voor de sluiting in September. Mr. N. G. Pier- son beeft dan het twijfelachtige voor recht om nog even voor Delft zitting te kunnen nemen, terwijl hy latei- voor Enschede in de Kamer verschijnt. Over do vermoedelijke oplossing der crisis gaan dc geruchten hier va et vienl, wat altyd de eigenschap van een gerucht is. Men hoort hier wat en daar wat en niemand weet er eigenlijk het rechte van ook niet uw onderda nige dienaar, hij wil er wel eerlijk voor uitkomen. Wanneer ik nu alle vermoedelijke kabinets-formaties by elkaar neem en wiskunstig behandel, d. w. z., optel, deel, enz., in verband met dc mindere of meerdere waarschijnlijkheid (kans- berekening)dan kom ik tot de volgende formatie Binnenlandsche Zaken Drucker Buitenlandsche ZakenCremerJus titie Hartogh Oorlogkolonel Snij ders, van den generalen stafMarine JansenKoloniën BergsmaFinan ciën Sprenger van EijkWaterstaat: Lely. Maar. óf nu het toekomstig kabinet er inderdaad zoo zal uitzien, dat >veet alleen de Koningin-Regentes. Het meest verrassende nieuws van deze v,eek is voor ons natuurlijk ge weest de benoeming van onzen bur gemeester, mr. A. J. Roest tot Com missaris der Koningin in Zeeland. Die herneming kwam al zeer on verwacht. J k wist, dat de heer Roest een der gelijk ambt ambieerde, dat hij ook naar Noordholland had gedongen en ernstig in aanmerking was gekomen, doch dat de gedachte om" mr. de Brauw te vervangen, een studiege noot en een vriend tevens, niet bij hem opgekomen was. De meest verbaasde over deze be noeming moet dan ook de heer Roest zelf zyn geweest. Ben ik wel inge licht en ik heb reden om dat te geloovcn dan werd de heer Roest vooraf niet geraadpleegd. En hij zou zyn benoeming aldus vernomen hebben. Woensdagochtend was de heer Roest in liet Kabinet van den Mi nister van Binnenlandsche Zaken, teneinde eenige Haagsche belangen te bespreken. J Hot onderhoud was bijna geëindigd, toen de Minister plotseling zeide „O ja, dit heb ik zoo juist van het Kabinet der Koningin ontvangen het zal u interessccren. En hy reikte den heer Roest con stuk over, houdendediens benoe ming tot commissaris der Koningin, nog wel met ingang van 1 Juli. De heer Roest liad niet eens tyd om van zyn verbazing te bekomen hij spoedde zich naar het stadhuis, teekende alle loopende stukken, nam afscheid van de hoofdambtenaren, regelde zyn zaken, droeg den oudsten wethouder het waarn. burgemeester schap over en verliet het stad huis. Immers, den volgenden ochtend 1 Juli had hy daar niets ineer te bevelen. Correct, zooals li ij gekomcu was, is hij heengegaan. Correct in zyn daden, correct iu zijn woorden. De heer Roest was wellicht de knapste burgemeester die wij ooit gehad hebben in administratief recht doorkneed, altijd „a cheval sur ia loi", daarvan geen speldeprik afwij kend schitterend debater, elk woord wegend cn door oratorische over macht 39 menschen volkomen beheer- schendscherpzinnig in de hoogste mate, gocn voordeel, hoe klein ook, voor de gemeente, vei'waarloozend. Geen enkel belangrijk vraagstuk werd in de 10 jaren van zyn rogee- ring afgedaan, maar bij do voorbe reiding van eventueele oplossingenis zijn scherp intellect van den groot sten invloed geweest. „Een „burgervader" was hij niet; men konde hem eenvoudig niet, wijl hij zich nimmer in hot openbaar ver toonde en blykbaar aan impopulari teit de voorkeur gaf boven het zijn van aUcmans-vriend. Volstrekt niet ongenaakbaar, beleefd,welwillend zelfs was de heer Roest, maar van groote terughoudendheid tevens. Dit en zijn eerlijke zin voor de stipste rechtvaardigheid heoft hem geen vrienden, wèl vereerders bezorgd, gelijk zyn talenten het hem deden. Maar het heeft hein tevens vrijge houden van alle favoritismc cn nepo tisme en dat is een gewichtige deugd in den burgemeester eenor groote stad. Wij kunnen oen nieuwen burge meester krijgen, d;e populair wordt maai- een zoo knap man als mr. Roest niet licht! In afwachting van onzen nieuwen lord-mayor heeft de Raad do beslis sing in het Scheve ningsclie haven- vraagstuk (een crediet van 1' G000 voor een onderzoek door deskundigen naar de mogelijkheid van een Bommen- haventje) aangehouden, wat maar :t verstandigst was, omdat we nu ook een nieuwen Minister van oorlog krijgen, die wellicht minder op den eisch van een fort zal blyven staan dan de tegenwoordige. Er gaan allerlei geruchten over den vermoedelijken nieuwen burgemeester. Met opzet noem ik geen namen: Nomina sunt odiosa! Verbeeldt u toch, dat men de dwaas heid zóo ver voerde van Le beweren, dat de Min. van Binnenl. Zaken tot VI. 15) Slechts uit de verwarring, waarin hij geraakte, liet het zich vorklaren, dat hij zijn zwaarste stuk van overtuiging, den dolk ten minste niet uit 't. raam ge worpen had. Wecker begreep den toestand en zocht hem te ver ontschuldigen met het ongehoorde bedrog, dat Rehfeld jegens Benno gepleegd had; hij meende echter, dat hy niet het volkomen vertrouwen van zijn cliënt bezat, want al mocht deze de daad tegenover den rechter loochenen, hem had hy reinen wijn moeten schenken. Desniettemin verzuimde hij niets, wat ten voordeele van den aangeklaagde strekken kon; hij kon echter slechts weinig doen, ja de pogingen hem vrij te pleiten, hadden zelfs eene tegengestelde werking. Hoe meer bekend werd, hoe Rehfeld tegen Benno ge handeld had, hoe meer zich de mare verspreidde wat deze had gedaan, om zijn hoofd met eere in 't vaderland te kunnen verheffen en in 'tbezit der geliefde te komen; en met welk groot fortuin hij uit dc Kaapstad, was teruggekeerd, des te meer nam de overtuiging de over hand, dat hij zich bloedig op den man gewroken had, die hem met zulke list de beste vrucht van zijn werken en streven gestolen had. Ofschoon men meer medelijden met den moordenaar had, dau met het slachtoffer, ver hief zich echter geen enkele stem, die ten voordeele van Benno's onschuld pleitte. Ofschoon de rechter van instructie overtuigd was, dat de man met den rooden baard slechts een verzinsel was, dat in mevrouw Rehfeld's pliantasie was opgeko men, of beter, dat zij verzonnen[had, om Benno Treuenfeld te redden, zoo liet hy toch nasporingen naar dezen man doen, die echter vruchteloos hieven. Een reiziger, zooals door Erna en Benno beschreven, was echter door een conducteur bemerkt geworden, maar op reis afgestapt vóór de misdaad voorviel. De gelijkluidende verklarin gen van beiden te dezen opzichte en nog in menig an der punt, liet zich maar al te gemakkelijk verklaren. Dc spoorwegambtenaren hadden onopzettelijk hun ge durende de reis gelegenheid gegeven met elkaar te spreken. Natuurlijk bleef nog de brieventasch met den rijken inhoud, die spoorloos verdwenen was, zoek. De rechter van instructie was 't eerst geneigd geweest, de ver klaringen der jonge vrouw voor oen tabel te houden, verzonnen, om den schijn van een roofmoord te ver wekken. Ook Dorothea beweerde by verdere verhoo- ren ronduit, dat mijnheer Rehfeld zulke groote som niet by zich had gehadeen onderzoek in de boeken van den overledene, evenals de inlichtingen, die men te Weenen bij 't betreffende handelshuis ingewonnen had, bevestigden de waarheid van Erna's verklaringen. Was hierdoor echter ook bewezen, dat men met een roofmoord te doen had? Weliswaar was de brieven tasch verdwenen cn Benno Treuenfeld kon men niet verdenken, dat hij ze gestolen had om zich te verrijken; wel kon hy ze het raam uitgeworpen hebben, om het vermoeden van zich af te keeren. Erna alleen wist van de brieventasch af, zij alleen haalde het verdwijnen aan, als een bewys ter verlossing voor Bennokon zij hem nu ook niet den raad gegeven hebben, ze weg te werpen Langs de spoorweglijn werd gezocht, en den eerlyken vinder eene belooningbeloofd 't. was te verwonderen dat zich niemand meldde. Twintigduizend gulden die zonder eigenaar op de straat liggen, hebben veel be koorlijks. De rechter verzuimde niet by het verhoor Benno op al deze argumenten opmerkzaam te maken. „Ik zou den brieventasch uit het venster geworpen hebben en den dolk hebben laten liggen," antwoordde deze dau bitter lachend. „Zou ik niet eerst den dolk verwijderd hebben „Gy hebt hem in uwe verbijstering vergeten," was 't antwoord. „Zoo mij, zooals gy beweert, mevrouw Von Rehfeld op de brieventasch opmerkzaam gemaakt heeft, waar om zou zy dan niet aan den dolk gedacht hebben?" sprak Treuenfeld. „Zy kon niet weten, dat gij juist den compromittee- renden dolk by u droegt," antwoordde de rechter. „Hypothese op hypothese!" zuchtte Benno. „Gy wilt my schuldig vinden." „Gy blijft by uw nutteloos loochenen. Al hebt gij ook den bekwaamsten advocaat gekozen, de reohtbank zal u veroordeelen, er is geene jury, die u zou kunnen vrijspreken." „Zoo zullen de annalen der gerechtszaken eenen ge rechtelijken moord meer te vermelden hebben," antwoordde Benno kalm. Het leven tusschen de gevangenismuren werd Benno van dag tot dag onverdragelykcrhy verlangde naar de publieke terechtzitting om uit de kwaal der onze kerheid verlost te worden on van de marteling dor langdurige, vruchtelooze verhooren ontslagen te worden. Hij wilde liever veroordeeld worden, dan dezen toestand nog langer verdragen. Zy moest hem. zooals hij hoopte toch vrijheid geven, was 't dan ook aoor den dood. Dit gaf hij ook zyn advocaat te kennen, hetgeen dezen nog meer in zijn meeuing sterkte dat zyn cliënt zich toch schuldig gevoelde. Onwillekeurig ontglipte Wecker bij een onderhoud met Erna een daarop doelende uiting. „Wat zegt gy daar riep zy„gelooft gy ook aan Benno's schuld Zijt gij gekomen my te zeggen, dat gij van zijne verdediging afziet?" „Versta mij niet verkeerd, geachte mevrouw," lier- vatte hy „daar gy mij echter vraagt, vind ik het beter, dat wij de zaak goed begrijpen. Ik ge'oof niet dat Benno Treuenfeld een sluipmoordenaar is; maar het schijnt mij niet ondenkbaar, dat hij in blinde woede eene ongeluk kige, noodlottige daad kou plegen." „Verder", beval zy op een toon cn manier eener

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 1