Tweede Editie.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
FEUILLETON.
Eene Huwelijksreis.
»5e Jaargang.
Dinsdag 6 Juii 18S7.
Ko. 4297
HAARLEMS DABBLAD
JVSOIbTZSTieiïvÊlEnsrTSIFIR-IvJS:
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.2©
Yoor de dorpen i;i den omtrek Waar een Agent, gevestigd is (kom dér
gemeente), per 3 maanden1.8©
Franco door het gehcele Rijkper 3 maanden3.05
Afzonder)ijke nummers®.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, por 3 maande»•-30
de •mstroken en franco per post ©.3?i/s
AJD'VBÜTEITTIËN":
1 5 ri.ge-s DO Cis.iedere regel meer 10 Crs. Groote letters naar plaatsrunntè.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
A bon neme;; ton en Advertentie» worden - aangenomen door onze Agenten
on door alle Boekhandelaren en Courantiers.
1)1: blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat J4, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor /ut- BuitenlandCompagnie- GémraU- de Publicity Etrangère Cr. L. VAUBJE Co. JOHN F. JONESSuae.. Parijs 3Uns Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Adyertentiën en Reclames betredende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. QE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel f 0.30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSandpoorl en SchotenF. v. d. RAADT, Sandpoort; Heemstede, J. LEUVEN, bij de tol; Spaarndam, C. HARTENDORP; Zandvoort. J. ZWEMMER:
Velsen en Beverwijk. P. ROND. bij de Velserbrug; IJmuidenTJADEN,-Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
Officieele Berichten.
Burgemeester en Wethouders van
Haarlem,
Brengen ter openbare kennis, dat
is ingekomen een verzoekschrift van
S. J. liuijsman om vergunning tot het
verkoopen van sterken drank in het
klein in h-t voorhuis van het perceel
aan de Turfmarkt no. 18.
Haarlem5 Juli 1897.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
BOREEL,
De Secretaris,
C. M. RASCH.
Een artikel in de
schutkrajuret
Door den schuttersraad hier ter stede
is de vorige week een korporaal van
de 2de comp, van het bataljon d.d.
schutterij veroordeeld tot eene geld
boete van f 10, daar bedoelde korpo
raal, de (t. geneeten, zich tijdens een
exercitie in Mei j.ffl gehouden, had
schuldig gemaakt aan overtreding van
art. 58 der schutterij wet, waarin plicht
verzuim of gedrag tegen de onderge
schiktheid strafbaar worden gesteld.
De G. had nml. nadat hem na den
terugkeer van de exercitie op het
Doetenveld als kaderlid eene opdracht
was gedaan door zijne meerderen,
dienst geweigerd, en hij grondde zijne
weigering op het feit, dat het reeds
later dan acht uur was en van hem
bovendien als lid van het kader niet
meer diensten mochten worden ge
vorderd dan van een gewoon schutter.
De exercitiën der schutterij hebben
plaats jaarlijks tusschen 1 April en den
lsten October eenmaal in de 14 dagen.
De schutters treden meestentijds te 6
uur op bet Doelenveld aan, marehee-
en naai' liet exercitie-terrein voor de
oavalerie-kazerne, vanwaar zij onge
veer kwartier voor acht afmarcheeren
om te 8 ure weer aan den Doelen te
zjjn, hunne geweren aftegeven en te
worden afgedankt. Welnu op dien
bewusten exercitie-avond in Mei was
het tijdstip van terugkeggen wat later
en werden de 2 compagnieën eerst te
81/4 uur afgedankt. Toen den korpo
raal de G. en den anderen kaderleden
nu opgedragen werd bij het inzamelen
der geweren behulpzaam te zijn, had
van zijn kant dienstweigering plaats,
omdat naar hij zeide de dienst
niet langer dan 2 uur mocht duren.
Hij grondde dit beweren op de 2de
alinea van art. 42 der sehutterijwet,
luidende
„Die oefeningen zullen telkens in tijd
van vrede, hoogstens twee uren mo
gen duren, en altijd een half uur
voor zonsondergang moeten zijn afge-
loopen, zy zullen niet spoediger op
eikanderen mogen volgen,dan van 14 tot
14 dagen, en bij voorkeur des Zondags
zoo veel mogelyk na het afloopen van
alle godsdienstoefeningen, plaatsheb
ben, doch in geen geval voor des
middags ten vijf uren aanvangen."
Verband met het gebeurde hield
het feit dat even voor den aanvang'
der volgende oefening twee weken
later een schutter, nog namens
dertig anderen, mededeelde dat indien
de troep niet te 8 uur op den Doelen
was teruggekeerd, deze schutters na
hun 2-urigen diensttijd de gelederen
zonden verlaten, en dit wel krachtens
de sehutterijwet.
Dit is cèn dwaalbegrip. Vandaar
dan ook dat wij van bovenstaand ge
val hier melding maken, om dan te
vens te wijzen op een in deze zaak
zeer belangrijke aanteekening by ge
noemd artikel 42 bchoorende.
Deze aanteekening (821), luidt als
volgt
„De wapenoefeningen, bij de 2de
al. van art. 42 der wet bedoeld, kun
nen twee uren duren, zonder daarin
te begrijpen den tyd benoodigd voor
de heen- en terugreis naar en van
het exercitieterreindcrusttyd schijnt
evenwel van die twee uren niet te
kunnen worden afgetrokken."
Het schijnt wel alsof de oppositie
als eene beomettelyke ziekte in de
lucht zit. Te Assen en te Tiol heb
ben dezer dagen de schutters ook op
hunne wijze geprotesteerd tegen het
langer duren dan 2 uur van den
dienst. Uit Assen werd Vrijdag aan
de N. Roti. Cl. het volgende ge
meld
„Bij gelegenheid van de laatste
„oefening der dienstdoende schutterij
„hier hebben een aantal schutters het
„werk gestaakt. Te 5 uur was de
„schutterij aangetreden, en mar
cheerde naai' het Witterveld om
„schijf te schieten. Een twintigtal,
„zeer terecht, ontevreden, dat zij al-
„daar tot tusschen acht uur en half
„negen werden opgehouden: dus veel
„langer dan de wet toestaat, (Wet op
„op de schutterijen, art. 42De oefe
ningen zullenhoogstens twee
„uren mogen duren, en altijd een half
„uur voor zonsondergang moeten zijn
„afgeloopen) namen hun geweer on-
„der den arm en gingen stadwaarts.
„Men kan hun natuurlijk niets ma
nken, daar de wet glashelder is op
„dit punt."
Ware de berichtgever bekend ge
weest met de hiervoren aangehaalde
aanteekening 821 bchoorende bij art
42, zeer zeke r zou hy niet gesproken
hebben van een door de schatters
terecht gekoesterde ontevredenheid
en van het in verband daarmee glas
helder zijn van de wet op dit punt.
Uit een voor den schuttersraad te
Tiel ook de vorige week behandelde
zaak betreffende een schutter, die na
twee uren in dienst te zijn geweest,
zonder verlof het exercitie-terrein
verliep is gebleken, dat de auditeur
militair aldaar het ook verre van eens
is met dien correspondent te Assen,
wat ongetwijfeld hieraan moet wor
den toegeschreven, dat de auditeur
wèl, de ander niet op de hoogte der
schutterij wet is.
De schutter-beklaagdc te Tiel be
kende het hem ten laste gelegde en
verklaarde, dat hij |tot die daad ge
dreven werd door de overtuiging, dat
hier zoowel als elders, machtsmisbruik
plaats had en dat hij als lid der
maatschappij zich zedelijk verplicht
gevoelde mede te werken tot eene
riehtige uitvoering van de wetten.
De auditeur-militair eischte echter
tegen hem een geldboete van f3,
en staafde dien eisch op den inhoud
van genoemde aanteekening 821.
Deze aanteekening is nog duidelijker
omschreven in aant. 822, luidende
Volgens dc tweede zinsnede van
art 42 der sehutterijwet mogen de
daar bedoelde oefeningen in tijd van
vrede hoogstens twee uren duren en
moeten zij altijd een half uur voor
zonsondergang afgeloopen zyn. De
oefeningstijd moet gerekend worden
van het oogenblik van aankomst op
het voor de oefening aangewezen ter
rein tot dat waarop" liet terrein wordt
verlatenzoodat in dien tijd niet be
grepen kan worden de tijd benoodigd,
voor het houden van appel, het in-
deelen van schutters en kader en het
zich begeven naar het exercitie-terrein
en van daar naar de plaats, waar de
troep moet worden ontbonden."
Blijkt hieruit glashelder, dat dc
schutters te Assen en Tiel in het on
gelijk waren ten opzichte hunner
wets-interpretatie, een andere bepaling
stelt bovendien hunne handeling op
zich zelve het zonder verlof ver
laten der gelederen strafschuldig.
Deze luidt:
„De gehoorzaamheid in alles wat den
dienst betreft, den leden der schut
terij bij art. 53. der wet. van 11 April
1827, opgelegd, laat niet toe, dat een
lid der "schutterij eigendunkelijk en
zonder verlof van den kommandant
zich uit de gelederen verwijdere en
huiswaarts keero, al moge dè bij art.
42 van voormelde wet bepaalde tyd
verstreken zijn."
Zooals de Asser berichtgever der
N. R. Ct. dus terecht, opmerkt „de
wet is glashelder op dit punt," maar
in geheel tegengestelden zin als hij
meende.
Het eenige punt in deze, waarover
geschil zou kunnen ontstaan is de be
paling, dat de oefeningen een half
uur voor zonsondergang afgeloopen
moeten zijn.
Wil zich een schutterij-commandant,
voor eventueele quaesties te dien op
zichte geheel vrijwaren, dan zal hy
de oefeningen op een vroeger nur
doen aanvangen. En zouden de schut
ters dan door hun strafwaardig pro
test indrnischende tegen alle begrip
pen van discipline, met eer verforen
dan gewonnen hebben? Immers hoe
later de exercities aanvangen, des te
minder zal de schutter zijn tijdverlies
gevoelen.
Ten slotte zij nog vermeld, dat de
korporaal de G. niet. berust in het
vonnis, door den Haarlemschen schut
tersraad tegen hem gewezen cn bij
Ged. Staten van deze provincie in hoo-
ger beroep gaat.
STADSNIEU WS.
j eerste en derde Pagina.
Haarlem, 5 Juli 1897.
Bij den jl. Zaterdag en Zondag
1 gehouden Internationalen Schermwed-
strijd te Dordrecht ter gelegenheid
van het 10-jarig bestaan der Kon.
Dördreehtsche Sehermvereeniging
„Nederland en Oranje" behaalde dc
sehermvereeniging der Haarl. Schut
terij ter sterkte van 12 man in marseh-
tenue. onder commando van den 1c
luit. H. D. Emrik, in den wedstrijd
geweer-colonne den 2eu prijs, een
fraai bewerkte groote zilveren ba-
niersinedaille.
De le prijs werd behaald door de-
Grenadiers en Jagers. 3 was „Pro
Patria" te 's Gravenhage, 4 de Scherp
schutters te Rotterdam.
De president der jury bracht bij
de overreiking van de fraaie medaille
en het diploma de Haarl. schutterij
een compliment voor haar'optreden.
De heer Jac. Hamilton van de d.d.
Schutterij behaalde een verg. zilveren
medaille 'als le prijs in de afd. Inter
nationaal fransch degen, alsmede een
fraai verg. zilv. eerebruis als le prijs
in de afd. meester op degen.
Yan de werf der Nederlandschc
Scheepsbouw Maatschappij werd Vrij
dagnamiddag, evenals de vorige week
met goed gevolg te water gelaten een
stalen stoom zandzuiger-hopper, ge
bouwd voor rekening van de „Werf
Conrad" alhier, voor hef Russische
Gouvernement, welk vaartuig, na de
afwerking, eveneens onder eigen stoom
de reis naar ziine bestemming, dc zee
van Azof, zal aanvaarden.
De heer A. H. van Tubergen her
dacht Zondag 4 J uli den dag, waarop
hij voor 25 jaar apotheker werd.
Het ontbrak hem waarlijk niet aan
bewijzen van belangstelling, zoowel
van vakgenooten als van vrienden en
bekenden. Het departement Haarlem
van de Maatschappij tot bevordering
der pharmacie complimenteerde hem
bij monde van zijn voorzitter, den heer
F. A. Grijseels, die vergezeld was
van de heeren dr. H. D. Kruseman
en D. A. Swens.
De zaak van den heer van Tuber
gen is reeds zeer oud, ze dateert van
het jaar 16S5 en is voor dien tijd in
handen geweest van slechts twee
familiëu. Trioen en Broos.
BINNENLAND.
HAAGSCHE BRIEVEN.
Welk een week van nieuws!
Dat het Kabinet de portefeuilles
ter beschikking van H. M. de Ko
ningin-Regentes zou stellen, sprak wel
van zelf. En ofschoon anderen naai
de meest uiteenloopende beweegrede
nen zoeken, voor mij is het. duidelijk,
dat de Regeering m elk geval zou
zijn afgetreden, nu haar taak als
Kabinet ad hoc was afgeloopen.
De Koningin-Regentes beleeft onge
twijfeld moeilijke dagen, want zij ver
keert nu in de omstandigheid van
geheel zelfstandig, d. w. z. zonder
medewerking van de gewone raads
lieden de Kroon te moeten oordoelen.
Wat al weer niet beteekent, dat het
H. M. aan raad zou ontbreken. Reeds
werden de voorzitter van de Eerste
Kamer en dc vice-president van den
Raad van State door H. M. gehoord
en geen twijfel of ook het advies van
den heer Gleichman, voorzitter dei-
Tweede Kamer is of zal worden in
gewonnen.
Zooveel is zeker, dat de oude Ka
mer niet meer op het Binnenhof terng-
keort voor dc gebruikelijke sluiting.
Als de crisis opgelost is. gaat de
Voorzitter op reis. De afgetreden
Regeering heeft met de Kamer niets
meer uittostaan, de nieuwe Regeering
zal haar niet meer verlangen "te ont
moeten en de Kamer zelve heeft niets
meer af te doen dan do huishoudelijke
raming over 1897, hetgeen best ge
schieden kan in een zitting voor de
sluiting in September. Mr. N. G. Pier-
son beeft dan het twijfelachtige voor
recht om nog even voor Delft zitting
te kunnen nemen, terwijl hy latei-
voor Enschede in de Kamer verschijnt.
Over do vermoedelijke oplossing der
crisis gaan dc geruchten hier va et
vienl, wat altyd de eigenschap van
een gerucht is.
Men hoort hier wat en daar wat
en niemand weet er eigenlijk het
rechte van ook niet uw onderda
nige dienaar, hij wil er wel eerlijk
voor uitkomen.
Wanneer ik nu alle vermoedelijke
kabinets-formaties by elkaar neem en
wiskunstig behandel, d. w. z., optel,
deel, enz., in verband met dc mindere
of meerdere waarschijnlijkheid (kans-
berekening)dan kom ik tot de volgende
formatie
Binnenlandsche Zaken Drucker
Buitenlandsche ZakenCremerJus
titie Hartogh Oorlogkolonel Snij
ders, van den generalen stafMarine
JansenKoloniën BergsmaFinan
ciën Sprenger van EijkWaterstaat:
Lely.
Maar. óf nu het toekomstig kabinet
er inderdaad zoo zal uitzien, dat >veet
alleen de Koningin-Regentes.
Het meest verrassende nieuws van
deze v,eek is voor ons natuurlijk ge
weest de benoeming van onzen bur
gemeester, mr. A. J. Roest tot Com
missaris der Koningin in Zeeland.
Die herneming kwam al zeer on
verwacht.
J k wist, dat de heer Roest een der
gelijk ambt ambieerde, dat hij ook
naar Noordholland had gedongen en
ernstig in aanmerking was gekomen,
doch dat de gedachte om" mr. de
Brauw te vervangen, een studiege
noot en een vriend tevens, niet bij
hem opgekomen was.
De meest verbaasde over deze be
noeming moet dan ook de heer Roest
zelf zyn geweest. Ben ik wel inge
licht en ik heb reden om dat te
geloovcn dan werd de heer Roest
vooraf niet geraadpleegd.
En hij zou zyn benoeming aldus
vernomen hebben.
Woensdagochtend was de heer
Roest in liet Kabinet van den Mi
nister van Binnenlandsche Zaken,
teneinde eenige Haagsche belangen te
bespreken.
J Hot onderhoud was bijna geëindigd,
toen de Minister plotseling zeide
„O ja, dit heb ik zoo juist van het
Kabinet der Koningin ontvangen
het zal u interessccren.
En hy reikte den heer Roest con
stuk over, houdendediens benoe
ming tot commissaris der Koningin,
nog wel met ingang van 1 Juli.
De heer Roest liad niet eens tyd
om van zyn verbazing te bekomen
hij spoedde zich naar het stadhuis,
teekende alle loopende stukken, nam
afscheid van de hoofdambtenaren,
regelde zyn zaken, droeg den oudsten
wethouder het waarn. burgemeester
schap over en verliet het stad
huis.
Immers, den volgenden ochtend
1 Juli had hy daar niets ineer
te bevelen.
Correct, zooals li ij gekomcu was,
is hij heengegaan.
Correct in zyn daden, correct iu
zijn woorden.
De heer Roest was wellicht de
knapste burgemeester die wij ooit
gehad hebben in administratief recht
doorkneed, altijd „a cheval sur ia
loi", daarvan geen speldeprik afwij
kend schitterend debater, elk woord
wegend cn door oratorische over
macht 39 menschen volkomen beheer-
schendscherpzinnig in de hoogste
mate, gocn voordeel, hoe klein ook,
voor de gemeente, vei'waarloozend.
Geen enkel belangrijk vraagstuk
werd in de 10 jaren van zyn rogee-
ring afgedaan, maar bij do voorbe
reiding van eventueele oplossingenis
zijn scherp intellect van den groot
sten invloed geweest.
„Een „burgervader" was hij niet;
men konde hem eenvoudig niet, wijl
hij zich nimmer in hot openbaar ver
toonde en blykbaar aan impopulari
teit de voorkeur gaf boven het zijn
van aUcmans-vriend. Volstrekt niet
ongenaakbaar, beleefd,welwillend zelfs
was de heer Roest, maar van groote
terughoudendheid tevens. Dit en
zijn eerlijke zin voor de stipste
rechtvaardigheid heoft hem geen
vrienden, wèl vereerders bezorgd,
gelijk zyn talenten het hem deden.
Maar het heeft hein tevens vrijge
houden van alle favoritismc cn nepo
tisme en dat is een gewichtige
deugd in den burgemeester eenor
groote stad.
Wij kunnen oen nieuwen burge
meester krijgen, d;e populair wordt
maai- een zoo knap man als mr.
Roest niet licht!
In afwachting van onzen nieuwen
lord-mayor heeft de Raad do beslis
sing in het Scheve ningsclie haven-
vraagstuk (een crediet van 1' G000 voor
een onderzoek door deskundigen naar
de mogelijkheid van een Bommen-
haventje) aangehouden, wat maar :t
verstandigst was, omdat we nu ook
een nieuwen Minister van oorlog
krijgen, die wellicht minder op den
eisch van een fort zal blyven staan
dan de tegenwoordige.
Er gaan allerlei geruchten over den
vermoedelijken nieuwen burgemeester.
Met opzet noem ik geen namen:
Nomina sunt odiosa!
Verbeeldt u toch, dat men de dwaas
heid zóo ver voerde van Le beweren,
dat de Min. van Binnenl. Zaken tot
VI.
15)
Slechts uit de verwarring, waarin hij geraakte, liet
het zich vorklaren, dat hij zijn zwaarste stuk van
overtuiging, den dolk ten minste niet uit 't. raam ge
worpen had.
Wecker begreep den toestand en zocht hem te ver
ontschuldigen met het ongehoorde bedrog, dat Rehfeld
jegens Benno gepleegd had; hij meende echter, dat hy
niet het volkomen vertrouwen van zijn cliënt bezat, want
al mocht deze de daad tegenover den rechter loochenen,
hem had hy reinen wijn moeten schenken.
Desniettemin verzuimde hij niets, wat ten voordeele
van den aangeklaagde strekken kon; hij kon echter
slechts weinig doen, ja de pogingen hem vrij te pleiten,
hadden zelfs eene tegengestelde werking.
Hoe meer bekend werd, hoe Rehfeld tegen Benno ge
handeld had, hoe meer zich de mare verspreidde wat
deze had gedaan, om zijn hoofd met eere in 't vaderland te
kunnen verheffen en in 'tbezit der geliefde te komen;
en met welk groot fortuin hij uit dc Kaapstad, was
teruggekeerd, des te meer nam de overtuiging de over
hand, dat hij zich bloedig op den man gewroken had,
die hem met zulke list de beste vrucht van zijn werken
en streven gestolen had. Ofschoon men meer medelijden
met den moordenaar had, dau met het slachtoffer, ver
hief zich echter geen enkele stem, die ten voordeele van
Benno's onschuld pleitte.
Ofschoon de rechter van instructie overtuigd was, dat
de man met den rooden baard slechts een verzinsel
was, dat in mevrouw Rehfeld's pliantasie was opgeko
men, of beter, dat zij verzonnen[had, om Benno Treuenfeld
te redden, zoo liet hy toch nasporingen naar dezen man
doen, die echter vruchteloos hieven. Een reiziger, zooals
door Erna en Benno beschreven, was echter door een
conducteur bemerkt geworden, maar op reis afgestapt
vóór de misdaad voorviel. De gelijkluidende verklarin
gen van beiden te dezen opzichte en nog in menig an
der punt, liet zich maar al te gemakkelijk verklaren.
Dc spoorwegambtenaren hadden onopzettelijk hun ge
durende de reis gelegenheid gegeven met elkaar te
spreken.
Natuurlijk bleef nog de brieventasch met den rijken
inhoud, die spoorloos verdwenen was, zoek. De rechter
van instructie was 't eerst geneigd geweest, de ver
klaringen der jonge vrouw voor oen tabel te houden,
verzonnen, om den schijn van een roofmoord te ver
wekken. Ook Dorothea beweerde by verdere verhoo-
ren ronduit, dat mijnheer Rehfeld zulke groote som
niet by zich had gehadeen onderzoek in de boeken
van den overledene, evenals de inlichtingen, die men te
Weenen bij 't betreffende handelshuis ingewonnen had,
bevestigden de waarheid van Erna's verklaringen.
Was hierdoor echter ook bewezen, dat men met
een roofmoord te doen had? Weliswaar was de brieven
tasch verdwenen cn Benno Treuenfeld kon men niet
verdenken, dat hij ze gestolen had om zich te verrijken;
wel kon hy ze het raam uitgeworpen hebben, om het
vermoeden van zich af te keeren.
Erna alleen wist van de brieventasch af, zij alleen
haalde het verdwijnen aan, als een bewys ter verlossing
voor Bennokon zij hem nu ook niet den raad gegeven
hebben, ze weg te werpen
Langs de spoorweglijn werd gezocht, en den eerlyken
vinder eene belooningbeloofd 't. was te verwonderen
dat zich niemand meldde. Twintigduizend gulden die
zonder eigenaar op de straat liggen, hebben veel be
koorlijks.
De rechter verzuimde niet by het verhoor Benno op
al deze argumenten opmerkzaam te maken.
„Ik zou den brieventasch uit het venster geworpen
hebben en den dolk hebben laten liggen," antwoordde
deze dau bitter lachend. „Zou ik niet eerst den dolk
verwijderd hebben
„Gy hebt hem in uwe verbijstering vergeten," was 't
antwoord.
„Zoo mij, zooals gy beweert, mevrouw Von Rehfeld
op de brieventasch opmerkzaam gemaakt heeft, waar
om zou zy dan niet aan den dolk gedacht hebben?"
sprak Treuenfeld.
„Zy kon niet weten, dat gij juist den compromittee-
renden dolk by u droegt," antwoordde de rechter.
„Hypothese op hypothese!" zuchtte Benno. „Gy wilt
my schuldig vinden."
„Gy blijft by uw nutteloos loochenen. Al hebt gij
ook den bekwaamsten advocaat gekozen, de reohtbank
zal u veroordeelen, er is geene jury, die u zou kunnen
vrijspreken."
„Zoo zullen de annalen der gerechtszaken eenen ge
rechtelijken moord meer te vermelden hebben," antwoordde
Benno kalm.
Het leven tusschen de gevangenismuren werd Benno
van dag tot dag onverdragelykcrhy verlangde naar
de publieke terechtzitting om uit de kwaal der onze
kerheid verlost te worden on van de marteling dor
langdurige, vruchtelooze verhooren ontslagen te worden.
Hij wilde liever veroordeeld worden, dan dezen toestand
nog langer verdragen. Zy moest hem. zooals hij hoopte
toch vrijheid geven, was 't dan ook aoor den dood. Dit
gaf hij ook zyn advocaat te kennen, hetgeen dezen nog
meer in zijn meeuing sterkte dat zyn cliënt zich toch
schuldig gevoelde. Onwillekeurig ontglipte Wecker bij
een onderhoud met Erna een daarop doelende uiting.
„Wat zegt gy daar riep zy„gelooft gy ook aan
Benno's schuld Zijt gij gekomen my te zeggen, dat gij
van zijne verdediging afziet?"
„Versta mij niet verkeerd, geachte mevrouw," lier-
vatte hy „daar gy mij echter vraagt, vind ik het beter,
dat wij de zaak goed begrijpen. Ik ge'oof niet dat Benno
Treuenfeld een sluipmoordenaar is; maar het schijnt mij
niet ondenkbaar, dat hij in blinde woede eene ongeluk
kige, noodlottige daad kou plegen."
„Verder", beval zy op een toon cn manier eener