"blokhuis Aloer-oe, ten zuiden van Se nelopEen blokhuis, zooals ze zijn in Atjeh, stelt men zich het best voor als oen grooten, houten bak op hooge pooten, circa 4 a 5 M. in het vier kant. De bak is zóo boog boven den grond, dat hy met de hand niet is te bereiken, en kan een kleine bezet ting bevatten, Zyn de wanden hoog dan worden ze van schietgaten voor zien tegen gewoon mfanterie-vuur is de bezetting voldoende gedekt. Een dak, bij voorkeur van gegolfd zink plaat, doch in den regel van brand baar materieel gemaakt, geeft beschut ting tegen regen en zon. Is de be zetting binnen en de ladder opgehaald, dan kan de vijand haar op éen wijze gevaarlijk zijndoor zich te verzame len onder liet blokhuis en dit in brand te steken of op de bezetting te vuren door den vloer. Tegen dit gevaar is men overdag beveiligd door het blok huis te omringen met chicanes 's nachts ecliter vooral by stormweer, als de lantaarns uitwaaien die het omliggend terrein verlichten, gelukte het oen enkele maal een paar stout- moedigen djaliats onder een blokhuis te komen. Met lappen, gedrenkt in petroleum, werd beproefd dit in brand te steken.' De bezetting moest dan met de ladder afdalen om de brutale in dringers te verjagen. Zoo werd 't nood zakelijk de ruimte onder het blokhuis tot verdediging in te richten, door het te omringen met aarden wallen. Het blokhuis werd nu een benting op kleine schaal, met twee verdie pingen doch op zoo kleine schaal, dat ze alle gemakken miste en dus ongeschikt was voor langdurige be zetting. Een dergelijk blokhuis werd door A. Havinga met zijn brigade bezet; liem werden- toegevoegd de Euro peesche sergeant der artillerie Zon en drie Europeesche kanonniers als be- dieniug van den mitrailleur, waarmede het sedert 3 dagen was bewapend. Reeds in den middag, dus enkele uren na aankomst, werd uit het voor terrein op de bezetting gevuurd, uit een kampong aan de andere zydc van den weg Senelop— Montassik gele gen, slechts 200 M. ongeveer van het blokhuis. Dit vuur hield aan tot den volgenden morgen, steeds in hevigheid toonemend. Havinga begreep dat by zich op een moeilijken nacht had voor te bereiden. .Allereerst moest het brandgevaar worden verminderd, alle brandbare voorwerpen in de nabijheid door de bezetting worden opgeruimd; daarna de medegevoerde zandzakken gevuld en gebezigd tot verbetering van de borstwering der benedenver dieping. en ten slotte voor een voor raad drinkwater en brandhout worden gezorgd. Dit alles vergde veel van de krach ten der kleine bezetting, en werd uit gevoerd onder het vyandelyk vuur. 'Enkele schutters hielden den vijand op behoorlijken afstand en werden bierin bijgestaan door den mitrailleur. Hie echter tweemaal defect raakte en geheel uit elkaar moest genomen worden. Hiervan trokken enkele Atjehers partij en naderden zoo gedekt moge lijk het blokhuis tot op 75 M. Achter boomen, veilig voor ons vuur, gilden ze den commandant scheldwoorden en bedreigingen toe, rieden hem aan zich over te geven, hem belovende liet leven voor "hem en de zijnen. Ze zagen wel hoe hij zich versterkte, doch dat zou hem niet baten, het was alles pertjoemah - 's nachts zou den ze komen opzetten in grooten ge tale, het blokhuis omsingelen en in brand steken en geen man zou levend ontkomen. Havinga beantwoordde deze welmeenende woorden met karabijn- schoten. Hij wist dat hij kon rekenen op de toewijding en trouw van zijn brigade, het kleine troepje Ainboi- neezen en Javanen, dat ook hem, hun commandant kende en vertrouwde. Tegen den avond waren de werk- zaamhéden ongeveer gereed. Havinga voelde zich gerust. Hoe hevig het vuur ook was geweest, het werd af gegeven door onbedreven schutters. Geen schot had getroffen. Doch nu klonken de schoten dichter by. De vijand posteerde zich op 50 M. van het blokhuis, onder de brug en in de rivier, die op dien afstand den weg snijdt. De mitrailleur deed op dezen korten afstand geen dienst meer. De kogels joegen nu door het dak. scheer den over de borstwering en sloegen nu met scherpen slag tegen balken en planken. Havinga stelde vierman op post, in de bovenverdieping bij den mitrailleur. Het nauwkeurig gadeslaan van den vyand, zoover de duisternis het toeliet,'was hun zaak. Het kader en de overige maréchaussees bezetten het benedenwerk. Wie niet op post stond, dekte zich tegen het geweer vuur. Gevuurd werd slechts op den vijand die te dicht het blokhuis na derde. Even na éen uur ging een luid ru moer op in den westelijken rand van Kampong Lam Radja, plm. 450 M. van het blokhuis. Er was iets gaande de bezetting wachtte een oogen- blik in volle spanning. Toen dreunde het eerste kanonschot bij den vijand en een granaat nam een deel weg van bet dak, sprong en de scherven ver nielden een stuk van den achterwand. Tegen dergelijke aanvalsmiddelen is een blokhuis niet bestandeen wei nig lager en de voorwand ware ge troffen met degenen die daarachter dekking zochten. Een volgende gra naat sprong voor de borstwering dus te laag. Een derde granaat kwamen zooals altyd, er was reden tot verwondering, (lat met zoo gebrekkig materieel de vijand zyn doel zoo naby wist te treffen. Elf granaten werden achtereenvolgens op het blokhuis afgeschotenware de springlading wat sterker geweest, zoodat de sclierfwerking ook naar achter werkte; de bezetting had niet, als nu, dekking gevonden, zittende met den rug tegen den voorwand. In deze oogenblikken van groot doodsgevaar, was er niemand die er aau dacht het blokhuis te ontruimen de bezetting gaf bewijs van groote kalmte. Wijl op kalmer tijden was gere kend, had de brigade een harmonica medegenomen om den langen avond te korten. De Amboinoezen zingen gaarne bij deze begeleiding hun volks liederen. En nuterwijl de nacht stilte was vervuld met geluiden van oorlog, liet zware dreunen van liet kanon, het knetterende knallen van geweer en karabijn, bet gegil van Atjeliers dat na ieder kanonschot op steeg met dreigend geluid, klonken als vredeklank daartussclien de tonen van de harmonica, herinnerend aan het rustige kazerneleven. Ambon, Haroekoe, Saparoea", dit geliefkoosd nationaal lied, waarin (1e Amboinees legt al zijn heimwee naar den ge boortegrond, klonk luid op, luid en hartstochtelijk gezongen, als een uit daging aan den vijand, die het hooren zou, hoe weinig vrees de soldaten van de „companie" koesterden voor de Atjehscbe kanonnen. En de Euro peanen, weer druk in de weer met den mitrailleur, richtende op de vuur vlam vau liet kanon, waren den zwar ten broeders dankbaar, wijl ze zich toonden „makkers" in het gevaar. Havinga was trotsch op zyn flinke brigade. De nacht scheen hem min der gevaarlijk. Intusschen was Senelop bijgespron gen met artillerievuur, ook richtende op deze vuurvlam. Veel uitwerking was niet te verwachten, wijl waar neming niet mogelijk was. Na dc granaten, die den vijand geen succes bezorgd hadden, werd beproefd met, vuurpijlen voorzien van weer haken het dak van het blokhuis in brand te steken. De vuurpijlen misten doel en werden, voor zoover ze in de binnenruimte vielen, door de bezetting uitgedoofd. Herhaaldelijk blies de vijand onze signalen om de bezetting te misleiden en toen hierop niet werd gereageerd, werd het signaal „voor den dokter" door de Atjehers gegeven, hopende Senelop te bewegen zich naar buiten te wagen ten einde hulp te bieden. Havinga liet dit signaal overnemen gevolgd door het signaal „afslag" opdat Senelop zou weten, dat het blok huis geen hulp behoefde. Dit is door Senelop begrepen. Zoo werd aan den strijd met lood een strijd met listen verbonden, waarin de Atjehers dit maal hun meester vonden. Tegen vier uur in den morgen gaf de vijand het op. Het vuur uit Se nelop scheen doel getroffen te hebben. Tegen het aanbreken van den dag was de - ijand verdwenen. Havinga had het geluk te kunnen rapportee ren dat deze nacht hem slechts éen gewonde had gekost, den Amboinee- schen marechaussee Habel, die op post staande door het schietgat een kogel in den arm kreeg, aan welke wond hy later overleed. Dit kleine drama, incident en nog voorspel in den opnieuw ontvlamden strijd tusschen Holland en Atjeh stelt in een helder daglicht de kalmte, het beleid en den onversaagden moed van Havinga en zün brigade en niet min der van de Europeesche kanonniers met hun commandant. Letteren en Kunst. Henri Meilhac. De fransche schril'ver Henri Meil hac is Dinsdag overleden.! Met hem is een schitterende tooneel- schrijversloopbaan afgesloten, schrijft de N. R. Ct.. Niet mogelijk zou 't zijn een denkbeeld te geven van den bijval dien hij behaald heeft in vele Parysche schouwburgen, met stukken dooi- hemzelf alleen of in samenwer king met anderen geschreven. Vooral in vereeniging met Ludovic Halévy. Beiden hebben getoond uitnemende kenners van hun Parjjs te zyn - Meilhac werd er in 1831 geboren van het Parysche leven met zijn oor spronkelyke typen, zijn lachwekkende voorvallen, zijn schilderachtige „mi lieux", dat ze op het tooneel brach ten en waarmede ze den draak heb ben gestoken. Want by de gave van het en-scène zetten hadden ze die van de charge in hooge mate: geestige realisten waren ze tot in het over- drevene. Zich met het leven verma ken en anderen amuseeren, ze heb ben 't zoo zonder ophouden gedaan, dat de lyst hunner werken te lang geworden is. Doch op die lijst staat bijzonder .goed, geheel eigen, werk. Enkele jaren na Halévy werd Henri Meilhac gekozen in de Académie, in 1888. Behalve door zyntooneelstuk- ken, waarvan vele herdrukt en ver taald zyn, heeft Meilhac niet, als Halévy, door anderen literairen ar beid zich onderscheiden. Hij schreef met vele anderen nu en dan| een Pre face voor de Annales du Theatre van Noël en Stoullig, een enkel artikel in een Revue, en,j natuurlijk, een Dis cours de réception voor de Académie, waar hij de plaats innam van Eugènc Labiche. Binnenkort zal een Mannenkwartet ons land bezoeken, dat waarlijk eenig in de muzikale wereld staat aange schreven. Het is het beroemde Zweedsch Man nen kwartet uit Stockholm bestaande uit de Heereu J. Hjelm le Tenor, A. Jahuke 2e Tenor, C. Jacobsen le Bas, G. Rijberg 2e Bas. Op hunne verschillende concerten in Duitschland en Oostenrijk behaal den zy een schitterend succes; o. a. werden zij uitgenoodigd, zich voor den koning van Saksen op zijn buitenver blijf te doen hooren. Volgens de buitenlandsche bladen moeten zij alle bestaande kwartetten overtreffen, en is hun nuauceering en klaukgehalte oneindig beter dan van menige liedertafel van naam. Hun kunstreis wordt gearrangeerd door „de Algemeene Muziekhandel," Stumpff Koning, Amsterdam, Spui. Vermoedelyk beginnen zij liunue concerten in 't einde van deze maand. Spori en Wedstrijden. De Henley-Regatta. De Pali Mall Gazette heeft weer een artikel ovor de Henley, waarin interessante beschouwingen voorko men. Vooreerst heeft de schrijver het, over de Leander acht voor de Grand. Die is uitstekend zegt hij. Zij roeien volmaakt gelijk en hebben nu bewe zen ook hard te gaan. Wind en stroom, die zy tegen hadden, in aanmerking genomen, hebben zij van Tempel eiland naar het eind even snel geroeid als om dezen tijd de Leander-aclit van verleden jaar-, die toen de Grand won. Over de geheele baan roeiende bleef hun vaart zeer gelijk matig, beginnend en eindigend met 36 slagen in de minuut, en gemiddeld met 34. Een andere tydopneming wijst uit, dat uog nooit een acht "op de Henley zoo hard is gegaan, liet dichtst is daarby gekomen een baantje van Nereus in 1895, dat toen ook volgens het oordcel van zijn vrienden, een uitmuntende kans nad om dc Grand te winnen. Van de Utreclitsche vier heeft de schrijver gehoord, dat zij zoo goed zijn als de beste wat er op het vaste land te zien is geweest, en dat hun acht twee bootslengten beter is dan de acht van Nereus, twee jaar gele den. Als dat zoo is, vervolgt hij, dan hebben zij op de Grand hypotheek gelegd. Wat hij van hun roeien ge zien heeft, geeft hem echter- niet dien indruk. Wei roeion zy kalmweg even gelijk als do Leander-ploog als deze "aan het racen is. Doen die van Utrecht dit ook, dan kunnen zij de beste acht die wij hebben, last bezorgen, meent de schrijver. Dat zij het volhouden kunnen, is wel duidelijk. Dan heeft de schrijver het over het suikereten van de Utreehtsche studenten. Telkens na een liksch baantje eten zij D/ï ons suiker, en dat herstelt hen gauwer dau iets an ders, beweren zy. „Een beroemde Utreehtsche professor (prof. Pekel haring) schrijft de P. M. G. verzekert, het bewijs te hebben gele verd. dat er meer voedsel is in U/2 ons suiker dan in een pond vleesch." Proefnemingen bij atblcton hebben dit bevestigd, en, besluit dit t)lad, het Ilollandsche leger in Tndië krijgt ge regeld suiker." In de yteward's-vier zal het, vol gens schrijver, gaan tusschen Utrecht en Leander. Een mogelijkheid laat hij open. dat de Canadeezen, wier roeien met liet bliksemsnel naar voren brengen der armen en andere zonderlingheden hij verkeerd blijft vinden, de groote snelheid, die zij in een minuut roeiens getoond hebben, de geheele baan kunnen volhouden. Maar by gelooft liet niet. In die mi nuut hebben zij een paar voet over den afstand, voor gewone achten ge steld, afgelegd. Om de Diamonds gaat het tusschen Everitt van de London R. C. en Blussé, zegt de schryver. Bedacht moet echter worden dat de Amerikaan ten Eyck, op wiens toelating de schrij ver hoopt, harder schijnt te kunnen roeien, dan hij onder (le oogen van toeschouwers getoond heeft. Lege?* en Vloot. Kon. militaire Academie. De uitslag der overgangsexamens aan de koninklijke militaire academie is als volgt: Van het tweede naar liet derde studiejaar gaan over: Artillerie bier te lande; W. J. D. Ha velaar, .1. H. van Breda, J. H. van Reede, H. B. van den Oudendijk Pie terse. F. baron van Hogendorp, T. L Jong van Arkel, J. R. Diemont, VV. van Maa- nen, N. J. Singels, L. de Ridder, A. D. Putman Cramer, H. H. E. Deel- ken, F. H. Dolleman*. F. W. Die mont,*, A. de Kat, J. H. G. Kappel- lioff*. Artillerie Oost-In dieH. H. Dingemans, W. L. Kramers, A. .T. Loekemeijer, H. Elzas, J. H. Stru- ben, W. L. Huurling*, F. G. A. Perelaer*. A. V. Snoek. C. D. La- gerwerff*. R. A. J. Savalle. Genie hier te landeH. S. de Roode, A. Bloem, J. J. J. de Bruijn. Genie Oost-Indië: E. P. van Staten ten Brink, J. Graaf. Van het eerste naar liet tweede studiejaar gaan over: Arttllerie hier te lande: C. A. van Woelderen, G. L. M. H. Higly, S. N. G. Pieter, R. D. Storm Buysing, R. H. A. van de Wall Bake, C. E. Oosting*, I. M. Engers, W. A. M. Nieuwstadt, jhr. H. ,T. Repelaer*, H. J. J. M. Kore.- mans*, A. Jansen, J. van AndeP, J. F. Quanjeiy'. de Jongli. Artillerie Oost-Indië: C. M. van Zijll de Jong, G. J. Jannette Walen, A. F. A. Hoog, G. C. J. Bodde, C. H. M. H. Kies. J. I). A. de Fremery, J. B. van der Poll, C. A. Jorissen, A. T. IJ. «Winter. E. B. I). Mans*, M. A. Snoeck*. Genie liier te landeF. ,T. L. A. Boudt J. C. Oramwiukel. F. A. Janssen van Raaij, G. C. Beltman. Genie Oost-Indië: S. L. Langendijk, O. L. Stennekes, J. R. Al tink, P.A. van der Burg. GEHIENGD NIEUWS Een hachelijke toestand. Op een Russische spoorlijn, tus schen Cliarkow en Nikolajew, heeft een jacht op een spoortrein plaats gehad. Een trein met arbeiders had zich bij Krementscliug juist in be weging gezet, toen de machinist op een zijlijn een locomotief bemerkte, die met groote snelheid naderde. Daar hij een botsing vreesde, gaf hij tegen- stoom. Daarbij brak de stoompijp, en uit de opening drong niet groot ge- ruisch stoom en heet water op den machinist en den stoker aan. De eerste kon. door de pijn den regula teur niet langer houden en deze vloog met geweld terug, zoodat de trein thans, niet meer bestuurd, voorwaarts holde met, een snelheid van 80 K.M. per uur. De machinist van de rau- geerende locomotief joeg nu zonder bedenking den trein na. Ondertusschen beproefden vele rei zigers, die onraad bemerkten, uit den trein te springen, en sommigen wer den daarbij ernstig gewond. Een jong meisje, de dochter van een trein-be ambte, sloeg met liet hoofd tegen een boom en bleef op de plaats dood. Intusschen had de machinist van den trein zich vermand en greep hy weer den regulateur eu begon te remmen, met liet gevolg dat de trein vlak voor een geopende spoorwegbrug bleef staan.Onmiddellijk daarop kwam ookde afzonderlijke locomotief aande machi nist daarvan snelde dadelijk naar zijn collega, en het bleek daar dat de ketel op hot punt stond te springen. Niettegenstaande het gevaar, gingde aangekomen machinist terstond aan het werk om de varen te dooven. Zoodoende werd stellig een groot ongeluk voorkomen. BNGEZOftSDEN Voor den inhoud dezer rubriek stelt de redactie zich niet aansprakelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de copij niet aan den inzender terug gegeven. Mijnheer de Redacteur. Gelieve onderstaande te plaatsen. In bet nummer van gisteren avond van hot door U uitgegeven blad, las ik het bericht, over de Zweminrich ting N. B. Spaarne. Ik dacht dat deze inrichting eigen dom der gemeente was, nu bemerk ik echter dat de Heer Sprenger eigenaar is. Gaarne gun ik hem de f200 subsidie die hij meer ontvangt, ik zou echter den Gemeenteraad wel willen verzoeken er nog- f 50 aan toe te voegen, en daarvoor te bedingen, dat dan ae gelegenheid tot baaen, niet alléén nuttig, maar ook aange naam, en zonder gevaar zij. Het kleine bassin waar de school jongens (kereltjes van 10 tot 12 jaar) baden, ligt vol steenen, scherven en glas. Het zoontje van een myner ken nissen heeft daar een diepe, bloedende wonde aan den voet opgedaan, en toen lilj den bewaarder daar over sprak, haalde deze de schouders op met de woorden „daar kan ik niets aan doen". Dat geloof ik nu gaarne, maar voor die f 50 kon de Hoer Sprenger dan misschien ééns in de maand eens laten baggeren, en bij- plempen of wat anders tot verbetering moet dienen. Als onzen minder gefortuneerden jongens nu gebeel een natuurbad ont houden wordt als er schrik voor 't water in gaat komen, waar moet het dan heen'? waar blijft dan de hollandsche zindelijkheid, 'die toch op 't lichaam zelve moet beginnen? Zoo lang er uog geen Volksbadliuis is opgericht ('k geloof trouwens dat dit ook al in 't water gevallen is), geeft dan /le jongens gelegenheid, met warm we der zich eens te verfrisschen opeen plaats waar dat voor klein en groot geoe fend of niet, aangenaam en zonder ge vaar zij. Misschien is een weinig hulp voor ongeoefenden niet kwaad,wyl nie mand het nut van goed te kunnen zwemmen zal willen betwisten. Uw Abonné J. M. Haarlem, 7 Juli 1897. Pers Overzicht. Dr. Ab. 'Kuyper contra Ch. Boissevain. De heer Ab. Kuyper heeft een schrijven gericht aan liet adres van den lieer Charles Boissevain en wel naar aanleiding van het artikel in het Handelsblad van 24 Juni door den hoofdredacteur van dat blad geschre ven, en waarin de Nieuwe Kerk-liis- torie van 1S87 werd opgerakeld. De heer Kuyper begint met te ver klaren dat zijn naam in dat artikel in liet stembusdebat is gemengd op eene wijze, die hij van zyn „zeer waarden confrater" zooals hij den hr. Boissevain in den aanhef noemt, niet voor denkbaar had gehouden. „Ik heb ditmaal een zeer ernstige en persoonlijke grief tegen u." schrijft dr. K. „Niet daarover, dat een opwelling- uit uw poëtisch gemoed u er toe ver leidde, om in uw „sensorium mentis" rny'n naam met dien \an Lucifer,d.L van den Duivel, dooreen te vlechten. Ik acht dit wel zcei onpoëtisch» daar ware poëtische opwelling- alleen naar het edele gryptzelfs journa- listiseh acht ik zulks een persdelict. Maar kon ik u laten lezen de brief kaarten en brieven vol scheld- en schimpwoorden, tot van de laagste en gemeenste soort toe, die ik dezer da gen uit den kring uwer politieke geest verwanten over de post, ontving, dan zoudt ge begrijpen, boe volkomen on aandoenlijk ray uw Lucifer-combinatie liet. Maar heel anders staat het, waar gij goed kondt vinden, tegen alle klare door de noodige bewijsstukken histo risch gerugsteunde waarheid in, mij nogmaals in het publiek to beschul digen van wederrechtelijke daden, waardoor ik mij aan het gezag, aan het recht, en aan anderer goed zou vergrepen hebben." In het Hbld. van 24 Juni herinnert Boissevain tot tweemaal toe aan het gebeurde in 1887, en komt daarop twee dagen later nog eens terug, be werende, dat in die zaak zeer afkeu renswaardig door dr. Kuyper is ge handeld. „Dit na laat ik my niet langer zeg gen, noch aanleunen," schrijft de heer K. „Ik toch kom van u als eerlijk man vorderen, dat gij thans, zonder ver der verwijl, „uwe beschuldigingen „tegen mij in zulk een vorm zult for- „muleerën, dat ik het oordeel van den „rechter er over kan inroepen." Is het dat uw poëtische natuur u belet, zelf dien strakken en nuchterea vorm voor uwe beschuldiging te vin den, roep dan juridische hulp in. Of zal ik liet u nog gemakkelijker maken, zie hier dan een slechts nader in te vullen model. Schrijf publiek in uw blad „Ik, Charles Boissevain, Hoofdre dacteur van liet Handelsblad, wo- „nende te Amsterdam, beschuldig „hiermede openlijk dr. A. Kuyper» „mede aldaar woonachtig, dat hij in „het jaar zoo en zooveel, op dien en, „dien dag, door sluwheid en met ge- weid, is binnengedrongen in het hoofd- „gebouw of in de nevengebouwen van „de Nieuwe Kerk, staande aan don „Damvoorts dat li ij in de kostery" „en kerkeraadskarair last heeft gege- „ven tot het plegen van wederrech telijke handelingen, als daar zijn „deuren te hebben laten uitzagen» „sloten te hebben doen openbreken en „versperringen tc hebben doen plaat sen; daarna dat hij in diezelfde kos terij wachten heeft geplaatst, om aau „de wettige bestuurders of wie van „hunnentwege zich- aanmeldden, den „toegang tot die gebouwen te beletten; „en eindelijk dat hij gelden heeft ge- „ind of doen innen, waarvan de inoïhg „alleen aan de wettige bestuurders „toekwam, kortom ik beschuldig hem „zich gedragen te hebben gelijk alleen „oen wettig bewindvoerder ot beheer- „der zich zou mogen doen; en al zulks „zonder eenig geldig recht of be voegdheid te bezitten, om bij eene „der genoemde handelingen als wettig „bewindvoerder of lastgever temogen „optreden." Nadat de heer Kuyper or op wijst, dat hij den heer B. tijd gevende, van dezen bescheid wenscht te ontvangen,, dat deze voor 1 October aanzijn vol strekt billijken eisch zal voldoen, ein digt hij aldus „Een kattijvig soudenier mocht, u „oudtijds lomp een stomp met zijn „roer in den nek geven en voorts vau „u loopen; de ridder waagde steeds „eigen borst aan den onder eercsaluut „gekruisten degen van den man dien „ny aanviel. „Wees gij die ridder, ook tégen over mij. „In afwachting blijf ik met kame- „raadschappelyken groet cn onder „betuiging mijner hoogachting Uw vriend en confrère, KUYPER Amsterdam.2 Juli 1897, Het zelfde nummer van het Hbld. bevat ook het antwoord van den heer Boissevain aan den „waarden tegen stander en vriend". Op het verwijt van dr. K. dat de heer B. hem met Lucifer vergelijkt antwoordt deze: Niet met -den duivel" vergeleek ik u, waarde collega, maar met. de schep ping van een dichterlijk gëm'è, met Lucifer, „den zoon van den mórgen" den held van Milton's Paradise lost, voor welken verdwaalden groóteu geest de machtige dichter dér Puri teinen bij mij steeds meer sympathie dan arm, geloof ik alles", verklaarde de inspecteur „maar gy hebt toch recht gehandeldik geef ook de voorkeur aan positieve zekerheid." „Waai- zullen wij den misdadiger vinden?" vroeg Erna. „Wij kunnen de ontdekking aan de enmmcelerecht bank te G. mededeelen en haar hulp inroepenik vind het echter beter, dat wij in het geheim zoeken," meende de inspecteur. „Denkt gij hem te vinden „Zoo gij my vrij spel laat, geachte mevrouw, sta ik er borg voor." „ïk vertrouw u. Slechts éen zaak behoud ik mij voor; ■waar gij ook heen reist, ik vergezel u." „Daar heb ik niets tegen," antwoordde Wecker cn inziende, dat. iedere tegenkanting vergeef sch zijn zou, willigde hij in. Dank zij de rijke geldmiddelen, die Erna ter beschikking stellen kón, en' de wenken en draden, die de inspecteur in handen had. was liet spoor van den misdadiger spoe dig gevonden. Mevrouw Von Rebfeld en Sch warz reis den eerst naar Weenen. waar hij zooals zij verna men. nog steeds op grooten voet geleefd had doch men hield zyne financiën reeds lang uitgeput. Menkon vast aannemen, dat hy op dien namiddag met. den sneltrein uit Weenen vertrokken was11a wei- oua gewisseld, waarmee ny zien naar x-aiys De vervolgers reisden hem na; Scjiwarz stolde zich met de Parysche politie in verbinding en men vond 't spoor van den gezochte, hij zelf was echter voor enkele dagen vertrokken. In 't hotel waar hij woonde, had hij gezegd, dat hy naar Brussel ging en kon men uit alles, wat hy verteld had afleiden, dat hij ook Ostende be zocht De vrcemdelmgcnlyst der badplaats wees ook zyn naam en woonplaatsreeds eenon heeleu dag volgden hem Erna en Schwarz, die de politie van de zaak in kennis had gesteld. Op eenigen afstand werden ze 1111 steeds als een schaduw begeleid door een paar gendar men in burgerkleediug, om een geschikte gelegenheid te vinden, don misdadiger te arresteeren. Deze had zich in de grot zoo gepast geboden zooals zij niet beter hadden kunnen verwachten. VQI. De gerechtszitting te G. was begonnen, de dag was aangebroken, waarop dc cause célèbre van don aan den heer Von Rebfeld gepleegden moord zou publiek behandeld worden. Reeds lang voor 't begin der zitting was het ge rechtsgebouw van eono dichte mensehenmassa om ringd, niet alleen bestaande uit de gewone burger klas, maar waarbij men ook aanzienlijke hoeren eu dames der voornaamste kringen opmerkte. Velen hadden zich eene vaste plaats vooraf verzekerd, weer anderen trachtten dooi- bemiddeling eene zitplaats te krygen, en de meesten stonden ouder de stralen der brandende zon te wachten, totdat de poorten, die toegang tot de ge rechtszalen gaven geopend werden. Binnen en buiten liet. gerechtsgebouw onderhield men zich druk over de zaak. die zou behandeld worden. Van uit M. en omstreken waren nieuwsgierigen in groote scharen toegestroomd, die elkaar mededeelden wat zij van Treuenfeld en diens levensloop wisten, aan wiens schuld niemand twijfelde maar met wien men toch innig medelijden had. De groote deuren vau !t gerechtsgebouw werden ge opend de- gelukkige bezitters van toegangskaarten spoedden zich, om hun zitplaatsen te bereiken, waar door echter (le groote menigte menschen, die buiten stond zichtbaar uiet verminderdedeze onderhield zich nu over de binnentredende jury eu gezworenen. „Dat zyn de spoorwegambténaren, die op liet nood sein bijkwamen," zoo heette het: „gindsche heer is de geneesheer, die toevallig in den trein was; daar komt 't Rehfeldsche dienstpersoneel mot de oude kamenier en 1111 rijdt mevrouw Von Rehfeld met hare moeder voor," fluisterde men elkaar toe, toen een rijtuig in volle vaart naderde; men was echter teleurgesteld, toen slechts eeu oude dame uitstapte, die het bleëke vertoornde go- laat ter neer gebogen hield en zich op den arm van cenen bediende steunde. „De moeder komt alleen; waar mag de dochter zijn?" vroeg men alom. „Zij is immers do hoofdgetuige. „Zy is geaiTesteerd, zij is mede aangeklaagd," ant woordde inca van eene andere zyde. „Neen, zy is gevlucht, zij wordt bij verstok ver volgd," berichtten anderen. „Hare schuld is zoo goed als bewezenmen neemt 't de justitie kwalijk, dat men ze zoolang vrijliet," De familie Von Rehfeld heeft reeds stappengedaan om op dc goederen beslag te leggen, daar men toch onmogelijk de moordenaars daarover kon laten be schikken. By al deze dingen was een beetje waarheid. Etna's raadselachtig verdwijnen had hare moeder roet de bangste zorgeu vervuld en haar nog meer verdacht ge maakt; vooral was het de oude Dorothea, die met luider stem riepde jonge vrouw is, zich van schuld bewust, gevlucht. Het was ook waai-, dat er van de familie waren,, die zich door liet testament van den overleden heer Von Rehfeld benadeeld gevoelden, en zich bemoeid hadden, onder deze gunstige omstandigheden het testament ver nietigd te krijgennog was niets tegen Erna gedaan daar zij niets misdreven had kon men ook geen grond vinden, om haar aan te klagen. Zij genoot nog de volle vrijheid, zij had liet recht, om te reizen en zich op te houden," waar zij wilde zij had niet noodig een mensch rekenschap van haar doen. en laten te geven. Haar plotseling, geheim vertrek mocht voor eene jonge weduwe niet passen, die onlangs onder zulke droevige omstandigheden haren echtgenoot verloren had, zy raoclit daardoor hare moeder beleedigd en onverstandig legen haar zelf gehandeld hebben verdacht en in zekere opzichten ook strafbaar werd zij eerst, zoo zy niet bij de gerechtszitting, waar zij als- getuige moest optreden, verscheen. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 2