"blokhuis Aloer-oe, ten zuiden van Se
nelopEen blokhuis, zooals ze zijn
in Atjeh, stelt men zich het best voor
als oen grooten, houten bak op hooge
pooten, circa 4 a 5 M. in het vier
kant. De bak is zóo boog boven den
grond, dat hy met de hand niet is
te bereiken, en kan een kleine bezet
ting bevatten, Zyn de wanden hoog
dan worden ze van schietgaten voor
zien tegen gewoon mfanterie-vuur is
de bezetting voldoende gedekt. Een
dak, bij voorkeur van gegolfd zink
plaat, doch in den regel van brand
baar materieel gemaakt, geeft beschut
ting tegen regen en zon. Is de be
zetting binnen en de ladder opgehaald,
dan kan de vijand haar op éen wijze
gevaarlijk zijndoor zich te verzame
len onder liet blokhuis en dit in brand
te steken of op de bezetting te vuren
door den vloer. Tegen dit gevaar is
men overdag beveiligd door het blok
huis te omringen met chicanes
's nachts ecliter vooral by stormweer,
als de lantaarns uitwaaien die het
omliggend terrein verlichten, gelukte
het oen enkele maal een paar stout-
moedigen djaliats onder een blokhuis
te komen. Met lappen, gedrenkt in
petroleum, werd beproefd dit in brand
te steken.' De bezetting moest dan met
de ladder afdalen om de brutale in
dringers te verjagen. Zoo werd 't nood
zakelijk de ruimte onder het blokhuis
tot verdediging in te richten, door
het te omringen met aarden wallen.
Het blokhuis werd nu een benting
op kleine schaal, met twee verdie
pingen doch op zoo kleine schaal,
dat ze alle gemakken miste en dus
ongeschikt was voor langdurige be
zetting.
Een dergelijk blokhuis werd door
A. Havinga met zijn brigade bezet;
liem werden- toegevoegd de Euro
peesche sergeant der artillerie Zon en
drie Europeesche kanonniers als be-
dieniug van den mitrailleur, waarmede
het sedert 3 dagen was bewapend.
Reeds in den middag, dus enkele
uren na aankomst, werd uit het voor
terrein op de bezetting gevuurd, uit
een kampong aan de andere zydc van
den weg Senelop— Montassik gele
gen, slechts 200 M. ongeveer van het
blokhuis. Dit vuur hield aan tot den
volgenden morgen, steeds in hevigheid
toonemend. Havinga begreep dat by
zich op een moeilijken nacht had
voor te bereiden. .Allereerst moest het
brandgevaar worden verminderd, alle
brandbare voorwerpen in de nabijheid
door de bezetting worden opgeruimd;
daarna de medegevoerde zandzakken
gevuld en gebezigd tot verbetering
van de borstwering der benedenver
dieping. en ten slotte voor een voor
raad drinkwater en brandhout worden
gezorgd.
Dit alles vergde veel van de krach
ten der kleine bezetting, en werd uit
gevoerd onder het vyandelyk vuur.
'Enkele schutters hielden den vijand
op behoorlijken afstand en werden
bierin bijgestaan door den mitrailleur.
Hie echter tweemaal defect raakte en
geheel uit elkaar moest genomen
worden.
Hiervan trokken enkele Atjehers
partij en naderden zoo gedekt moge
lijk het blokhuis tot op 75 M. Achter
boomen, veilig voor ons vuur, gilden
ze den commandant scheldwoorden
en bedreigingen toe, rieden hem aan
zich over te geven, hem belovende
liet leven voor "hem en de zijnen. Ze
zagen wel hoe hij zich versterkte,
doch dat zou hem niet baten, het
was alles pertjoemah - 's nachts zou
den ze komen opzetten in grooten ge
tale, het blokhuis omsingelen en in
brand steken en geen man zou levend
ontkomen. Havinga beantwoordde deze
welmeenende woorden met karabijn-
schoten. Hij wist dat hij kon rekenen
op de toewijding en trouw van zijn
brigade, het kleine troepje Ainboi-
neezen en Javanen, dat ook hem, hun
commandant kende en vertrouwde.
Tegen den avond waren de werk-
zaamhéden ongeveer gereed. Havinga
voelde zich gerust. Hoe hevig het
vuur ook was geweest, het werd af
gegeven door onbedreven schutters.
Geen schot had getroffen. Doch nu
klonken de schoten dichter by. De
vijand posteerde zich op 50 M. van
het blokhuis, onder de brug en in de
rivier, die op dien afstand den weg
snijdt. De mitrailleur deed op dezen
korten afstand geen dienst meer. De
kogels joegen nu door het dak. scheer
den over de borstwering en sloegen
nu met scherpen slag tegen balken
en planken. Havinga stelde vierman
op post, in de bovenverdieping bij den
mitrailleur. Het nauwkeurig gadeslaan
van den vyand, zoover de duisternis
het toeliet,'was hun zaak. Het kader
en de overige maréchaussees bezetten
het benedenwerk. Wie niet op post
stond, dekte zich tegen het geweer
vuur. Gevuurd werd slechts op den
vijand die te dicht het blokhuis na
derde.
Even na éen uur ging een luid ru
moer op in den westelijken rand van
Kampong Lam Radja, plm. 450 M.
van het blokhuis. Er was iets gaande
de bezetting wachtte een oogen-
blik in volle spanning. Toen dreunde
het eerste kanonschot bij den vijand
en een granaat nam een deel weg van
bet dak, sprong en de scherven ver
nielden een stuk van den achterwand.
Tegen dergelijke aanvalsmiddelen is
een blokhuis niet bestandeen wei
nig lager en de voorwand ware ge
troffen met degenen die daarachter
dekking zochten. Een volgende gra
naat sprong voor de borstwering
dus te laag. Een derde granaat
kwamen zooals altyd, er was
reden tot verwondering, (lat met zoo
gebrekkig materieel de vijand zyn
doel zoo naby wist te treffen. Elf
granaten werden achtereenvolgens op
het blokhuis afgeschotenware de
springlading wat sterker geweest,
zoodat de sclierfwerking ook naar
achter werkte; de bezetting had niet,
als nu, dekking gevonden, zittende
met den rug tegen den voorwand.
In deze oogenblikken van groot
doodsgevaar, was er niemand die er
aau dacht het blokhuis te ontruimen
de bezetting gaf bewijs van groote
kalmte.
Wijl op kalmer tijden was gere
kend, had de brigade een harmonica
medegenomen om den langen avond
te korten. De Amboinoezen zingen
gaarne bij deze begeleiding hun volks
liederen. En nuterwijl de nacht
stilte was vervuld met geluiden van
oorlog, liet zware dreunen van liet
kanon, het knetterende knallen van
geweer en karabijn, bet gegil van
Atjeliers dat na ieder kanonschot op
steeg met dreigend geluid, klonken
als vredeklank daartussclien de tonen
van de harmonica, herinnerend aan
het rustige kazerneleven. Ambon,
Haroekoe, Saparoea", dit geliefkoosd
nationaal lied, waarin (1e Amboinees
legt al zijn heimwee naar den ge
boortegrond, klonk luid op, luid en
hartstochtelijk gezongen, als een uit
daging aan den vijand, die het hooren
zou, hoe weinig vrees de soldaten van
de „companie" koesterden voor de
Atjehscbe kanonnen. En de Euro
peanen, weer druk in de weer met
den mitrailleur, richtende op de vuur
vlam vau liet kanon, waren den zwar
ten broeders dankbaar, wijl ze zich
toonden „makkers" in het gevaar.
Havinga was trotsch op zyn flinke
brigade. De nacht scheen hem min
der gevaarlijk.
Intusschen was Senelop bijgespron
gen met artillerievuur, ook richtende
op deze vuurvlam. Veel uitwerking
was niet te verwachten, wijl waar
neming niet mogelijk was.
Na dc granaten, die den vijand geen
succes bezorgd hadden, werd beproefd
met, vuurpijlen voorzien van weer
haken het dak van het blokhuis in
brand te steken. De vuurpijlen misten
doel en werden, voor zoover ze in de
binnenruimte vielen, door de bezetting
uitgedoofd.
Herhaaldelijk blies de vijand onze
signalen om de bezetting te misleiden
en toen hierop niet werd gereageerd,
werd het signaal „voor den dokter"
door de Atjehers gegeven, hopende
Senelop te bewegen zich naar buiten
te wagen ten einde hulp te bieden.
Havinga liet dit signaal overnemen
gevolgd door het signaal „afslag"
opdat Senelop zou weten, dat het blok
huis geen hulp behoefde. Dit is door
Senelop begrepen. Zoo werd aan den
strijd met lood een strijd met listen
verbonden, waarin de Atjehers dit
maal hun meester vonden.
Tegen vier uur in den morgen gaf
de vijand het op. Het vuur uit Se
nelop scheen doel getroffen te hebben.
Tegen het aanbreken van den dag
was de - ijand verdwenen. Havinga
had het geluk te kunnen rapportee
ren dat deze nacht hem slechts éen
gewonde had gekost, den Amboinee-
schen marechaussee Habel, die op post
staande door het schietgat een kogel
in den arm kreeg, aan welke wond
hy later overleed.
Dit kleine drama, incident en nog
voorspel in den opnieuw ontvlamden
strijd tusschen Holland en Atjeh stelt
in een helder daglicht de kalmte, het
beleid en den onversaagden moed van
Havinga en zün brigade en niet min
der van de Europeesche kanonniers
met hun commandant.
Letteren en Kunst.
Henri Meilhac.
De fransche schril'ver Henri Meil
hac is Dinsdag overleden.!
Met hem is een schitterende tooneel-
schrijversloopbaan afgesloten, schrijft
de N. R. Ct.. Niet mogelijk zou 't
zijn een denkbeeld te geven van den
bijval dien hij behaald heeft in vele
Parysche schouwburgen, met stukken
dooi- hemzelf alleen of in samenwer
king met anderen geschreven. Vooral
in vereeniging met Ludovic Halévy.
Beiden hebben getoond uitnemende
kenners van hun Parjjs te zyn -
Meilhac werd er in 1831 geboren
van het Parysche leven met zijn oor
spronkelyke typen, zijn lachwekkende
voorvallen, zijn schilderachtige „mi
lieux", dat ze op het tooneel brach
ten en waarmede ze den draak heb
ben gestoken. Want by de gave van
het en-scène zetten hadden ze die van
de charge in hooge mate: geestige
realisten waren ze tot in het over-
drevene. Zich met het leven verma
ken en anderen amuseeren, ze heb
ben 't zoo zonder ophouden gedaan,
dat de lyst hunner werken te lang
geworden is. Doch op die lijst staat
bijzonder .goed, geheel eigen, werk.
Enkele jaren na Halévy werd Henri
Meilhac gekozen in de Académie, in
1888. Behalve door zyntooneelstuk-
ken, waarvan vele herdrukt en ver
taald zyn, heeft Meilhac niet, als
Halévy, door anderen literairen ar
beid zich onderscheiden. Hij schreef
met vele anderen nu en dan| een Pre
face voor de Annales du Theatre van
Noël en Stoullig, een enkel artikel
in een Revue, en,j natuurlijk, een Dis
cours de réception voor de Académie,
waar hij de plaats innam van Eugènc
Labiche.
Binnenkort zal een Mannenkwartet
ons land bezoeken, dat waarlijk eenig
in de muzikale wereld staat aange
schreven.
Het is het beroemde Zweedsch Man
nen kwartet uit Stockholm bestaande
uit de Heereu J. Hjelm le Tenor, A.
Jahuke 2e Tenor, C. Jacobsen le Bas,
G. Rijberg 2e Bas.
Op hunne verschillende concerten
in Duitschland en Oostenrijk behaal
den zy een schitterend succes; o. a.
werden zij uitgenoodigd, zich voor den
koning van Saksen op zijn buitenver
blijf te doen hooren.
Volgens de buitenlandsche bladen
moeten zij alle bestaande kwartetten
overtreffen, en is hun nuauceering en
klaukgehalte oneindig beter dan van
menige liedertafel van naam.
Hun kunstreis wordt gearrangeerd
door „de Algemeene Muziekhandel,"
Stumpff Koning, Amsterdam, Spui.
Vermoedelyk beginnen zij liunue
concerten in 't einde van deze maand.
Spori en Wedstrijden.
De Henley-Regatta.
De Pali Mall Gazette heeft weer
een artikel ovor de Henley, waarin
interessante beschouwingen voorko
men.
Vooreerst heeft de schrijver het,
over de Leander acht voor de Grand.
Die is uitstekend zegt hij. Zij roeien
volmaakt gelijk en hebben nu bewe
zen ook hard te gaan. Wind en stroom,
die zy tegen hadden, in aanmerking
genomen, hebben zij van Tempel
eiland naar het eind even snel geroeid
als om dezen tijd de Leander-aclit
van verleden jaar-, die toen de
Grand won. Over de geheele baan
roeiende bleef hun vaart zeer gelijk
matig, beginnend en eindigend met
36 slagen in de minuut, en gemiddeld
met 34. Een andere tydopneming wijst
uit, dat uog nooit een acht "op de
Henley zoo hard is gegaan, liet
dichtst is daarby gekomen een baantje
van Nereus in 1895, dat toen ook
volgens het oordcel van zijn vrienden,
een uitmuntende kans nad om dc
Grand te winnen.
Van de Utreclitsche vier heeft de
schrijver gehoord, dat zij zoo goed
zijn als de beste wat er op het vaste
land te zien is geweest, en dat hun
acht twee bootslengten beter is dan
de acht van Nereus, twee jaar gele
den. Als dat zoo is, vervolgt hij, dan
hebben zij op de Grand hypotheek
gelegd. Wat hij van hun roeien ge
zien heeft, geeft hem echter- niet dien
indruk. Wei roeion zy kalmweg even
gelijk als do Leander-ploog als deze
"aan het racen is. Doen die van Utrecht
dit ook, dan kunnen zij de beste acht
die wij hebben, last bezorgen, meent
de schrijver. Dat zij het volhouden
kunnen, is wel duidelijk.
Dan heeft de schrijver het over
het suikereten van de Utreehtsche
studenten. Telkens na een liksch
baantje eten zij D/ï ons suiker, en
dat herstelt hen gauwer dau iets an
ders, beweren zy. „Een beroemde
Utreehtsche professor (prof. Pekel
haring) schrijft de P. M. G.
verzekert, het bewijs te hebben gele
verd. dat er meer voedsel is in U/2
ons suiker dan in een pond vleesch."
Proefnemingen bij atblcton hebben
dit bevestigd, en, besluit dit t)lad, het
Ilollandsche leger in Tndië krijgt ge
regeld suiker."
In de yteward's-vier zal het, vol
gens schrijver, gaan tusschen Utrecht
en Leander. Een mogelijkheid laat
hij open. dat de Canadeezen, wier
roeien met liet bliksemsnel naar
voren brengen der armen en andere
zonderlingheden hij verkeerd blijft
vinden, de groote snelheid, die zij in
een minuut roeiens getoond hebben,
de geheele baan kunnen volhouden.
Maar by gelooft liet niet. In die mi
nuut hebben zij een paar voet over
den afstand, voor gewone achten ge
steld, afgelegd.
Om de Diamonds gaat het tusschen
Everitt van de London R. C. en
Blussé, zegt de schryver. Bedacht
moet echter worden dat de Amerikaan
ten Eyck, op wiens toelating de schrij
ver hoopt, harder schijnt te kunnen
roeien, dan hij onder (le oogen van
toeschouwers getoond heeft.
Lege?* en Vloot.
Kon. militaire Academie.
De uitslag der overgangsexamens
aan de koninklijke militaire academie
is als volgt:
Van het tweede naar liet derde
studiejaar gaan over: Artillerie bier
te lande; W. J. D. Ha velaar, .1. H.
van Breda, J. H. van Reede, H. B.
van den Oudendijk Pie terse. F. baron
van Hogendorp, T. L Jong van
Arkel, J. R. Diemont, VV. van Maa-
nen, N. J. Singels, L. de Ridder, A.
D. Putman Cramer, H. H. E. Deel-
ken, F. H. Dolleman*. F. W. Die
mont,*, A. de Kat, J. H. G. Kappel-
lioff*. Artillerie Oost-In dieH. H.
Dingemans, W. L. Kramers, A. .T.
Loekemeijer, H. Elzas, J. H. Stru-
ben, W. L. Huurling*, F. G. A.
Perelaer*. A. V. Snoek. C. D. La-
gerwerff*. R. A. J. Savalle.
Genie hier te landeH. S. de Roode,
A. Bloem, J. J. J. de Bruijn. Genie
Oost-Indië: E. P. van Staten ten
Brink, J. Graaf.
Van het eerste naar liet tweede
studiejaar gaan over: Arttllerie hier
te lande: C. A. van Woelderen, G.
L. M. H. Higly, S. N. G. Pieter, R.
D. Storm Buysing, R. H. A. van de
Wall Bake, C. E. Oosting*, I. M.
Engers, W. A. M. Nieuwstadt, jhr.
H. ,T. Repelaer*, H. J. J. M. Kore.-
mans*, A. Jansen, J. van AndeP,
J. F. Quanjeiy'. de Jongli. Artillerie
Oost-Indië: C. M. van Zijll de Jong,
G. J. Jannette Walen, A. F. A.
Hoog, G. C. J. Bodde, C. H. M. H.
Kies. J. I). A. de Fremery, J. B.
van der Poll, C. A. Jorissen, A. T.
IJ. «Winter. E. B. I). Mans*, M. A.
Snoeck*. Genie liier te landeF. ,T.
L. A. Boudt J. C. Oramwiukel. F. A.
Janssen van Raaij, G. C. Beltman.
Genie Oost-Indië: S. L. Langendijk,
O. L. Stennekes, J. R. Al tink, P.A.
van der Burg.
GEHIENGD NIEUWS
Een hachelijke toestand.
Op een Russische spoorlijn, tus
schen Cliarkow en Nikolajew, heeft
een jacht op een spoortrein plaats
gehad. Een trein met arbeiders had
zich bij Krementscliug juist in be
weging gezet, toen de machinist op
een zijlijn een locomotief bemerkte,
die met groote snelheid naderde. Daar
hij een botsing vreesde, gaf hij tegen-
stoom. Daarbij brak de stoompijp, en
uit de opening drong niet groot ge-
ruisch stoom en heet water op den
machinist en den stoker aan. De
eerste kon. door de pijn den regula
teur niet langer houden en deze vloog
met geweld terug, zoodat de trein
thans, niet meer bestuurd, voorwaarts
holde met, een snelheid van 80 K.M.
per uur. De machinist van de rau-
geerende locomotief joeg nu zonder
bedenking den trein na.
Ondertusschen beproefden vele rei
zigers, die onraad bemerkten, uit den
trein te springen, en sommigen wer
den daarbij ernstig gewond. Een jong
meisje, de dochter van een trein-be
ambte, sloeg met liet hoofd tegen een
boom en bleef op de plaats dood.
Intusschen had de machinist van den
trein zich vermand en greep hy weer
den regulateur eu begon te remmen,
met liet gevolg dat de trein vlak voor
een geopende spoorwegbrug bleef
staan.Onmiddellijk daarop kwam ookde
afzonderlijke locomotief aande machi
nist daarvan snelde dadelijk naar zijn
collega, en het bleek daar dat de
ketel op hot punt stond te springen.
Niettegenstaande het gevaar, gingde
aangekomen machinist terstond aan
het werk om de varen te dooven.
Zoodoende werd stellig een groot
ongeluk voorkomen.
BNGEZOftSDEN
Voor den inhoud dezer rubriek stelt
de redactie zich niet aansprakelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst
of niet geplaatst, wordt de copij
niet aan den inzender terug
gegeven.
Mijnheer de Redacteur.
Gelieve onderstaande te plaatsen.
In bet nummer van gisteren avond
van hot door U uitgegeven blad, las
ik het bericht, over de Zweminrich
ting N. B. Spaarne.
Ik dacht dat deze inrichting eigen
dom der gemeente was, nu bemerk
ik echter dat de Heer Sprenger
eigenaar is. Gaarne gun ik hem de
f200 subsidie die hij meer ontvangt,
ik zou echter den Gemeenteraad wel
willen verzoeken er nog- f 50 aan toe
te voegen, en daarvoor te bedingen,
dat dan ae gelegenheid tot baaen,
niet alléén nuttig, maar ook aange
naam, en zonder gevaar zij.
Het kleine bassin waar de school
jongens (kereltjes van 10 tot 12 jaar)
baden, ligt vol steenen, scherven en
glas. Het zoontje van een myner ken
nissen heeft daar een diepe, bloedende
wonde aan den voet opgedaan, en
toen lilj den bewaarder daar over
sprak, haalde deze de schouders op
met de woorden „daar kan ik niets
aan doen". Dat geloof ik nu gaarne,
maar voor die f 50 kon de Hoer
Sprenger dan misschien ééns in de
maand eens laten baggeren, en bij-
plempen of wat anders tot verbetering
moet dienen.
Als onzen minder gefortuneerden
jongens nu gebeel een natuurbad ont
houden wordt als er schrik voor
't water in gaat komen, waar moet
het dan heen'? waar blijft dan de
hollandsche zindelijkheid, 'die toch op
't lichaam zelve moet beginnen? Zoo
lang er uog geen Volksbadliuis is
opgericht ('k geloof trouwens dat dit
ook al in 't water gevallen is), geeft dan
/le jongens gelegenheid, met warm we
der zich eens te verfrisschen opeen
plaats waar dat voor klein en groot geoe
fend of niet, aangenaam en zonder ge
vaar zij. Misschien is een weinig hulp
voor ongeoefenden niet kwaad,wyl nie
mand het nut van goed te kunnen
zwemmen zal willen betwisten.
Uw Abonné
J. M.
Haarlem, 7 Juli 1897.
Pers Overzicht.
Dr. Ab. 'Kuyper contra Ch. Boissevain.
De heer Ab. Kuyper heeft een
schrijven gericht aan liet adres van
den lieer Charles Boissevain en wel
naar aanleiding van het artikel in het
Handelsblad van 24 Juni door den
hoofdredacteur van dat blad geschre
ven, en waarin de Nieuwe Kerk-liis-
torie van 1S87 werd opgerakeld.
De heer Kuyper begint met te ver
klaren dat zijn naam in dat artikel
in liet stembusdebat is gemengd op
eene wijze, die hij van zyn „zeer
waarden confrater" zooals hij den hr.
Boissevain in den aanhef noemt, niet
voor denkbaar had gehouden.
„Ik heb ditmaal een zeer ernstige
en persoonlijke grief tegen u." schrijft
dr. K.
„Niet daarover, dat een opwelling-
uit uw poëtisch gemoed u er toe ver
leidde, om in uw „sensorium mentis"
rny'n naam met dien \an Lucifer,d.L
van den Duivel, dooreen te vlechten.
Ik acht dit wel zcei onpoëtisch»
daar ware poëtische opwelling- alleen
naar het edele gryptzelfs journa-
listiseh acht ik zulks een persdelict.
Maar kon ik u laten lezen de brief
kaarten en brieven vol scheld- en
schimpwoorden, tot van de laagste en
gemeenste soort toe, die ik dezer da
gen uit den kring uwer politieke geest
verwanten over de post, ontving, dan
zoudt ge begrijpen, boe volkomen on
aandoenlijk ray uw Lucifer-combinatie
liet.
Maar heel anders staat het, waar
gij goed kondt vinden, tegen alle klare
door de noodige bewijsstukken histo
risch gerugsteunde waarheid in, mij
nogmaals in het publiek to beschul
digen van wederrechtelijke daden,
waardoor ik mij aan het gezag, aan
het recht, en aan anderer goed zou
vergrepen hebben."
In het Hbld. van 24 Juni herinnert
Boissevain tot tweemaal toe aan het
gebeurde in 1887, en komt daarop
twee dagen later nog eens terug, be
werende, dat in die zaak zeer afkeu
renswaardig door dr. Kuyper is ge
handeld.
„Dit na laat ik my niet langer zeg
gen, noch aanleunen," schrijft de
heer K.
„Ik toch kom van u als eerlijk man
vorderen, dat gij thans, zonder ver
der verwijl, „uwe beschuldigingen
„tegen mij in zulk een vorm zult for-
„muleerën, dat ik het oordeel van den
„rechter er over kan inroepen."
Is het dat uw poëtische natuur u
belet, zelf dien strakken en nuchterea
vorm voor uwe beschuldiging te vin
den, roep dan juridische hulp in.
Of zal ik liet u nog gemakkelijker
maken, zie hier dan een slechts nader
in te vullen model.
Schrijf publiek in uw blad
„Ik, Charles Boissevain, Hoofdre
dacteur van liet Handelsblad, wo-
„nende te Amsterdam, beschuldig
„hiermede openlijk dr. A. Kuyper»
„mede aldaar woonachtig, dat hij in
„het jaar zoo en zooveel, op dien en,
„dien dag, door sluwheid en met ge-
weid, is binnengedrongen in het hoofd-
„gebouw of in de nevengebouwen van
„de Nieuwe Kerk, staande aan don
„Damvoorts dat li ij in de kostery"
„en kerkeraadskarair last heeft gege-
„ven tot het plegen van wederrech
telijke handelingen, als daar zijn
„deuren te hebben laten uitzagen»
„sloten te hebben doen openbreken en
„versperringen tc hebben doen plaat
sen; daarna dat hij in diezelfde kos
terij wachten heeft geplaatst, om aau
„de wettige bestuurders of wie van
„hunnentwege zich- aanmeldden, den
„toegang tot die gebouwen te beletten;
„en eindelijk dat hij gelden heeft ge-
„ind of doen innen, waarvan de inoïhg
„alleen aan de wettige bestuurders
„toekwam, kortom ik beschuldig hem
„zich gedragen te hebben gelijk alleen
„oen wettig bewindvoerder ot beheer-
„der zich zou mogen doen; en al zulks
„zonder eenig geldig recht of be
voegdheid te bezitten, om bij eene
„der genoemde handelingen als wettig
„bewindvoerder of lastgever temogen
„optreden."
Nadat de heer Kuyper or op wijst,
dat hij den heer B. tijd gevende, van
dezen bescheid wenscht te ontvangen,,
dat deze voor 1 October aanzijn vol
strekt billijken eisch zal voldoen, ein
digt hij aldus
„Een kattijvig soudenier mocht, u
„oudtijds lomp een stomp met zijn
„roer in den nek geven en voorts vau
„u loopen; de ridder waagde steeds
„eigen borst aan den onder eercsaluut
„gekruisten degen van den man dien
„ny aanviel.
„Wees gij die ridder, ook tégen
over mij.
„In afwachting blijf ik met kame-
„raadschappelyken groet cn onder
„betuiging mijner hoogachting
Uw vriend en confrère,
KUYPER
Amsterdam.2 Juli 1897,
Het zelfde nummer van het Hbld.
bevat ook het antwoord van den heer
Boissevain aan den „waarden tegen
stander en vriend".
Op het verwijt van dr. K. dat de
heer B. hem met Lucifer vergelijkt
antwoordt deze:
Niet met -den duivel" vergeleek ik
u, waarde collega, maar met. de schep
ping van een dichterlijk gëm'è, met
Lucifer, „den zoon van den mórgen"
den held van Milton's Paradise lost,
voor welken verdwaalden groóteu
geest de machtige dichter dér Puri
teinen bij mij steeds meer sympathie
dan arm, geloof ik alles", verklaarde de inspecteur
„maar gy hebt toch recht gehandeldik geef ook de
voorkeur aan positieve zekerheid."
„Waai- zullen wij den misdadiger vinden?" vroeg
Erna.
„Wij kunnen de ontdekking aan de enmmcelerecht
bank te G. mededeelen en haar hulp inroepenik vind
het echter beter, dat wij in het geheim zoeken," meende
de inspecteur.
„Denkt gij hem te vinden
„Zoo gij my vrij spel laat, geachte mevrouw, sta ik
er borg voor."
„ïk vertrouw u. Slechts éen zaak behoud ik mij voor;
■waar gij ook heen reist, ik vergezel u."
„Daar heb ik niets tegen," antwoordde Wecker cn
inziende, dat. iedere tegenkanting vergeef sch zijn zou,
willigde hij in.
Dank zij de rijke geldmiddelen, die Erna ter beschikking
stellen kón, en' de wenken en draden, die de inspecteur
in handen had. was liet spoor van den misdadiger spoe
dig gevonden. Mevrouw Von Rebfeld en Sch warz reis
den eerst naar Weenen. waar hij zooals zij verna
men. nog steeds op grooten voet geleefd had doch men
hield zyne financiën reeds lang uitgeput.
Menkon vast aannemen, dat hy op dien namiddag
met. den sneltrein uit Weenen vertrokken was11a wei-
oua gewisseld, waarmee ny zien naar x-aiys
De vervolgers reisden hem na; Scjiwarz stolde zich
met de Parysche politie in verbinding en men vond 't
spoor van den gezochte, hij zelf was echter voor enkele
dagen vertrokken. In 't hotel waar hij woonde, had hij
gezegd, dat hy naar Brussel ging en kon men uit alles,
wat hy verteld had afleiden, dat hij ook Ostende be
zocht
De vrcemdelmgcnlyst der badplaats wees ook zyn
naam en woonplaatsreeds eenon heeleu dag volgden
hem Erna en Schwarz, die de politie van de zaak in
kennis had gesteld. Op eenigen afstand werden ze 1111
steeds als een schaduw begeleid door een paar gendar
men in burgerkleediug, om een geschikte gelegenheid
te vinden, don misdadiger te arresteeren.
Deze had zich in de grot zoo gepast geboden zooals
zij niet beter hadden kunnen verwachten.
VQI.
De gerechtszitting te G. was begonnen, de dag
was aangebroken, waarop dc cause célèbre van don aan
den heer Von Rebfeld gepleegden moord zou publiek
behandeld worden.
Reeds lang voor 't begin der zitting was het ge
rechtsgebouw van eono dichte mensehenmassa om
ringd, niet alleen bestaande uit de gewone burger
klas, maar waarbij men ook aanzienlijke hoeren eu
dames der voornaamste kringen opmerkte. Velen hadden
zich eene vaste plaats vooraf verzekerd, weer anderen
trachtten dooi- bemiddeling eene zitplaats te krygen, en
de meesten stonden ouder de stralen der brandende zon
te wachten, totdat de poorten, die toegang tot de ge
rechtszalen gaven geopend werden.
Binnen en buiten liet. gerechtsgebouw onderhield men
zich druk over de zaak. die zou behandeld worden.
Van uit M. en omstreken waren nieuwsgierigen in
groote scharen toegestroomd, die elkaar mededeelden wat
zij van Treuenfeld en diens levensloop wisten, aan
wiens schuld niemand twijfelde maar met wien men toch
innig medelijden had.
De groote deuren vau !t gerechtsgebouw werden ge
opend de- gelukkige bezitters van toegangskaarten
spoedden zich, om hun zitplaatsen te bereiken, waar
door echter (le groote menigte menschen, die buiten
stond zichtbaar uiet verminderdedeze onderhield zich
nu over de binnentredende jury eu gezworenen.
„Dat zyn de spoorwegambténaren, die op liet nood
sein bijkwamen," zoo heette het: „gindsche heer is de
geneesheer, die toevallig in den trein was; daar komt
't Rehfeldsche dienstpersoneel mot de oude kamenier
en 1111 rijdt mevrouw Von Rehfeld met hare moeder
voor," fluisterde men elkaar toe, toen een rijtuig in volle
vaart naderde; men was echter teleurgesteld, toen slechts
eeu oude dame uitstapte, die het bleëke vertoornde go-
laat ter neer gebogen hield en zich op den arm van
cenen bediende steunde.
„De moeder komt alleen; waar mag de dochter zijn?"
vroeg men alom. „Zij is immers do hoofdgetuige.
„Zy is geaiTesteerd, zij is mede aangeklaagd," ant
woordde inca van eene andere zyde.
„Neen, zy is gevlucht, zij wordt bij verstok ver
volgd," berichtten anderen. „Hare schuld is zoo goed als
bewezenmen neemt 't de justitie kwalijk, dat men ze
zoolang vrijliet,"
De familie Von Rehfeld heeft reeds stappengedaan
om op dc goederen beslag te leggen, daar men toch
onmogelijk de moordenaars daarover kon laten be
schikken.
By al deze dingen was een beetje waarheid. Etna's
raadselachtig verdwijnen had hare moeder roet de
bangste zorgeu vervuld en haar nog meer verdacht ge
maakt; vooral was het de oude Dorothea, die met luider
stem riepde jonge vrouw is, zich van schuld bewust,
gevlucht.
Het was ook waai-, dat er van de familie waren,, die
zich door liet testament van den overleden heer Von
Rehfeld benadeeld gevoelden, en zich bemoeid hadden,
onder deze gunstige omstandigheden het testament ver
nietigd te krijgennog was niets tegen Erna gedaan
daar zij niets misdreven had kon men ook geen grond
vinden, om haar aan te klagen.
Zij genoot nog de volle vrijheid, zij had liet recht,
om te reizen en zich op te houden," waar zij wilde
zij had niet noodig een mensch rekenschap van haar
doen. en laten te geven. Haar plotseling, geheim vertrek
mocht voor eene jonge weduwe niet passen, die onlangs
onder zulke droevige omstandigheden haren echtgenoot
verloren had, zy raoclit daardoor hare moeder beleedigd
en onverstandig legen haar zelf gehandeld hebben
verdacht en in zekere opzichten ook strafbaar werd zij
eerst, zoo zy niet bij de gerechtszitting, waar zij als-
getuige moest optreden, verscheen.
Wordt vervolgd.