met noot en begeleidende toelichting gezonden. Industriöelen. die door toevallige omstandigheden, buiten hare schuld, deze stukken niet mochten hebben ontvangen, wordt verzocht die aan te vragen aan het bureau der „Natio nale Tentoonstelling van Vrouwen- Arbeid" te 's-Gravenhage. De Secretares der Rubriek- Commissie voornoemd. MARIE JUNGIUS, Scheveningen. De vragenlijst behelst een onder zoek of men op de tentoonstelling wil exposeeren en, zoo ja, hoe. Do toelichting luidt aldus Dat aan de tentoonstelling een druk bezoek, vooral van personen uit de gegoede klassen, zal ten deel val len," is toch met zekerheid te ver wachten, niet alleen wegens den aard der tentoonstelling, maar ook wegens de plaats waar en den tijd wanneer zij gehouden wordt. !s-Gravenhage hecfti met Scheveningen, eeno bevol king van over de 190,000 zielen, en wordt in de zomermaanden door tien duizenden van elders bezocht. Die toevloed zal in het kroningsjaar 1898 zeker nog grooter zyn dan gewoon lijk. Eene tentoonstelling van vrou wenarbeid zal zeer zeker veler aan dacht trekken. Zij zal tevens door tal van personen bezocht worden, die niet gewoon zijn andere tentoonstel lingen te gaan zienen het moet ten zeerste in uw belang zijn, dat de voortbrengselen uwer nijverheid on der de oogen van dit eigenaardig, voor het moerendeel bemiddeld pu bliek gebracht worden. De commissie meent u de verzeke ring te kunnen geven, dat de ver- eeniging over voldoende middelen zal beschikken om hare verplichtingen te kunnen nakomen. Mochten die mid delen niet in voldoende mate worden verkregen door entreegelden, toeval lige baten, contributiën van leden en donateurs en vrijwillige bijdragen, dan zal door het bijeenbrengen van een waarborgfonds in de behoefte aan verdere middelen worden voorzien. Van het tentoongestelde zal een catalogus worden uitgegeven, opge maakt" naar de gegevens, te verstrek ken door de inzenders, op de gedrukte lijsten, in het reglement van inzen ding vermeld. Elk tentoongesteld voorwerp zal daarin worden vermeld, met den naam van de persoon, die het heeft ingezonden, vervaardigd of afgestaan. Óp de voorwerpen zelve zullen gelijkluidende kaarten worden aangebracht. Aan spoovweg- en stoombootmaat schappijen zal vermindering van vrachtprijzen worden aangevraagd. Diefstal. Een juwelier uit de winkelgalerij van het Kurhaus te Scheveningen is "Woensdag door een onbekende opge licht voor een waarde van f 300. Een net gekleed hoer kwam een ring uitzoeken voor zijn vrouw, die naar hij voorgaf, met hem in liet Kurhaus gelogeerd was. Yreezende dat de ringen, die hem werden ver toond niet zouden passen, zou hij zijn vrouw maar zeli even gaan ha len. Korten tijd daarna kwam hij te rug met de tijding, dat zijn vrouw niet weg kon en dat hij daarom den ring, die volgens zijn meening van pas zou zyn, maar mee nam. Toen de heer na een uur nog niet was teruggekeerd, werd de politie ge waarschuwd; maar de oplichter was natuurlyk op de hadplaats niet meer te vinden. Door don bliksem gedood. Woensdagmiddag woedde er een hevig onweder tussehen Huizen en Naarden. De landbouwer Brouwer die tussehen de buitenplaats van mevrouw Mijnssen en Draf na woont was op een weide bij Huizen aan het hooien. De bui ziende opkomen poogde jiij met den ledigen wagen snel naar huis te rijden. Hij ging in den wagen zitten met twee van neder leunen. Ze waren beiden door den bliksem gedood. De kinderen van den boer, die rug tegen rug bij hen zaten, bleven on gedeerd, op de voorbijgaande geraakt heid van liet been Van het eenen kind na. Een der arbeiders, een oppassend man, laat vrouw eu vijf kinderen achter. Ecu zeer treurig onheil, dat weer bewijst hoe vreemd de bliksem zich een weg baant. Van de beide ge- dooden toonden alleen het kakebeen van den eene en de schoen van den ander aan, waar dc bliksem getroffen had. Gesneuvelde miltairen. Meermalen (zegt de Prov. Gr. CL) is vroeger wel geklaagd, dat van rcgeeriiigswege niet of niet tijdig ge noog bericht werd gegeven omtrent het overlijden van kolouiale militairen of van schepelingen, speciaal van hen die men aanduidt met den naam van „minderen". In den laatsten tyd is daarin veel verbetering; gekomen. Het is ons bekend, dat althans van liet sneuvelen, ja zelfs van belangryke verwondingen in Indië per telegraaf kennis wordt gegeven aan den bur gemeester der woonplaats van de naastbestaanden, met verzoek daar van op omzichtige wijze aan dezen mededeeling te doen. Dezer dagen bleek ons, dat ook het departement van marine in dit opzicht niet ten achter blijft. Zoo werd in den loop dezer week aan een vrouwtje uit Groningen liet over lijden medegedeeld van haren als marinier le klasse gediend hebbenden echtgenoot. Niet alleen bevatte bet desbetreffend bericht opgaaf der plaats waar van den datum en het uur waarop het overlijden liad plaatsge had, maar tevens van de ziekte waar aan en de omstandigheden waar onder de man overleden was. Ja zelfs werd den burgemeester verzocht aan de weduwe tc doen mededeelen het volgende, ontléond aan een brief van clen consul-generaal der Neder landen te Genua: „Het einde voor den zieke was kalm en pijnloos, zijne oogen werden door eene vriendelijke hand gesloten, en heden morgen 15 Juli ging hij niet alleen naar zijn laatste rustplaats. Een negental ver pleegden van het Profcestantseh hos pitaal te Genua met de directrice en een Duitsch geestelijke, een jong Hollander en de consul-generaal zelf vormden den kleinen stoet, die, na een korten, maar indrukwekkenden dienst in de kapel, het graf bestrooide met bloemen en bladeren, alvorens afscheid te nemen." Waar zoo wordt gehandeld, kan der regeering toch moeilijk meer onver schilligheid ten aanzien van „minde ren" worden verweten. De zaak-Gebrs. Hoogerhuis. In het Nieuw Advertentieblad, Heerenveensehe courant, van 21 Juli jl., komt een uitvoerig schrijven voor van Allard Dykstra, te Beetgum, en van de drie personen, welke door Klaas Stienstra te Beetgum worden aangewezen als schuldig te zijn aan de inbraak onder Britsum, waarvoor de gebroeders Hoogerhuis zijn veroor deeld. Allard Dykstra houdt daarin zijn onsehuid vol en geeft tal van mededeelingen, waaruit de toeleg van Stienstra zou moeten blyken om „of fervaardigheid on solidariteit te be- toonen jegens partijgenooten en tevens 'n mooie gelegenheid om de justitie een hak te zetten." Deze had ook Stienstra's broer een jaar opgesloten. Dykstra doet nog eens eene ver klaring, die zijn alibi moet bewijzen en voegt als P. S. aan zijn brief de mededeeling toe, dat er opnieuw een aanklacht is ingediend bij den officier van justitie der rechtbank te Leeuwar den, op grond van art. 265 van het wetboek van strafrecht. Cholera Nostras. Te Langezwaag (Fr.) is een geval van cholera nostras voorgekomen met zijn kinderen en twee arbeiders. Een j doodelijken afloop. De ziekte had een derde arbeider deed het hek open. SQel verloop, Een schel licht en de heide paarden stortten neder. Do boer springt op den grond om ze op te helpen, wat hem gelukt, ze waren slechts even verdoofd. Toen roept een van de kinderen „vader mijn been zit vast." En naar den wagen snellende, vindt hij de Bij het bezoek der pelgrims op Loo barstte Woensdagmiddag een zwaar onweder los, waardoor een treffend ongeluk werd teweeggebracht. De bliksem was ingeslagen in het huis van Engel Boekhorst, een splin ternieuw huis in 1896 gebouwd. Drie getroffen, ze lagen na het inslaan voor dood op de deel, waar ze een oogen- blik te voren hadden staan kijken. Alle drie hadden zware brandwonden, maar een meisje, Antjo, 11 jaar, wa ren de kleeren van t lijf verbrand, de schoen van den linkervoet vlak weg verscheurd. Dit kind, geheel zwart op de borstvlakte en ver schroeid in gezicht en hals, zal er het leven wel bij laten. De dokter geeft geen hoop. De andere twee zijn denkelijk buiten gevaar. Dc bliksemstraal bracht aanvan kelijk maar een klein plekje van het halfrieten dak en nog een bos stroo aan het branden, maar aan blusschen was geen denken, vooral omdat er mensehen gered moesten worden. E. B. heeft nl. 12 kinderen, waarvan 9 thuis. De mensehen zijn arm en eer lijk. Verleden jaar moesten ze hun wrak, hoog oud huis laten afbreken en geld opnemen om het nieuwe te houwen. In een kwartier stond alles in lichtelaaie. Het weinge vee, waarover E. B. beschikt, een Öf twee varkens, bleef behouden, behalve een kip met 10 kuikens. De vrouw liep met haar zuigeling als radeloos rond. Het huis is laag geassureerd voor f 1200, maar de inboedel was niet verzekerd. Koloniën. PARAMARIBO, 28 Juni. Per Frederik Hendrik is te Para maribo gearriveerd dr. Adolf Ernst, professor in de natuurlijke historie aan de universiteit te Caracas en directeur der nationale boekerij aldaar, vergezeld van zijn zoon en belast door het bestuur der Venezolaansche re publiek met een onderzoek in de archieven van Demerary, Suriname en 's Gravenhage, naar bewijzen, wel ke bijdragen kunnen tot eene oplos sing der Venezolaansch-Britsche quaestie in voor Venezuela gunsti gen zin. In Demerary is hij verleden maand bezig geweest met het voldoen aan een deel zijner opdracht, alwaar hij met de grootste bereidwilligheid dooi' het bestuur geholpen en zelf kort voor zijn vertrek, door den waarne- menden gouverneur, vergezeld van den welbekenden Demerarischen to- pograaf Mc. Turk, naar de Esse- quebo geleid is ter bezichtiging van de ruines van het oud-Hollandsehe fort Kijk overal, en andere plaatsen van historisch belang. Het is jammer schrijft de West- Indiër, waaraan het bovenstaande ontleend is dat met de laatste mail naar Nederland vertrokken is dr. Benjamins, die hem, vooral door zijne uitgebreide historische kennis der koloniën in West-Indië, van bij zonder veel nut had kunnen zyn. De secretaresse van de commissie voor dc afdeeling "West-Indië van de in Nederland in 1898 ter gelegenheid van de inhuldiging van H. M. de Koningin te houden nationale tentoon stelling van vrouwenarbeid, jkvr. Anna de Savornin Lobman heeft namens •enoemde commissie de hulp ingeroe pen van den gouverneur, ten einde de commissie in haar pogingen zoo veel mogelijk te steunen. Ingevolge hiervan heeft de gou verneur een aantal dames verzocht zich voor dit doel beschikbaar te stellen deel nit te maken van eene commissie voor Suriname, aan wier hoofd op verzoek van den gouverneur zich zullen plaatsen mevr. de Mees ter als presidente, en mevr. de wed. A. T. Boss als vice-presidente. Protblad.) beide arbeiders met hangend hoofd1 kinderen werden door den bliksem1 De West-Indiër van 6 Juli meldt Alweder, nu ten derden male, is het bureau van den beheerder dei- koloniale vaartuigen geforceerd en uit de brandkast een aanzienlijke som ontvreemd. Het blad sehryft naar aanleiding daarvan„Het inbreken op dit bureau dagteekent niet van heden, maar is even oud als dat het departement jaren telt, met dit onderscheid even wel dat de dieven in vroegere jaren zich tevreden moesten stellen met het wegnemen van kleinigheden. „In die dagen werd het zeer juiste systeem gevolgd om het personeel van het departement ingevolge betaal- I lijsten, door den chef opgemaakt en ondertcekend, door eenambtenaar vanwege den kolonialen ontvanger en betaalmeester te doen uitbetalen. „Zoo bleef de chef der koloniale vaartuigen vrij van eene verantwoor delijkheid, die, uit den aard der zaak niet by hem dient te berusten, maai bij den kolonialen ontvanger en be taalmeester. „Sedert eenigen tijd is van dezen goeden maatregel afgeweken en ge schiedt de uitbetaling van het per soneel dor koloniale vaartuigen door of vanwege den beheerder. „Om zulks te kunnen doen, is het noodig dat de beheerder op zijn bu reau dikwijls aanzienlijke sommen gelds heeft, en het gevolg hiervan is dat telkens zeer welgeslaagde pogin gen gedaan worden om die gelden machtig te worden." Atjeli. Een der Indische correspondenten van de Tel. schrijft: Mogen wij de geruchten gelooven. dan ziet het er treurig uit met de verstandhouding onder onze troepen aanvoerders op Atjeh en schijnt aldaar groote naijver te heerschen onder de gouden kragen. Gekwetste ydellieid speelt een groo te rolvelen achten zich bekwamer, verdienstelijker dan hun ambtgenoot. Zoo bijv. gevoelt zich de chef van den staf, Beeger, ouder officier dan overste Van Heutz. die evenwel, door eene benoeming bij keuze tot majoor (1S90) thans liooger in de ranglyst staat, nog altoos gepasseerd en hij kan het v. Heutz niet vergeven, dat hy thans boven hem staat. Alles zou te Atjeh van een leien dakje gaan, zoo de Regeering er toe besluiten kon Van Heutz gouverneur te maken, maar liet Departement van Oorlog, dat Van Heutz's verdiensten op prijs stelt, is ook niet blind voor zijne gebreken, fouten die hem uit een militair oogpunt beschouwd onge schikt maken om die moeilijke betrek king te vervullen. De gouverneur Van Vliet die. omdat hij stil enterug- getrokken leeft, ook al niet in den smaak valt hij sommigen, schijnt zich die minder goede verstandhouding zijnor onder-hevelhebbers weinig aan te trekken, immers de hevelen werden toch opgevolgd! Maar is dan goede samenwerking niets waard? Dat afbreken is hij het Indische leger helaas, diep geworteld en het zijn vooral de kletstafels, welke veel kwaad stichten. De jongeren hebben hun held, de oudereu hunne aanhan gers. Gelukkig hebben we een leger commandant, die met ijzeren vuist de krijgstucht handhaaft en daarin de „béte noire" is. De jongste exursie te Atjeh, welke ons weer tal van menschenoffers gekost heeft (37 man, waaronder 2 kapiteins en vele luite nants) heeft, over 't algemeen, weinig belangstelling opgewekt. Men vond het succès veel te duur betaald! "Waarom niet de kust afgosloten en daardoor alle toevoer beletde eenige manier, om zonder veel vorliezenden Atjeher flink de duimschroeven aan te zotten! Nog altoos zoeken wij onze kracht in die ongelukkige, ongezonde Atjeh- vallei, terwijl noch de zee onze bond genoot kon zijn en moest wezen. Meer posten aan de kust en deze verbonden door middel eener goed geregelde scheepvaartregeling, ziedaar het stelsel, liever gezegd, het middel; om het verzet met" kracht den kop in te drukken. Waarlijk, liet gaat niet aan om de dubbeltjes voortdurend Neerland's zonen op te offeren. Op die wijze vechten wy over 50 jaren nog. Leiteren en Kunst. Bij de examens van de Ned. Toon kunstenaars-'Vereeniging zijn Donder dag van de 5 candidaten geslaagd: voor piano (lager onderwijs) Mej. D. E. Klem, te Gouda, en de heer C. J. Spruijt Jr., te Woerden. De volgende Nederlandsche artisten zijn te Brussel (afd. kunsten) dooi de jury der tentoonstelling bekroond: eerstemedailles de hh.: Bisschop, Willem Maris en Blommers; tweede medailles de hh.: Henkes, Haverman, Van der Maarel, "Van Soest en Bas- tert. (Vad.) De heer H. A. Meijroos te Arn hem heeft de betrekking van direc teur van Toonkunst nedergelegd. De nieuwe prima donna der Nederl. Opera. Men meldt ons uit Amsterdam Dc nieuwe zangeres Etta Madier dè Montjan, die door den heer O. van der Linden voor de Nederl. Opera geëngageerd is, heeft te Parys een goeden naam. Haar vader was or kestdirecteur der Groote Opera al daar. Zij werd in de theaterwereld opgevoed en deed haar dóbutteNew Orleans. De groote bladen roemen haar talent. De componist Massenet voorspelde haar een groote toekomst. Door voortreffelijke meesters opgeleid, bezit zij een glashelder, klankrijk ge luid en een boeiende voordracht. Toen dc lieer van der Linden, na haar ge hoord te hebben, met haar een con tract afsloot, wenschten de parysehe til eater agenten hem eenparig geluk. Met belangstelling wordt haar debat in de Nederl. Opera tegemoet gezien. Sport en Wedstrijden. Wielrijden. Engeland zal zicli te Glasgow dooi de volgende rijders doen vertegen woordigen Professionals-. C. J. Barden, J. W. Cliinn, J. Osborn. J. J. Gascoyne. E. E. Parbly, Platt Betts. Macferson, Harry Brown, J. W. Stocks, Tom Linton, A. A. Chase. Amateurs: J. M. W. Bourke, In gram, Metealf, Appleby, P. W. Brown, H. A. Harris, Trost, GouldPepper. Fawcett en Summersgill. Schotland zal worden vertegen woordigd door Protessio als J. Killacky, J. Sil ver. A. D. Macfarlane, R. A. Vogt, W. Alexander. J. R. Alexander, R. C. Crawford, J. M. Ewan. Amateurs R. Waddell, C. A.Esson. J. Jenery, W. A. Osborne, J. B'. Crosbie, D. Rae, D. B. Sterling, H. I. Crosbie, J. A. Hannah, A.W. Y.oung. Ierland door: Amateurs: W. Me redith, J. J. Cream, R. H. Poole,R. Reynolds, J. H. Gormley, L. R. Os wald, J. Barraghar, H. C. Thompson, JH. Taylor, W. L. Martin, J. Goss, J. Mansfield, W. J. Bannister. Wielrijden. Donderdagavond werden te Amster dam in het Wielrij ders-bondslokaal de leden van het aldaar op don 23en, 24en en 25en dezer te houden inter nationaal congres van wielrijtoeristen door het congres-bestuur feestelijk ontvangen. De heer G. A. Pos, uit Baarn, vice-voorzitter van den Neder- landschen Wielrijdersbond sprak de vreemdelingen toe. De president van de Touringclud de Franco, de heer Ballif, beantwoordde den welkomst groet des heeren Pos. Ook hield een vlaamsch sportbroedcr, de heer Colig- non, eene toespraakterwijl het oudste aanwezige lid van den Neder]andsclien Wielrijdersbond, de heer C. A. A. Dudolc de Wit, een dronk aan het bestuur van dien bond wijdde. De Véloce laat zicli uit Amerika seinen, dat Jaap Eden daarheen zal vertrekken met Rivierre en Steinde laatste is de "winner van den Bol d'Or, voor eenigen tijd te Parijs ver reden. GENIENGO NIEUWS. Koning Leopold. Koning Leopold der Belgen is van zijn reis door Noorwegen, Zweden en Denemarken teruggekeerd en heeft zicli onmiddellijk naar het kasteel Tervueren begeven. Opsporing verzocht. Opsporing en aanhouding wordt verzocht van en onmiddellijk bericht aan liet departement van justitie om trent twee personen die den 6en Juli j.l. binnen het arrondissement Char- leville departement des Ardennes (Frankrijk) een poging tot moord heb ben gepleegd op den ambtenaar dei- douane Marcoux. Volgens hunne opgave zijn zij ge naamd Frinz, Francois en Wilhelm. Hubert, beiden geboren te Maastricht, resp. den lOn Juni 1859 en den lOn April 1878. Hun signalement, na de misdaad, luidtFrinz, 1.75 meter lang, op het oog 30 jaren, is aan den rechterarm gewond door een kogel uit een re volver, en moet ter linkerzijde van zijn mond een blessure hebben. Wil helm, 1,65 meter lang. op het oog 20 jaar, heeft een diepe snode aan het rechterhand gewricht. '■Beide spreken Duitschdo oudste alleen verstaat en spreekt oen weinig Fransch. Zij zijn den 7 Juli over de Belgische grens ontvlucht naar Bean- raing en zijn van daar in den mor gen van 8 Juli per trein verder ge reisd. Een sensatie-proces. Indertijd - is melding gemaakt van een afschuwelijk en moord in Bulga rije, gepleegd door een officier art met medeplichtigheid van een com missaris van politie. Hun proces is voor het gerechts-' hof te Sofia aangevangen en daarom herinneren we nog eens aan dc feiten. De eerste van de beide hoofdbe- scliuldigden in deze zaak is kapitein Boïtcheff, vroeger aide de camp van de prinses van Bulgarije, de tweede, de heer Novelitch was hoofd der poli tie te Philippopoli. Beide worden beschuldigd, een cate-chantant-zangeres van Hongaar- sche afkomst zekere mejuffrouw Anna Simon in de rivier Maritza verdronken te hebben. Deze Anna Simon was de vriendin geweest van kapitein Boïtcheff gedurende vele ja- reu, doch de kapitein was daarna gehuwd. Anna Simon schikte zich hierin, doch alleen onder zekere voorwaar den. Deze voorwaarden werden niet ge houden en op zekeren dag kwam mej. Simon bij den kapitein om hem aan het verleden te herinneren. Boït- cholf vroeg uitsiel. Eenige dagen na haar bozoek on dervond mej. S. eenige verschijnselen van vergiftiging,) waarover zij zich evenwel niet ongerust maakte en die ook geen verdere gevolgen schijnen gehad te hebben. Zij hernieuwde haar bezoek bij Boïtcheff, die haar einde lijk wist over te halen zich naar Philippopoli te begeven, waar do hoofdcommissaris van politie, zijn vriend zooals hij zeide in haar onderhoud zou voorzien totdat hij zelf zou kunnen komen, hetgeen binnen kort gebeuren moest. Zonder argwaan vertrok Anna Si mon, doch om niet weder te keeren. .Bijna onmiddellijk na haar aan komst te Philippopoli was zij spoor loos verdwenen en alle nasporingen van de politie waren vergeefsch. Dit laatste was niet te verwonderen, daar het de hoofdman dei' politie zelf was, die het ongelukkige meisje had doen yerdwijnen. Boïtcheff had haar geschreven, dat zij zich op een bepaalden avond om negen uur op de brug van de Maritza moest bevinden, waar een rijtuig ge reed zou staan om haar naar zijne (Boïtcheff's) bezittingen in Roemelië te voeren. Inderdaad was het rijtuig er en daar naast wachtte een gendarme, Bogdan genaamd, die het portier- opende. Het rijtuig vertrok in galop en was binnen enkele minuten buiten de stad. Toen het stilstond, werd het por tier haastig opengerukt en 'wierpen twee mannen zich op het meisje. Zij hielden haar een zakdoek met chlo roform tegen het gelaat en toen zij tengevolge daarvan het bewustzijn verloren had, werd zij ontkleed, in een deken gewikkeld, die met stee- nen bezwaard was en vervolgens in de Maritza geworpen. De beide^ moorden aars waren Boït cheff en Novelitch, de commissaris van politie. De ontdekking der kleedingstukken van het slachtoffer in de woning van Novelitch en de verhalen van Bog dan, die te veel gepraat had, wekten de eerste vermoedens en tegenover deze bewijzen vond de commissaris het raadzaam alles te bekennen. Boïtcheff bekent wel aan zyn vriend te hebben opgedragen, juffr. Simon te doen verdwijnen, doch ontkent elke persoonlijke deelname aan het schelm stuk. Novelitch en Bogdan daarente gen houden vol, dat hij er bij was. In 't voorbijgaan heeft de commis saris van politie zich nog voor een anderen moord te verantwoorden, namelijk dien, welken hij pleegde op een armen drommel, die toevallig voorbijging, toen de moord op Anna Simon gepleegd werd en er dus ge tuige van was. Tegen alle drie beschuldigden vraagt de procureur-generaal de dood straf. Hij groette weer zeer beleefd, waarbij hij nog vol bewondering op het gelaat van Jeanne staarde, die on der dezen blik de lange wimpers liet dalen en op wier gelaat een hooge blos kwam. Toen begaf de officier zich weer naar zijn mannen, die, met het geweer aan den voet, zachtkens met el kaar spraken en hun aanvoerder niet uit het oog ver loren, De oude kapitein greep den arm van zijn nicht en trok haar in huis. Eer hij in de huiskamer trad, bleef hy staan en haalde diep adem. „Jeanne, mijn kind," zeide hy in hevige ontroering, maar met, een zachte stem„Frankrijk is verloren dat zyn .soldatenDe eersten der wereld De Pruisen waren spoedig tehuis op het landgoed, met welks bewoners zij na korten tijd in de beste ver standhouding stonden. Kapitein Hoffer had den luitenant en bevelhebber der manschappen een kwartier in het kasteel aangebo den, wat deze echter op hoffelijke wijze weigerde. Hij mocht zyne manschappen niet verlaten en op het fris- sche stroo in de schuur was het heel pleizierig te lig gen. Een schalksch lachje vloog over 't gelaat, van den jongen officier, toen hy er bijvoegde„Als u ons eenige dekens, stoelen en dergelijke dingen ter beschikking wilt stellen, zou dat inderdaad de aangenaamheid van het bivak tèn zeerste verhoo^en." „Zult u nog lang hier blyven. luitenant?" wendde hij zich tot den officier, uit welwillendheid gebruik makende van de Duitsche taal. De officier zag den ouden heer verrast aan. Hij had niet gedacht, dat deze Duitsch zon spreken. Te meer ver heugde hij zich er over, dat de oude man zoozeer ver anderd was, dat hij zich bediende van de taal zijner voorvaderen. "Want dat de kapitein van Duitsche ou ders afstamde had de officier terecht reeds opgemaakt uit zijn echt Duitsehen naam. „Wie kan het zeggen, meneer Hoffer," antwoordde hij vriendelijk. „De soldaat in den oorlog weet immers nooit,-waar hij morgen zijn hoofd zal neerleggen. Mis schien op het groene gras van het slagveld ter eeuwige rust." „Luitenant wilt u ons het genoegen doen van mid dag bij ons te komen eten vroeg de kapitein na een poos. „Ik dank n ten zeerste, meneer Hoffer," antwoordde de officier, aangenaam verrast door de oprechte, eerlijke wijze van handelen van den eigenaar van liet landgoed, waarop hy zyn kwartier had opgeslagen. „Ik weet echter inderdaad niet, of ik uw vriende lijke uitnoodiging kan aannemen, daar ik mijn man schappen eigenlijk niet mag verlaten. Intusschen kan ik me misschien een uurtje door mijn sergeant-majoor laten vervangen. Ik zal zien in elk geval mijn bes ten dank en myn groet aan mevrouw. Mag ik u ver zoeken, meneer, mijn kaartje aan mevrouw Hoffer te geven, daar ik nog niet het genoegen heb gehad per soonlijk met mevrouw kennis te maken Met deze woorden reikte hij den oud-militair een visitekaart over. De heer Hoffer wierp er een blik op en las„Axel, jonkheer Von Simmern, luitenant van het bataljon jagers." Hy boog beleefd en zeide: „Ik zal mevrouw Hoffer uw kaartje overhandigen, luitenant Ambtsplichten riepen den officier weg en de heer Hoffer begaf zich met Jeanne naar het slot terug. „Wat een soldaten! Wat een soldaten!" hoorde Jeanne haar oom verscheidene malen in zich zelf mom pelen. Mevrouw Hoffer en Josephine hadden zich tot nog toe niet veel bekommerd om de oorlogsgebeurtenissen. Nadat zy den eersten schrik over de Pruisische inkwar tiering te boven waren gekomen, en zagen dat de vijanden niet zoo erg waren als zij den naam hadden, wijdden ze zich geheel aan de verpleging van Victor, die zich reeds op den weg van beterschap bevond. Toen zijn vader hem vertelde van de beleefdheid van den Pruisischen officier sprong hij op. Hij kon den lof van zyn tegenstander met verdragen. Ernstig en vastberaden zag de oude kapitein zijn zoon in de oogen. „Ik denk," zeide hij met zyn diepe, zware stem, „dat ik verheven hen boven de verdenking mijn vader land niet boven alles lief te hebben, waarvoor ik in twintig veldslagen gestreden heb, waarvoor mijn bloed heeft gevloeid. Maar ik denk ook, dat men den tegen stander gerechtigheid moet laten wedervaren, dat was ten minste de vroegere goede zede, zooals de Fransche beleefdheid ze sinds eeuwen heeft gekend. En dan moet men van de vijanden leeren. en helaas, hot leger van Frankryk kan zeer zeer veel van de Duitsche vij anden leeren." „Vader „Genoeg. Laat ons over dit onderwerp niet verder spreken. Ik weet wat ik te doen heb. Ik heb luitenant Von Simmern van daag aan tafel genoodigd, ik wil, dat de Duitsche officier in mijn huis behandeld wordt met al de achting, die betamelijk is ten opzichte van zyn stand en zijn waardig gedrag tegenover ons. Je moogt je gelukkig achten, dat zulk een vijand ons huis heeft bezet. Een ander zou ons huis hebben doorzocht tot in de uiterste hoekjes, daarop zon hy u hebben gevonden en uw verder lot ware beslist geweest." Victor liet het hoofd zinkeu. In zijn hart kwam een bittere toorn op. Hij haatte dezen Pruisischen officier niet meer als den vijand van zijn vaderland, maar als een persoonlijken tegenstander. Hij voelde wel dat zijn vader in stilte een vergelijking maakte tussehen het Fransche en het Duitsche leger, tussehen hem, zyn zoon, en dien Pruisischen officier, en dat deze verge lijking was uitgevallen ten gunste van het Duitsche leger en van den Pruisischen officier. „Als u een Pruisischen officier in huis neemt," zeide hy na een poos, „dan zal hij mijn aanwezigheid spoe dig ontdekken." „Je zult hem, als hy je mocht zien, niet als soldaat ontmoeten, je bent mijn zoon, de rentmeester van mijn landgoed. Wij zullen je niet ven-aden, als jij maar 'je zelf niet verraadt." Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 2