met noot en begeleidende toelichting
gezonden.
Industriöelen. die door toevallige
omstandigheden, buiten hare schuld,
deze stukken niet mochten hebben
ontvangen, wordt verzocht die aan
te vragen aan het bureau der „Natio
nale Tentoonstelling van Vrouwen-
Arbeid" te 's-Gravenhage.
De Secretares der Rubriek-
Commissie voornoemd.
MARIE JUNGIUS,
Scheveningen.
De vragenlijst behelst een onder
zoek of men op de tentoonstelling
wil exposeeren en, zoo ja, hoe. Do
toelichting luidt aldus
Dat aan de tentoonstelling een
druk bezoek, vooral van personen uit
de gegoede klassen, zal ten deel val
len," is toch met zekerheid te ver
wachten, niet alleen wegens den aard
der tentoonstelling, maar ook wegens
de plaats waar en den tijd wanneer
zij gehouden wordt. !s-Gravenhage
hecfti met Scheveningen, eeno bevol
king van over de 190,000 zielen, en
wordt in de zomermaanden door tien
duizenden van elders bezocht. Die
toevloed zal in het kroningsjaar 1898
zeker nog grooter zyn dan gewoon
lijk. Eene tentoonstelling van vrou
wenarbeid zal zeer zeker veler aan
dacht trekken. Zij zal tevens door
tal van personen bezocht worden, die
niet gewoon zijn andere tentoonstel
lingen te gaan zienen het moet ten
zeerste in uw belang zijn, dat de
voortbrengselen uwer nijverheid on
der de oogen van dit eigenaardig,
voor het moerendeel bemiddeld pu
bliek gebracht worden.
De commissie meent u de verzeke
ring te kunnen geven, dat de ver-
eeniging over voldoende middelen zal
beschikken om hare verplichtingen te
kunnen nakomen. Mochten die mid
delen niet in voldoende mate worden
verkregen door entreegelden, toeval
lige baten, contributiën van leden en
donateurs en vrijwillige bijdragen, dan
zal door het bijeenbrengen van een
waarborgfonds in de behoefte aan
verdere middelen worden voorzien.
Van het tentoongestelde zal een
catalogus worden uitgegeven, opge
maakt" naar de gegevens, te verstrek
ken door de inzenders, op de gedrukte
lijsten, in het reglement van inzen
ding vermeld. Elk tentoongesteld
voorwerp zal daarin worden vermeld,
met den naam van de persoon, die
het heeft ingezonden, vervaardigd of
afgestaan. Óp de voorwerpen zelve
zullen gelijkluidende kaarten worden
aangebracht.
Aan spoovweg- en stoombootmaat
schappijen zal vermindering van
vrachtprijzen worden aangevraagd.
Diefstal.
Een juwelier uit de winkelgalerij
van het Kurhaus te Scheveningen is
"Woensdag door een onbekende opge
licht voor een waarde van f 300.
Een net gekleed hoer kwam een
ring uitzoeken voor zijn vrouw, die
naar hij voorgaf, met hem in liet
Kurhaus gelogeerd was. Yreezende
dat de ringen, die hem werden ver
toond niet zouden passen, zou hij
zijn vrouw maar zeli even gaan ha
len. Korten tijd daarna kwam hij te
rug met de tijding, dat zijn vrouw
niet weg kon en dat hij daarom den
ring, die volgens zijn meening van
pas zou zyn, maar mee nam.
Toen de heer na een uur nog niet
was teruggekeerd, werd de politie ge
waarschuwd; maar de oplichter was
natuurlyk op de hadplaats niet meer
te vinden.
Door don bliksem gedood.
Woensdagmiddag woedde er een
hevig onweder tussehen Huizen en
Naarden. De landbouwer Brouwer
die tussehen de buitenplaats van
mevrouw Mijnssen en Draf na woont
was op een weide bij Huizen aan
het hooien. De bui ziende opkomen
poogde jiij met den ledigen wagen
snel naar huis te rijden. Hij ging
in den wagen zitten met twee van
neder leunen. Ze waren beiden door
den bliksem gedood.
De kinderen van den boer, die rug
tegen rug bij hen zaten, bleven on
gedeerd, op de voorbijgaande geraakt
heid van liet been Van het eenen
kind na.
Een der arbeiders, een oppassend
man, laat vrouw eu vijf kinderen
achter.
Ecu zeer treurig onheil, dat weer
bewijst hoe vreemd de bliksem zich
een weg baant. Van de beide ge-
dooden toonden alleen het kakebeen
van den eene en de schoen van den
ander aan, waar dc bliksem getroffen
had.
Gesneuvelde miltairen.
Meermalen (zegt de Prov. Gr. CL)
is vroeger wel geklaagd, dat van
rcgeeriiigswege niet of niet tijdig ge
noog bericht werd gegeven omtrent
het overlijden van kolouiale militairen
of van schepelingen, speciaal van hen
die men aanduidt met den naam van
„minderen". In den laatsten tyd is
daarin veel verbetering; gekomen. Het
is ons bekend, dat althans van liet
sneuvelen, ja zelfs van belangryke
verwondingen in Indië per telegraaf
kennis wordt gegeven aan den bur
gemeester der woonplaats van de
naastbestaanden, met verzoek daar
van op omzichtige wijze aan dezen
mededeeling te doen.
Dezer dagen bleek ons, dat ook
het departement van marine in dit
opzicht niet ten achter blijft. Zoo
werd in den loop dezer week aan
een vrouwtje uit Groningen liet over
lijden medegedeeld van haren als
marinier le klasse gediend hebbenden
echtgenoot. Niet alleen bevatte bet
desbetreffend bericht opgaaf der plaats
waar van den datum en het uur
waarop het overlijden liad plaatsge
had, maar tevens van de ziekte waar
aan en de omstandigheden waar
onder de man overleden was. Ja
zelfs werd den burgemeester verzocht
aan de weduwe tc doen mededeelen
het volgende, ontléond aan een brief
van clen consul-generaal der Neder
landen te Genua: „Het einde voor
den zieke was kalm en pijnloos, zijne
oogen werden door eene vriendelijke
hand gesloten, en heden morgen 15
Juli ging hij niet alleen naar zijn
laatste rustplaats. Een negental ver
pleegden van het Profcestantseh hos
pitaal te Genua met de directrice en
een Duitsch geestelijke, een jong
Hollander en de consul-generaal zelf
vormden den kleinen stoet, die, na
een korten, maar indrukwekkenden
dienst in de kapel, het graf bestrooide
met bloemen en bladeren, alvorens
afscheid te nemen."
Waar zoo wordt gehandeld, kan der
regeering toch moeilijk meer onver
schilligheid ten aanzien van „minde
ren" worden verweten.
De zaak-Gebrs. Hoogerhuis.
In het Nieuw Advertentieblad,
Heerenveensehe courant, van 21 Juli
jl., komt een uitvoerig schrijven voor
van Allard Dykstra, te Beetgum, en
van de drie personen, welke door
Klaas Stienstra te Beetgum worden
aangewezen als schuldig te zijn aan
de inbraak onder Britsum, waarvoor
de gebroeders Hoogerhuis zijn veroor
deeld. Allard Dykstra houdt daarin
zijn onsehuid vol en geeft tal van
mededeelingen, waaruit de toeleg van
Stienstra zou moeten blyken om „of
fervaardigheid on solidariteit te be-
toonen jegens partijgenooten en tevens
'n mooie gelegenheid om de justitie
een hak te zetten." Deze had ook
Stienstra's broer een jaar opgesloten.
Dykstra doet nog eens eene ver
klaring, die zijn alibi moet bewijzen
en voegt als P. S. aan zijn brief de
mededeeling toe, dat er opnieuw een
aanklacht is ingediend bij den officier
van justitie der rechtbank te Leeuwar
den, op grond van art. 265 van het
wetboek van strafrecht.
Cholera Nostras.
Te Langezwaag (Fr.) is een geval
van cholera nostras voorgekomen met
zijn kinderen en twee arbeiders. Een j doodelijken afloop. De ziekte had een
derde arbeider deed het hek open. SQel verloop,
Een schel licht en de heide paarden
stortten neder. Do boer springt op
den grond om ze op te helpen, wat
hem gelukt, ze waren slechts even
verdoofd.
Toen roept een van de kinderen
„vader mijn been zit vast." En naar
den wagen snellende, vindt hij de
Bij het bezoek der pelgrims op Loo
barstte Woensdagmiddag een zwaar
onweder los, waardoor een treffend
ongeluk werd teweeggebracht.
De bliksem was ingeslagen in het
huis van Engel Boekhorst, een splin
ternieuw huis in 1896 gebouwd. Drie
getroffen, ze lagen na het inslaan voor
dood op de deel, waar ze een oogen-
blik te voren hadden staan kijken.
Alle drie hadden zware brandwonden,
maar een meisje, Antjo, 11 jaar, wa
ren de kleeren van t lijf verbrand,
de schoen van den linkervoet vlak
weg verscheurd. Dit kind, geheel
zwart op de borstvlakte en ver
schroeid in gezicht en hals, zal er
het leven wel bij laten. De dokter
geeft geen hoop. De andere twee zijn
denkelijk buiten gevaar.
Dc bliksemstraal bracht aanvan
kelijk maar een klein plekje van het
halfrieten dak en nog een bos stroo
aan het branden, maar aan blusschen
was geen denken, vooral omdat er
mensehen gered moesten worden. E.
B. heeft nl. 12 kinderen, waarvan 9
thuis. De mensehen zijn arm en eer
lijk. Verleden jaar moesten ze hun
wrak, hoog oud huis laten afbreken
en geld opnemen om het nieuwe te
houwen.
In een kwartier stond alles in
lichtelaaie. Het weinge vee, waarover
E. B. beschikt, een Öf twee varkens,
bleef behouden, behalve een kip met
10 kuikens. De vrouw liep met haar
zuigeling als radeloos rond.
Het huis is laag geassureerd voor
f 1200, maar de inboedel was niet
verzekerd.
Koloniën.
PARAMARIBO, 28 Juni.
Per Frederik Hendrik is te Para
maribo gearriveerd dr. Adolf Ernst,
professor in de natuurlijke historie
aan de universiteit te Caracas en
directeur der nationale boekerij aldaar,
vergezeld van zijn zoon en belast door
het bestuur der Venezolaansche re
publiek met een onderzoek in de
archieven van Demerary, Suriname
en 's Gravenhage, naar bewijzen, wel
ke bijdragen kunnen tot eene oplos
sing der Venezolaansch-Britsche
quaestie in voor Venezuela gunsti gen
zin.
In Demerary is hij verleden maand
bezig geweest met het voldoen aan
een deel zijner opdracht, alwaar hij
met de grootste bereidwilligheid dooi'
het bestuur geholpen en zelf kort
voor zijn vertrek, door den waarne-
menden gouverneur, vergezeld van
den welbekenden Demerarischen to-
pograaf Mc. Turk, naar de Esse-
quebo geleid is ter bezichtiging van
de ruines van het oud-Hollandsehe
fort Kijk overal, en andere plaatsen
van historisch belang.
Het is jammer schrijft de West-
Indiër, waaraan het bovenstaande
ontleend is dat met de laatste
mail naar Nederland vertrokken is
dr. Benjamins, die hem, vooral door
zijne uitgebreide historische kennis
der koloniën in West-Indië, van bij
zonder veel nut had kunnen zyn.
De secretaresse van de commissie
voor dc afdeeling "West-Indië van de
in Nederland in 1898 ter gelegenheid
van de inhuldiging van H. M. de
Koningin te houden nationale tentoon
stelling van vrouwenarbeid, jkvr. Anna
de Savornin Lobman heeft namens
•enoemde commissie de hulp ingeroe
pen van den gouverneur, ten einde
de commissie in haar pogingen zoo
veel mogelijk te steunen.
Ingevolge hiervan heeft de gou
verneur een aantal dames verzocht
zich voor dit doel beschikbaar te
stellen deel nit te maken van eene
commissie voor Suriname, aan wier
hoofd op verzoek van den gouverneur
zich zullen plaatsen mevr. de Mees
ter als presidente, en mevr. de wed.
A. T. Boss als vice-presidente.
Protblad.)
beide arbeiders met hangend hoofd1 kinderen werden door den bliksem1
De West-Indiër van 6 Juli meldt
Alweder, nu ten derden male, is
het bureau van den beheerder dei-
koloniale vaartuigen geforceerd en
uit de brandkast een aanzienlijke som
ontvreemd.
Het blad sehryft naar aanleiding
daarvan„Het inbreken op dit bureau
dagteekent niet van heden, maar is
even oud als dat het departement
jaren telt, met dit onderscheid even
wel dat de dieven in vroegere jaren
zich tevreden moesten stellen met het
wegnemen van kleinigheden.
„In die dagen werd het zeer juiste
systeem gevolgd om het personeel van
het departement ingevolge betaal-
I lijsten, door den chef opgemaakt en
ondertcekend, door eenambtenaar
vanwege den kolonialen ontvanger en
betaalmeester te doen uitbetalen.
„Zoo bleef de chef der koloniale
vaartuigen vrij van eene verantwoor
delijkheid, die, uit den aard der zaak
niet by hem dient te berusten, maai
bij den kolonialen ontvanger en be
taalmeester.
„Sedert eenigen tijd is van dezen
goeden maatregel afgeweken en ge
schiedt de uitbetaling van het per
soneel dor koloniale vaartuigen door
of vanwege den beheerder.
„Om zulks te kunnen doen, is het
noodig dat de beheerder op zijn bu
reau dikwijls aanzienlijke sommen
gelds heeft, en het gevolg hiervan is
dat telkens zeer welgeslaagde pogin
gen gedaan worden om die gelden
machtig te worden."
Atjeli.
Een der Indische correspondenten
van de Tel. schrijft:
Mogen wij de geruchten gelooven.
dan ziet het er treurig uit met de
verstandhouding onder onze troepen
aanvoerders op Atjeh en schijnt aldaar
groote naijver te heerschen onder de
gouden kragen.
Gekwetste ydellieid speelt een groo
te rolvelen achten zich bekwamer,
verdienstelijker dan hun ambtgenoot.
Zoo bijv. gevoelt zich de chef van den
staf, Beeger, ouder officier dan overste
Van Heutz. die evenwel, door eene
benoeming bij keuze tot majoor (1S90)
thans liooger in de ranglyst staat,
nog altoos gepasseerd en hij kan het
v. Heutz niet vergeven, dat hy thans
boven hem staat.
Alles zou te Atjeh van een leien
dakje gaan, zoo de Regeering er toe
besluiten kon Van Heutz gouverneur
te maken, maar liet Departement van
Oorlog, dat Van Heutz's verdiensten
op prijs stelt, is ook niet blind voor
zijne gebreken, fouten die hem uit
een militair oogpunt beschouwd onge
schikt maken om die moeilijke betrek
king te vervullen. De gouverneur
Van Vliet die. omdat hij stil enterug-
getrokken leeft, ook al niet in den
smaak valt hij sommigen, schijnt zich
die minder goede verstandhouding
zijnor onder-hevelhebbers weinig aan
te trekken, immers de hevelen werden
toch opgevolgd! Maar is dan goede
samenwerking niets waard?
Dat afbreken is hij het Indische
leger helaas, diep geworteld en het
zijn vooral de kletstafels, welke veel
kwaad stichten. De jongeren hebben
hun held, de oudereu hunne aanhan
gers. Gelukkig hebben we een leger
commandant, die met ijzeren vuist de
krijgstucht handhaaft en daarin de
„béte noire" is. De jongste exursie
te Atjeh, welke ons weer tal van
menschenoffers gekost heeft (37 man,
waaronder 2 kapiteins en vele luite
nants) heeft, over 't algemeen, weinig
belangstelling opgewekt. Men vond
het succès veel te duur betaald!
"Waarom niet de kust afgosloten en
daardoor alle toevoer beletde eenige
manier, om zonder veel vorliezenden
Atjeher flink de duimschroeven aan
te zotten!
Nog altoos zoeken wij onze kracht
in die ongelukkige, ongezonde Atjeh-
vallei, terwijl noch de zee onze bond
genoot kon zijn en moest wezen.
Meer posten aan de kust en deze
verbonden door middel eener goed
geregelde scheepvaartregeling, ziedaar
het stelsel, liever gezegd, het middel;
om het verzet met" kracht den kop in
te drukken. Waarlijk, liet gaat niet
aan om de dubbeltjes voortdurend
Neerland's zonen op te offeren. Op
die wijze vechten wy over 50 jaren nog.
Leiteren en Kunst.
Bij de examens van de Ned. Toon
kunstenaars-'Vereeniging zijn Donder
dag van de 5 candidaten geslaagd:
voor piano (lager onderwijs) Mej.
D. E. Klem, te Gouda, en de heer
C. J. Spruijt Jr., te Woerden.
De volgende Nederlandsche artisten
zijn te Brussel (afd. kunsten) dooi
de jury der tentoonstelling bekroond:
eerstemedailles de hh.: Bisschop,
Willem Maris en Blommers; tweede
medailles de hh.: Henkes, Haverman,
Van der Maarel, "Van Soest en Bas-
tert. (Vad.)
De heer H. A. Meijroos te Arn
hem heeft de betrekking van direc
teur van Toonkunst nedergelegd.
De nieuwe prima donna der
Nederl. Opera.
Men meldt ons uit Amsterdam
Dc nieuwe zangeres Etta Madier
dè Montjan, die door den heer O.
van der Linden voor de Nederl. Opera
geëngageerd is, heeft te Parys een
goeden naam. Haar vader was or
kestdirecteur der Groote Opera al
daar. Zij werd in de theaterwereld
opgevoed en deed haar dóbutteNew
Orleans. De groote bladen roemen
haar talent. De componist Massenet
voorspelde haar een groote toekomst.
Door voortreffelijke meesters opgeleid,
bezit zij een glashelder, klankrijk ge
luid en een boeiende voordracht. Toen
dc lieer van der Linden, na haar ge
hoord te hebben, met haar een con
tract afsloot, wenschten de parysehe
til eater agenten hem eenparig geluk.
Met belangstelling wordt haar debat
in de Nederl. Opera tegemoet gezien.
Sport en Wedstrijden.
Wielrijden.
Engeland zal zicli te Glasgow dooi
de volgende rijders doen vertegen
woordigen
Professionals-. C. J. Barden, J.
W. Cliinn, J. Osborn. J. J. Gascoyne.
E. E. Parbly, Platt Betts. Macferson,
Harry Brown, J. W. Stocks, Tom
Linton, A. A. Chase.
Amateurs: J. M. W. Bourke, In
gram, Metealf, Appleby, P. W. Brown,
H. A. Harris, Trost, GouldPepper.
Fawcett en Summersgill.
Schotland zal worden vertegen
woordigd door
Protessio als J. Killacky, J. Sil
ver. A. D. Macfarlane, R. A. Vogt,
W. Alexander. J. R. Alexander, R.
C. Crawford, J. M. Ewan.
Amateurs R. Waddell, C. A.Esson.
J. Jenery, W. A. Osborne, J. B'.
Crosbie, D. Rae, D. B. Sterling, H.
I. Crosbie, J. A. Hannah, A.W.
Y.oung.
Ierland door: Amateurs: W. Me
redith, J. J. Cream, R. H. Poole,R.
Reynolds, J. H. Gormley, L. R. Os
wald, J. Barraghar, H. C. Thompson,
JH. Taylor, W. L. Martin, J. Goss,
J. Mansfield, W. J. Bannister.
Wielrijden.
Donderdagavond werden te Amster
dam in het Wielrij ders-bondslokaal
de leden van het aldaar op don 23en,
24en en 25en dezer te houden inter
nationaal congres van wielrijtoeristen
door het congres-bestuur feestelijk
ontvangen. De heer G. A. Pos, uit
Baarn, vice-voorzitter van den Neder-
landschen Wielrijdersbond sprak de
vreemdelingen toe. De president van
de Touringclud de Franco, de heer
Ballif, beantwoordde den welkomst
groet des heeren Pos. Ook hield een
vlaamsch sportbroedcr, de heer Colig-
non, eene toespraakterwijl het oudste
aanwezige lid van den Neder]andsclien
Wielrijdersbond, de heer C. A. A.
Dudolc de Wit, een dronk aan het
bestuur van dien bond wijdde.
De Véloce laat zicli uit Amerika
seinen, dat Jaap Eden daarheen zal
vertrekken met Rivierre en Steinde
laatste is de "winner van den Bol
d'Or, voor eenigen tijd te Parijs ver
reden.
GENIENGO NIEUWS.
Koning Leopold.
Koning Leopold der Belgen is van
zijn reis door Noorwegen, Zweden en
Denemarken teruggekeerd en heeft
zicli onmiddellijk naar het kasteel
Tervueren begeven.
Opsporing verzocht.
Opsporing en aanhouding wordt
verzocht van en onmiddellijk bericht
aan liet departement van justitie om
trent twee personen die den 6en Juli
j.l. binnen het arrondissement Char-
leville departement des Ardennes
(Frankrijk) een poging tot moord heb
ben gepleegd op den ambtenaar dei-
douane Marcoux.
Volgens hunne opgave zijn zij ge
naamd Frinz, Francois en Wilhelm.
Hubert, beiden geboren te Maastricht,
resp. den lOn Juni 1859 en den lOn
April 1878.
Hun signalement, na de misdaad,
luidtFrinz, 1.75 meter lang, op het
oog 30 jaren, is aan den rechterarm
gewond door een kogel uit een re
volver, en moet ter linkerzijde van
zijn mond een blessure hebben. Wil
helm, 1,65 meter lang. op het oog 20
jaar, heeft een diepe snode aan het
rechterhand gewricht.
'■Beide spreken Duitschdo oudste
alleen verstaat en spreekt oen weinig
Fransch. Zij zijn den 7 Juli over de
Belgische grens ontvlucht naar Bean-
raing en zijn van daar in den mor
gen van 8 Juli per trein verder ge
reisd.
Een sensatie-proces.
Indertijd - is melding gemaakt van
een afschuwelijk en moord in Bulga
rije, gepleegd door een officier art
met medeplichtigheid van een com
missaris van politie.
Hun proces is voor het gerechts-'
hof te Sofia aangevangen en daarom
herinneren we nog eens aan dc feiten.
De eerste van de beide hoofdbe-
scliuldigden in deze zaak is kapitein
Boïtcheff, vroeger aide de camp van
de prinses van Bulgarije, de tweede,
de heer Novelitch was hoofd der poli
tie te Philippopoli.
Beide worden beschuldigd, een
cate-chantant-zangeres van Hongaar-
sche afkomst zekere mejuffrouw
Anna Simon in de rivier Maritza
verdronken te hebben. Deze Anna
Simon was de vriendin geweest van
kapitein Boïtcheff gedurende vele ja-
reu, doch de kapitein was daarna
gehuwd.
Anna Simon schikte zich hierin,
doch alleen onder zekere voorwaar
den.
Deze voorwaarden werden niet ge
houden en op zekeren dag kwam
mej. Simon bij den kapitein om hem
aan het verleden te herinneren. Boït-
cholf vroeg uitsiel.
Eenige dagen na haar bozoek on
dervond mej. S. eenige verschijnselen
van vergiftiging,) waarover zij zich
evenwel niet ongerust maakte en die
ook geen verdere gevolgen schijnen
gehad te hebben. Zij hernieuwde haar
bezoek bij Boïtcheff, die haar einde
lijk wist over te halen zich naar
Philippopoli te begeven, waar do
hoofdcommissaris van politie, zijn
vriend zooals hij zeide in haar
onderhoud zou voorzien totdat hij zelf
zou kunnen komen, hetgeen binnen
kort gebeuren moest.
Zonder argwaan vertrok Anna Si
mon, doch om niet weder te keeren.
.Bijna onmiddellijk na haar aan
komst te Philippopoli was zij spoor
loos verdwenen en alle nasporingen
van de politie waren vergeefsch. Dit
laatste was niet te verwonderen, daar
het de hoofdman dei' politie zelf was,
die het ongelukkige meisje had doen
yerdwijnen.
Boïtcheff had haar geschreven, dat
zij zich op een bepaalden avond om
negen uur op de brug van de Maritza
moest bevinden, waar een rijtuig ge
reed zou staan om haar naar zijne
(Boïtcheff's) bezittingen in Roemelië
te voeren.
Inderdaad was het rijtuig er en
daar naast wachtte een gendarme,
Bogdan genaamd, die het portier-
opende. Het rijtuig vertrok in galop
en was binnen enkele minuten buiten
de stad.
Toen het stilstond, werd het por
tier haastig opengerukt en 'wierpen
twee mannen zich op het meisje. Zij
hielden haar een zakdoek met chlo
roform tegen het gelaat en toen zij
tengevolge daarvan het bewustzijn
verloren had, werd zij ontkleed, in
een deken gewikkeld, die met stee-
nen bezwaard was en vervolgens in
de Maritza geworpen.
De beide^ moorden aars waren Boït
cheff en Novelitch, de commissaris
van politie.
De ontdekking der kleedingstukken
van het slachtoffer in de woning van
Novelitch en de verhalen van Bog
dan, die te veel gepraat had, wekten
de eerste vermoedens en tegenover
deze bewijzen vond de commissaris
het raadzaam alles te bekennen.
Boïtcheff bekent wel aan zyn vriend
te hebben opgedragen, juffr. Simon
te doen verdwijnen, doch ontkent elke
persoonlijke deelname aan het schelm
stuk. Novelitch en Bogdan daarente
gen houden vol, dat hij er bij was.
In 't voorbijgaan heeft de commis
saris van politie zich nog voor een
anderen moord te verantwoorden,
namelijk dien, welken hij pleegde op
een armen drommel, die toevallig
voorbijging, toen de moord op Anna
Simon gepleegd werd en er dus ge
tuige van was.
Tegen alle drie beschuldigden
vraagt de procureur-generaal de dood
straf.
Hij groette weer zeer beleefd, waarbij hij nog vol
bewondering op het gelaat van Jeanne staarde, die on
der dezen blik de lange wimpers liet dalen en op wier
gelaat een hooge blos kwam.
Toen begaf de officier zich weer naar zijn mannen,
die, met het geweer aan den voet, zachtkens met el
kaar spraken en hun aanvoerder niet uit het oog ver
loren,
De oude kapitein greep den arm van zijn nicht en
trok haar in huis. Eer hij in de huiskamer trad, bleef
hy staan en haalde diep adem.
„Jeanne, mijn kind," zeide hy in hevige ontroering,
maar met, een zachte stem„Frankrijk is verloren
dat zyn .soldatenDe eersten der wereld
De Pruisen waren spoedig tehuis op het landgoed,
met welks bewoners zij na korten tijd in de beste ver
standhouding stonden.
Kapitein Hoffer had den luitenant en bevelhebber
der manschappen een kwartier in het kasteel aangebo
den, wat deze echter op hoffelijke wijze weigerde. Hij
mocht zyne manschappen niet verlaten en op het fris-
sche stroo in de schuur was het heel pleizierig te lig
gen. Een schalksch lachje vloog over 't gelaat, van den
jongen officier, toen hy er bijvoegde„Als u ons eenige
dekens, stoelen en dergelijke dingen ter beschikking
wilt stellen, zou dat inderdaad de aangenaamheid van
het bivak tèn zeerste verhoo^en."
„Zult u nog lang hier blyven. luitenant?" wendde
hij zich tot den officier, uit welwillendheid gebruik
makende van de Duitsche taal.
De officier zag den ouden heer verrast aan. Hij had niet
gedacht, dat deze Duitsch zon spreken. Te meer ver
heugde hij zich er over, dat de oude man zoozeer ver
anderd was, dat hij zich bediende van de taal zijner
voorvaderen. "Want dat de kapitein van Duitsche ou
ders afstamde had de officier terecht reeds opgemaakt
uit zijn echt Duitsehen naam.
„Wie kan het zeggen, meneer Hoffer," antwoordde
hij vriendelijk. „De soldaat in den oorlog weet immers
nooit,-waar hij morgen zijn hoofd zal neerleggen. Mis
schien op het groene gras van het slagveld ter
eeuwige rust."
„Luitenant wilt u ons het genoegen doen van mid
dag bij ons te komen eten vroeg de kapitein na
een poos.
„Ik dank n ten zeerste, meneer Hoffer," antwoordde
de officier, aangenaam verrast door de oprechte, eerlijke
wijze van handelen van den eigenaar van liet landgoed,
waarop hy zyn kwartier had opgeslagen.
„Ik weet echter inderdaad niet, of ik uw vriende
lijke uitnoodiging kan aannemen, daar ik mijn man
schappen eigenlijk niet mag verlaten. Intusschen kan
ik me misschien een uurtje door mijn sergeant-majoor
laten vervangen. Ik zal zien in elk geval mijn bes
ten dank en myn groet aan mevrouw. Mag ik u ver
zoeken, meneer, mijn kaartje aan mevrouw Hoffer te
geven, daar ik nog niet het genoegen heb gehad per
soonlijk met mevrouw kennis te maken
Met deze woorden reikte hij den oud-militair een
visitekaart over. De heer Hoffer wierp er een blik op
en las„Axel, jonkheer Von Simmern, luitenant van
het bataljon jagers." Hy boog beleefd en zeide: „Ik
zal mevrouw Hoffer uw kaartje overhandigen, luitenant
Ambtsplichten riepen den officier weg en de heer
Hoffer begaf zich met Jeanne naar het slot terug.
„Wat een soldaten! Wat een soldaten!" hoorde
Jeanne haar oom verscheidene malen in zich zelf mom
pelen.
Mevrouw Hoffer en Josephine hadden zich tot nog
toe niet veel bekommerd om de oorlogsgebeurtenissen.
Nadat zy den eersten schrik over de Pruisische inkwar
tiering te boven waren gekomen, en zagen dat de vijanden
niet zoo erg waren als zij den naam hadden, wijdden
ze zich geheel aan de verpleging van Victor, die zich
reeds op den weg van beterschap bevond.
Toen zijn vader hem vertelde van de beleefdheid van
den Pruisischen officier sprong hij op. Hij kon den lof
van zyn tegenstander met verdragen.
Ernstig en vastberaden zag de oude kapitein zijn
zoon in de oogen.
„Ik denk," zeide hij met zyn diepe, zware stem,
„dat ik verheven hen boven de verdenking mijn vader
land niet boven alles lief te hebben, waarvoor ik in
twintig veldslagen gestreden heb, waarvoor mijn bloed
heeft gevloeid. Maar ik denk ook, dat men den tegen
stander gerechtigheid moet laten wedervaren, dat was
ten minste de vroegere goede zede, zooals de Fransche
beleefdheid ze sinds eeuwen heeft gekend. En dan moet
men van de vijanden leeren. en helaas, hot leger van
Frankryk kan zeer zeer veel van de Duitsche vij
anden leeren."
„Vader
„Genoeg. Laat ons over dit onderwerp niet verder
spreken. Ik weet wat ik te doen heb. Ik heb luitenant
Von Simmern van daag aan tafel genoodigd, ik wil,
dat de Duitsche officier in mijn huis behandeld wordt
met al de achting, die betamelijk is ten opzichte van
zyn stand en zijn waardig gedrag tegenover ons. Je
moogt je gelukkig achten, dat zulk een vijand ons huis
heeft bezet. Een ander zou ons huis hebben doorzocht
tot in de uiterste hoekjes, daarop zon hy u hebben
gevonden en uw verder lot ware beslist geweest."
Victor liet het hoofd zinkeu. In zijn hart kwam een
bittere toorn op. Hij haatte dezen Pruisischen officier
niet meer als den vijand van zijn vaderland, maar als
een persoonlijken tegenstander. Hij voelde wel dat zijn
vader in stilte een vergelijking maakte tussehen het
Fransche en het Duitsche leger, tussehen hem, zyn
zoon, en dien Pruisischen officier, en dat deze verge
lijking was uitgevallen ten gunste van het Duitsche
leger en van den Pruisischen officier.
„Als u een Pruisischen officier in huis neemt," zeide
hy na een poos, „dan zal hij mijn aanwezigheid spoe
dig ontdekken."
„Je zult hem, als hy je mocht zien, niet als soldaat
ontmoeten, je bent mijn zoon, de rentmeester van mijn
landgoed. Wij zullen je niet ven-aden, als jij maar 'je
zelf niet verraadt."
Wordt vervolgd.)