landers geneigd, in nijverheid en kunst meer op de schouders van 't voorge slacht te steunen, dan op onze eigen voeten te staan, ten einde te kunnen wijzen op het werk van onze eigeu handen. Toch is er in dit opzicht ver betering aau te wyzen. Ze ligt in de richting, die de nog veel te weinig gewaardeerde School voor Kunstnij verheid te Haarlem, uitgaat in de lyn, welke een zich steeds uitbreidend ambachtsonderwjjs bezig is te trek ken en voor leermeesters en leerlin gen aau zulke scholen vooral kan de tentoonstelling van oude nijverheid en kunst te Dordrecht meer zijn, dan een vluchtig bewonderen en voorbij gaan zij kan voor hen wezen een les van het verleden. En een degelijke lesVier en twin tig honderd bewijzen van de kunst vaardigheid onzer voorouders liggen hier ten toon gespreid. Er moet moeite, ontzaglijke moeite zyn gedaan om deze verzameling te vergaren, afkom stig uit heel Nederland van de meest verschillende personen. Hooge gees telijken van de R. K. Kerk, ond- katholieke gemeenten en Seminarie, kerkeraden van Protestautsche ge nootschappen, hebben te zamen mee gewerkt om de eerste afdeeling te doen bestaan uit een zeldzaam fraaie collectie van voorwerpen, betreffende de kerkelijke cerediensten. En daarbij sloten zich tal van particulieren aan. Zulk een resultaat zou niet te ver krijgen zyn geweest, wanneer zich de Commissie voor deze afdeeling niet van de hulp van plaatselijke comité's in verschillende steden van ons land liad verzekerd. In Haarlem waren het de heeren Jhr. Bepelaer van Spij- Jcenisse, Heshuijsen en E. A. von Sa- her, die deze taak welwillend op zich namen. Haarlems inzendingen zyn dan ook (het strekt genoemden heeren tot eer) zeer talrijk en van goed gehalte. Vooral een inzender (ot inzendster?) die zich bescheidenlek achter de letters N. N. verbergt, heeft vele merkwaar digheden afgestaan. Daar is ook do heer E. Voet Jr. met antieke zilver werken. de heer Bepelaer zelf met verschillende voorwerpen, Jhr. Mr. Bethaan Macaré en de heer J. C. Gerlingsonze gemeente-ontvanger. Daar is verderja, waar zou ik eindigen, wanneer ik zeis maar een flauw idee wou geven van wat door ingezetenen van Haarlem is ingezon den! Ik volsta dus met het noemen van enkele curiosa. Daaronder vinden we in afd. B. het makelaarsstokje van Thomas Robijn, gediend hebbende by de arrestatie van Corn, de Witt te Dordrecht, het eigendom van Douair. Prins van Westdorpe; een gouden bulle met majesteitszegel van Philips II, koning van Spanje, als koning van Sardinië, van den heer N. N.twee bronzen kanonnen met zeeschip en naamcijfer der West-Indische Comp. van Mr. Joh. Enschedéeen houten blazoen van het haarlemsche schippersgilde uit de 16e eeuw, van N. E.; een go belin vloerkleed van omstreeks 1700, van den lieer G. C. Kerens', een go belin behangsel, landschap met vogels, uit de 17de eeuw, van Dr. J. Pos- thuma, dat voor het sommetje van f 5000 te koop is en allerlei oud blauw porselein van verschillende inzenders. Merkwaardig is ook een roemer, ge bruikt door de afgevaardigden ter Unie van Utrecht, die daarop hunne namen, monogrammen en wapens heb ben gegraveerd, toebehoorende aan den den heer J. C. Enschedé; een gesne den topaas, buste van Julius Caesar, toegeschreven aan Michel Angelo van N. N.het metselaars-wambuis, dat Hugo de Groot droeg by zijn vlucht uit Locvestein van Douair. Prins van Westdorpe; een linnen hemd, gedragen door Ripperda van mevrouw Wed. Prof. Bierens de Haan en een medaillon met portret en koper van C. Speelman, gouverneur generaal van Nederl. Indië in 1680 en ingezonden door Jhr. H. M. Speel man. Maar voor ik met deze ietwat droge opsomming mijn lezers verveel, ga ik nog even een kijkje nemen vanOud- Dordt. Aan het ,scomptoir" kan men „toeganck" kringen voor 2 „stoivers". Uit den aard der zaak krijgt men, het Marktplein van Oud-Dordt betre dend, een herinnering aan Oud-Hol land. Er is tusschen de typen der huizen niet zoo groot vcrscnil. Zoo wel de gevels als de kleeding zullen in de zeventiende eeuw in Dordrecht wel ongeveer evenzoo zyn geweest als bijvoorbeeld te Amsterdam of: Hoorn. Het verschil tusschen Oud- Holland en Oud-Dordrecht is hoofd zakelijk dan ook een verschil van af meting, verklaarbaar omdat men des tijds te Amsterdam ook gevels van elders in liout en doek en stuc heeft opgetrokken, terwijl de ondernemers der Dordtsche expositie zich tot de mooie gebouwen uit hun eigen stad hebben bepaald. B\j het rondwandelen langs die ouder wetse!) ego veis,langs dat stille grachtje, gevoelt de bezoeker zichzelven als een reusachtig misverstand in deze omgeving. Het eenige wat hem troos ten kan, is dat hij hierin niet alleen is. Scherp steken tegen de omgeving af de huzaren, die er muziek maken in hunne allesbehalve zeventiende- eeuwsehe uniformen; de electriselie booglampen, die over het Marktplein zijn gehangen; het opschrift op het hokje van de eenzaam in de gracht rondzwemmende eend„Ravenswaay's Dortmunder 10 cents." Maar zoo nauw moet men de zaak niet nemen. Veel aangenamer is het, zich te verlustigen in de sierlijke lynen van het Stadhuis, van 't huis met den luifel, van het wynhuis (niet het minst hekeken) en van zoo veel Toen ik onlangs iemand vroeg, boe hij de tentoonstelling te Dordrecht gevonden had en hy daarop ten ant woord gaf: „in de Gracht van Oud- Holland zwom een zwaan, in die van Oud-Dordt zwemt een eend en zoo is nu ook de verhouding tusschen de beide tentoonstellingen, „toen kwam mij dat voor, een onbillijke beschouwing te zijn. Men moet de dingen op zich zelf beschouwen en niet altyd verge lijken met wat grooter is. Even on billijk als het is de nederlandsche opera te minachten, omdat die te Parijs zooveel mooier is, gaat het ook niet aan, de expositie te Dordrecht1 uit de hoogte te behandelen, omdat ze achterstaat by de amsterdamsche. De tentoonstelling te Dordrecht, wil ik'maar zeggen, is op zichzelve bezien wegens de afdeeling retros pectieve nyverheid en kunst zeer zeker een bezoek waard. Zy levert amusementen genoeg tot afwisseling. En meent ge, er alles van gezien te hebben, dan is een kykje van deze merkwaardige, oude stad zelf met hare talrijke oude gehouwen en haren van rykdom getuigenden aanleg, een on betwist genot. Te Hulst is door de rijkspolitie op last van den kantonrechter, een on derzoek ingesteld naar het volgende feit. Een der leden van het stembu reau moet bij gelegenheid van de al daar gehouden stemming voor leden van den raad op 13 Juli 11., zich ge durende eenigen tyd buiten het stem lokaal hebben bevonden, terwijl de stemming toch doorging. Het bezwaarschrift is j.l. Donder dag ingediend, door drie kiezers on derteekend. Een trouwpartij. Te Maastricht had Woensdag op het stadhuis eene huwelijksvoltrek king plaats, die honderden toe schouwers lokte. Bruid, bruidegom en tetuigen waren allen bekende straat-: guren en de meesten geen onbeken den der justitie. Het bruidspaar ver scheen in hun daagsch pakje, een der getuigen met een rooden earna- valshoed op liet hoofd en een tweede met hoogen hoed, puntboord en rood overhemd, zwarte jas en op klompen. Deze laatste droeg in de eene hand een ruiker viooltjes, iu de andere een flesch jenever, waarmee hij na voltrekking der plechtigheid voor het bordes van het stadhuis post vatte en aan alle bruilofsgasten een paar borrels aanbood. Allen waren in zoo vroolyke stemming, dat het trouwen in de kerk vergeten werd en men onder een algemeen hoera de stad doortrok om nog menig glaasje op de gezondheid van het bruidspaar te ledigen. Eenige uren daarna bevonden zich drie der bruiloftsgasten reeds in verzekerde bewaring. Zooiets is walgelyk! Leiteren en Kunst. Kunstenaars-examen. Examens der Ned. Toonkunstenaars Vereeniging van 29 Juli. Geëxami neerd 5 candidaton. Geslaagd voor: piano 0- o.) de dames: H. Pasteur, te 's GravenhageF. M. J. Schults en D. Nollen, beiden te Amsterdam. RECHTSZAKEN. Een fatje. Voor de rechtbank te Amsterdam stond Donderdag te recht: Pieter Johan de Haan, oud 18 jaar, stof feerder bij de firma Louman, te Bus- sum, beschuldigd van godurende de laatste twee maanden ten huize van verscheidene ingezetenen te Bussum verschillende voorwerpen te hebben gestolen; zooals handschoenen, bor stels, horloges, manchetten enz. Bekl. verklaarde, die voorwerpen te hebben gestolen om ze zelf te ge bruiken. De getuigen, die in de zaak waren opgeroepen, herkenden de voorwer pen als hun toebehoorende, maar wis ten niet te verklaren hoe en wanneer bekl., die iu hunne resp. woningen aan het werk is geweest, die dief stallen had gepleegd. De off. v. justitie, mr. Baart de la Faille, eischte voor bekl., die mis bruik heeft gemaakt van de positie waarin hy zich bevond, een gevan genisstraf van 6 maanden. De verdediger, mr. Land, vroeg wegens de jeugd van bekl. verlichting van straf. Moord. Voor de rechtbank te Roermond bad zich Dinsdag te verantwoorden Willem Zegers, oud 43 jaren, land bouwer, wonende te Gemert, thans aldaar gedetineerd, beklaagd van op of omstreeks 28 December 1896 te Broekant, gemeente Gemert, zijue echtgenoote Adriana van Berlo, op zettelijk met voorbedachten rade, verscheidene steken, stooten of sne den met een scherp voorwerp in haar onderljjf te hebben toegebracht, ten gevolge waarvan die vrouw kort'Jaar- op aan de bekomen wonden is over leden. Beklaagde ontkent pertinent zijne vrouw een steek of snede in het on derlijf te hebben toegebracht, wel erkent hij zijne vrouw te hebben ge schopt. Volgens de verklaringen van de getuigen heeft de zaak zich aldns toegedragen In den namiddag van 28 Decem ber 1896 was beklaagde met zijne vrouw en zijn zoontje in de schuur aan 't dorschcn. Toen dat afgeloopen was ging het zoontje naaf binnen, waarna de vrouw (volgens beklaag- des zeggen) hem zou aangesproken hebben over eene oude schuld, welke nog moest betaald worden. Beklaagde welke een woestaard was, werd )oen driftig en schopte zijne vrouw met een klomp tegen het onderlijf, waarna deze naar de stal liep en daar neer zeeg. Toen hoorden de kinderen hunne moeder roepen „hulp, hulp, ik sterf!" beklaagde zeide: houd u stil, houd u stil, alle man hoort het. „Een der kinderen wilde den dokter halen, maar beklaagde zeide„neen niet doen, liever laten sterven," waarop zij kort'daarna overleed. Nadat beklaagde aau zijne kinde ren, waarvan het oudste 12 jaar is, en die erg bang voor hem waren, gezegd had, dat zij niets moesten zeggen van hetgeen daar voorgeval len was, en na de vrouw een kussen onder het hoofd gelegd te hebbenen haar in dien toestand te hebben laten liggen, is hy naar de lykenuitklee- ders Cornelis van den Kerkhof, va der en zoon, gegaan, en dezen ver zocht, mede te gaan. Hy vertelde hun dat zijne vrouw van een hooischelf op eene daaronder staande snijbank was gevallen en oogenblikkelijk daarna was gestorven. In den stal aange komen zeide beklaagde: „daar ligt het". Deze twee getuigen, die geen droefheid aan hem konden bespeuren en daar beklaagde zich zoo wonder lijk gedroeg, doordat hy precies zoo als gewoonlijk zijn pijp aanstak en een stuk of vjjf borreltjes dronk, be gonnen dadelijk kwade gedachten te krijgen. Wyders verscheen als getuige G. C. Mens, brigade-commandant te Gemert, welke verklaarde dekleeren welke beklaagde in de kuip met wa ter gestoken had, te hebben iu beslag genomendat beklaagde als een on- mensch te Gemert bekend staatdat hy zijne vrouw dikwijls mishandelde, alsmede zijne kinderendat zijne vrouw zelfs eens by hem haren nood was komen klagen en aan getuige verzocht, beklaagde hier eens over te spreken. Achtereenvolgens verschenen de vier kinderen van beklaagde, welke niet onder oede mochten gehoord worden, welke echter eenparig ver klaarden, dat hunne moeder dikwyls van vader slaag kreeg, evenals *zy zeiven dat zy aikwyls honger leden dat zij niets anders dan droog brood te eten kregendat hy hunne moe der zelfs eens een nacht had buiten gesloten omdat er een dubbeltje weg was, en dat zy zeiven eens op een beugelbaan waren blijven slapen, om dat ze zoo bang waren voor hun vader. Het O. M., waargenomen door den Edel-Achtb. heer baron Speyart van Woerden, neemt hierop het volgende requisitoir, -waarvan wij het volgende vermelden Tijdens het eerste verhoor van be klaagde begon de klok van het Louisahuis te luiden en op de vraag van beklaagde waarvoor dat was, werd hem geantwoord, dat het met de zaak niets had te maken, en dat hij maar de waarheid moest zeggen. Toen begon beklaagde to weenen en zeiik zal liet. maar zeggen. Spreker leidde hieruit af dat door dat onschul dig klokkengelui de beklaagde was bewogen geworden, maar toen de rechter van instructie hem verzocht, mede te deelen hoe alles was gebeurd, herkreeg beklaagde zich weer en gaf ten antwoord, dat hij zich vergist had en dat het niet zijne bedoeling ge weest was om liet te zeggen, daar hij de snede niet had toegebracht, maar spreker leidde hieruit af dat beklaagde het niet over zyne lippen kon krijgen, op welke schandelijke, gemeene manier beklaagde met zijne vrouw was te werk gegaan. Beklaagde wil geen inlichtingen geven, maar spreker beroept zich op de bekentenis aan den wachtmeester en den Rechter-Commissaris, en dat het onaannemelijk is, dat een derde persoon de wonde aan de vrouw kan hebben toegebracht. Doch bekl. was slecht voor zijne vrouw en kinderen, het geen blijkt uit alle verklaringen, dat zij zelfs bij den burgemeester om ondersteuning heeft gevraagd, en toch was beklaagde niet arm. Hy bewoonde eene boerdery ter waarde van om streeks f4000, waarop hot grootste gedeelte was afbetaald en hij bezat een spaarbankboekje waarop circa f800 was ingelegd. Van moord is hier geen sprake zegt spreker, omdat men niet kan bewijzen, dat hij de wonde met een mes heeft toegebracht, maar legt ten laste van beklaagde, opzettelijk met voorbedachten rade mishandeling aan zyne vrouw toege bracht te hebben, en die mishande ling den dood tengevolge heeft gehad. Beklaagde dient welke maatschap pij te worden verbannen en spreker eiselit eene gevangenisstraf van 20 jaren met bevel tot gevangenhou ding. Ambtshalve was als verdediger aan beklaagde toegevoegd mr. F. J.Ver- schuere Junior, welke verklaarde dat, ware hy niet door de wet gedwon- ~en, hij uit vrije verkiezing voor leklaagde, die getoond had zoo'n verstokte deugniet te zyn, niet zou optreden. Pleiter betoogde in eene korte rede, dat het wettig bewys geenszins was geleverd, en dat het O. M. hierin geenszins geslaagd is, daar beklaagde ontkent dat hij zijne vrouw een steek met een mes heeft toegebracht. Ten pro- cesse staat vast dat de wonde, die zij heeft gekregen, is toegebracht met een scherp voorwerp, hetgeen door de deskundigen dr. Kuiper en dr. Haff- mans is bevestigd. PI. concludeerde derhalve tot vry- spraak met onmiddellijke invrijheid stelling. De rochtb. wees dit laatste af en bepaalde de uitspraak op 2 Augustus. Smaad. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft arrest gewezen tegen Hendrik J. S. oud 40 jaren, sluiswachter te Oude Statenzijl, gem. Beerta, die voor de rechtbank te Winschoten heeft terechtgestaan omdat hy, toen zijne vrouw den 22en Maart was overleden, een rouwbrief heeft ver zonden, inhoudende: „Door dr. A. W. Tresling te Nieuweschans onkun dige behandeling van een zieken borst in 1894, wat vrij zeker een vroegtij dige dood tengevolge bad „overleed beden na een langdurig, smartelijk doch geduldig lydcn, mijne I het arrestantenhok, waar het gevecht geliefde echtgenoote enz." doch door die rechtbank is vrijgesproken van smaadschrift. Het Hof heeft het vonnis vernietigd en beklaagde wegens smaadschrift veroordeeld tot eene geldboete van f25. vervangende hechtenisstraf van 25 dagen. GEMENGD NIEUWS ^YHollandsche visch in Engeland. In de Londensche wijk Whitecha- pel is een Israëlietische familie ver giftigt. door het gebruik van karper. Drie weken geleden had de vader een party visch gekocht, waaronder wat. Pruisische karper, die, naar men geloofde, uit Holland afkomstig was. Den dag na het gebruik werd de ge- heele familie zwaar ziek, hoewel, vol gens de Sun, naar het schijnt énkel de vader en de zoon van den [karper hadden gegeten. Na geneeskundige behandeling herstelden de zieken, slechts de vader en de zoon bleven lijdend. De eerste was op den weg der beterschap, maar met den zoon wilde het niet vlotten. De geneesheer verklaarde dat er iets niet in orde was aan de rechterzijde van de maag. maar voordat hy de ziekte met succes kon bestrijden, overleed de jonge man. Den vólgenden dag stierf ook de vader, maar niet direct ten gevolge van de vergiftiging. "Vol gens den geneesheer was de zoon overleden aan oen organische ziekte, ontstaan na het eten van visch, en de vader aan een oude kwaal. De dokter veronderstelt dat de visch die het onheil heeft aangericht, zelf ver giftigd was. Naar aanleiding van dit bericht schrijven de heeren Gebroeders Dil te Koog aan de Zaan, dat ten gevolge van dit voorval thans bij Engeïsche Israëlieten oen vooroordeel bestaat tegen Hollandsche zoetwatervisch, zoodat men veilig zeggen kan dat zij op het oogenblik in Engeland on verkoopbaar is, en zij vragen of het niet wenschelijk zou zyn, dat van regeeringswege een onderzoek worde ingesteld om uit te maken of de visch nit Duitscliland of Rusland is aange voerd of bedorven was, of bij het vangen door vergif bedwelmd. „Wenschelijk is het dat men niet traehte een onzer smakelijkste zoet- watervisschen een smet aan te wrij ven die onverdiend is, gelyk men eenige jaren geleden eveneens heeft beproefd te doen met de Zeeuwsche oesters. Deze zijn destijds van alle blaam gezuiverd door een grondig onderzoek", schrijven zij. Een rumoerige bruiloft. Te Parijs was Maandag een maga zijnbediende met een naaister ge trouwd. De bruiloft was zeer vroolijk, men dineerde in een restaurant der wijk, danste en dronk. De jonge vrouw bemerkte echter al spoedig dat haar man al te vrien delijk was tegenover een der bruids meisjes. Hy danste altijd met baai en liet zijne vrouw zitten. Deze maakte hare ouders opmerkzaam. De ouders maakten een opmerking tegen hunnen schoonzoon, die antwoordde: „Uw dochter zal er nog wat anders van beleven. Als zij mij verveelt, trek ik er eenvoudig van door en laat haar zitten." De genoodigden kwamen tusschen beiden en de vrede werd hersteld. Men danste weer en men dronk nog meer. Te middernacht, nam men een laatste rondje in een koffiehuis van de Avenue des Gobelinsmaar de jonge vrouw, wier kwade luim nog niet over was weigerde te klinken. Om haar te straffen, gaf de man haar een klinkenden oorveeg. Toen begon het lieve leven. De schoonvader sloeg op den schoonzoon, de vrienden van den schoonzoon op den schoon vader, de genoodigden van den schoon vader op den schoonzoon, enz. 't Was een algemeen gevecht, waar naar weldra een 600 toeschouwers stonden te zien onder uitbundig ge lach. De politie kwam er by, de vech- ters sloegen op de politie. Er waren talrijke agenten noodig om de ge- heele bruiloft naar liet politiebureel te brengen. Toen men uitleggingen vroeg over het gebeurde begonnen zij allen ge lijk te schreeuwen. Men sloot ze in opivcv.w T)d<fon. Slee1** 'en volgenden morgen, toou a^en manner waren ge worden, kon men ze los laten. Zy worden vervolgd voor openbare dron kenschap, slagen en wouden, opstand tegen de politie, enz. De jonge vrouw heeft geweigerd haren man te volgen en vraagt na. echtscheiding De woekeraar Kirkwood is Dins dag weer voor de parlementaire com missie tot onderzoek van het geld- leenen verschenen. Hij toonde zich nu bereid de commissie te gehoorza men: hij gaf dus toe, dat hij op het eind van 1890 aan iemand 25 pd. st. had geleend, en drie jaren later nog een bedrag, ongeveer 50 pd. st. Op een kleine som (1 pd. st. 5 sb.) na, waren die sommen terugbetaald, maar wegens inrest en boeten voor niet- tydige terugbetaling, daagde Kirk wood zijn slachtoffer voor de sora van 689 pd. en de rechter moest den gedaagde tot betaling van diesomen de kosten veroordeelen. Dit is een staaltje van Kirkwood's bedryf. On der de klanten van zijn bank want Kirkwood dreef zyn zaak als een bank, waarvan bij, zijn vrouw, zyn zoons de aandeelhouders waren is het bekend dat er drie zelfmoord hebben gepleegd. Het vermelde geval zal dus wel niets buitengewoons heb ben onder Kirkwoods' praktijken. Opmerkelyk was, dat Kirkwood voor de commissie zich als de ver trapte onschuld voordeed. Ik zal deze commissie aan liet Lagerhuis rappor teeren, zeide hij verontwaardigd, om dat de commissie te weten was ge komen wie de bewuste geldleener was geweest. En toen een "der leden hem vroeg of zijn vrouw en kinderen niet in zyn zaak betrokken waren, riep thij uit„Zeg van mij wat gij wilt. Maar mijn vrouw en kinderen zijn heilig. Blijf mot, uw handen van hen af." De actie, waarvan wij verslag hebben gedaan, had hij ingesteld om de slechtb faillissementswet aan de kaak te stellen, enz. Arrestatie van een wielrijder. Het Berliner Tageblatt meldt, dat op de wielerbaan te Friedenau de wielrijder Lothar Lehr, een jongere broeder van den bekenden kampioen rijder August Lehr. gearresteerd is. Het jonge mensch, dat als wielrijder op lange afstanden meer dan eens succes gehad heeft, heeft zich, o.a. in Keulen, aan oneerlijkheden schul dig gemaakt, zoodat hij van de wie lerbanen uitgesloten is. Te Friedenau werd hij betrapt, toen hij in do loge van den afstandsryder Fischer inbrak om zich diens machine toe te eigenen. Vandaar zijn arrestatie. Een slimme dief. Te Parijs ging eene vrouw naar den kelder, om wijn te halen en zag er tot hare verrassing een dief bezig. Zij sloot terstond de deur en meende den schelm reeds in den val te hebben, toen. deze haar toeriep. „Madame, zoo ge niet terstond open doet draai ik al de kranen open." Er waien drie of vier welgevulde vaten en de vrouw vond het raadzaam toe te geven. Zij ontsloot de deur, en de man rende zoo haastig weg, dat zij der politie slechts een zeer vage beschrijving van hem geven kon. Emigratie naar Zuid- Afrika. In no. 30 van de Consulaire Ver slagen en Berichten is de volgende mededeeling opgenomen van den Ne- deiiandschen consul-generaal te Pre toria (den lieer F. J. Domela Nieu- wenlmis): „Werd in mijn verslag over 1895 en de eerste vier maanden van 1896 (no. 50 der „Consulaire Verslagenen Berichten") gewezen op de goede toe komst, welke in de Zuid-Afrikaan- sche Republiek in vele beroepen be stond voor Nederlandsche emigranten, zoo zijn in den laatsten tijd de voor uitzichten hier te lande voor Neder landers, in het bijzonder voor werk lieden, eenigszins minder gunstig ge worden. „Dit moet aau verschillende oorza ken worden toegeschreven en wel in da eerste plaats aan het feit, dat of schoon de werkzaamheden aan de in aanbouw zijnde regeeringsgebouwen niet zijn gestaakt, de uitvoering van nieuwe gebouwen voor den Staat onderofficieren en manschappen dooreen. Alleen de schild wachten liepen langzaam heen en weer voor de in rotten gestelde geweren, het geweer in den aim, oplettend uit kijkende in den donkeren, neveligen herfstnacht. In spannende marschen hadden de troepen achter zich. 15e bloedige veldslagen bij Metz waren geleverd, de vyand teruggeworpen onder de kanonnen der vesting, waar hy in" bedwang werd gehouden door het leger van prins Fredcrik Karei van Pruisen. De beide andere legercorpsen, onder de kroonprinsen van Pruisen en van Saksen, zetten den marscli naar Chalons voort. Daar kwam plotseling het bevel, van richting te veranderen in plaats van naar liet Westen, ging liet nu in vluggen loop naar het Noorden, men naderde steeds raeor de Maas en de Belgische grenzen, en menig soldaat vroeg zich verwonderd af, waarom men uen marscli op Parys niet vervolgde. Maar het vertrouwen in de opperste leiding van 't leger was te sterk, dan dat men getwijfeld zon hebben aan de juistheid der bevolen maatregelen. In de laatste da gen waren ook weer bepaalde tijdingen gekomen van den vyandmen had het leger van maarschalk Mac Malion voor zich, en ieder in het Duitscbe leger had er een voorgevoel van, dat een groote beslissing voor dc deur stond. Afmattende, geforceerde marschen waren daarna Sevolgd en op den avond van den 31 Augustus leger en dc DuitscJie troepen zich op de hoogten ten zuiden van de Maas aan dc Belgische grens en tegenover de vesting Sedan. Hot bataljon jagers, waarbij Axel von Simmera stond, was toegevoegd aan ae voorhoede van zyn korps. Dien dag echter behoefde liet geen voorposten uit te zetten: een bataljon infanterie bad het afgelost, zoodat de ja gers gerust konden gaan slapen. Zy sliepen dan ook den vasten slaap der algeheele uitputting. Maar in een schuur, ingericht tot bivouak, was echter nog een officier wakker"hy wierp van tijd tot tijd een stuk hout, wat dorre takken in het vuur en keek dan peinzend in de flikkerende vlammen. Naast en om hem sliepen andere officieren en manschappen. By toeval stiet de wakende een der eersten met een stuk hout tegen den schouder, zoodat hij wakker werd en rond ging loopenhy zag er met zijn slaaprok en muts allesbe halve krijgshaftig uit. „Vergeef me, Hartmann," zeide op een toon van ver ontschuldiging de officier, die niet geslapen had. „Ga weer liggen. Tot morgenochtend hebben we nog eenige uren tyd." De in zyn slaap gestoorde jonge officier wreef zich in de oogen. „Ik ben uitgeslapen, meneer von Simmern," antwoord de liij. „De drommel, wat is het koud! God zij dank, dat het vuur nog zoo brandt, dan kan men zich ten minste nog eens ordentelyk wannen 1" Hy gin» dichter by het vuur staan. „Maai1 hebt u niet geslapen, meneer von Simmern vroeg Hartmann, de vroegere sergeant-majoor, die thans tot officier was bevorderd. „Neen," antwoordde Axel, „ik kan niet slapen." „Neemt u mij niet kwalyk, beste vriend. Maar na een marsch van tien uur niet te kuunen slapen, klinkt wel een beetje ongeloofwaardig. Maar de hemel weet het, beste von Simmera, sedert eenige tijd bent u een heel ander mensch geworden. Zet u toch die historie met dat meisje uit het hoofd „Ais ik maar wist, of zij no» leefde!" zei Axel met zachte stem, meer tot zich zelf dan tot den ander. „We willen liet hopen de wond was volstrekt niet zoo gevaarlyk een schot in den linkerschouder. Von Simmern, beste vriend, heeft de mooie Frangaise met de donkere oogen u dan zoozeer betooverd?" Axel hoog het hoofd en keek droomerig in de vlammen. „Weet je wel, Hartmann," zei hij na een poosje, „dat ik soms heel bang ben gek te worden „Maar, mijn vriend...." „Ja, je bent myn vriend geworden, beste Hartmann. Dié vreeselyke nacht, de laatste, welke wij op Cha teau Pernette doorbrachten, beeft ons voor altyd, voor ons geheele leven aan elkaar verbonden. Daarom wil ik je ook myn vertrouwen schonken je zult alles weten." „Ik weet, dat u juffrouw Jeanne liefhadt...." „Maar niet, dat ze my weer beminde, dat zij zich voor de franc-tircurs wierp om my te redden, dat zy dat schot opving, dat my gold, het schot van den el lendeling; dat haar neef; de zoon van den ouden kapi tein Hoffer, uit jaloezie op my den nachtelijken overval op het huis zijner ouders ondernam." „Kapitein Hoffer had de hand in het spel „Neen, hy niet. Zijn zoon alleen. Hij wilde mij doo- den, wyl hy had bemerkt, dat Jeanne my liefhad, Misschien was hy het zelf, die Jeanne neerschoot, uit jaloezie, uit wraakzucht, eu dan heb ik er schuld aan, dat Jeanne stierf..." „Maar zij kan genezen. Of hebt u bericht?" „Neon, geen bericht. Zooals je weet, moesten wij den morgen van den overval terstond afmarcheeren. Jeanne lag toen nog in een diepe bewusteloosheid, een hevige koorts deed al haar leden trillen, ik heb sinds niets meer van baar gehóórd.'* „Maak u er geen al te zwaar hart over, beste vriend. De oorlog kan niet lang meer duren. Als wij het leger van Mac Mahon evenzoo hebben ingesloten, als daar ginds dat van Bazaine, dan gaat het direct op Parijs los en Moltke en Bismarck schryven den Keizer der Franschen den vrede voor. Dan vindt ge ook gelegen heid eens te vernemen naar het lot van mejuffrouw Jeanne." „Als ik dan nog leef!" „Ei, kreigt men al zulke sombere gedachtenDat is niet goed voor een krygsmanU zult loven en juffrouw Jeanne ook, en wie weet, of u nog geen gelukkig paartje wordt." Axel lachte treurig. „Ik dank u voor uw vriendelijken troost, beste Hart mann. Ja, je hebt ook gelijk. Waarom zou ik mij aan die treurige gedachten overgeven. Dat is nu eenmaal de oorlog, zeide kapitein Holler." „Goed zoo! Niet den moed verloren geven. Ik zal onze jongens eens wakker maken, dat ze ons een kop heete koffie zetten." {Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 2