landers geneigd, in nijverheid en kunst
meer op de schouders van 't voorge
slacht te steunen, dan op onze eigen
voeten te staan, ten einde te kunnen
wijzen op het werk van onze eigeu
handen. Toch is er in dit opzicht ver
betering aau te wyzen. Ze ligt in de
richting, die de nog veel te weinig
gewaardeerde School voor Kunstnij
verheid te Haarlem, uitgaat in de
lyn, welke een zich steeds uitbreidend
ambachtsonderwjjs bezig is te trek
ken en voor leermeesters en leerlin
gen aau zulke scholen vooral kan de
tentoonstelling van oude nijverheid en
kunst te Dordrecht meer zijn, dan
een vluchtig bewonderen en voorbij
gaan zij kan voor hen wezen een
les van het verleden.
En een degelijke lesVier en twin
tig honderd bewijzen van de kunst
vaardigheid onzer voorouders liggen
hier ten toon gespreid. Er moet moeite,
ontzaglijke moeite zyn gedaan om
deze verzameling te vergaren, afkom
stig uit heel Nederland van de meest
verschillende personen. Hooge gees
telijken van de R. K. Kerk, ond-
katholieke gemeenten en Seminarie,
kerkeraden van Protestautsche ge
nootschappen, hebben te zamen mee
gewerkt om de eerste afdeeling te
doen bestaan uit een zeldzaam fraaie
collectie van voorwerpen, betreffende
de kerkelijke cerediensten. En daarbij
sloten zich tal van particulieren aan.
Zulk een resultaat zou niet te ver
krijgen zyn geweest, wanneer zich de
Commissie voor deze afdeeling niet
van de hulp van plaatselijke comité's
in verschillende steden van ons land
liad verzekerd. In Haarlem waren het
de heeren Jhr. Bepelaer van Spij-
Jcenisse, Heshuijsen en E. A. von Sa-
her, die deze taak welwillend op zich
namen.
Haarlems inzendingen zyn dan ook
(het strekt genoemden heeren tot eer)
zeer talrijk en van goed gehalte.
Vooral een inzender (ot inzendster?)
die zich bescheidenlek achter de letters
N. N. verbergt, heeft vele merkwaar
digheden afgestaan. Daar is ook do
heer E. Voet Jr. met antieke zilver
werken. de heer Bepelaer zelf met
verschillende voorwerpen, Jhr. Mr.
Bethaan Macaré en de heer J. C.
Gerlingsonze gemeente-ontvanger.
Daar is verderja, waar zou ik
eindigen, wanneer ik zeis maar een
flauw idee wou geven van wat door
ingezetenen van Haarlem is ingezon
den! Ik volsta dus met het noemen
van enkele curiosa.
Daaronder vinden we in afd. B. het
makelaarsstokje van Thomas Robijn,
gediend hebbende by de arrestatie
van Corn, de Witt te Dordrecht, het
eigendom van Douair. Prins van
Westdorpe; een gouden bulle met
majesteitszegel van Philips II, koning
van Spanje, als koning van Sardinië,
van den heer N. N.twee bronzen
kanonnen met zeeschip en naamcijfer
der West-Indische Comp. van Mr.
Joh. Enschedéeen houten blazoen
van het haarlemsche schippersgilde
uit de 16e eeuw, van N. E.; een go
belin vloerkleed van omstreeks 1700,
van den lieer G. C. Kerens', een go
belin behangsel, landschap met vogels,
uit de 17de eeuw, van Dr. J. Pos-
thuma, dat voor het sommetje van
f 5000 te koop is en allerlei oud blauw
porselein van verschillende inzenders.
Merkwaardig is ook een roemer, ge
bruikt door de afgevaardigden ter
Unie van Utrecht, die daarop hunne
namen, monogrammen en wapens heb
ben gegraveerd, toebehoorende aan den
den heer J. C. Enschedé; een gesne
den topaas, buste van Julius Caesar,
toegeschreven aan Michel Angelo
van N. N.het metselaars-wambuis,
dat Hugo de Groot droeg by zijn
vlucht uit Locvestein van Douair.
Prins van Westdorpe; een linnen
hemd, gedragen door Ripperda van
mevrouw Wed. Prof. Bierens de
Haan en een medaillon met portret
en koper van C. Speelman, gouverneur
generaal van Nederl. Indië in 1680
en ingezonden door Jhr. H. M. Speel
man.
Maar voor ik met deze ietwat droge
opsomming mijn lezers verveel, ga ik
nog even een kijkje nemen vanOud-
Dordt. Aan het ,scomptoir" kan men
„toeganck" kringen voor 2 „stoivers".
Uit den aard der zaak krijgt men,
het Marktplein van Oud-Dordt betre
dend, een herinnering aan Oud-Hol
land. Er is tusschen de typen der
huizen niet zoo groot vcrscnil. Zoo
wel de gevels als de kleeding zullen
in de zeventiende eeuw in Dordrecht
wel ongeveer evenzoo zyn geweest
als bijvoorbeeld te Amsterdam of:
Hoorn. Het verschil tusschen Oud-
Holland en Oud-Dordrecht is hoofd
zakelijk dan ook een verschil van af
meting, verklaarbaar omdat men des
tijds te Amsterdam ook gevels van
elders in liout en doek en stuc heeft
opgetrokken, terwijl de ondernemers
der Dordtsche expositie zich tot de
mooie gebouwen uit hun eigen stad
hebben bepaald.
B\j het rondwandelen langs die ouder
wetse!) ego veis,langs dat stille grachtje,
gevoelt de bezoeker zichzelven als
een reusachtig misverstand in deze
omgeving. Het eenige wat hem troos
ten kan, is dat hij hierin niet alleen
is. Scherp steken tegen de omgeving
af de huzaren, die er muziek maken
in hunne allesbehalve zeventiende-
eeuwsehe uniformen; de electriselie
booglampen, die over het Marktplein
zijn gehangen; het opschrift op het
hokje van de eenzaam in de gracht
rondzwemmende eend„Ravenswaay's
Dortmunder 10 cents."
Maar zoo nauw moet men de zaak
niet nemen. Veel aangenamer is het,
zich te verlustigen in de sierlijke
lynen van het Stadhuis, van 't huis
met den luifel, van het wynhuis (niet
het minst hekeken) en van zoo veel
Toen ik onlangs iemand vroeg, boe
hij de tentoonstelling te Dordrecht
gevonden had en hy daarop ten ant
woord gaf: „in de Gracht van Oud-
Holland zwom een zwaan, in die van
Oud-Dordt zwemt een eend en zoo
is nu ook de verhouding tusschen de
beide tentoonstellingen, „toen kwam
mij dat voor, een onbillijke beschouwing
te zijn. Men moet de dingen op zich
zelf beschouwen en niet altyd verge
lijken met wat grooter is. Even on
billijk als het is de nederlandsche
opera te minachten, omdat die te Parijs
zooveel mooier is, gaat het ook niet aan,
de expositie te Dordrecht1 uit de hoogte
te behandelen, omdat ze achterstaat
by de amsterdamsche.
De tentoonstelling te Dordrecht,
wil ik'maar zeggen, is op zichzelve
bezien wegens de afdeeling retros
pectieve nyverheid en kunst zeer
zeker een bezoek waard. Zy levert
amusementen genoeg tot afwisseling.
En meent ge, er alles van gezien te
hebben, dan is een kykje van deze
merkwaardige, oude stad zelf met hare
talrijke oude gehouwen en haren van
rykdom getuigenden aanleg, een on
betwist genot.
Te Hulst is door de rijkspolitie op
last van den kantonrechter, een on
derzoek ingesteld naar het volgende
feit. Een der leden van het stembu
reau moet bij gelegenheid van de al
daar gehouden stemming voor leden
van den raad op 13 Juli 11., zich ge
durende eenigen tyd buiten het stem
lokaal hebben bevonden, terwijl de
stemming toch doorging.
Het bezwaarschrift is j.l. Donder
dag ingediend, door drie kiezers on
derteekend.
Een trouwpartij.
Te Maastricht had Woensdag op
het stadhuis eene huwelijksvoltrek
king plaats, die honderden toe
schouwers lokte. Bruid, bruidegom en
tetuigen waren allen bekende straat-:
guren en de meesten geen onbeken
den der justitie. Het bruidspaar ver
scheen in hun daagsch pakje, een
der getuigen met een rooden earna-
valshoed op liet hoofd en een tweede
met hoogen hoed, puntboord en rood
overhemd, zwarte jas en op klompen.
Deze laatste droeg in de eene hand
een ruiker viooltjes, iu de andere
een flesch jenever, waarmee hij na
voltrekking der plechtigheid voor het
bordes van het stadhuis post vatte
en aan alle bruilofsgasten een paar
borrels aanbood. Allen waren in zoo
vroolyke stemming, dat het trouwen
in de kerk vergeten werd en men
onder een algemeen hoera de stad
doortrok om nog menig glaasje op
de gezondheid van het bruidspaar te
ledigen. Eenige uren daarna bevonden
zich drie der bruiloftsgasten reeds in
verzekerde bewaring.
Zooiets is walgelyk!
Leiteren en Kunst.
Kunstenaars-examen.
Examens der Ned. Toonkunstenaars
Vereeniging van 29 Juli. Geëxami
neerd 5 candidaton. Geslaagd voor:
piano 0- o.) de dames: H. Pasteur,
te 's GravenhageF. M. J. Schults
en D. Nollen, beiden te Amsterdam.
RECHTSZAKEN.
Een fatje.
Voor de rechtbank te Amsterdam
stond Donderdag te recht: Pieter
Johan de Haan, oud 18 jaar, stof
feerder bij de firma Louman, te Bus-
sum, beschuldigd van godurende de
laatste twee maanden ten huize van
verscheidene ingezetenen te Bussum
verschillende voorwerpen te hebben
gestolen; zooals handschoenen, bor
stels, horloges, manchetten enz.
Bekl. verklaarde, die voorwerpen
te hebben gestolen om ze zelf te ge
bruiken.
De getuigen, die in de zaak waren
opgeroepen, herkenden de voorwer
pen als hun toebehoorende, maar wis
ten niet te verklaren hoe en wanneer
bekl., die iu hunne resp. woningen
aan het werk is geweest, die dief
stallen had gepleegd.
De off. v. justitie, mr. Baart de la
Faille, eischte voor bekl., die mis
bruik heeft gemaakt van de positie
waarin hy zich bevond, een gevan
genisstraf van 6 maanden.
De verdediger, mr. Land, vroeg
wegens de jeugd van bekl. verlichting
van straf.
Moord.
Voor de rechtbank te Roermond
bad zich Dinsdag te verantwoorden
Willem Zegers, oud 43 jaren, land
bouwer, wonende te Gemert, thans
aldaar gedetineerd, beklaagd van op
of omstreeks 28 December 1896 te
Broekant, gemeente Gemert, zijue
echtgenoote Adriana van Berlo, op
zettelijk met voorbedachten rade,
verscheidene steken, stooten of sne
den met een scherp voorwerp in haar
onderljjf te hebben toegebracht, ten
gevolge waarvan die vrouw kort'Jaar-
op aan de bekomen wonden is over
leden.
Beklaagde ontkent pertinent zijne
vrouw een steek of snede in het on
derlijf te hebben toegebracht, wel
erkent hij zijne vrouw te hebben ge
schopt. Volgens de verklaringen van
de getuigen heeft de zaak zich aldns
toegedragen
In den namiddag van 28 Decem
ber 1896 was beklaagde met zijne
vrouw en zijn zoontje in de schuur
aan 't dorschcn. Toen dat afgeloopen
was ging het zoontje naaf binnen,
waarna de vrouw (volgens beklaag-
des zeggen) hem zou aangesproken
hebben over eene oude schuld, welke
nog moest betaald worden. Beklaagde
welke een woestaard was, werd )oen
driftig en schopte zijne vrouw met
een klomp tegen het onderlijf, waarna
deze naar de stal liep en daar neer
zeeg.
Toen hoorden de kinderen hunne
moeder roepen „hulp, hulp, ik sterf!"
beklaagde zeide: houd u stil, houd
u stil, alle man hoort het. „Een der
kinderen wilde den dokter halen,
maar beklaagde zeide„neen niet
doen, liever laten sterven," waarop
zij kort'daarna overleed.
Nadat beklaagde aau zijne kinde
ren, waarvan het oudste 12 jaar is,
en die erg bang voor hem waren,
gezegd had, dat zij niets moesten
zeggen van hetgeen daar voorgeval
len was, en na de vrouw een kussen
onder het hoofd gelegd te hebbenen
haar in dien toestand te hebben laten
liggen, is hy naar de lykenuitklee-
ders Cornelis van den Kerkhof, va
der en zoon, gegaan, en dezen ver
zocht, mede te gaan. Hy vertelde hun
dat zijne vrouw van een hooischelf
op eene daaronder staande snijbank
was gevallen en oogenblikkelijk daarna
was gestorven. In den stal aange
komen zeide beklaagde: „daar ligt
het". Deze twee getuigen, die geen
droefheid aan hem konden bespeuren
en daar beklaagde zich zoo wonder
lijk gedroeg, doordat hy precies zoo
als gewoonlijk zijn pijp aanstak en
een stuk of vjjf borreltjes dronk, be
gonnen dadelijk kwade gedachten te
krijgen.
Wyders verscheen als getuige G.
C. Mens, brigade-commandant te
Gemert, welke verklaarde dekleeren
welke beklaagde in de kuip met wa
ter gestoken had, te hebben iu beslag
genomendat beklaagde als een on-
mensch te Gemert bekend staatdat
hy zijne vrouw dikwijls mishandelde,
alsmede zijne kinderendat zijne
vrouw zelfs eens by hem haren nood
was komen klagen en aan getuige
verzocht, beklaagde hier eens over te
spreken.
Achtereenvolgens verschenen de
vier kinderen van beklaagde, welke
niet onder oede mochten gehoord
worden, welke echter eenparig ver
klaarden, dat hunne moeder dikwyls
van vader slaag kreeg, evenals *zy
zeiven dat zy aikwyls honger leden
dat zij niets anders dan droog brood
te eten kregendat hy hunne moe
der zelfs eens een nacht had buiten
gesloten omdat er een dubbeltje weg
was, en dat zy zeiven eens op een
beugelbaan waren blijven slapen, om
dat ze zoo bang waren voor hun
vader.
Het O. M., waargenomen door den
Edel-Achtb. heer baron Speyart van
Woerden, neemt hierop het volgende
requisitoir, -waarvan wij het volgende
vermelden
Tijdens het eerste verhoor van be
klaagde begon de klok van het
Louisahuis te luiden en op de vraag
van beklaagde waarvoor dat was,
werd hem geantwoord, dat het met
de zaak niets had te maken, en dat
hij maar de waarheid moest zeggen.
Toen begon beklaagde to weenen en
zeiik zal liet. maar zeggen. Spreker
leidde hieruit af dat door dat onschul
dig klokkengelui de beklaagde was
bewogen geworden, maar toen de
rechter van instructie hem verzocht,
mede te deelen hoe alles was gebeurd,
herkreeg beklaagde zich weer en gaf
ten antwoord, dat hij zich vergist had
en dat het niet zijne bedoeling ge
weest was om liet te zeggen, daar
hij de snede niet had toegebracht,
maar spreker leidde hieruit af dat
beklaagde het niet over zyne lippen
kon krijgen, op welke schandelijke,
gemeene manier beklaagde met zijne
vrouw was te werk gegaan.
Beklaagde wil geen inlichtingen
geven, maar spreker beroept zich op
de bekentenis aan den wachtmeester
en den Rechter-Commissaris, en dat
het onaannemelijk is, dat een derde
persoon de wonde aan de vrouw kan
hebben toegebracht. Doch bekl. was
slecht voor zijne vrouw en kinderen,
het geen blijkt uit alle verklaringen,
dat zij zelfs bij den burgemeester om
ondersteuning heeft gevraagd, en toch
was beklaagde niet arm. Hy bewoonde
eene boerdery ter waarde van om
streeks f4000, waarop hot grootste
gedeelte was afbetaald en hij bezat
een spaarbankboekje waarop circa
f800 was ingelegd. Van moord is
hier geen sprake zegt spreker, omdat
men niet kan bewijzen, dat hij de
wonde met een mes heeft toegebracht,
maar legt ten laste van beklaagde,
opzettelijk met voorbedachten rade
mishandeling aan zyne vrouw toege
bracht te hebben, en die mishande
ling den dood tengevolge heeft gehad.
Beklaagde dient welke maatschap
pij te worden verbannen en spreker
eiselit eene gevangenisstraf van 20
jaren met bevel tot gevangenhou
ding.
Ambtshalve was als verdediger aan
beklaagde toegevoegd mr. F. J.Ver-
schuere Junior, welke verklaarde dat,
ware hy niet door de wet gedwon-
~en, hij uit vrije verkiezing voor
leklaagde, die getoond had zoo'n
verstokte deugniet te zyn, niet zou
optreden.
Pleiter betoogde in eene korte rede,
dat het wettig bewys geenszins was
geleverd, en dat het O. M. hierin
geenszins geslaagd is, daar beklaagde
ontkent dat hij zijne vrouw een steek
met een mes heeft toegebracht. Ten pro-
cesse staat vast dat de wonde, die
zij heeft gekregen, is toegebracht met
een scherp voorwerp, hetgeen door de
deskundigen dr. Kuiper en dr. Haff-
mans is bevestigd.
PI. concludeerde derhalve tot vry-
spraak met onmiddellijke invrijheid
stelling. De rochtb. wees dit laatste
af en bepaalde de uitspraak op 2
Augustus.
Smaad.
Het gerechtshof te Leeuwarden
heeft arrest gewezen tegen Hendrik
J. S. oud 40 jaren, sluiswachter te
Oude Statenzijl, gem. Beerta, die
voor de rechtbank te Winschoten
heeft terechtgestaan omdat hy, toen
zijne vrouw den 22en Maart was
overleden, een rouwbrief heeft ver
zonden, inhoudende: „Door dr. A.
W. Tresling te Nieuweschans onkun
dige behandeling van een zieken borst
in 1894, wat vrij zeker een vroegtij
dige dood tengevolge bad
„overleed beden na een langdurig,
smartelijk doch geduldig lydcn, mijne I het arrestantenhok, waar het gevecht
geliefde echtgenoote enz." doch door
die rechtbank is vrijgesproken van
smaadschrift.
Het Hof heeft het vonnis vernietigd
en beklaagde wegens smaadschrift
veroordeeld tot eene geldboete van
f25. vervangende hechtenisstraf van
25 dagen.
GEMENGD NIEUWS
^YHollandsche visch in
Engeland.
In de Londensche wijk Whitecha-
pel is een Israëlietische familie ver
giftigt. door het gebruik van karper.
Drie weken geleden had de vader
een party visch gekocht, waaronder
wat. Pruisische karper, die, naar men
geloofde, uit Holland afkomstig was.
Den dag na het gebruik werd de ge-
heele familie zwaar ziek, hoewel, vol
gens de Sun, naar het schijnt énkel
de vader en de zoon van den [karper
hadden gegeten. Na geneeskundige
behandeling herstelden de zieken,
slechts de vader en de zoon bleven
lijdend. De eerste was op den weg
der beterschap, maar met den zoon
wilde het niet vlotten. De geneesheer
verklaarde dat er iets niet in orde
was aan de rechterzijde van de
maag. maar voordat hy de ziekte met
succes kon bestrijden, overleed de
jonge man. Den vólgenden dag stierf
ook de vader, maar niet direct ten
gevolge van de vergiftiging. "Vol
gens den geneesheer was de zoon
overleden aan oen organische ziekte,
ontstaan na het eten van visch, en
de vader aan een oude kwaal. De
dokter veronderstelt dat de visch die
het onheil heeft aangericht, zelf ver
giftigd was.
Naar aanleiding van dit bericht
schrijven de heeren Gebroeders Dil
te Koog aan de Zaan, dat ten gevolge
van dit voorval thans bij Engeïsche
Israëlieten oen vooroordeel bestaat
tegen Hollandsche zoetwatervisch,
zoodat men veilig zeggen kan dat zij
op het oogenblik in Engeland on
verkoopbaar is, en zij vragen of het
niet wenschelijk zou zyn, dat van
regeeringswege een onderzoek worde
ingesteld om uit te maken of de visch
nit Duitscliland of Rusland is aange
voerd of bedorven was, of bij het
vangen door vergif bedwelmd.
„Wenschelijk is het dat men niet
traehte een onzer smakelijkste zoet-
watervisschen een smet aan te wrij
ven die onverdiend is, gelyk men
eenige jaren geleden eveneens heeft
beproefd te doen met de Zeeuwsche
oesters. Deze zijn destijds van alle
blaam gezuiverd door een grondig
onderzoek", schrijven zij.
Een rumoerige bruiloft.
Te Parijs was Maandag een maga
zijnbediende met een naaister ge
trouwd. De bruiloft was zeer vroolijk,
men dineerde in een restaurant der
wijk, danste en dronk.
De jonge vrouw bemerkte echter
al spoedig dat haar man al te vrien
delijk was tegenover een der bruids
meisjes. Hy danste altijd met baai
en liet zijne vrouw zitten. Deze maakte
hare ouders opmerkzaam. De ouders
maakten een opmerking tegen hunnen
schoonzoon, die antwoordde:
„Uw dochter zal er nog wat anders
van beleven. Als zij mij verveelt, trek
ik er eenvoudig van door en laat haar
zitten."
De genoodigden kwamen tusschen
beiden en de vrede werd hersteld.
Men danste weer en men dronk nog
meer. Te middernacht, nam men een
laatste rondje in een koffiehuis van
de Avenue des Gobelinsmaar de
jonge vrouw, wier kwade luim nog
niet over was weigerde te klinken.
Om haar te straffen, gaf de man
haar een klinkenden oorveeg. Toen
begon het lieve leven. De schoonvader
sloeg op den schoonzoon, de vrienden
van den schoonzoon op den schoon
vader, de genoodigden van den schoon
vader op den schoonzoon, enz.
't Was een algemeen gevecht, waar
naar weldra een 600 toeschouwers
stonden te zien onder uitbundig ge
lach.
De politie kwam er by, de vech-
ters sloegen op de politie. Er waren
talrijke agenten noodig om de ge-
heele bruiloft naar liet politiebureel
te brengen.
Toen men uitleggingen vroeg over
het gebeurde begonnen zij allen ge
lijk te schreeuwen. Men sloot ze in
opivcv.w T)d<fon. Slee1** 'en volgenden
morgen, toou a^en manner waren ge
worden, kon men ze los laten. Zy
worden vervolgd voor openbare dron
kenschap, slagen en wouden, opstand
tegen de politie, enz.
De jonge vrouw heeft geweigerd
haren man te volgen en vraagt na.
echtscheiding
De woekeraar Kirkwood is Dins
dag weer voor de parlementaire com
missie tot onderzoek van het geld-
leenen verschenen. Hij toonde zich
nu bereid de commissie te gehoorza
men: hij gaf dus toe, dat hij op het
eind van 1890 aan iemand 25 pd. st.
had geleend, en drie jaren later nog
een bedrag, ongeveer 50 pd. st. Op
een kleine som (1 pd. st. 5 sb.) na,
waren die sommen terugbetaald, maar
wegens inrest en boeten voor niet-
tydige terugbetaling, daagde Kirk
wood zijn slachtoffer voor de sora
van 689 pd. en de rechter moest den
gedaagde tot betaling van diesomen
de kosten veroordeelen. Dit is een
staaltje van Kirkwood's bedryf. On
der de klanten van zijn bank
want Kirkwood dreef zyn zaak als
een bank, waarvan bij, zijn vrouw,
zyn zoons de aandeelhouders waren
is het bekend dat er drie zelfmoord
hebben gepleegd. Het vermelde geval
zal dus wel niets buitengewoons heb
ben onder Kirkwoods' praktijken.
Opmerkelyk was, dat Kirkwood
voor de commissie zich als de ver
trapte onschuld voordeed. Ik zal deze
commissie aan liet Lagerhuis rappor
teeren, zeide hij verontwaardigd, om
dat de commissie te weten was ge
komen wie de bewuste geldleener
was geweest. En toen een "der leden
hem vroeg of zijn vrouw en kinderen
niet in zyn zaak betrokken waren,
riep thij uit„Zeg van mij wat gij
wilt. Maar mijn vrouw en kinderen
zijn heilig. Blijf mot, uw handen van
hen af." De actie, waarvan wij verslag
hebben gedaan, had hij ingesteld om
de slechtb faillissementswet aan de
kaak te stellen, enz.
Arrestatie van een wielrijder.
Het Berliner Tageblatt meldt, dat
op de wielerbaan te Friedenau de
wielrijder Lothar Lehr, een jongere
broeder van den bekenden kampioen
rijder August Lehr. gearresteerd is.
Het jonge mensch, dat als wielrijder
op lange afstanden meer dan eens
succes gehad heeft, heeft zich, o.a.
in Keulen, aan oneerlijkheden schul
dig gemaakt, zoodat hij van de wie
lerbanen uitgesloten is. Te Friedenau
werd hij betrapt, toen hij in do loge
van den afstandsryder Fischer inbrak
om zich diens machine toe te eigenen.
Vandaar zijn arrestatie.
Een slimme dief.
Te Parijs ging eene vrouw naar
den kelder, om wijn te halen en zag
er tot hare verrassing een dief bezig.
Zij sloot terstond de deur en meende
den schelm reeds in den val te hebben,
toen. deze haar toeriep. „Madame, zoo
ge niet terstond open doet draai ik
al de kranen open." Er waien drie
of vier welgevulde vaten en de vrouw
vond het raadzaam toe te geven. Zij
ontsloot de deur, en de man rende
zoo haastig weg, dat zij der politie
slechts een zeer vage beschrijving
van hem geven kon.
Emigratie naar Zuid-
Afrika.
In no. 30 van de Consulaire Ver
slagen en Berichten is de volgende
mededeeling opgenomen van den Ne-
deiiandschen consul-generaal te Pre
toria (den lieer F. J. Domela Nieu-
wenlmis):
„Werd in mijn verslag over 1895
en de eerste vier maanden van 1896
(no. 50 der „Consulaire Verslagenen
Berichten") gewezen op de goede toe
komst, welke in de Zuid-Afrikaan-
sche Republiek in vele beroepen be
stond voor Nederlandsche emigranten,
zoo zijn in den laatsten tijd de voor
uitzichten hier te lande voor Neder
landers, in het bijzonder voor werk
lieden, eenigszins minder gunstig ge
worden.
„Dit moet aau verschillende oorza
ken worden toegeschreven en wel in
da eerste plaats aan het feit, dat of
schoon de werkzaamheden aan de in
aanbouw zijnde regeeringsgebouwen
niet zijn gestaakt, de uitvoering van
nieuwe gebouwen voor den Staat
onderofficieren en manschappen dooreen. Alleen de schild
wachten liepen langzaam heen en weer voor de in rotten
gestelde geweren, het geweer in den aim, oplettend uit
kijkende in den donkeren, neveligen herfstnacht. In
spannende marschen hadden de troepen achter zich.
15e bloedige veldslagen bij Metz waren geleverd, de
vyand teruggeworpen onder de kanonnen der vesting,
waar hy in" bedwang werd gehouden door het leger
van prins Fredcrik Karei van Pruisen. De beide andere
legercorpsen, onder de kroonprinsen van Pruisen en van
Saksen, zetten den marscli naar Chalons voort. Daar
kwam plotseling het bevel, van richting te veranderen
in plaats van naar liet Westen, ging liet nu in vluggen
loop naar het Noorden, men naderde steeds raeor de
Maas en de Belgische grenzen, en menig soldaat vroeg
zich verwonderd af, waarom men uen marscli op
Parys niet vervolgde.
Maar het vertrouwen in de opperste leiding van 't
leger was te sterk, dan dat men getwijfeld zon hebben aan
de juistheid der bevolen maatregelen. In de laatste da
gen waren ook weer bepaalde tijdingen gekomen van den
vyandmen had het leger van maarschalk Mac Malion
voor zich, en ieder in het Duitscbe leger had er een
voorgevoel van, dat een groote beslissing voor dc deur
stond. Afmattende, geforceerde marschen waren daarna
Sevolgd en op den avond van den 31 Augustus leger
en dc DuitscJie troepen zich op de hoogten ten zuiden
van de Maas aan dc Belgische grens en tegenover de
vesting Sedan.
Hot bataljon jagers, waarbij Axel von Simmera stond,
was toegevoegd aan ae voorhoede van zyn korps. Dien
dag echter behoefde liet geen voorposten uit te zetten:
een bataljon infanterie bad het afgelost, zoodat de ja
gers gerust konden gaan slapen. Zy sliepen dan ook
den vasten slaap der algeheele uitputting.
Maar in een schuur, ingericht tot bivouak, was echter
nog een officier wakker"hy wierp van tijd tot tijd een
stuk hout, wat dorre takken in het vuur en keek dan
peinzend in de flikkerende vlammen. Naast en om hem
sliepen andere officieren en manschappen. By toeval stiet
de wakende een der eersten met een stuk hout tegen
den schouder, zoodat hij wakker werd en rond ging
loopenhy zag er met zijn slaaprok en muts allesbe
halve krijgshaftig uit.
„Vergeef me, Hartmann," zeide op een toon van ver
ontschuldiging de officier, die niet geslapen had. „Ga
weer liggen. Tot morgenochtend hebben we nog eenige
uren tyd."
De in zyn slaap gestoorde jonge officier wreef zich in
de oogen.
„Ik ben uitgeslapen, meneer von Simmern," antwoord
de liij. „De drommel, wat is het koud! God zij dank,
dat het vuur nog zoo brandt, dan kan men zich ten
minste nog eens ordentelyk wannen 1"
Hy gin» dichter by het vuur staan.
„Maai1 hebt u niet geslapen, meneer von Simmern
vroeg Hartmann, de vroegere sergeant-majoor, die thans
tot officier was bevorderd.
„Neen," antwoordde Axel, „ik kan niet slapen."
„Neemt u mij niet kwalyk, beste vriend. Maar na
een marsch van tien uur niet te kuunen slapen, klinkt
wel een beetje ongeloofwaardig. Maar de hemel weet het,
beste von Simmera, sedert eenige tijd bent u een heel
ander mensch geworden. Zet u toch die historie met
dat meisje uit het hoofd
„Ais ik maar wist, of zij no» leefde!" zei Axel met
zachte stem, meer tot zich zelf dan tot den ander.
„We willen liet hopen de wond was volstrekt
niet zoo gevaarlyk een schot in den linkerschouder.
Von Simmern, beste vriend, heeft de mooie Frangaise
met de donkere oogen u dan zoozeer betooverd?"
Axel hoog het hoofd en keek droomerig in de
vlammen.
„Weet je wel, Hartmann," zei hij na een poosje, „dat
ik soms heel bang ben gek te worden
„Maar, mijn vriend...."
„Ja, je bent myn vriend geworden, beste Hartmann.
Dié vreeselyke nacht, de laatste, welke wij op Cha
teau Pernette doorbrachten, beeft ons voor altyd, voor ons
geheele leven aan elkaar verbonden. Daarom wil ik je
ook myn vertrouwen schonken je zult alles weten."
„Ik weet, dat u juffrouw Jeanne liefhadt...."
„Maar niet, dat ze my weer beminde, dat zij zich
voor de franc-tircurs wierp om my te redden, dat zy
dat schot opving, dat my gold, het schot van den el
lendeling; dat haar neef; de zoon van den ouden kapi
tein Hoffer, uit jaloezie op my den nachtelijken
overval op het huis zijner ouders ondernam."
„Kapitein Hoffer had de hand in het spel
„Neen, hy niet. Zijn zoon alleen. Hij wilde mij doo-
den, wyl hy had bemerkt, dat Jeanne my liefhad,
Misschien was hy het zelf, die Jeanne neerschoot, uit
jaloezie, uit wraakzucht, eu dan heb ik er schuld aan,
dat Jeanne stierf..."
„Maar zij kan genezen. Of hebt u bericht?"
„Neon, geen bericht. Zooals je weet, moesten wij den
morgen van den overval terstond afmarcheeren. Jeanne
lag toen nog in een diepe bewusteloosheid, een hevige
koorts deed al haar leden trillen, ik heb sinds niets meer
van baar gehóórd.'*
„Maak u er geen al te zwaar hart over, beste vriend.
De oorlog kan niet lang meer duren. Als wij het leger
van Mac Mahon evenzoo hebben ingesloten, als daar
ginds dat van Bazaine, dan gaat het direct op Parijs
los en Moltke en Bismarck schryven den Keizer der
Franschen den vrede voor. Dan vindt ge ook gelegen
heid eens te vernemen naar het lot van mejuffrouw
Jeanne."
„Als ik dan nog leef!"
„Ei, kreigt men al zulke sombere gedachtenDat is
niet goed voor een krygsmanU zult loven en juffrouw
Jeanne ook, en wie weet, of u nog geen gelukkig paartje
wordt."
Axel lachte treurig.
„Ik dank u voor uw vriendelijken troost, beste Hart
mann. Ja, je hebt ook gelijk. Waarom zou ik mij aan
die treurige gedachten overgeven. Dat is nu eenmaal
de oorlog, zeide kapitein Holler."
„Goed zoo! Niet den moed verloren geven. Ik zal
onze jongens eens wakker maken, dat ze ons een kop
heete koffie zetten."
{Wordt vervolgd.)