T weede Editie.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
J. C. Peereboom,
FEUILLETON.
De Schatgravers.
15e Jaargang.
Dinsdag 31 Augustus 1897,
No 4345
HAARLEMS DAHBLAD
Yoor Haarlem per 3 maanden1.2©
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden„1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden„0.30
de omstreken en franco per post0.371/2
AJDVmaTEnSTTIElSr:
1 -5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Rij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever
PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de PübUcité Elrcmg'erc G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ.Parijs Blbis Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen^aan^het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f 0,75, elke regel meer /0,15; Reclames per regel f0,30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijnBlocmendaalSandpoort en Schoten, P. v. d. RAADT, Sand poortHeemstede-J. LEUVEN, bij tolSpaarndam, C. HARTENDORPZandvoort, J. ZWEMMER
Velsen, W. J. RUTJTERBeverwijk, J. HOORNSIJmuiden, TJADEN, Genoemde Agenten neme- Abonnementen en Advertentiën aan.
Koninginnedag.
Ten einde het personeel aan de
feestviering te kunnen doen deelne
men, verschijnt dit Blad Dinsdag
ochtend te 12 uur op halve grootte.
Directeur- Uitgever.
De verjaardag onzer
Koningin.
Weer breekt de dag aan, waarop
H. M. onze geliefde Koningin Haar
geboortefeest zal vieren. Nog slechts
eenige uren en heel het land zal
in feesttooi zijn ter eere van Haar,
die ons volk aanhangt met al zyn
liefde en aan wie het een onwan-
kelbaren trouw heeft gezworen.
Gewichtig is voor land' en volk deze
jaardag onzer Koningin, maar bovenal
voor H. M. zelve. Zij 'heeft thans
den leeftijd van zeventien jaar be
reikt en is opgegroeid tot eene schoonc,
lieftallige jonkvrouw, die rijkelijk
met velerlei geestesgaven is bedeeld,
dank zij de uitnemende opvoeding
Harer geëerbiedigde Moeder!
En weldra, over éen jaar zal Zij
geroepen worden om zelfstandig op
te treden als vorstin van ons vader
land. Nu nog kan Zij, als een kind
zonder zorgen, ongestoord genieten
van het vele schoone en goede, dat
het leven te smaken geeft, aan elk,
die het weet op te merken. Maar dan
zal ook Zij moeten kennis maken met
de zorgen, die onvermijdelijk altijd
aan het mensehelijk leven zijn ver
bonden.
Menigeen denkt wel eens in zijn
onverstand, dat de taak van eensou-
verein, 0 zoo gemakkelijk is te ver
vullen; dat vorsten geen zorgen ken
nen; dat zij wandelen op een weg,
die niet met doornen is bezaaid. Doch
men vergist zich. Elk mensch kent
oogenblk'ken van vreugde, maar ook
van verdriet. Waarom zou dit in het
leven eener vorstin anders zijn Moge
H. M. Wilhelmina in Haar verder
leven, van het eerste Yeel, maar van
het andere weinig ten deel vallen!
Van veel gewicht is Hare aanstaande
verjaardag voor onze Koningin om
dat, gelijk met een enkel woord reeds
werd opgemerkt, de tijd van voorbe
reiding voor de moeielyke taak, die
Haar wacht, byna voorbij is. Moge
H. M. hiervan ten volle bewust zijn
on zij dit laatste jaar van voorbe
reiding voor Haar niet het minst ge
zegende
Den scepter te zwaaien majestueus
esn waardiglijk, is het wat H. M. moet
loeren. Maar daarnaast zal Zy er zon
der twijfel diep van doordrongen zyn,
dat voor zoover dit in Hare macht
is, Zij de liefde van Haar volk moet
verwerven door goed te doen, waar
Hare hand dit vindt te doen. H. M.
de Koningin-Regentes heeft hierin
steeds Hare dochter een voorbeeld
gegeven.
Doch ook ons volk zal niet verge
ten welk een zegen het is, dat ons
nog eene afstammeling van het Huis
van Oranje, welks geschiedenis ten
nauwste met die van ons vaderland
is saamgevlochten, is gebleven.
Waar eene koningskroon voor een
jonkvrouw zwaar is om te dragen,
daar moge H. M. Wilhelmina bij Hare
troonsbestijging ten volgenden jare,
mannen, doorkneed in de staatkunde,
rondom Haar troon geplaatst vinden,
die niet het partybelang, boven het
landsbelang stellenmaar het geluk
van ons land beoogen en H. M. doen
wandelen in de voetstappen Harer
vaderen.
Zoo worde H. M. straks in elk
opzicht het regceren gemakkelijk ge
makkelijk gemaakt; zoo hebbe het
Nederlandsche volk Haar lief, want
Zij is onzer liefde waardig.
Laat ons dan Dinsdag de vader-
landsche liederen door de lucht doen
weergalmenen met een blij gemoed
ons oranjefeest vieren in de Spaarne-
stad. Want juist op zulke tijden door
stroomt een heerlijk gevoel van broe
derschap onze aderen!
Dan kent men geen standen, dan
wordt op geen party verschil gelet;
maar gevoelt men zich als broeders,
één in de liefde tot Oranje en het
dierbaar vaderland. En zoo moet het
zijn. Wij allen immers zyn inwoners
van één Vaderland.
Besluiten wy met deze dichtregelen
van dr. E. Laurillard
Geef Heer, Uw zegen mild en lang
Aan Vorstenhuis en volk
Dat Uwe gunst den gang verzeil'
Van onze Koningin,
Haar zegene en ten zegen steil'
Tot Haar en 's volks gewin
Geef vastheid aan den glorietroon
Der telg van 't oude huis.
Hecht vreugdebloemen aanHaar kroon
En rozen om Haar kruis
STADSNIEU WS.
eerst© en tweede pagina.
Haarlem, 30 Aug. 1897.
Zondagmorgen vroeg heeft de Com
missie tot beoordeeling der balkon
versiering haren tweeden rondgang
gehouden.
Zij komt nu spoedig bijeen om de
bekroningen vast te stellen.
In de plaats van wijlen dr. T. C.
Winkler alhier is benoemd tot. waar
nemend conservator van het Geolo
gisch en Palaeontologisch Kabinet van
Teylers Stichting, mej. D. Winkler,
dochter van den overledene.
Weldadigheid naar Vermogen
Af deeling Werkverschaffing.
Van 1 Nov. tot 30 Aug. hebben
zich de volgende personen aangemeld
54 voor werkvrouw. 4 voor strijk
ster. 7 voor wasclivrouw. 1 voor stoe-
lenmatter. 5 voor kookster. 8 voor
naaister. 2 voor breister. 1 voor koet
sier. 43 voor los werkman. 21 voor
loopwerk. 2 voor kleedermaker. 2
voor stucadoor. 1 Yoor licht werk. 4
voor timmerman. 1 voor opperman. 7
vooor grondwerker. 6 voor metselaar.
2 voor machinist. 2 voor bankwerker.
1 voor koffiehuisbediende. 3 voor
schilder. 1 voor schoenmaker. 2 voor
huishoudster. 3 voor smid. 1 voor op
passer. 1 voor broodbakker. 1 voor
baker. 5 voor pakhuisknecht 3 voori
noodhulp. 1 voor bleekersknecht 1
voor steendrukker. 3 voor koetsier. 1
voor tuinman.
By de aanmelding moet een getuig
schrift van goed gedrag overgelegd
worden.
Van 1 Nov. tot 30 Aug. zijn de vol
gende personen geplaatst:
40 voor werkvrouw. 3 voor naaister,
2 voor noodhulp. 5 voor waschvrouw.
2 voor kookster. 1 voor strijkster. 1
voor baker. 1 voor kleedermaker. 5
voor loopknecht. 3 voor timmerman.
Particulieren en werkgevers, die
van bovenstaande aanbiedingen ge
bruik wenschen te makenwordt
beleefd verzocht hunne aanvragen
schriftelijk tot het Bestuur te richten,
bus Doelen, Stadhuis of Stationsplein.
Inlichtingen kunnen dagelijks van
9—1 en van 3—5 uur verkregen
worden bij den Administrateur, bureau
Doelen, Kamer No 2.
BINNENLAND.
HAAGSCHE BRIEVEN.
Neen maar, dat ziet er goed uit!
Het eerste nieuws, dat ons van de
komende gemeentebegrooting bereikte,
is, dat de opcenten van het personeel
van 75 tot 100 en het percentage
van den hoofdelyken omslag van 2,6
tot 3,2 zullen verhoogd worden, hoe
wel de uitgaven een ton lager ge
raamd zyn dan het vorig jaar.
Dat beteekent dus een generale
belastingverhooging met 25 pCt. O,
Sprenger van Eijk! We wisten, dat
de opbrengst uwer personeele be
lasting braaf tegenviel. We wisten,
dat een deel daarvan, althans in den
Haag, teruggevonden werd, door
ambtshalve verlioogin^ van de kleine
aanslagen in de bedrijfsbelasting, huis
aan huis in de straten, waar de mid
denstand, de kleine burgery woont,
verhoogingen zelfs van f 5 op f 10....
We wisten, dat onze gemeente by
uw nieuwe regeling der gemeente-
financiën er .bekaaid" zou afkomen
maai' dat we 25 pCt. meer be
last zouden worden, daarvan hadden
wy, armen, die ons reeds bly maakten
met een geringe verlaging van het
personeel, niet de flauwste notie.
Neen maar, dat ziet er goed uit!
Wilt gë een voorbeeld? Ik ben
maai- een burgerman, en betaalde
onder de oude wet f86 belasting,
waarvan f43 hoofdsom. Nu was deze
hoofdsom ongeveer gelijk gebleven,
maar profiteerde ik van de vervallen
20 ryks-opcenten. Maar nu is 't hui
len en inplaats van eenige guldens
minder zal ik nog wat meer moeten
betalen dan onder vigeur van de
oude wet. Ai my
Daar valt me bovendien nog in,
dat we er feitelijk erger aan toe zyn,
dan onder het oude personeelvooral
is dat het geval met degenen wier
totaal-aanslag onverminderd of weinig
verminderd ris. Want de opcenten
worden nu geheven van een hoogere
hoofdsom dan vroeger al zijn dan
ook de rijksopcenten vervallen.
Het is een slag voor Den Haag.
De residentie had tot nu toe de repu
tatie van een der weinige groote ste
den te zyn, waar de fiscus u niet het
vel over de ooren haalde. Daaraan
dankten we stellig 50 pet. van de ge-
importeerde Hagenaars, die jaarlijks
ons zielental komen versterken en
die nu wel feestelijk zullen bedan
ken, om al de zegeningen der resi
dentie, het belastingbiljet incluis,
deelachtig te worden/
Neen maar, dat ziet er goed uit!
Vooral voor de eigenaren van huizen,
die, rekening houdende met den ge-
stadigen aanwas der bevolking, steeds
meer nieuwe moderne bouwgewroch
ten toevoegden aan de reeds ledig
staande perceelen.
Waar het naar toe moet? My
dunkt naar een goed geregelde in
komstenbelasting voor de gemeente,
met een billijke progressie, opdat de
middenstand niet, als nu, te zwaar
godruki worde door den hoofdelyken
omslag en de gemeentelijke opcenten
op het personeel.
En voor de publieke vermakelyk-
heden ziet het er ook niet goed uit.
Want men bezuinigt ook op de uit
gaven voor zijn vermaak, als het be
lastingbiljet verhoogd wordt en als
men verstandig is, wat lang niet met
iedereen het geval is.
Mocht de koopkracht van het Haag-
sche publiek voor amusementen ver
minderen, de ondernemers daarvan
zullen elkaar in den komenden winter
al genoeg .den dood aandoen."
Behalve „Het Nederlandsche Too-
neel" in den Schouwburg, krygen wy
de „TivolT'-artisten in den Dieren
tuin" en een tweetal Amsterdamsclie
gezelschappen, by afwisseling, in het
gebouw voor K. en W.
Niet minder dan vier opera-gezel
schappen zullen elkaar de belang
stelling en de duiten der Ha
genaars betwisten. De Fransche opera,
de beide Hollandsche opera's en de
„Compagnia Lirica du Italiani di
Aia", onze nieuwste Haagsche kunst
instelling. Deze onderneming gaat uit
althans het initiatief daartoe is
genomen door de „Societé Artis-
tique", de vennootschap van twee
heeren, die tegenwoordig een aantal
soirées in het gebouw van K. en W.
arrangeeren, van den meest uitoen-
loopenden aard: tooneelvoorstellingen,
operettes, café-chantants en nu ook de
Italiaansche opera.
Natuurlijk kan men te voren nog
in 't minst niet oordeelen over de
artistieke beteekenis der nieuwe Itali
aansche opera. Mits de directeur
zorgt, dat 't oog, „dat ook wat hebben
wil", ook wat krijgt, dan kan hy al
voor een deel van succès verzekerd
zijn. Doch dit is zeker, dat de weet
gierigheid van een aantal kunstlief
hebbers bevredigd zal worden en dat
wij in kennis zullen komen met een
aantal Italiaansche toonwerken, die
tot nu toe onbekend of door de con
certzaal slechts by fragmenten be
kend zijn. Dat laatste is het geval
met „Groconda" van Ponchielli, de
meest gevierde Italiaansche componist,
na Ycrdi wel te verstaan. Deze opera,
in Italië honderden malen vertoont,
overschreed onze grenzen nog niet,
hoewel zij van 1867 dateert. Het is
er dus een van de „oude school"
maar 't echt mooie blijft altijd mooi
en als de Italianen die tot ons komen
goede zangers zyn, dan zullen we
kunnen genieten van het echte „bel
canto".
Dinsdag de gebruikelijke regen van
ridderorden. Het spyt my voor myn
collega's dat ik hier, bij wijze van
primeur, moet mededeelen, dat dit
maal geen enkel dropje van dien
regen in de gelederen der dagblad
pers zal nederdalen.
Enfin
H. A. GANUS JK.
Hofbericht.
Op 31 Aug. zal ten paleize Het
Loo, ter eere van den verjaardag van
H. M. de Koningin, een galadiner ge
geven worden, waaraan geuoodigd
zijnde Ministers, de hoofden der
departementen, de voorzitters der
beide Kamers, de vice-president van
den Raad van State, de voorzitter
van den Voogdijraad, de directeur
van Hr. Ms. Kabinet en het civiele
en militaire Huis van Hare Majes
teiten.
Uit de „Staatscourant".
By Koninklijk besluit van 28 Aug.
1897 no. 1 zyn benoemdtot officier
in de orde van Oranje-Nassaujhr.
D. J. A. A. van Lawick van Pabst
van Nyeveld, burgemeester der ge
meente Arnhem mr. A. Luden, ma
joor-commandant der dienstdoende
schutterij te Arnhem, en mr. E. G. C.
Scheidius, voorzitter van het college
van kerkvoogden te Arnhem
tot ridder in de orde van Oranje-
Nassau G. C. O. Beelaerts van Bent
huizen, voorzitter van het bestuur van
het Burgerweeshuis te ArnhemG.
J. Hooyer, voorzitter van het bestuur
der Algemeene Handelsvereeniging
aldaarMarie Broegber (zuster Va-
lentia), moeder-overste van het St.
Elisabeths-gasthuis te Arnhem, en
Johanna von Ness, moeder van het
Nederlandsch-Hervormd diaconnes-
senhuis aldaar.
By Koninklijk besluit van 28 Augus
tus 1897 no. 3 zyn benoemd in de orde
van Oranje-Nassau, tot officier (met
de zwaarden), de dirigeerend-offieier
van gezondheid der 2de klasse H. F.
A. Giesbers, chef van het militair
hospitaal te Arnhem, en de luitenant
kolonel J. M. Campbell, van den ge-
neralen staf, chef van den staf der
2de divisie infanterie.
Benoemd tot onderwijzer aan de
Rijkskweekschool voor onderwijzers
te Deventer H. L. van de Velde,
thans te Zutfen.
Min. beschikkingen.
Benoemd tot amanuensis aan 's Rijks
Veeartsenijschool te Utrecht, voorliet
tijdvak van 1 September 1897 toten
met 30 Juni 1898, J. Roosjen, te Zu
rich (gemeente Wonseradeel); tot
amanuensis-concierge van de afdeeling
hoogere burgerschool der Ryksland-
bouwschool te Wagcningen, L. J.
Luynenburg, te Utrecht.
Met ingang van 1 Sopt. a.s. zal de
adspirant-ingenieur voor het stoom
wezen in het 2de district, J.H. Ver-
hoeff te Rotterdam, tijdelijk werk
zaam zyn als hoofd van het 3de dis
trict voor het stoomwezen, ter stand
plaats Amsterdam.
Een eigenaardige wedstrijd.
Hedenavond zal er in den tuin van
het Paleis voor Volksvlijt te Amster
dam een wedstrijd voor „standwer
kers gehouden worden. Men heeft
daarbij te denken aan den beroemden
moester Kakadorus van Oud-Hollandt.
De standwerkers zijn de kleine koop
lieden, die op onze marktpleinen
door rcdeneering hun waar aan den
man trachten te brongen. Zij werken
voor hun „standje", onverschillig of
zij sigaren, horloges of kwakzalvers
middelen verkoopen. Laat jin den
avond is zoo'n redenaar in zyn volle
kracht. Kaars- of fakkellicht inspi
reert hem.
De deelnemers mogen hun gewone
staudje meebrengen en krijgen van
het comité voor de Reclaraetentoon-
stelling ieder een fakkel om er bij
te werken, zoo noodig een hcllcbar-
dier ter assistentie. Zij mogen hun
gewone artikel verkoopen en krygen
vergoeding voor transportkosten. Er
worden drie geldprijzen uitgeloofd
voor de redevoeringen, waarmede
deze standwerkers hunne artikelen
aanprijzen.
Het nadeel van parodieeren.
De parodie dezer dagen in eender
locale üladen te 's-Gravenhage opge
nomen, dat by het gemeentebestuur
het plan zou bestaan eerlang een
„vryen wedkamp" uit te schrijven,
voor het afbreken van het huisje in
de Driehoekjes tegenover het stad
huis. schynt door de lieve straat
jeugd voor goede munt te zijn opge
nomen.
Althans Vrijdagmiddag was een
14-jarige loopjongen bezig de weinige
nog boel gebleven ruiten van dit huisje
stuk te werpen.
Toen tegen hem aan het politie
bureau proces-verbaal wegens dit feit
werd opgemaakt, verdedigde hij zich
door te zeggen: „dat hij dacht ditto
mogen doen, nu hij 't in de Haagsche
Courant gelezen had."
De Koninginnen te Arnhem.
Zaterdag brachten HM. MM. de
Koninginnen haar bezoek aan Arn
hem.
1 Onder het bulderen van het geschut
Naar het engélsch van]
ROBERT LOUIS STEVENSON.
TWEEDE GEDEELTE.
De Scheepskok.
HOOFDSTUK VII.
Ik ga naar Bristol.
9)
De mail uam ons 's avonds bij de Royal George op. Ik
zat niet Bedruth en niettegenstaande een forsche schomme
ling en de koude avondlucht dommelde ik toch in en in den
postwagen sliep ik zoo vast als een os en bemerkte
niet eens de verschillende halten, waar wij stilMelden.
Eindelijk ontwaakte ik door een stomp in myn zij en
myn oogen openende bemerkte ik, dat wy voor een
groot gebouw stilhielden en de dag al eenigen tyd was
aangebroken. v.
„Waar zijn we vroeg ik.'
-Bristol," antwoordde Tom. „Stap maar nit"
De heer Trelawney bad zyn intrek genomen in oen
herbergj die bet uitzicht had op de dokken, zoodat hij
een oogne kon houden op den schoener en zien boe het
werkvolk met hun bezigheden vorderde. Wij moesten nu
•c® eindje loepen en tot myn verrukking voerde onze
weg langs de kaden, waar een groote drukte heerschte
en schepen uit allerlei laDden en werelddeelen lagen.
Op een er van zongen de zeelieden een vroolijk liedje
bij hun werkop een ander hingen de matrozen hoog
boven mijn hoofd aan touwen, die niet dikker schenen
dan een draad garen. Ofschoon ik altyd in een zee
plaats had gewoond, zoo leek mij de zee nu toch veel
mooier en geheel anders dan vroeger. De frissche zee-
en teerlucht scheen nieuw voor my, en ik zag de won
derlijkste gedaanten, die ooit op don Oceaan gevaren
hebben. Ik bespeurde zeelieden met ringen ia de ooren
en pruikstaarten die met een waggelenden gang, [welke
hun zoo eigen is, langs de dokken slenterdenwanneer
ik een menigte aartsbisschoppen of koningen by elkaar
had gezien, zon ik niet meer verrukt kunnen geweest
zyn dan op het gezicht van deze stoere zeebonken. 3
En ik zou zelf gaan varen, in een mooien schoener
met oen fluitenden bootsman en zingend scheepsvolk.
Naar zee, om een onbekend eiland te zoeken en een
schat op te delven
Terwyl ik my aan deze droomon voor de toekomst
overgaf, stonden wy plotseling voor een groote herberg
en ontmoetten squire Trelawney, die geheel als officier
gekleed, glimlacnend en den gang van een zeeman op
een grappige manier nabootsend, op ons af kwam.
„Ahzyt gy daarriep hy uit„gisteren avond is
de dokter uit Londen teruggekeerd. Bravo 1 nu is de
geheele bemanning voltallig.
„O! mijnheer," vroeg ik opgewonden, „wanneer
zeilen wjj uit?"
„Wel jongen," antwoordde hjj, „morgen gaan we on
der zeil.
HOOFDSTUK VUL
De herberg „de Verrekijker.
Toen ik ontbeten had, gaf de squire my oen briefje,
geadresseerd aan John Silver, in de herberg „de Ver
rekijker". Wanneer ik de dokken maar volgde eh uitkeek
naar een klein kroegje, dat tot uithangbord oen grooten
bronzen verrekijker had, zou ik zyn huis wel vinden.
Verheugd dat ik by deze gelegenheid ook nog iets meer
van de zeelui te zien zou krygen, stapte ik tussehen
balen en kisten door^ totdat ik net herbergje vond.
Het was een kleine, gezellige plaats voor ontspan
ning. Het uithangbord was kort geleden opgeschilderd
voor de ramen hingen nette roode gordijnen en de vloer
was met schoon wit zand bestrooid. Aan de voor- en
achterzyde van het huis bevond zich een deur, die beide
open stonden en waardoor do lage gelagkamer, in weer
wil Yan de rook, die er hing, er hebt en vroolyk uit
zag. De bezoekers waren meest allen zeelui eu zy spra
ken zoo luid met elkaar, dat ik byna bevreesd was
naar binnen te gaan.
Terwyl ik nog stond te dralen, kwam er een man
uit een zijkamertje en dadelyk herkende ik in dezen
persoon den langen John. Zyn been was by de heup
afgezet en onder den linker schouder droeg hy een
kruk, waarmee hy zoo handig manoeuvreerde, dat hy
zoo vlug als een vogeltje door de kamer sprong.
Hy was lang en forscb, had een bleek, voi gelaat
met een glimlachenden trek om den mond en een schran
dere uitdrukking in zyn oogen. Hy scheen vroolijk te
zijn, want hy bewoog zich fluitende door de rijen ta
feltjes, nu en dan een zijner gasten aansprekend of op
den schouder kloppend.
Om u de waarheid te zeggen, had ik van het
oogenblik af, toen ik den brief van den squire had gelezen
tot nu toe gedacht, dat John Silver dezelfde was als
de zeeman met het eene been, naar wien ik zoo lang
had uitgezien. Maar éen blik op dezen man was vol
doende om my tot andere gedachten te brengen. Ik had
den kapitein, „Zwarte Hond", en den blinden man Pew
gezien, en geloofde dus wel te woten, hoe een vrijbui
ter er uitzagSilver was een geheel ander type en
scheen my toe, een aardige, opgeruimde herbergier
te zyn.
Ik vatte in eens moed, stapte naar binnen en liep
regelrecht op den man toe, die, leunende op zyn kruk,
met een der bezoekers stond te praten.
„Mijnheer Silver?" vroeg ik, hem het briefje over
gevend.
„Ja, myn jongen," zeide hy, „zoo is myn naam. En
wie zyt gy en toen hy des squire's bnef zag kwam
het mij voor. alsof hy cenigszins ontstelde.
„O! zeide hij kalm, „ik zie het al. Gy zijt onze
nieuwe kajuitsjongenhet doet my pleizier u te zien,"
en hy drukte my vriendschappelijk de hand.
Juist op dat oogenblik stond een van de bezoekers
op en liep naar de dear. Ik stond dicht by hem en in
een oogwenk was hy de straat op. Maar zyn baast had
myn aandacht getrokkenik herkende hem dadelyk.
Het was de man met de verminkte hand, die het eerst
den kapitein had opgezocht