c*stiu. ep hei terreï* te paard, em'
inspecteerde «et li. M. de Koningin-
Regentes, die ia het rij tuig bleef zit
ten, de zware afwisselende regenbaiea
trotseerende, de troepe*.
Daarna had een algemeen défilé roor
HJE. M.M. plaats.
Het effect daarvan op de heuvelach
tige heide toen de escadrons cavale
rie en de batterijen der rydende artil
lerie eerst in stap, toen in draf en
daarna in galop voor H.H. M.M. voor
bijtrokken, was hoogst schilderachtig.
Niettegenstaande het ongunstigebuiï-
ge weder waren vele toeschouwers
van alle kanten saamgestroomd, om
het zeldzame schouwspel te genieten.
üit de „Staate-Courant".
Kon. besluiten.
Benoemd tot burgemeester der ge
meente Zwolle mr. A. van Roüen; tot
leeraar aan de Ryks hoogere burger
school te Leeuwarden, P. G. Tiddens,
doctorandus in de wis- en natuur
kunde te Groningen; voor den tijd
van vnf jaren, gerekend van 19 Juni
1897, by het personeel van den ge
neeskundigen dienst der landmacht,
tot reserveofficier vaa gezondheid 2e
kl. H. G. Broekmann, arts.
Toor den tijd van één jaar benoemd
tot plaatsvervanger van den districts
veearts wien Groningen als stand
plaats is aangewezen, de veeartsen
A. "W. Heidema, te Groningen, H.
van der Wal, te Grypskerk, K.Büchli,
te Uithmzermeeden, H. J. de Vries,
te Hoogezand; en J. M. A. van Nes,
te Zuidlaren.
Benoemd: lo. tot plaatsvervanger
van den districtsveearts, wien Haar
lem als standplaats is aangewezen:
a. met ingang van 10 September 1897,
de veeartsen F. M. de Leur, te Weesp,
en J. J. Wester, te Alkmaar; b. met
ingang Yan 28 September 1897, de
veearts B. H. Busing, te Naarden;
2o. met ingang van 17 September
1897, tot plaatsvervanger van den
districtsveearts, wien Arnhem als
standplaats is aangewezen, de veearts
P. W. van Duim, te Arnhem;
3o. met ingang van 17 September
1897, tet plaatsvervanger van den
districtsveearts wien Leeuwarden als
staudplaats is aangewezen, de vee
artsen J. Attema, te Kollum (ge
meente Kollnmerland), en W. van
Staa, te Sneek;
4o. met ingang van 28 September
1897, tot plaatsvervanger van den
districtsveearts wien 's Gravenhage
als standpunt is aangewezen, de vee
arts H. Poot, te Naaldwijk:
5o. tot plaatsvervanger van den
districts veearts wien U treckt als stand
plaats is aangewezen: a. met ingang
van 14 September 1897, de veearts
A. de Ruiter, te Mijdrecht; b. met
ingang van 29 Sept. 1897, de vee
artsen G. Goosens te Houten, G.
Daams te Baarn on G. C. Verkaik
te Woerden.
6o. met ingang van 6 October 1897,
tot plaatsvervanger van den districts
veearts, wien Dordrecht als stand
plaats is aangewezen, de veeartsen
D. de Bruyn te Stryen, M. C. van
Bnuren te Zuidland en C. A.Rotsclieid
te Rotterdam.
Zuiderzee-droogmaking.
Men verzekert dat de Re^eering
ernstig voornemens moet zyn, de zaak
van de droogmaking der Zuiderzee
ter hand te nemen en daaromtrent
voorstellen voor te bereiden.
Het weekblad De Ingenieur spreekt
thans ook van een bijzondere opdracht
aan den ingenieur Behrens te 's-Her-
togenbosch, gewezen secretaris der
Zuiderzee-Commissie, door het minis
terie van waterstaat in verband met
een eventueel voornemen tot afslui
ting en droogmaking der Zuiderzee.
Het onweer van Zaterdag.
Te Hoorn sloeg Zaterdag de blik
sem in het huis van een onderwijzer
op den Zeedijk, verbrijzelde het dak
en het plafond en veroorzaakte een
begin van brand, welke echter spoe
dig werd gebluscht.
De houtzaagmolen van den heer
H. J. Janzen Sr. in gebruik by de
firma Janzen Co. aan de Sluisdijk-
straat te Helder, werd door het he
melvuur getroffen. De molen en de
belendende houtloodsen brandden tot
den grond toe af. Alles was verze
kerd.
Te Egmond aan Zee sloeg de blik
sem in de tolgaarderswoning by het
dorp, die onmiddellijk inbrand stond.
De bewoners blew» oagedeerd on
werd®* gered, benevens eenig huis
raad. Het gebouwtje is geheel uitge
brand.
Een aanranding in den
trein?
Het Hollandsche Spoorwegstation
te 's-Gravenhage werd Vry dagavond
omstreeks half twaalf by aankomst
van den laatsten trein uit Amsterdam
in opschudding gebracht door een 24
jarige Haagscke juffrouw, die zenuw
achtig snikkend uit den trein stapte
en die beweerde dat haar door een
man met éen arm met wien zy zich
alleen van Haarlem tot 's Gravenhage
in den trein had bevonden, een por-
temonnaie met f50 was ontstolen.
Op hare aan wy zing en op die van
een klerk van justitie die ook met
den trein had gereisd werd inderdaad
aangehouden een persoon met één
arm, in dienst van de Hollandsche
spoorwegmaatschappij aan een nabu
rig station.
De juffrouw beweerde dat die per
soon haar het geld had ontrold. Toen
zy het bemerkte en de noodrem in
beweging had willen brengen, om den
trein te doen stoppen, had de man
zich op haar geworpen, en haar mis
handeld onder bedreiging zyn slacht
offer te zullen wurgen. By aankomst
aldaar droeg de juffrouw de sporen
van mishandeling in 't gelaat. Zij
had een gezwollen oog.
De aangehouden spoorwegbeambte,
op wien circa f24 werd gevonden,
ontkende alles. Alleen stemde hij toe
dat hy met de bewuste juffrouw al
leen in de coupé had gebeten. Vol
gens zyne verklaring zou zy hem da
delijk verteld hebben, dat zij van haar
geld was beroofd.
By het passeeren van eenige stati
ons had hij van den diefstal echter
geen aangifte gedaan bij superieuren.
Hij beweert voorts niet te weten aan
welk station hy in den trein is gestapt.
By zyn verhoor is de man onzeker
in zyn gedragingen en zyn houding
is verdacht Hy is voorloopig ter
beschikking van den commissaris van
politie gebleven.
Bij aankomst van den trein te Schie
dam werd in een der waggons een
portemonnaie met f 17 gevonden.
De vrouw werd op het perron te
's-Gravenhage zoodanig door een ze
nuwtoeval getroffen, dat zy door een
paar politie-agenteu per raderbaar
naar het politiebureel moest worden
gebracht.
Ongewenscht bezoek.
Te Voorburg liep dezer dagen een
koe, die door een boer gedreven werd
by een kruidenier den winkel in,
achter de toonbank langs, naar het
kantoor, waar ze nogal schade ver
oorzaakte.
Toen men het dier uit huis zou
verwijderen, kon het niet keerende
eigenaar van het beest wilde niet
helpen, zoodat de timmerman gehaald
moest worden, die het raam wegnam.
Langs dien weg kwam het dier weer
op straat.
De eigenaar, die intusschen op
straat den grootsten schik had, wilde
zich nu met de koe wegpakken,
maar eerst moest hij de gemaakte
schade betalen. Aangezion hy hierin
geen zin had, werd tegen hem proces
verbaal opgemaakt.
Gooisclie Stoomtram.
De voortreffelijke,onvol prezen tram-
dienst tussehen Amsterdam en Laren
doet weer van zich spreken. Zater
dagavond is de laatste tram van Am
sterdam by Naarden in volle vaart
ontspoord. Van een der passagiers,
die zelf gelukkig niet gekwetst werd,
vernamen wij dat de machine op haar
kop op den weg kwam te staan (en
gisteren nog zoo stond), dat een wa
gen over aen kop duikelde in de
sloot, dat een dame te water geraakte,
dat vier soldaten, die naar Naarden
reden, zoo gekwetst werden, dat ze in
't hospitaal moesten worden opgeno
men en dat de machinist eveneens
zulke kwetsuren bekwam dat opne
ming in een hospitaal noodig bleek
en hij gisteren nog buiten kennis was.
Aldus wordt ons gemeld door een
medepassagier van de gekwetsten.
Dit is in de laatste veertien dagen
al weer het tweede ongeval. Onlangs
1 is nl. bij Amsterdam een goederen
wagen ontspoord. Maar dergelijke
kleinigheden vermelden wij niet meer.
Zie zoo, nu wachten wy weer een
I ingezonden stuk van den directeur,
waarin deze verklaart dat hij toch'
zoo kostolyk tevreden is ©ver do
Gooische Stoomtram.
Maar degenen die vaak met de
G. S. T. reizen, denken na elk on
geluk: Heden gij morgen wy.
Hbld.
De toren van Rhenen vernield.
Tydens een zwaar onweder dat
Zaterdagavond boven Rhenen woedde,
sloeg de bliksem in den fraaien
Cunera-toren. Spoedig daarop zag
men de vonken ae lucht invliegen en
binnen een half uur sloeg de vlam
uit de kap van de lantaarn die het
bovenste uiteinde van den toren vormt.
Om elf uur was reeds de tweede
zoldering doorgebrand en werd het
voor ieaer duiaelyk dat het schoone
bouwwerk verloren was, daar de
brandweer niets tot redding kon doen.
De inwoners van Rhenen brachten
een angstigen nacht door, want d«?
wind dreef de vonken over de ge-
heele stad en hoewel de regen by
stroomen neerviel was het gevaar
groot. Een paar kleine huisjes nabij
de kerk geraakten door het vallen
van brandende stukken hout in brand,
maar men slaagde er in het vuur te
blusschen. De brandweer van Rhe
nen, versterkt met eenige spuiten uit
Wageningen, werkte den geheelen
nacht.
Des morgeus om zes uur was het
gevaar voor uitbreiding van den brand
geweken, maar de toren is verloren
en ook de kerk met haar schoon orgel
is geheel door do vlammen verteerd.
De kerk, die uit het laatst der
tiende eeuw dateerde, was gewyd aan
de H. Cunera en werd daarom de
Cunera's of Kuinerskerk genoemd.
De toren, een der hoogste in ons land
en een meesterstuk van bouwkunst,
was van veel lateren datumblijkens
een opschrift op den noordermuur in
het portaal werd met den bouw aan
gevangen in het jaar 1492, „daags
voor Pancras", maar hy werd eerst
in 1531 voltooid. Het orgel in de kerk
dateerde van 1527.
Werkstaking te Almelo.
Aan de Zw. CL meldt men uit
Almelo
Tot de werkstaking is besloten by
de h.h. H. en B. Scholten met 110
stemmen voor, 8 tegenby de h.h.
Ten Cate met 202 voor. 36 tegen
bij de Katoenmaatschappij met 245
voor, 19 tegen; bij Java was
de meerderheid tegen, er waren 141
tegen en 131 voor.
Betsjoend.
Men schryft uit Friesland
Een jaar of acht geleden stierf te
Knypo de beroemde wonderdokter en
duivelbanner B. Uren in den omtrek
was hy bekend en van heinde en ver
kwamen de patiënten naar hem toe-
en riepen zijn hulp ie, wat den man
een goed en gemakkelijk bestaan op
leverde. Doch de onverbiddelijke dood
nam de weldoener der lijdende mensch-
heid weg en de betsjoende (behekste)
lui waren nu weerloos tegenover den
Booze.
Gelukkig is het van achteren ge
bleken, dat 'srnans wonderkracht is
overgegaan op zijn zoon L. B., en al
heeft deze ook nog niet de groote
vermaardheid van zijn vader, toch
wordt ook zijn naam meer en meer
bekend, door de wonderdadige ge
nezingen, die hij hier en daar heeft
verricht.
In de vorige week werd zijn hulp
ingeroepen door een vrouw in St.
Johannisga. Ze was al lang niet goed
en had tevergeefs geneeskundige hulp
ingeroepen. Ten einde raad wendde
zy zich tot een duivelbanner. En ja,
een enkele blik op de lydcres gesla
gen, overtuigde hem van den treuri-
gen toestand. Zij was betsjoend.
De duivelbanner bracht een paar
zakjes kruiden te voorschijn, waarvan
zij het aftreksel gebruiken moest,
nadat hij er een wonderdadige ge
neeskracht aan zou hebben medege
deeld. Daartoe maakte hij openingen
in den vloer van het vertrek, hing
de zakjes daarin en sloot de openin
gen weder. Den geheelen nacht moest
hij in de kamer blijven, om toover-
formulieren uit te spreken, enz. Den
volgenden morpen vertrok hij, nabe
taling erlangd te hebben. En toen....
mengde de justitie zich in de zaak
en maakte tegen den duivelbanner
proces-verbaal op. Eerlang zal hij
zich voor den kantonrechter hebben
te veraatwoorden wegens het onbe
voegd uitoefenen dor geaeeskande.
Verdelgen ran mieren.
Tot het verdelgen van mieren in
huizen geeft het iMaandblad tegen
de vervalséhingen het volgende mid
del, dat volkomen aan het doel moet
beantwoorden.
Men plaatst dicht by de plaats,
waar de mieren het meest voorkomen,
een bord, waarop men eenige stukken
rauw vleesch legt, dat zooveel moge
lyk in sneedjes gesneden is, b.v. stuk
jes vau de lever. Na een paar uur
wemelt het bord van mieren, en men
behoeft den inhoud dan slechts in het
vuur of kokend water te werpen.
Herhaalt men deze bewerking eenige
malen, dan zal men spoedig van de
lastige insecten verlost woraen.
Nog wordt aanbevolen blaadjes
kervel op de plaatsen te leggen, waar
de mieren zich vertoonen. Zy schij
nen van de lucht dier plant een afkeer
te hebben.
Kolon i ën.
Zonderling optreden.
Het volgende heeft, naar men uit
Tclok-betong aan het Bat. Nbld.
schrijft, in geheel de Lampongs op
schudding verwekt.
De resident had den betrokken
controleur opgedragen een weg in de
afdeeling Ommelanden van Telok-
betong zoo spoedig mogelyk in hee-
rendienst te doen herstellen.
Teneinde aan den last van den resi
dent gevolg te geven beval de con
troleur dat het getal, heerendienst
plichtigen, hetwelk aan den weg zou
arbeiden, in het geheel pl.m. 3000 zou
bedragen en dat daarvan telkens ge
durende zes dagen, te weten van
Maandag tot den d.a.v. Zaterdag, de
helft zou opkomen.
Aangezien die last van algemeene
strekking was, kon li ij in de gevolgen
niet anders dan tot onbillijkheden
leiden, wijl de naby het werk wo
nende heerendienstplichtigen na afloop
van hun taak méér tijd voor eigen
bezigheden hadden alvorens weer te
moeten verschijnen dan zij, wier kam
pong 30 a 40 palen verwijderd lagen,
daar zij reeds alleen om deze te he
reiken 2 a 3 dagen behoefden.
Blijkbaar is geen voldoende reke
ning gehouden met de voorschriften
betreftende het vorderen van heeren
diensten in de Lampongs, waar o.a.
gezegd wordt, dat in gewone omstan
digheden niet méér dan 30 dagen ar
beid in het jaar mag gevorderd wor
den, zóódanig dat de te prestoeren
diensten zooveel mogelyk gelijkmatig
over het geheele jaar zullen worden
verdeeld; verder, dat de heerendien
sten zooveel doenlijk over de kam
pongs gelijkmatig verdeeld worden
en dat die verdeeling geschiedt met
in-acht-neming van den kortst mo
gelijken afstand, tussehen de wonin
gen der dienstplichtigen en de plaat
sen, waar zij worden te werk ge
steld.
De arbeid aan den weg moest op
last van den controleur gedurende
één opkomst van zes dagen klaar
komen. De lieden moesten echter
reeds dadelijk in gebreke blijven. De
controleur wilde dit echter niet in
zien en hen van luiheid of tegenwer
king verdenkend, beval hij de kam
ponghoofden en mandoers, dat het
werk zóó lang zou worden voortge
zet tot de eenmaal vastgestelde taak
was afgeloopen, onverschillig hoeveel
dagen dat nog duren zou.
Dientengevolge togen de heeren
dienstplichtigen weder aan den arbeid,
maar toen zy na negen dagen nog
niot klaar waren, hoewel zij daartoe
hun best hadden gedaan, en het ge
brek aan mondkost groot was gewor
den, terwijl de controleur niet te ver
murwen was, besloten zij het werk
te staken.
Ten getale van pl.m. 1000 zakten
zy te middernacht naar Telok-betong
af en kwamen daar om drie uur in
den ochtend aan.
Zij wisten hun bezwaren aan den
resident kenbaar te maken en deze
gaf hun ten antwoord, dat hij wel
den last had gegeven om den weg
ook in het belang der bevolking zelve
in orde te brengen, maar geenszins
om degenen, die dit moesten doen,
daarmede soesahs te berokkenen. Ver
der gaf hy den last, dat allen zouden
terugkeeren en wachten tot hij zou
komen. Op den terugweg ontmoetten
de arbeiders den controleur, wien men
bericht had, dat zy er van doer wa
ren. Hen ziende, sohreeawdo hi':
„apen, hurkt allemaal!"
Dat deden de „apen".
Toen vroeg hy hun barscli:
„Van waar komen jullie?"
„Van Telok, meneer, van den resi
dent, was het antwoord.
„En hebben jullie hem gesproken?"
„Ja, meneer!"
De hoofdjaksa, die daarop kwam aan
gereden, doelde den controleur mede,
aat de resident in aantocht was. Dit
bericht deed hem verbleeken en door
rijden, den baas tegemoet.
Toen kort daarop de resident de
klagers voorby reed, hurkten zy al
len als één man aan den kant van
den we<* en brachten hem eerbiedig
een sembah toe.
Beleefd groette de resident terug.
Toen «ehter de controleur voorbij
reed, barstten zij in een jouwend ge
roep uit en riepen hem na.
De resident onderzocht de zaak
haarfijn en het resultaat was, dat het
districtshoofd, de demang, naar de
klagers toe ging en hun namens den
resident zeide, dat degenen, die nog
geen zes dagen hadden gewerkt, dit
alsnog moesten doen, maar dat al de
overigen naar huis konden gaan.
Dankbaar gingen daarop de arme
menschen uiteen.
„Van den controleur koester ik
schryft de berichtgever van het Bat.
Nbld. de overtuiging, dat hy vol
komen te goeder trouw heeft gehan
deld daarom is het te betreuren, dat
hy by deze gelegenheid heeft getoond
het voornaamste te missen, wat een
controleur behoeft, nl. bestuursbe
leid."
Geheimzinnige steenworpen.
Uit Solo schrijft men aan „Het
Centrum
„Een Europeaan van een der boten-
wyken ondervond in de laatste dagen
veel last van het geheimzinnige steen-
werpen. Denkend dat een der kara-
pongkinderen met kattepul zijn huis
bombardeerde, zat hij met zijne vrouw
en kinderen op den loerdoch spoedig
zag de familie duidelijk, dat de stee-
nen door een onzichtbare hand waren
gedreven, zonder evenwol iemand te
raken.
Nu riep het hoofd des gezins het
kampongvolk bijeen en in tegenwoor
digheid van wel 15 personen duurde
het steenworpen tot 11 uur's avonds.
De aanwezigen zagen de steenen val
len van een meter hoogte, maar kon
den niet begrijpen, dat zij zeiven on
gedeerd bleven.
Ten einde raad, waarschuwde de
familie haren naasten buurman
een ware ongeloovige Thomas die
onmiddellijk op het duivelsche terrein
verscheen, om zich te overtuigen wat
er van waar was.
Thomas was zoo overmoedig om den
„Gandaroewo" uit te dagen, doch het
iaatste woord was nog met uitgespro
ken, of daar viel een steen voor zyne
voeten en weldra volgden andere
steenen.
Plotseling schoot hem te binnen de
spookgeschiedenis te Soemedang, ette
lijke jaren geleden en de historie was
voor den ongeloovige meer dan ge
noeg. om de plaats te verlaten en onder
den wollen deken te kruipen.
Dat grapje heeft nog een avond
geduurd; terwijl te 2 uur 'snachts
door de buren een gesnik en geween
werd gehoord, als van een wanhopige
vrouw, die naar haar verloren kind
zocht. De Javanen maakten daaruit
de gevolgtrekking, dat de „Ganda
roewo" niemand anders was dan de
geest van eene ontaarde moeder, die
haar. kind vermoord had en in den
hemel niet werd ontvangen."
Letteren en Kunst.
UIT AMSTERDAM.
Ned. Opera.
(Dir. v. d. Linden.)
De heer van der Linden heeft het
seizoen '97—98 onder voldoende gun
stige auspiciëen geopend. De Stads
schouwburg was stampvol by de beide
eerste opvoeringen van Meijerbeer's
„De Afrikaanscue", en het gezelschap
heeft by deze gelegenheid getoond
zich goede krachten te hebben ge-
assumeerd, al heeft het dan ook in
de personen van mevr. Cato Engelen-
Sewing en mevr. Dirkx—van der
Weghe twee der besten verloren.
Waar v. d. Linden dezen winter
I een vrij ernstige concurrentie zal heb
ben te dichte* ea waar ieder apris
teat toch weet, dat zjjn werkkriag
oek zonder deze concurrentie, geeae
sinecure was, moeten wy den krani-
gen directeur bewonderen om de
geestkracht, die hy toont, door de
onderneming voort te zetten, waar
minder energieke directeuren mis
schien reeds lang het hoofd in den
schoot zonden hebben gelegd.
Mej. M. v. Gelder, die met de zware
party van Selica debuteerde, heeft
by de premières uitnemend voldaan
zy heeft een uitstekende stem, terwijl
zy ook als tooneelspeelster zeer te
pryzen valt; ongetwijfeld is mej. v.
Gelder een belangrijke aanwinst voor
het gezelschap. Minder is dit het ge
val met mej. de Boer, die de party
van Ines vertolkte en die ray by de
opvoering minder goed voldeedhoe
wel haar stem zuiver is en aan kracht
niet al te veel te kort komt, zal zy
nooit in staat zyn in de ryen harer
kanstzusteren te schitteren dan mot
bescheiden glans.
Urlus (Vasco di Gama) en Orelio
(Nelnsco) behaalden het succès, waar
aan deze kunstenaars gewoon zyn,
terwyl ook de kleinere partyen vry
voldoende vervuld werden.
Het wil my voorkomen, dat het
orkest, dat in het vorig seizoen zo©
herhaaldelijk blijken gaf voor z'n taak
berekend te zyn, thans nu en dan
wat buiten zyn boekje ging, een be
zwaar, dat echter wel zal worde*
overwonnen, wanneer men weder ge
heel en route zal zyn.
Do docoratiën lokten een daverend
applaus uit.
B. A. B.
Ital. Opera.
Het repertoire van de Italiaansche
Opera in den Haag zal bestaan uit:
Gioeoda v. A. Ponchielli.
Mèfistofele v. A. Boito.
L' Amico Fritz
Guglielmo Ratcliff
Cavalleria rusticana Maseagm.
Pagliaci v. R. Leoncavallo.
La Bohème -n
Manon LescautPucmi-
André Chénieu y. Giordano.
II Barbiere de Seviglia. Rossini.
Samson e Dalila. C. Saint Saëns.
Norma.
La Sonnambula V. Bellini.
I Puritani.
Ernani.
Aida. j
Un Ballo in Maschera f
La Forza del Destino G. Yerdi.
Rigoletto. I
Otello.
II Trovatore.
Lucia di Lammermoor
Linda di Chamounix j
Lucrezia Borgia. G. Donizetti.
Maria di Rohan. I
La Favorita.
Jone.
L'Assedio di Leida 1
(Het beleg van Leidens E. Petrella.
voor het eerst opge-t
voerd in 1856).
GEMENGD NIEUWS.
Jackson's expeditie.
Fred. Jackson is met de Windward
te Londen teruggekeerd, na een af
wezigheid van drie jaar. (De Wind
ward stoomde voor de eerste maal de
Theems uit op 11 Juli 1894). Hij was
zeer tevreden over zyn reis, en hij
en al zijn metgezellen zijn volkomen
gezond.
In die drie jaar heeft Jackson,
daartoe in staat gesteld door devry-
gevigheid van den rijken reeder Harms-
worth, een belangrijken wetenschap-
pelyken arbeid verricht, waarop wy
nader terugkomen. Hy heeft, op en
kele uithoeken na, heel het midden-
en westelijke gedeelte van den Frans-
Jozef-archipel in kaart gebracht. En
voor hij naar het vaderland terug
keerde, stelde de gunstige gesteldheid
van de zee hem in staat, nog een feit
vast te stellen, van belang voor do
aardrijkskunde.
Gillis-land, het geheimzinnige land
dat door oude Hollandsche zeevaar
ders tussehen Spitsbergen en Frans-
Jozef land gezien zou ziju, en sedert
dien tyd altijd op de kaart gebleven
is, bestaat niet, althans niet op de
aangenomen plaats. Evenmin hoogst
waarschijnlijk Johannessen-land. De
Windward naderde de plaats waar
dit land moest liggen, op de huisreis,
tot op een mijl of tien, bij helder we
der, maar er was niets van te zien.
ons welzijn" te kunnen doen. Ik vind dit een prachtig
plan. en 'als gij ook van die meening zijt, moogt gij wel
eens hartelijk op het geluk van de heeren klinken."
Natuurlijk volgde een algemeen hoeraen een „lang
leve mynheer Trelawney" op deze woorden, maar het
klonk zóo welgemeend, 'dat ik nauwelijks kon geloovcn,
dat dit dezelfde menschen waren dié het op ons leven
gemant hadden.
„Lang leve kapitein Smollett!" riep John Silver,
waarmee allen instemden.
De drie heeren gingen naar beneden en niet lang
daarna kreeg ik een boodschap, dat ik in de kajuit
verwacht werd.
Zij zaten om de tafel, toen ik binnentradeen flesch
Spaanschen wyn en een schaaltje rozijnen stonden voor
lien op tafel, en de dokter rookte, met zyn pruik op
éen oor, wat een tecken was, dat hy zich niet op zyn
gemak gevoelde. Het raampje stond open, want liet
was een warme avond, on de maan scheen helder.
„Nu Hawkins", zeide de squire, „gij hadt iets te ver
tellen. Spreek op."
Ik deed wat inij verzocht werd en vertelde zoo kort
mogelijk hetgeen ik gehoord had. Geen van alien viel
mij in de rede, maai zy hielden voortdurend hun oogen
strak op mijn gelaat gevestigd.
„Toen ik myn verhaal gedaan had, zeide dokter
Livesey
„Jim, neem een stoel."
Hq hij schonk mij een glas wyn in, vulde myn han
den «et rozynen, en alle drie, de een na den ander
drenken op «yu welzijn en prezen myn betoonden moed.
„Nu, kapitein,'1 zeide de squire, „gij hadt het by het
rechte eind en ik had ongelijk, Ik ben een ezel geweest,
en zal van nu af geheel tot uw orders zijn."
„Gij hebt u niets meer te verwijten dan ik," ant
woordde de kapitein. Ik heb van myn leven nog nooit van
een bemanning gehoord, die plan heeft te muiten en dit
niet op een of andere wijze laat merken. Iemand, met oogen
in zijn hoofd ziet natuurlijk wat er omgaat en neemt
zijn maatregelenmaar ik moet eerlijk bekennen, dat
deze bemanning mij om don tuin geleid heeft."
„Kapitein," zeide de dokter, „met uw verlof, dat komt
door Silver. En zeer merkwaardig man."
„Hy zon, aan een ra hangend, merkwaardig uitko
men", antwoordde de kapitein. „Maar dit zijn maai'
praatjes die tot niets leiden. Ik zie drie of vier licht
punten en wanneer de heer Trelawney het toestaat, zal
ik u zeggen welke."
„Natuurlijk, mijnheer, gij zijt onze kapitein, en liet
staat aan u nu liet woord te voeren," zeide de heer
Trelawney uit de hoogte.
„Ten eerste," begon kapitein Smollett, „moeten wij
onzen tocht voortzetten, omdat wy niét terug kunnen
keeren. Want indien ik bevel gaf terug te gaan, zouden
zij dadelijk tot muiterij overslaan. Ten tweede hebben
wij nog oenigen tyd voor ons uiterlijk gerekend, tot
wij den schat bobben gevonden. Ten derde zyn er nog
eerlijke manschappen aan boord. Welnu mijnheer, vroeg
of laat komt het toch tot een vechtpartij en wat ik
voorstel is dat wy, zooals het spreekwoord zegt, de
koe by de horens vatten, en het tot een gevecht laten
ke«en wanneer zy 't het «inst verwachten. Ik veron
derstel, dat wij uw bedienden kunnen vertrouwen, mijn-
lieer Trelawney."
„Als mijzelf," verklaarde de squire.
„Drie," telde de kapitein, „ons zelf en Hawkins
hier meegerekend maakt zeven. En nu de eerlijke ma
trozen."
„Dat zijn waarschijnlijk diegenen, die Trelawney
aanwierf voordat hij Silver in dienst nam," zeide de
dokter.
„Neen," hernam de squire, „want daar behoorde
Hands onder.
„Ik had juist gedacht, dat Hands nog al te vertrou
wen was," voegde de kapitein er bij.
„En dan te moeten denken, dat het alleen Engclschen
zynbarstte de squire uit. „Mijnheer, ik zou er toe
kunnen komen het schip in de lucht te laten vliegen."
„Welnu, heeren," zeide de kapitein, „ik kan u niet
meer zeggen. Het geval ligt er toe, en wij moeten
trachten er ons door heen te slaan. Het is een ware
beproeving voor een man, dat weet ik, en het zou veel
aangenamer zijn wanneer het in eens tot een slag kwam.
Maar wij moeten eerst weten op vie wij kunnen re
kenen. Wij moeten een gunstigen wind afwachten, dat
is mijn idée."
„Jim," zeide de dokter, „is in staat ons meer dan
iemand anders te helpen. De maats gaan vertrouwelijk
met hem om en Jim is een goed opmerker."
„Hawkins, ik stel een groot vertrouwen in u,*- voegde
de squire er by.
Ik begoa mij wanhopig te voelen, want ik wist niet
welke hulp ik zo* kannen verleeaenen toch door toe
vallige omstandigheden was ik degene, die redding aan
bracht.
Van de zes en twintig manschappen konden wij op
zeven rekenen, waaronder éen jongen, zoodat de kansen
stonden als zes tot negentien.
DERDE GEDEELTE.
Mijn avontuur aan wal.
HOOFDSTUK XHI.
Op wélke wijze ik mijn avontuur aan wal begon.
Toen ik den volgenden morgen op het dek kwam,
zag ik het eiland geheel anders voor my. Ofschoon de
wind nu was gaan liggen waren wij 's nachts toch een
heel eind gevorderd en lagen nu een halve mijl te*
znid-oosten van den lagen oostkust. Donkere bosschea
bedekten een groot deel van de oppervlakte. De lagere
streken van het eiland hadden een gele tint, want zy
bostonden grootendeels uit duinzand, waartussehen ziek
hier en daar groepjes pynboomen verhieven.
Wordt'^vervolgd.)