BINNENLAND. HAAGSCHE BRIEVEN. Na nog van het bezoek van den Koning van Siarn te spreken, ware eenigszins mosterd na den maaltyd, indien ik niet het een en ander ver tellen kon, dat in de verslagen der bladen niet te-vinden was. Met opzet heb ik de Siameesche heeren voortdurend in net oog ge houden, minder om te zien of zij twee aan twee gekoppeld waren als wijlen Chang en Eng maar meer om hen te betrappen op die eigenaardigheden, die vroegere exo tische bezoekers der residentie te zien gaven. Onder dit opzicht zyn wc echter bedrogen uitgekomen. Wisten we vroeger van felam weinig anders, dan dat de hoofdstad Bangkok heette, en de verm aarde tweelingen er geboren waren, we weten nu althans dat de hooggeplaatste Siameezen menschen zijn van zekere beschaving. Ik laat het feit daar, dat de meeste leden van het gevolg des Konings in den rouw waren, d. w. z. zwarte nagels hadden, en ook geen andere dan hun moedertaal spraken. Maar de Koning spreekt onberispelijk Engelsch, bleek een gezellig prater, doordrongen van de vorderingen der Westersche be schaving, en een goed opmerker te vens. In beschaving, d. w. z. in al- gemeene ontwikkeling staat Zijne Majesteit evenwel achter hij zijn halfbroeder Prins Swasti. Dii kwam het best uit, naar mij werd medege deeld, aan het gastmaal op „het Loo." Wei trof daar het zekere sans-gêne van den Koning die de eetzaal bin nenkwam met een tot allen, de Konin ginnen incluis, gericht meer hartelijk dan vormelijk „bonjour!" maar eenmaal tusschen onze Vorstinnen ge zeten, deed de Koning als tafelheer niet onder voor den meest geëxperi- menieerden Europeesellen diplomaat. Bijna voortdurend beheerschto hy hei gesprek aan tafel soms alleen aar het woord vertellende van zijn rei zen en reisavonturen. Hy liet de Ko ninginnen lachen met de mededeeling, dat booge Siameesche vrouwen, die Europeesche japonnen cadeau kregen, den sleep hadden gebruikt als zak doek. En zijn speech op het welzijn der Vorstinnen was nit een oratorisch oogpunt wat lang voor een toast geenszins verwerpelijk. Men amu seerde zich best. Zooals gezegd, meer dan een succes d'estime behaalde de halfbroeder des Konings, die onzen Minister van Fi nanciën, zyn huurman aan tafel, be paald in verbazing bracht met de vraag hoe Zyn Excellentie dacht over de styging der graanprijzen in ver band met het muntvraagstuk. De Prins scheen te weten, dat hij met die vraag aan het goede adres was en dat de oud-lioogleeraar in de Staat huishoudkunde even gemakkelijk een dergelijk onderwerp behandelt in het Engelsch als in het Nederlandsch. Hij was niet alleen ingenomen met het antwoord, dat hij kreeg, doch toonde ook volkomen op de hoogte te zyn van algemeene staathuishoud kundige begrippen. Prins Swasti trof het in elk geval beter dan de andere halfbroeder, die, ook gezeten tusschen Ministers, juist tot buren had diegenen onzer be windslieden die het minst sterk zijn in de tale Albion's en die 't dus tamelijk benauwd hebben gehad. Het. heeft algemeen de aandacht getrokken, dat de Siameesche koning hier te lande veel minder royaal is geweest met ridderorden, dan het vorig jaar in Indië. Dit neemt niet weg,' dat hy zich zeer royaal heeft betoond, waar het betrof de beloo ning der diensten van mindere be ambten, hem gedurende zijn verblijf bewezen en dat hij ook bij zijn aan- koopen in den Grooten 'Bazar toonde te kunnen beschikken over eene wel voorziene „privy purse". Ik zal dezen, moeten sluiten alvo rens de wielerwedstrijden op het sportterrein geëindigd zijn. Maar een sport-nieuwtje kan ik toch verteilcD. Binnenkort zullen hier athletisehe wedstrijden plaats hebben, waaronder internationale wedstrijden in het bard- loopen. Men hoopt daarbij op de aanwezigheid van een eenvoudigen JJ muider visscher, wiens naam mij is ontgaan, die een van de snelste loo- pers ter wereld kon worden, indien hij behoorlijk getraind werd en die dan veel meer geld zon kunnen ver dienen dan met het eerzaam en ge- vaarvol bedrijf dat het zijne is. Men heeft my verteld, dat IJmuiden's bur gemeester zich voor dezen ingezetene interesseert en zyn best zal aoeneen sportman van hem te maken tot meer dere glorie van het visschersdorp. Haagsche sportlui üassen er reeds op, dat de Umuider looper eenige wereldrecords breken zal. Welke van de publieke vermake lijkheden zal in het a.s. seizoen het record houden in de gunst van het publiek? Het lykt eene concurrentie op leven en dood, nu elk, om baas te hly'ven, werkelijk het bests zal trachten te geven wat te krijgen is maar het beste is veelal ook het duurste voor de directies. Uit het tableau de la troupe der Italiaanscho Opera blykt,dat de meeste zangeressen en zangers mensehen zyn met tooneel- rontine en in hun land geëerd zijn als „di prima cartella". By den troep der Fransche Opera staat Pauwels boven aan de rij der heerenmevr. Lematte-Scbuyer, een falcon van ze kere vermaardheid, opent de ry dei- dames- artisten. Als de rest is „na ve- nant" zooals het volk zegt kun nen we dus veel goeds verwachten. De Italianen zullen ongetwijfeld kun nen rekenen op toeloop, indien, zoo als beloofd wordt, Mascagni en andere componisten de uitvoering der eigen werken komen leiden. Want alleen om Mascagni te zien, loopt natuurlijk half den Haag uit. Men noemt dat een „pretje". En er is wellicht in Nederland geen tweede stad waar men van alles een pretje maakt als in den Haag. In nieuwsgierigheid doet de upper niet voor de unter ten thousand ouder. Dat zullen we Dinsdag 21 dezer weder zien als do Regentes nu, naar beweerd wordt, mét de Konin gin dc zitting der Staten-Generaal gaat openen. Er zal letterlijk gevoch ten worden om een plaats op de pu blieke tribune. En wie een kaart kan machtig worden voor een der gere serveerde plaatsen, zou er een for tuintje uit kunnen slaan als hij een of anderen ryken Amerikaan ontmoet of een aan spleen lijdend Engelsch- mau. Anders zal de glimlach eener dame wellicht voldoende zijn om hem van zijn rechten afstand te zien doen. De mensch is zwak H. A. GANUS JR. Uit de „Staatscourant". Kon. besluiten. Benoemd tot burgemeester: van Etten en Leur. W. J. B. van Glab- beekvan Buhde, J. J. Vossen; van Herpen, P. J. van Zuylen; van Hoorn, A. Zimmerman, en van Bakel en Milheczc, P. L. Nooijen, secretaris dier gemeente. Tijdelijkbenoemd tot leeraar aan de Ryks hoogere burgerschool te Alk maar,' N, Meijer, thans leeraar aan de hoogere burgerschool te Maastricht. Een pensioen van f 30 verleend aan L. Koops, weduwe van H. Dooreu of Doorten, laatstelijk brugwachter aan de Beilervaartbrug. Aan S. Bartstra, secretaris-gene raal hij het departement van finan ciën, op zijn verzoek, met ingang van 1 November 1897, eervol ontslag ver leend uit gemelde betrekking, behou dens zijne aanspraak op pensioen, en onder dankbetuiging voor de langdu rige en getrouwe diensten door hem aan den lande bewezen; en benoemd tot secretaris-generaal bij het departement van financiën, mr. F. S. K. J. graaf van Randwijck, referendaris hij voornoemd departe ment. De majoor-kwartiermeester A. M. Brandenburg, thans op non-activiteit met ingang van 16 September 1897, op pensioen gesteld en het bedrag van het pensioen gesteld op f 1390 's jaars. Atjeh eri Lombok. Blijkens van den Gouverneur-Ge neraal van Nederlandseh-Indië ont vangen telegraphische berichten, zijn hij de jongste in Atjeh geleverde ge vechten gesneuveld de fuseliers J. H. Nau- laers no. 43823, A. E. Mornie no. 32183, J. Memmer no. 41293 en F. C. A. Mewes no. 35904; gevaarlijk gewondde sergeanten A. H. H. Theunissen no. 41063 en D. J. Yerhelst no. 26894, en licht gewondde 2de-luitenanfc der infanterie H. A. Gusdorf en zyn aldaar aan de gevolgen van in Atjeh bekomen wonden overleden: de van het Nederlandsch© leger bij j mcene vergadering dat in Indië gedetacheerde lste-luite- 's-Gravenhage. nant der infanterie A. A. van Mourik, de sergeant O. A. van Lawick no. 42542 en de fuseliers H. L. Gallier no. 30794, H. J. J. Meersinans no. 41637 en J. Nieborg no. 42754. Voorts zyn op Lombok, hij hot ver drijven van eene roovershende uit do. Prajasche bosschen gesneuveld: de 2de-luitenant der infanterie F. B. Nunnink en de fu selier P. H. W. Griidler no. 4385S en werd by die gelegenheid gevaar lijk gewondde fuselier R. Warte- nau no. 37998. werd gekozen By de opening der Kamers zal ditmaal, zegt het „Vad.," de Regentes vergezeld zyn door de Koningin. Siamoeschen Orden. In Siameesche orden zyn alsnog benoemd de burgemeester van Amster dam, de waarnemende burgemeester van Den Haag en de oudste wethou der en de hoofdcommissaris van politie in beide gemeenten. Moedige redding op zee. Zooals wij in ons avondblad van 2 dezer onder de rubriek „Scheeps tijdingen" hebben vermeld, is de be manning van den Duitschen schoener Maria door het Nederl. stoomschip Hilversum gered. Nu ons de bijzon derheden bekend zijn geworden, mo gen wij een weord van lof zeker niet onthouden aan de moedige redders. Dinsdag jl. kreeg men namelijk aan boord van de Hilversum tijdens he- vigen Noordwester storm met zware buien een schip in 't zicht, dat de noodvlag halfstoks geheschen had. Naderbij gekomen bleek het te zyn do schoener Maria uit Emden, kapt. E. Buss, van Drammen naai' Papen burg bestemd. Het vaartuig was iu ontredderden staat, lag met bakboordreeling onder water en dreef vol water op de la ding, terwijl de scheepsboot was ver brijzeld en de verschansingen aan bakboordzijde grootendeels waren weggeslagen. Zware zeeën sloegen op en over het schip en de beman ning had als de eenige nog veilige plaats post gevat achter op de hut, alwaar" men zich aan het want kon vastklemmen. Op eene vraag van den kapitein van de Hilversum aan zijne beman ning wie geneigd waren een poging tot redding aan te wenden der in nood verkeereude schipbreukelingen, meld den zich twee der opvarenden aan, om met de boot van boord testeken. Deze waren J. de Yoogd, 2e stuur man, en Jan Stroobacb, matroos. Met groote moeite en levensgevaar mocht hot hun na veel inspanning gelukken do bemanning van het ontredderde schip behouden aan boord van de Hilversum te brengen. Hulde aan de moedige redders f Hbld. Artis. Eindelijk is Artis tc Amsterdam weer in het bezit van drie ijsberen, mooie jonge dieren. Men kan zion, dat ze zich thuis gevoelen temidden dier rotsen en by dien fraaien water val in de reusachtige kooi. Een voor spoedige reis hebben ze niet gehad; van het hooge Noorden naar hier bijna eiken dag storm en tegenwind, maar ze schijnen er niet van geleden te hebben en zien er zeer goed uit. Yoorzeker zal hiertoe niet weinig hebben bijgedragen het geurige voed sel, bestaande uit zeehondenspek en gedroogde visch, waarop ze onder weg geleefd hebben. Artis heeft echter dergelijke lekkernijen niet op het menu staan, zoodat ze zich aan wat minder welriekend voedsel zul len moeten gewennen. Daar zullen de feezoekers wel niets op tegen heb ben. Eigen Hulp. De Zaterdag te 's Gravenhagc ge houden gewone algemeene vergadering van de Yereeniging „Eigen Hulp" werd door den heer F. Th. Peereboom Völler, met een welkomstgroet ge opend. Vertegenwoordigd waren 13 dis tricten, uitbrengende 65 stemmen, ter wijl namens de winkel vereenigingen 64 stemmen werden uitgebracht, te zamen al zoo 129. Als plaats voor de volgende alge- Het verslag omtrent do werkzaam heden en den toestand der vereeni- ging over liet afgeloopen jaar in arak in het orgaan der vereeniging opgenomen werd goedgekeurd. Door den heer Gochius, lid der com missie voor het nazien der rekening, werden enkele opmerkingen gemaakt ten aanzien van de rekening over 1896. In de eerste plaats werd gewe zen op het halvéeren van den abon nementsprijs van het orgaan en op de ruime gratis verspreiding daarvan. Voorts werd gevraagd wie de kosten draagt van de reis van den algemee- non secretaris naar Londen. Daarop werd van de bestuurstafel geantwoord, dat het in het belang der Coöperatie is ook buiten den kring der leden van E. H. liet orgaan te verspreiden, doch dat reeds tot ver mindering is overgegaan. Wat de reis van den secretaris naar Londen be treft, daaraan wordt door de Vereeni ging E. H. niets betaald; die kosten komen geheel ten laste van het aan staande internationale congres te Delft. Tegen het opdrijven van de reiskosten in het algemeen, waarop mede gewezen werd in het verslag der commissie, wordt zooveel mogelijk gewaakt. De rekening van 1896 werd daarna goedgekeurd. Daarna kwam aan de orde het voor stel van liet hoofdbestuur, om f700 toe te staan voor het aanstaande in ternationale congres, waarop Haarlem als amendement voorstelde een krediet van f 2000 te verleenen. Amsterdam wilde eerst een weten welke afdee- lingen en districten bijdragen voorliet congres hebben toegezegd. Hierop werd geantwoord dat reeds verschillende ai'deelingen hydragen hebben toegezegd. Het cijfer van f 700 achtte het hoofdbestuur voorïoopig voldoende en bovendien laat de alge meene kas geen hooger cijfer toe. Haarlem verdedigde mot klem haar voorstel. Waar door den voorzitter zelf gewezen werd op het groote be lang der congressen, moet men niet karig zijn, vooral niet nu voor de eerste maal eeninteruational Coöp.Con- gres wordt gehouden in ons land. Waar de kas sluit met f 28000 vreest Haarlem niet zoo spert' voor eene uitputting der algemeene kas. Boven dien de f2000 die Haarlem wil toe staan, zyn een crediet. Na uitvoerige verdediging en be strijding werd het amendement der afdeeling Haarlem aangenomen met 66 stemmen. Aan Mr. A. E. Elias werd dank gebracht voor hetgeen hij in het be lang van het aanstaand intern, eoöper. congres heeft gedaan. De begrooting 1898 werd goedge keurd. Tot commissaris der afdeeling Spaar en Voorschotkas werd gekozen de heer J. H. Michaelis en de wijzigingen in de statuten dier afdeeling goedge keurd na eenige discussie, waarbij Utrecht aandrong,een agent te Utrecht aan te stellen. Als leden van het hoofdbestuur werden gekozen: mr. A. E.Elias,dr. C. J. J. Ninck Blok, mr. J. H. Bou- dewiinse, allen te 's-Gravenhage; en dr. A. Rutgers te Utrecht. Belangrijke discussie. Uit een verslag van de gemeente raadszitting te Dwingeloo De voorzitter deelt mede, dat door hem zelf opneming is gedaan van het stookhok by het huis van H. Piest, Hij zegt, dat hem dat stookhok erg is tegengevallen. Hy stelt daarom voor, om deze zaak, te meer daar door R. Koeling nog geen rapport is uitgebracht, omtrent bovengenoemd stookhok, uit te stellen tot een vol gende vergadering. Aldus wordt be sloten. Nog deelt de voorzitter mede, dat een klacht is ingekomen van den tol gaarder van Lheebroek, die zegt, dat, bij hem gedurig een lantaarn uitwaait; tovons doet deze het ver zoek om palen te plaatsen voor zijn koestal, om daaraan zjn koeien te kunnen vastbinden. De voorzitter zegt, dat van den vroegeren tolgaarder nooit eene klacht is ingekomen. De heer W. Dolfing brengt in 't midden, dat het een prul van een lantaarn is en stelt voor om er een betere en tevens grootèré te plaatsen. De heer A. Mulder zegt, dat hij heeft opgemerkt, dat er eea betere staat by den tolboom te Beilen. 1 Wordt aan burg. en Weth, opge dragen om een onderzoek in te stel len omtrent hetgeen de tolgaarder verzoekt, alsook naar de marechaus seekazerne, waarvan de planken stuk zyn. Verder zegt de voorzitter, dat de schoolpleinen in slechten staat zyn hy stelt daarom voor ze te bevloeren rnet stukken steen. De lieer Beckeringh van Loenen meent dit ten sterkste te moeten ont raden; het is zoo gevaarlijk, vooral voor de kleinen, die" nog al eens een buiteling maken. De heer P. Mulder meent, dat het beter is ze weer met zand aan te vullen; dat is er genoeg te krijgen en kost geen geld. Do voorzitter zegt, dat men dan spoedig voor eenzelfde feit staat; het zand stuift er uit en vult dan de goten langs de straat. De beer Beckeringh van Loenen heeft bij ondervinding, dat aanvullen met fijn gruis de beste weg ishy weet by informatie, dat dit niet veel behoeft te kosten. Wordt besloten deze zaak aan tc houden tot een volgende vergadering. Letteren en S?.«nsi. UIT AMSTERDAM. Wed. Opera v. d. Linden. Viel de eerste opvoering van „de Afrikaansche" niet bijster te loven, eene voorstelling zóo in|vele opzich ten onberispelijk als die van 1.1. Vrij dagavond heb ik nog maar zelden mogen bijwonen in onzen Stadsschouw burg. Gounod's „Romeo en Julia", waarin wij o. a. verleden' jaar mej. Jeanne Jacobson zagen debuteeren, viel eene zoo uitstekende vertolking ten deel, dat het publiek somwijlen in eene vervoering geraakte, die niet dikwijls te constateeren valt. En, inderdaad, mevr. Madier de Montjau en de heer Fr. Phlippcau, maar vooral de eerste, bezitten in zoo ruime mate de gaven om ons opera- publiek iets meer dan gewoons te geven, dat het geen verwondering baart, dat de bezoekers meer dan fewoónlijk van hunne tevredenheid lijk gaven. Mevr. Madier heeft een zeer fraaie stem en is van eene schier klassieke schoonheidbovendien wist zy door haar- uitnemend spel en de zeer bij zondere en juiste opvatting van de Juliafignur eene zo© poëtische créa tie te leveren, dat zy hare voorgang sters verre in de schaduw stelde en reeds zij alléén in staat geweest ware ons een onvergetelyken avond te be reiden. Doch „es war des Guten noch mehr"; de heer Frans Phllppeau, ook ten uwent welbekend, debuteerde als Romeo en behaalde :n beslist succes. Phlippeau's sympathieke tenorstem die hem in de concertzaal zoovele lauweren deed plukken, is nog wel een weinig zwak voor een lokaal als de Stadsschouwburg, doch nu hij de knnst Diet meer als'amateur beoefent en al zijn tijd daaraan zal zijn gewijd, zal hij ongetwijfeld nog aan kracht winnen en zal de bekende kunste naar die, in aanmerking nemende, dat hy voor het eerst de planken be trad, reeds vrij veel tooneelroutine bezit spoedig de favoriet van ons publiek zijn. Eene derde debutante was mej. Sohns, die de partij van Ötefano op verrassende wyze vervulde; in de serenade, liet gedeelte dat de grootste eischen stelt zong mej. Sohns zóó zuiver en zij acteerde daarbij zóó bekoorlijk, dat de luide toejuichingen, die haar ten deel vielen, volkomen verdiend waren. Zij heeft hare opleiding genoten by mej. van Zanten en wanneer men niet dadelijk te veel van haar vergt, heeft deze jeugdige zangeres, wanneer zij ijverig blijft studeeren, een schoone toekomst voor zich. De heer v. d. Hoeck (Capulet) is sedert het vorig seizoen zeer vooruit gegaan en ook de overige optredenden waren verdienstelijk. Waarom de Directie niet wil be seffen/ dat de vervulling van eene uiterst kleine partij, vaak een groot gedeelte van het geheel kan bederven, is my 'nraadsel. De heer van Dykj zong een der kleine partijen, gelukkig slechts uit eenige woorden bestaande, i maar hij zong zelfs dit weinige zoo allererbarmelykst, dat het 'n verstan-1 dige daad van den heer v. d. Limiet zou zyn, wanneer hy dit nieuwe lii van het gezelschap geen solo's moe deed zingen, al zijn deze nog zo klein en van nog zoo weinig belang wanneer aan het geheel zooveel moeit is ten koste gelegd maken zulke ge vallen juist een dubbel onaangciia men indruk. Koren en orkest ondei leiding van den heef Kwast waren oneindig boter dan bij „de Afrikaan sehe"; alleen kon de proloog bete gezongen worden. Van harte wensch ik den heer va der Linden vele zulke succesvoll avonden toe. Dinsdag 14 September tweede op voering van „Romeo cn Julia." By de „opera de Groot" ging Za terdagavond voor de eerste maal „di Hugenoten". Omstandigheden, afhankelijk vat den wil des heeren de Groot, verhiii deren my deze voorstelling te be spreken. Van betrouwbare zijde verneem echter, dat men over enkele partijei zeer tevreden is. Het publiek op de eerste ran gei moot, naar men zegt, Zaterdag op vallend gemêleerd zijn geweest. A bon entendeur. B. GOflENQD NIEUWS. De Ironing van Siam heeft Zatcr dag Brussel vorlaten. Zijne Majestei is te -3 uur 25 aangekomen te Parijs waar hij aan de gare du Nord ont vangen werd door den president dei Fransche Republiek, die hem verge zelde tot aan het voor hem gereed gemaakte hotel aan de avenue Hoche Brand te Parijs. In den nacht van Vrijdag op Za terdag heeft een ontzettende brand een deel der ateliers vernietigd van de bekende uitgeversfirma Hachettt Co, te Parijs De brand is uitgebroken in den i rechtervleugel van het groote gebouw j waarin tien meesterknechten met hun familie woonden. Des nachts om halt twee had de nachtwaker nog de ronde gedaan on niets bespeurdkort daar na merkte de concierge een eigen aardig licht op de trap en onmid dellijk sloegen de vlammen naar bui ten, die natuurlijk uitstekende voe ding vonden in de massa's 'papier. Van alle kanten kwamen spuiten aanrukken, die stroomen water in het gebouw wierpen, met het gevolg dat men om 4 uur den brand meester was. Een voorloopige raming schat het materieel verlies op een millioen francs. Men vermoedt, dat de brand is ontstaan door het in contact ko men van twee electrische geleidingen. De „Notre Dame." Een der voornaamste en meest be kende gebouwen der gebeele wereld, de Notre-Dame-kerk te Parijs, vierde Zaterdag een zevenhonderd 'jarig ju bileum. Den llden September 1197 werd de eerste dienst in deze kerk gehou den het was een lijkdienst voor den bisschop Maurice de Sully op den eersten jaardag van zijn afsterven. Deze bisschop was ook de bouwer van de Notre-Damo en hoewel deze op het oogenblik van den eersten dienst nog niet geheel, gereed was, moest zij toch toen reeds ongeveer denzelfden vorm gehad hebben als thans. Eigenaardige oplichting. Een heer van Sint- Joost-ten-Noode (Brussel) maakte in eene badplaats kennis met een Engelschman, met wien hij op vriendschappelijke wyze omging, zelfs wandelde en dineerde. De Engelschman bleef eens onder het wandelen plotseling staan voor eene vitrine, waar schilderijen uitge stald waren. De beide vrienden be wonderden vooral een vrouwenpor tret, bespraken het eenige oogenblik- ken en gingen toen heen. „Vooral was de blauwe tint van het kleed mooi," zei de Engelsch man. De kapitein en Gray onderzochten hem reeds en ik bemerkte met éen oogopslag, dat hy doodelijk getrof fen was. Het scheen dat de kordaatheid, waarmee we hun schot- beantwoord hadden, de vrijbuiters nogmaals op de vlucht had gedrevenwant in ieder geval lieten zy ons de gelegenheid den armen, ouden jager over de pa lissade te tillen en hem kreunend en bloedend in het huis te dragen. Arme oude kerelvan het begiu onzer reis tot op het oogenblik dat wy hem stervende in het houten ge bouw droegen, bad hij geen woord van verwondering, vrees, ontevredenheid of zelfs goedkeuring geuit Als een Trojaan had hij in den gang in de boot gestaan elk bevel had hij gewillig, kalm, gehoorzaam als een hond opgevolgdhy was de oudste van ons troepje, en nu lag hy de gedienstige, oude knecht op sterven. De squire viel naast hern op de knieën en kuste zijn hand, terwij! hy schreide als een kind. „Moet ik sterven, dokter vroeg hy. „Tom. beste vriend", zeide ik, „gij gaat naar huis." „Als 'dat zoo is, dan wou ik wel, dat ik ze vóór dien tijd nog een veeg uit de pan had gegeven." „Tom," zeide de squire, „zeg toen dat gij -mij vcr- „Zou m\j dat betamen tegenover u, squire was het antwoord* „In elk geval, het zij zoo. Amen Na eenige oogenblikken verzoeht hy ons een van allen een gebed voor te lezen. En niet lang daarna stierf hij zonder nog een woord te hebben gesproken. Middelerwijl bemerkte ik, dat de kapitein de kist en de zakken nakeek en een groot aantal zeer verschil lende voorwerpen to voorschijn haalde o. a. de Engel- scbe vlag, een bijbel, een kabel, pen, inkt, het scheeps- dagboek en eenige pakken tabak. Binnen de omhei ning had hy den stam van een den gevonden en dien met behulp van Hunter op een der hoeken van onze versterking geplaatst. Toen was hij op het dak geklom men en had eigenhandig de vlag geheschen. Klaarblijkelijk was hij nu tevreden gesteld. Hy kwam weer binnen en ging voort met, de zakken te door zoeken, alsof er niets anders voorviel. Maar toch bleef hy even by Tom staan, toen hy voorbij hem kwam, en zoodra het met den armen kerel gedaan was, nam hy een vlag en spreidde deze over het lijk uit. „Trek het u niet te veel aau, mynheer," zeide hy den squire de hand drukkend. „Hy iieeft het nu goed voor een man die zóo zijn plicht heeft gedaan en eer vol voor zyn kapitein is gestorven, behoeven wij geen vrees te koesteren. Toen voegde hy zich bij my. „Dokter Livesey," zeide hij, „binnen boeveeltijd ver wacht gy en de squire het schip van Blandey Ik vertelde hem dat dit geen weken maar nog maan den kon duren; want, wanneer wy einde Augustus niet terug waren gekeerd, zou Blandey uitzeilen om ons op te sporen maar in elk geval niet vroeger of later. Gy kunt het nu zelf wel narekenen," zeide ik. „Wel ja," hernam de kapitein terwijl hy bedenkelijk op zyn hoofd krabde, „en wanneer ik den tjjd niet te krap reken, kunnen wy al lang dood zijn". „Waarom denkt ge dat vroeg ik. „Het is erg jammer, dat die tweede bootslading is verloren gegaan. Daar dool ik op," hernam de kapi tein. „Want amuuitie hebben we genoeg, maar de rant soenen zullen te kort schieten." Op dat oogenblik hoorden wij een gettuit boven ons hoofdeen kogel vloog over het dak van het huis en viel ver achter ons in het bosch neder. „O hol" zeide de kapitein. „Schiet maar op Gij hebt toch al zoo weinig kruit, beste jongens." Den tweeden keer was het schot beter, want de kogel kwam binnen de omheining terecht, deed een wolk zand opstuiven, maar richtte verder geen schade aan. „Kapitein," zeide de squire, „het huis is van het schip af niet te zien. Het moet dus de vlag zijn. die onze schuilplaats verraadt. Zou het niet verstandiger zyn haar binnen te halen „Myn vlag strijken P' riep de kapitein. „Neen mijn- lieer, dat doe ik niet," en zoodra hy deze woorden had geuit, geloof ik, dat wij het allen met hem eens waren. Want het was niet alleen een dapper zeemansidée, maar uit een politiek oogpunt was het goed gezien, want wij toonden hierdoor onze vijanden dat wy hun bombarde ment verachten. Den geheelen avond door vlogen de kogels over ons heen or ploften in het zand binnen de palissade; wij behoefden niet bevreesd te zyn, want door den grooten afstand waren zy verplicht! te hoog2 aan te leg gen, zoodat de kogels mat binnen de omheining vielen. En ofschoon er wel eens een door het dak naar binnen stortte, zoo beschouwden wij dit geheele gevecht toch als een spellotje. „Een ding is tocli gelukkig voor ons," merkte de ka pitein op, „in het bosch voor ons bevinden zij zich niet meer. De eb heeft geruim en tjjd geduurdonze proviand zal nu wel droog liggen. Het zou wel goed zijn als een paar van ons ze ging halen." Gray en Hunter boden zich dadelyk aan. Goed gewapend slopen zij uit de palissade, maar het was eeu nuttelooze tocht. De vrijbuiters waren moedi ger dan wy dachten of zij stelden een groot vertrou wen iü Israel's schietkunst, want vier ol vyf van hen waren bezig de voorwerpen naar een sloep te dragen, welke zy verplicht waren door riemslagen op dezelfde hoog te te houden, wilden zij niet door den stroom meegesleept worden. Silver, die achterin zat, voerde het commando en ieder van de manschappen was nu voorzien van een geweer, die herkomstig waren uit een geheim magazijn. De kapitein zette zich op een blok bout en ik begon ons dagboek in te schrijven „Alexander Smollet-t, kapitein; David Livesey, scheepsdokter; Abraham Gray, timmerman; Jolin Trejawney, eigenaarJohn Hunter en Richard Joyce, bedienden van den eigenaar, landlieden zynde de eenige eerlijke zeelui overgebleven van onze geheele bemanning, stapten met levensmiddelen voor tien dageu, op kleine porties gerekend, lieden aan wal en plantten de Engelsch vlag op het houten huis op het „Treasure eiland. Thomas Bedruth, bediende van den 'eigenaar, doodelijk gewond door de vrijbuiters, James Hawkins, kajuitsjongen. Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 2