BINNENLAND.
HAAGSCHE BRIEVEN.
Na nog van het bezoek van den
Koning van Siarn te spreken, ware
eenigszins mosterd na den maaltyd,
indien ik niet het een en ander ver
tellen kon, dat in de verslagen der
bladen niet te-vinden was.
Met opzet heb ik de Siameesche
heeren voortdurend in net oog ge
houden, minder om te zien of zij
twee aan twee gekoppeld waren
als wijlen Chang en Eng maar
meer om hen te betrappen op die
eigenaardigheden, die vroegere exo
tische bezoekers der residentie te zien
gaven.
Onder dit opzicht zyn wc echter
bedrogen uitgekomen. Wisten we
vroeger van felam weinig anders, dan
dat de hoofdstad Bangkok heette, en
de verm aarde tweelingen er geboren
waren, we weten nu althans dat de
hooggeplaatste Siameezen menschen
zijn van zekere beschaving. Ik laat
het feit daar, dat de meeste leden
van het gevolg des Konings in den
rouw waren, d. w. z. zwarte nagels
hadden, en ook geen andere dan hun
moedertaal spraken. Maar de Koning
spreekt onberispelijk Engelsch, bleek
een gezellig prater, doordrongen van
de vorderingen der Westersche be
schaving, en een goed opmerker te
vens. In beschaving, d. w. z. in al-
gemeene ontwikkeling staat Zijne
Majesteit evenwel achter hij zijn
halfbroeder Prins Swasti. Dii kwam
het best uit, naar mij werd medege
deeld, aan het gastmaal op „het Loo."
Wei trof daar het zekere sans-gêne
van den Koning die de eetzaal bin
nenkwam met een tot allen, de Konin
ginnen incluis, gericht meer hartelijk
dan vormelijk „bonjour!" maar
eenmaal tusschen onze Vorstinnen ge
zeten, deed de Koning als tafelheer
niet onder voor den meest geëxperi-
menieerden Europeesellen diplomaat.
Bijna voortdurend beheerschto hy hei
gesprek aan tafel soms alleen aar
het woord vertellende van zijn rei
zen en reisavonturen. Hy liet de Ko
ninginnen lachen met de mededeeling,
dat booge Siameesche vrouwen, die
Europeesche japonnen cadeau kregen,
den sleep hadden gebruikt als zak
doek. En zijn speech op het welzijn
der Vorstinnen was nit een oratorisch
oogpunt wat lang voor een toast
geenszins verwerpelijk. Men amu
seerde zich best.
Zooals gezegd, meer dan een succes
d'estime behaalde de halfbroeder des
Konings, die onzen Minister van Fi
nanciën, zyn huurman aan tafel, be
paald in verbazing bracht met de
vraag hoe Zyn Excellentie dacht over
de styging der graanprijzen in ver
band met het muntvraagstuk. De
Prins scheen te weten, dat hij met
die vraag aan het goede adres was
en dat de oud-lioogleeraar in de Staat
huishoudkunde even gemakkelijk een
dergelijk onderwerp behandelt in het
Engelsch als in het Nederlandsch.
Hij was niet alleen ingenomen met
het antwoord, dat hij kreeg, doch
toonde ook volkomen op de hoogte
te zyn van algemeene staathuishoud
kundige begrippen.
Prins Swasti trof het in elk geval
beter dan de andere halfbroeder, die,
ook gezeten tusschen Ministers, juist
tot buren had diegenen onzer be
windslieden die het minst sterk zijn
in de tale Albion's en die 't dus
tamelijk benauwd hebben gehad.
Het. heeft algemeen de aandacht
getrokken, dat de Siameesche koning
hier te lande veel minder royaal is
geweest met ridderorden, dan het
vorig jaar in Indië. Dit neemt niet
weg,' dat hy zich zeer royaal heeft
betoond, waar het betrof de beloo
ning der diensten van mindere be
ambten, hem gedurende zijn verblijf
bewezen en dat hij ook bij zijn aan-
koopen in den Grooten 'Bazar toonde
te kunnen beschikken over eene wel
voorziene „privy purse".
Ik zal dezen, moeten sluiten alvo
rens de wielerwedstrijden op het
sportterrein geëindigd zijn. Maar een
sport-nieuwtje kan ik toch verteilcD.
Binnenkort zullen hier athletisehe
wedstrijden plaats hebben, waaronder
internationale wedstrijden in het bard-
loopen. Men hoopt daarbij op de
aanwezigheid van een eenvoudigen
JJ muider visscher, wiens naam mij is
ontgaan, die een van de snelste loo-
pers ter wereld kon worden, indien
hij behoorlijk getraind werd en die
dan veel meer geld zon kunnen ver
dienen dan met het eerzaam en ge-
vaarvol bedrijf dat het zijne is. Men
heeft my verteld, dat IJmuiden's bur
gemeester zich voor dezen ingezetene
interesseert en zyn best zal aoeneen
sportman van hem te maken tot meer
dere glorie van het visschersdorp.
Haagsche sportlui üassen er reeds
op, dat de Umuider looper eenige
wereldrecords breken zal.
Welke van de publieke vermake
lijkheden zal in het a.s. seizoen het
record houden in de gunst van het
publiek? Het lykt eene concurrentie
op leven en dood, nu elk, om baas
te hly'ven, werkelijk het bests zal
trachten te geven wat te krijgen is
maar het beste is veelal ook het
duurste voor de directies. Uit het
tableau de la troupe der Italiaanscho
Opera blykt,dat de meeste zangeressen
en zangers mensehen zyn met tooneel-
rontine en in hun land geëerd zijn
als „di prima cartella". By den troep
der Fransche Opera staat Pauwels
boven aan de rij der heerenmevr.
Lematte-Scbuyer, een falcon van ze
kere vermaardheid, opent de ry dei-
dames- artisten. Als de rest is „na ve-
nant" zooals het volk zegt kun
nen we dus veel goeds verwachten.
De Italianen zullen ongetwijfeld kun
nen rekenen op toeloop, indien, zoo
als beloofd wordt, Mascagni en andere
componisten de uitvoering der eigen
werken komen leiden. Want alleen
om Mascagni te zien, loopt natuurlijk
half den Haag uit.
Men noemt dat een „pretje". En er
is wellicht in Nederland geen tweede
stad waar men van alles een pretje
maakt als in den Haag.
In nieuwsgierigheid doet de upper
niet voor de unter ten thousand ouder.
Dat zullen we Dinsdag 21 dezer
weder zien als do Regentes nu,
naar beweerd wordt, mét de Konin
gin dc zitting der Staten-Generaal
gaat openen. Er zal letterlijk gevoch
ten worden om een plaats op de pu
blieke tribune. En wie een kaart kan
machtig worden voor een der gere
serveerde plaatsen, zou er een for
tuintje uit kunnen slaan als hij een
of anderen ryken Amerikaan ontmoet
of een aan spleen lijdend Engelsch-
mau. Anders zal de glimlach eener
dame wellicht voldoende zijn om hem
van zijn rechten afstand te zien doen.
De mensch is zwak
H. A. GANUS JR.
Uit de „Staatscourant".
Kon. besluiten.
Benoemd tot burgemeester: van
Etten en Leur. W. J. B. van Glab-
beekvan Buhde, J. J. Vossen; van
Herpen, P. J. van Zuylen; van Hoorn,
A. Zimmerman, en van Bakel en
Milheczc, P. L. Nooijen, secretaris
dier gemeente.
Tijdelijkbenoemd tot leeraar aan
de Ryks hoogere burgerschool te Alk
maar,' N, Meijer, thans leeraar aan de
hoogere burgerschool te Maastricht.
Een pensioen van f 30 verleend aan
L. Koops, weduwe van H. Dooreu
of Doorten, laatstelijk brugwachter
aan de Beilervaartbrug.
Aan S. Bartstra, secretaris-gene
raal hij het departement van finan
ciën, op zijn verzoek, met ingang van
1 November 1897, eervol ontslag ver
leend uit gemelde betrekking, behou
dens zijne aanspraak op pensioen, en
onder dankbetuiging voor de langdu
rige en getrouwe diensten door hem
aan den lande bewezen;
en benoemd tot secretaris-generaal
bij het departement van financiën, mr.
F. S. K. J. graaf van Randwijck,
referendaris hij voornoemd departe
ment.
De majoor-kwartiermeester A. M.
Brandenburg, thans op non-activiteit
met ingang van 16 September 1897,
op pensioen gesteld en het bedrag
van het pensioen gesteld op f 1390
's jaars.
Atjeh eri Lombok.
Blijkens van den Gouverneur-Ge
neraal van Nederlandseh-Indië ont
vangen telegraphische berichten, zijn
hij de jongste in Atjeh geleverde ge
vechten
gesneuveld de fuseliers J. H. Nau-
laers no. 43823, A. E. Mornie no.
32183, J. Memmer no. 41293 en F.
C. A. Mewes no. 35904;
gevaarlijk gewondde sergeanten
A. H. H. Theunissen no. 41063 en
D. J. Yerhelst no. 26894, en
licht gewondde 2de-luitenanfc der
infanterie H. A. Gusdorf
en zyn aldaar aan de gevolgen van
in Atjeh bekomen wonden overleden:
de van het Nederlandsch© leger bij j mcene vergadering
dat in Indië gedetacheerde lste-luite- 's-Gravenhage.
nant der infanterie A. A. van Mourik,
de sergeant O. A. van Lawick no.
42542 en de fuseliers H. L. Gallier
no. 30794, H. J. J. Meersinans no.
41637 en J. Nieborg no. 42754.
Voorts zyn op Lombok, hij hot ver
drijven van eene roovershende uit do.
Prajasche bosschen
gesneuveld: de 2de-luitenant der
infanterie F. B. Nunnink en de fu
selier P. H. W. Griidler no. 4385S
en werd by die gelegenheid gevaar
lijk gewondde fuselier R. Warte-
nau no. 37998.
werd gekozen
By de opening der Kamers zal
ditmaal, zegt het „Vad.," de Regentes
vergezeld zyn door de Koningin.
Siamoeschen Orden.
In Siameesche orden zyn alsnog
benoemd de burgemeester van Amster
dam, de waarnemende burgemeester
van Den Haag en de oudste wethou
der en de hoofdcommissaris van
politie in beide gemeenten.
Moedige redding op zee.
Zooals wij in ons avondblad van
2 dezer onder de rubriek „Scheeps
tijdingen" hebben vermeld, is de be
manning van den Duitschen schoener
Maria door het Nederl. stoomschip
Hilversum gered. Nu ons de bijzon
derheden bekend zijn geworden, mo
gen wij een weord van lof zeker niet
onthouden aan de moedige redders.
Dinsdag jl. kreeg men namelijk aan
boord van de Hilversum tijdens he-
vigen Noordwester storm met zware
buien een schip in 't zicht, dat de
noodvlag halfstoks geheschen had.
Naderbij gekomen bleek het te zyn
do schoener Maria uit Emden, kapt.
E. Buss, van Drammen naai' Papen
burg bestemd.
Het vaartuig was iu ontredderden
staat, lag met bakboordreeling onder
water en dreef vol water op de la
ding, terwijl de scheepsboot was ver
brijzeld en de verschansingen aan
bakboordzijde grootendeels waren
weggeslagen. Zware zeeën sloegen
op en over het schip en de beman
ning had als de eenige nog veilige
plaats post gevat achter op de hut,
alwaar" men zich aan het want kon
vastklemmen.
Op eene vraag van den kapitein
van de Hilversum aan zijne beman
ning wie geneigd waren een poging
tot redding aan te wenden der in nood
verkeereude schipbreukelingen, meld
den zich twee der opvarenden aan,
om met de boot van boord testeken.
Deze waren J. de Yoogd, 2e stuur
man, en Jan Stroobacb, matroos. Met
groote moeite en levensgevaar mocht
hot hun na veel inspanning gelukken
do bemanning van het ontredderde
schip behouden aan boord van de
Hilversum te brengen.
Hulde aan de moedige redders f
Hbld.
Artis.
Eindelijk is Artis tc Amsterdam
weer in het bezit van drie ijsberen,
mooie jonge dieren. Men kan zion,
dat ze zich thuis gevoelen temidden
dier rotsen en by dien fraaien water
val in de reusachtige kooi. Een voor
spoedige reis hebben ze niet gehad;
van het hooge Noorden naar hier
bijna eiken dag storm en tegenwind,
maar ze schijnen er niet van geleden
te hebben en zien er zeer goed uit.
Yoorzeker zal hiertoe niet weinig
hebben bijgedragen het geurige voed
sel, bestaande uit zeehondenspek en
gedroogde visch, waarop ze onder
weg geleefd hebben. Artis heeft
echter dergelijke lekkernijen niet op
het menu staan, zoodat ze zich aan
wat minder welriekend voedsel zul
len moeten gewennen. Daar zullen
de feezoekers wel niets op tegen heb
ben.
Eigen Hulp.
De Zaterdag te 's Gravenhagc ge
houden gewone algemeene vergadering
van de Yereeniging „Eigen Hulp"
werd door den heer F. Th. Peereboom
Völler, met een welkomstgroet ge
opend.
Vertegenwoordigd waren 13 dis
tricten, uitbrengende 65 stemmen, ter
wijl namens de winkel vereenigingen
64 stemmen werden uitgebracht, te
zamen al zoo 129.
Als plaats voor de volgende alge-
Het verslag omtrent do werkzaam
heden en den toestand der vereeni-
ging over liet afgeloopen jaar in
arak in het orgaan der vereeniging
opgenomen werd goedgekeurd.
Door den heer Gochius, lid der com
missie voor het nazien der rekening,
werden enkele opmerkingen gemaakt
ten aanzien van de rekening over
1896. In de eerste plaats werd gewe
zen op het halvéeren van den abon
nementsprijs van het orgaan en op de
ruime gratis verspreiding daarvan.
Voorts werd gevraagd wie de kosten
draagt van de reis van den algemee-
non secretaris naar Londen.
Daarop werd van de bestuurstafel
geantwoord, dat het in het belang
der Coöperatie is ook buiten den kring
der leden van E. H. liet orgaan te
verspreiden, doch dat reeds tot ver
mindering is overgegaan. Wat de reis
van den secretaris naar Londen be
treft, daaraan wordt door de Vereeni
ging E. H. niets betaald; die kosten
komen geheel ten laste van het aan
staande internationale congres te Delft.
Tegen het opdrijven van de reiskosten
in het algemeen, waarop mede gewezen
werd in het verslag der commissie,
wordt zooveel mogelijk gewaakt.
De rekening van 1896 werd daarna
goedgekeurd.
Daarna kwam aan de orde het voor
stel van liet hoofdbestuur, om f700
toe te staan voor het aanstaande in
ternationale congres, waarop Haarlem
als amendement voorstelde een krediet
van f 2000 te verleenen. Amsterdam
wilde eerst een weten welke afdee-
lingen en districten bijdragen voorliet
congres hebben toegezegd.
Hierop werd geantwoord dat reeds
verschillende ai'deelingen hydragen
hebben toegezegd. Het cijfer van f 700
achtte het hoofdbestuur voorïoopig
voldoende en bovendien laat de alge
meene kas geen hooger cijfer toe.
Haarlem verdedigde mot klem haar
voorstel. Waar door den voorzitter
zelf gewezen werd op het groote be
lang der congressen, moet men niet
karig zijn, vooral niet nu voor de
eerste maal eeninteruational Coöp.Con-
gres wordt gehouden in ons land.
Waar de kas sluit met f 28000 vreest
Haarlem niet zoo spert' voor eene
uitputting der algemeene kas. Boven
dien de f2000 die Haarlem wil toe
staan, zyn een crediet.
Na uitvoerige verdediging en be
strijding werd het amendement der
afdeeling Haarlem aangenomen met
66 stemmen.
Aan Mr. A. E. Elias werd dank
gebracht voor hetgeen hij in het be
lang van het aanstaand intern, eoöper.
congres heeft gedaan.
De begrooting 1898 werd goedge
keurd.
Tot commissaris der afdeeling Spaar
en Voorschotkas werd gekozen de heer
J. H. Michaelis en de wijzigingen in
de statuten dier afdeeling goedge
keurd na eenige discussie, waarbij
Utrecht aandrong,een agent te Utrecht
aan te stellen.
Als leden van het hoofdbestuur
werden gekozen: mr. A. E.Elias,dr.
C. J. J. Ninck Blok, mr. J. H. Bou-
dewiinse, allen te 's-Gravenhage; en
dr. A. Rutgers te Utrecht.
Belangrijke discussie.
Uit een verslag van de gemeente
raadszitting te Dwingeloo
De voorzitter deelt mede, dat door
hem zelf opneming is gedaan van het
stookhok by het huis van H. Piest,
Hij zegt, dat hem dat stookhok erg
is tegengevallen. Hy stelt daarom
voor, om deze zaak, te meer daar
door R. Koeling nog geen rapport is
uitgebracht, omtrent bovengenoemd
stookhok, uit te stellen tot een vol
gende vergadering. Aldus wordt be
sloten.
Nog deelt de voorzitter mede, dat
een klacht is ingekomen van den tol
gaarder van Lheebroek, die zegt,
dat, bij hem gedurig een lantaarn
uitwaait; tovons doet deze het ver
zoek om palen te plaatsen voor zijn
koestal, om daaraan zjn koeien te
kunnen vastbinden.
De voorzitter zegt, dat van den
vroegeren tolgaarder nooit eene klacht
is ingekomen.
De heer W. Dolfing brengt in 't
midden, dat het een prul van een
lantaarn is en stelt voor om er een
betere en tevens grootèré te plaatsen.
De heer A. Mulder zegt, dat hij
heeft opgemerkt, dat er eea betere
staat by den tolboom te Beilen. 1
Wordt aan burg. en Weth, opge
dragen om een onderzoek in te stel
len omtrent hetgeen de tolgaarder
verzoekt, alsook naar de marechaus
seekazerne, waarvan de planken stuk
zyn.
Verder zegt de voorzitter, dat de
schoolpleinen in slechten staat zyn
hy stelt daarom voor ze te bevloeren
rnet stukken steen.
De lieer Beckeringh van Loenen
meent dit ten sterkste te moeten ont
raden; het is zoo gevaarlijk, vooral
voor de kleinen, die" nog al eens een
buiteling maken.
De heer P. Mulder meent, dat het
beter is ze weer met zand aan te
vullen; dat is er genoeg te krijgen
en kost geen geld.
Do voorzitter zegt, dat men dan
spoedig voor eenzelfde feit staat; het
zand stuift er uit en vult dan de
goten langs de straat.
De beer Beckeringh van Loenen
heeft bij ondervinding, dat aanvullen
met fijn gruis de beste weg ishy
weet by informatie, dat dit niet veel
behoeft te kosten.
Wordt besloten deze zaak aan tc
houden tot een volgende vergadering.
Letteren en S?.«nsi.
UIT AMSTERDAM.
Wed. Opera v. d. Linden.
Viel de eerste opvoering van „de
Afrikaansche" niet bijster te loven,
eene voorstelling zóo in|vele opzich
ten onberispelijk als die van 1.1. Vrij
dagavond heb ik nog maar zelden
mogen bijwonen in onzen Stadsschouw
burg.
Gounod's „Romeo en Julia", waarin
wij o. a. verleden' jaar mej. Jeanne
Jacobson zagen debuteeren, viel eene
zoo uitstekende vertolking ten deel,
dat het publiek somwijlen in eene
vervoering geraakte, die niet dikwijls
te constateeren valt.
En, inderdaad, mevr. Madier de
Montjau en de heer Fr. Phlippcau,
maar vooral de eerste, bezitten in zoo
ruime mate de gaven om ons opera-
publiek iets meer dan gewoons te
geven, dat het geen verwondering
baart, dat de bezoekers meer dan
fewoónlijk van hunne tevredenheid
lijk gaven.
Mevr. Madier heeft een zeer fraaie
stem en is van eene schier klassieke
schoonheidbovendien wist zy door
haar- uitnemend spel en de zeer bij
zondere en juiste opvatting van de
Juliafignur eene zo© poëtische créa
tie te leveren, dat zy hare voorgang
sters verre in de schaduw stelde en
reeds zij alléén in staat geweest ware
ons een onvergetelyken avond te be
reiden.
Doch „es war des Guten noch
mehr"; de heer Frans Phllppeau, ook
ten uwent welbekend, debuteerde als
Romeo en behaalde :n beslist succes.
Phlippeau's sympathieke tenorstem
die hem in de concertzaal zoovele
lauweren deed plukken, is nog wel
een weinig zwak voor een lokaal als
de Stadsschouwburg, doch nu hij de
knnst Diet meer als'amateur beoefent
en al zijn tijd daaraan zal zijn gewijd,
zal hij ongetwijfeld nog aan kracht
winnen en zal de bekende kunste
naar die, in aanmerking nemende,
dat hy voor het eerst de planken be
trad, reeds vrij veel tooneelroutine
bezit spoedig de favoriet van ons
publiek zijn.
Eene derde debutante was mej.
Sohns, die de partij van Ötefano op
verrassende wyze vervulde; in de
serenade, liet gedeelte dat de grootste
eischen stelt zong mej. Sohns zóó
zuiver en zij acteerde daarbij zóó
bekoorlijk, dat de luide toejuichingen,
die haar ten deel vielen, volkomen
verdiend waren.
Zij heeft hare opleiding genoten
by mej. van Zanten en wanneer men
niet dadelijk te veel van haar vergt,
heeft deze jeugdige zangeres, wanneer
zij ijverig blijft studeeren, een schoone
toekomst voor zich.
De heer v. d. Hoeck (Capulet) is
sedert het vorig seizoen zeer vooruit
gegaan en ook de overige optredenden
waren verdienstelijk.
Waarom de Directie niet wil be
seffen/ dat de vervulling van eene
uiterst kleine partij, vaak een groot
gedeelte van het geheel kan bederven,
is my 'nraadsel. De heer van Dykj
zong een der kleine partijen, gelukkig
slechts uit eenige woorden bestaande, i
maar hij zong zelfs dit weinige zoo
allererbarmelykst, dat het 'n verstan-1
dige daad van den heer v. d. Limiet
zou zyn, wanneer hy dit nieuwe lii
van het gezelschap geen solo's moe
deed zingen, al zijn deze nog zo
klein en van nog zoo weinig belang
wanneer aan het geheel zooveel moeit
is ten koste gelegd maken zulke ge
vallen juist een dubbel onaangciia
men indruk. Koren en orkest ondei
leiding van den heef Kwast waren
oneindig boter dan bij „de Afrikaan
sehe"; alleen kon de proloog bete
gezongen worden.
Van harte wensch ik den heer va
der Linden vele zulke succesvoll
avonden toe.
Dinsdag 14 September tweede op
voering van „Romeo cn Julia."
By de „opera de Groot" ging Za
terdagavond voor de eerste maal „di
Hugenoten".
Omstandigheden, afhankelijk vat
den wil des heeren de Groot, verhiii
deren my deze voorstelling te be
spreken.
Van betrouwbare zijde verneem
echter, dat men over enkele partijei
zeer tevreden is.
Het publiek op de eerste ran gei
moot, naar men zegt, Zaterdag op
vallend gemêleerd zijn geweest.
A bon entendeur.
B.
GOflENQD NIEUWS.
De Ironing van Siam heeft Zatcr
dag Brussel vorlaten. Zijne Majestei
is te -3 uur 25 aangekomen te Parijs
waar hij aan de gare du Nord ont
vangen werd door den president dei
Fransche Republiek, die hem verge
zelde tot aan het voor hem gereed
gemaakte hotel aan de avenue Hoche
Brand te Parijs.
In den nacht van Vrijdag op Za
terdag heeft een ontzettende brand
een deel der ateliers vernietigd van
de bekende uitgeversfirma Hachettt
Co, te Parijs
De brand is uitgebroken in den
i rechtervleugel van het groote gebouw
j waarin tien meesterknechten met hun
familie woonden. Des nachts om halt
twee had de nachtwaker nog de ronde
gedaan on niets bespeurdkort daar
na merkte de concierge een eigen
aardig licht op de trap en onmid
dellijk sloegen de vlammen naar bui
ten, die natuurlijk uitstekende voe
ding vonden in de massa's 'papier.
Van alle kanten kwamen spuiten
aanrukken, die stroomen water in
het gebouw wierpen, met het gevolg
dat men om 4 uur den brand meester
was.
Een voorloopige raming schat het
materieel verlies op een millioen
francs. Men vermoedt, dat de brand
is ontstaan door het in contact ko
men van twee electrische geleidingen.
De „Notre Dame."
Een der voornaamste en meest be
kende gebouwen der gebeele wereld,
de Notre-Dame-kerk te Parijs, vierde
Zaterdag een zevenhonderd 'jarig ju
bileum.
Den llden September 1197 werd
de eerste dienst in deze kerk gehou
den het was een lijkdienst voor den
bisschop Maurice de Sully op den
eersten jaardag van zijn afsterven.
Deze bisschop was ook de bouwer
van de Notre-Damo en hoewel deze
op het oogenblik van den eersten
dienst nog niet geheel, gereed was,
moest zij toch toen reeds ongeveer
denzelfden vorm gehad hebben als
thans.
Eigenaardige oplichting.
Een heer van Sint- Joost-ten-Noode
(Brussel) maakte in eene badplaats
kennis met een Engelschman, met
wien hij op vriendschappelijke wyze
omging, zelfs wandelde en dineerde.
De Engelschman bleef eens onder
het wandelen plotseling staan voor
eene vitrine, waar schilderijen uitge
stald waren. De beide vrienden be
wonderden vooral een vrouwenpor
tret, bespraken het eenige oogenblik-
ken en gingen toen heen.
„Vooral was de blauwe tint van
het kleed mooi," zei de Engelsch
man.
De kapitein en Gray onderzochten hem reeds en ik
bemerkte met éen oogopslag, dat hy doodelijk getrof
fen was.
Het scheen dat de kordaatheid, waarmee we hun
schot- beantwoord hadden, de vrijbuiters nogmaals op
de vlucht had gedrevenwant in ieder geval lieten zy
ons de gelegenheid den armen, ouden jager over de pa
lissade te tillen en hem kreunend en bloedend in het
huis te dragen.
Arme oude kerelvan het begiu onzer reis tot op
het oogenblik dat wy hem stervende in het houten ge
bouw droegen, bad hij geen woord van verwondering,
vrees, ontevredenheid of zelfs goedkeuring geuit Als
een Trojaan had hij in den gang in de boot gestaan
elk bevel had hij gewillig, kalm, gehoorzaam als een
hond opgevolgdhy was de oudste van ons troepje, en
nu lag hy de gedienstige, oude knecht op sterven.
De squire viel naast hern op de knieën en kuste zijn
hand, terwij! hy schreide als een kind.
„Moet ik sterven, dokter vroeg hy.
„Tom. beste vriend", zeide ik, „gij gaat naar huis."
„Als 'dat zoo is, dan wou ik wel, dat ik ze vóór dien
tijd nog een veeg uit de pan had gegeven."
„Tom," zeide de squire, „zeg toen dat gij -mij vcr-
„Zou m\j dat betamen tegenover u, squire was het
antwoord*
„In elk geval, het zij zoo. Amen
Na eenige oogenblikken verzoeht hy ons een van allen
een gebed voor te lezen. En niet lang daarna stierf hij
zonder nog een woord te hebben gesproken.
Middelerwijl bemerkte ik, dat de kapitein de kist en
de zakken nakeek en een groot aantal zeer verschil
lende voorwerpen to voorschijn haalde o. a. de Engel-
scbe vlag, een bijbel, een kabel, pen, inkt, het scheeps-
dagboek en eenige pakken tabak. Binnen de omhei
ning had hy den stam van een den gevonden en dien
met behulp van Hunter op een der hoeken van onze
versterking geplaatst. Toen was hij op het dak geklom
men en had eigenhandig de vlag geheschen.
Klaarblijkelijk was hij nu tevreden gesteld. Hy kwam
weer binnen en ging voort met, de zakken te door
zoeken, alsof er niets anders voorviel. Maar toch bleef
hy even by Tom staan, toen hy voorbij hem kwam, en
zoodra het met den armen kerel gedaan was, nam hy
een vlag en spreidde deze over het lijk uit.
„Trek het u niet te veel aau, mynheer," zeide hy den
squire de hand drukkend. „Hy iieeft het nu goed
voor een man die zóo zijn plicht heeft gedaan en eer
vol voor zyn kapitein is gestorven, behoeven wij geen
vrees te koesteren.
Toen voegde hy zich bij my.
„Dokter Livesey," zeide hij, „binnen boeveeltijd ver
wacht gy en de squire het schip van Blandey
Ik vertelde hem dat dit geen weken maar nog maan
den kon duren; want, wanneer wy einde Augustus
niet terug waren gekeerd, zou Blandey uitzeilen om ons
op te sporen maar in elk geval niet vroeger of later.
Gy kunt het nu zelf wel narekenen," zeide ik.
„Wel ja," hernam de kapitein terwijl hy bedenkelijk
op zyn hoofd krabde, „en wanneer ik den tjjd niet
te krap reken, kunnen wy al lang dood zijn".
„Waarom denkt ge dat vroeg ik.
„Het is erg jammer, dat die tweede bootslading is
verloren gegaan. Daar dool ik op," hernam de kapi
tein. „Want amuuitie hebben we genoeg, maar de rant
soenen zullen te kort schieten."
Op dat oogenblik hoorden wij een gettuit boven ons
hoofdeen kogel vloog over het dak van het huis en
viel ver achter ons in het bosch neder.
„O hol" zeide de kapitein. „Schiet maar op Gij hebt
toch al zoo weinig kruit, beste jongens."
Den tweeden keer was het schot beter, want de kogel
kwam binnen de omheining terecht, deed een wolk zand
opstuiven, maar richtte verder geen schade aan.
„Kapitein," zeide de squire, „het huis is van het
schip af niet te zien. Het moet dus de vlag zijn. die
onze schuilplaats verraadt. Zou het niet verstandiger
zyn haar binnen te halen
„Myn vlag strijken P' riep de kapitein. „Neen mijn-
lieer, dat doe ik niet," en zoodra hy deze woorden had
geuit, geloof ik, dat wij het allen met hem eens waren.
Want het was niet alleen een dapper zeemansidée, maar
uit een politiek oogpunt was het goed gezien, want wij
toonden hierdoor onze vijanden dat wy hun bombarde
ment verachten.
Den geheelen avond door vlogen de kogels over ons
heen or ploften in het zand binnen de palissade; wij
behoefden niet bevreesd te zyn, want door den grooten
afstand waren zy verplicht! te hoog2 aan te leg
gen, zoodat de kogels mat binnen de omheining vielen.
En ofschoon er wel eens een door het dak naar binnen
stortte, zoo beschouwden wij dit geheele gevecht toch
als een spellotje.
„Een ding is tocli gelukkig voor ons," merkte de ka
pitein op, „in het bosch voor ons bevinden zij zich niet
meer. De eb heeft geruim en tjjd geduurdonze proviand
zal nu wel droog liggen. Het zou wel goed zijn als een
paar van ons ze ging halen."
Gray en Hunter boden zich dadelyk aan.
Goed gewapend slopen zij uit de palissade, maar het
was eeu nuttelooze tocht. De vrijbuiters waren moedi
ger dan wy dachten of zij stelden een groot vertrou
wen iü Israel's schietkunst, want vier ol vyf van hen
waren bezig de voorwerpen naar een sloep te dragen,
welke zy verplicht waren door riemslagen op dezelfde hoog
te te houden, wilden zij niet door den stroom meegesleept
worden. Silver, die achterin zat, voerde het commando
en ieder van de manschappen was nu voorzien van een
geweer, die herkomstig waren uit een geheim magazijn.
De kapitein zette zich op een blok bout en ik begon
ons dagboek in te schrijven
„Alexander Smollet-t, kapitein; David Livesey,
scheepsdokter; Abraham Gray, timmerman; Jolin
Trejawney, eigenaarJohn Hunter en Richard Joyce,
bedienden van den eigenaar, landlieden zynde de
eenige eerlijke zeelui overgebleven van onze geheele
bemanning, stapten met levensmiddelen voor tien dageu,
op kleine porties gerekend, lieden aan wal en plantten
de Engelsch vlag op het houten huis op het „Treasure
eiland. Thomas Bedruth, bediende van den 'eigenaar,
doodelijk gewond door de vrijbuiters, James Hawkins,
kajuitsjongen. Wordt vervolgd)