verlcenen ran eerste hulp bij onge
lukken was behulpzaam bij het ver
binden van een der aanvallers, wieu
een leelyke wond was toegebracht.
Zaterdagavond kreeg de lieer Kreps,
de bekende gedaclitenlezer, na het
eindigen der voorstelling in het the
ater Van Lier te Amsterdam, eene
beroerte. Naar zyn woning overge
voerd. bleek by reeds te zijn over
leden.
Een verdacht persoon.
In een logement te Leiden ver
toefde dezer dagen een 17jarige Dnit-
scher, die geen geld bezat om zyn
logies te betalen, waarom hy als
vreemdeling zonder gold of middel
van bestaan naar hot politiebureau
werd overgebracht. By zijn verhoor
vond de commissaris van politie hom
ietwat zonderling en liet hem, toen
hy een dag later een brief van zijne
moeder uit Berlijn ontving, nauw
keurig gadeslaan. Weder voor hem
febracht vroeg de commissaris hem
e clausule aan te wijzen, iwaarin
zijne moeder schreef dat zy hem
geld zou opzenden, zooals hy beweerd
had. Bij deze gelegenheid deelde een
rechercheur mode, dat by het openma
ken van dien brief, welke post restante
was gezonden, daaruit een bedrukt
papiertje was gevallen, dat door den
jonkman, zonder het te lezen, onmid
dellijk was verborgen. Op de vraag
van den commissaris waar dat papier
tje was, ontkende hij dit te hebben.
Daarop werd het te voorschijn ge
bracht en bleek het eene advertentie
uit een Duitsche courant te zijn,
waarin de Staatsanwalt te Schwerin
zijne aanhouding verzocht wegens
„Verbrechens" en toen hem dit door
dien ambtenaar werd voorgelezen,
zei hy van niets te weten cn dat de
politie zich omtrent hem vergiste.
Daarop werd een telegram naar de
politie te Schwerin gezonden, waarna
bleek dat hy wel degelijk de gesig
naleerde persoon was. De delinquent
werd nu aangehouden en op transport
gesteld.
De Nederl. Fabriek van geconcen
treerde Voedingsmiddelen te 'sGra-
venhage heeft op de tentoonstelling
te Brussel een dubbele onderschei
ding behaald. Zy verwierf voor haar
„Hygea-Kindermeel" niet alleen een
gouden medaille in de sectie voedings
middelen, doch ook een der weinige
zilveren medailles in de afdeeling
„Hygea."
Treurig ongeval.
Een hoogst treurig ongeluk bracht
Maandagavond te Scheveningen diepe
verslagenheid teweeg. Tusschen 7 en
8 ure liep een driejarig jongetje, dat
op een onbewaakt oogenblik uit de
woning van zijne moeder, de vrouw
van den dezer dagen overleden hoofd
agent van politie Vennik, was ont
snapt, tusschen de rails van de elec-
trische tram op het Gevers Deynoot-
plein te 's-Gravenhage. Vóór dejma-
chinist van een uit de remise komende
tram kon stoppen, was het ventje on
der den wagen geraakt. De groot
moeder die ten huize van haar doch
ter vertoefde bemerkte de verwijde
ring van het kind, snelde het achterna
trachte het te grijpen doch geraakte
eveneens onder de tram. Grootmoe
der en kind vonden een smartelyken
dood.
Uit Arnhem meldt men, dat, vol-
fens liet algemeen gerucht, de ver
achte van brandstichting op de ten
toonstelling heeft bekend.
Ongelukken.
Zaterdagavond had de lampenist
J. Wessels te Gennep, terwijl ny be
zig was met zijn werk aan trein X
Bokstel—Wesel, het ongeluk uit te
fly den, waardoor hij tusschen de
uffers terecht kwam en onmiddellijk
werd gedood.
Maandagmorgen is te Arnhem op
den overweg by het hulppostkantoor
een onbekend manspersoon aangere
den, waardoor beide voeten en ge
deeltelijk een been werden verbrij
zeld. De toestand van den ongelukkige
is hopeloos.
Ontsporing.
Zondagmorgen te 10 uur 18 is na
bij Bokstel een bierwagen der Noord-
Brabant-Duitsche Spoorw.maatschap-1
Ipy ontspoord. Een daarachter loo
pend rytuig, waarin zich vier perso
nen bevonden, werd omvergeworpen.
De hoofdconducteur en de conduc
teur der posterijen hebben de men
sehen door de glazen kap van het
rytuig bevryd.
Brand te Middelburg.
Te Middelburg is Zondagavond een
felle brand uitgebroken. Deze brand
is ontstaan op de bovenverdieping
van het particuliere huis van zieken
verpleging in de Lange Gootstraat,
directrice mej. Ross. Hij is;ontstaan
te ongeveer elf uur.
De bewoners, die reeds te bed la
gen, werden gelukkig spoedig gewekt,
doch de vlammen grepen zoo snel
om zich heen, dat de directrice liet
huis in nachtgewaad moest verlaten.
De enkele verpleegden die zich op
dat oogenblik in het aangetaste per
ceel bevonden, werden tydelyk by de
naaste buren binnengedragen.
Inmiddels was door de politie luid
alarm gemaakt en spoedden zich hon
derden naar de plaats dos onheils.
Het duurde evenwel geruimen tijd
eer water gegeven werd, zoodat het
alles verwoestend element ruim voed
sel kreeg aan de nabijgelegen wonin
gen. In den beginne ging het dan
ook moeilijk de vlammen te breidelen.
Maar nadat met vereende krachten
het blusschingswerk was ter hand
genomen, duurde het niet lang of men
was den brand in zoover meester, dat
de belendende perceelen, die veel
vuur- en waterschade geleden heb
ben, konden bewaard blijven.
Een Moord.
Aan de Ossesluis nabij do Hooge-
veensche vaart, tusschen Meppol en
Hoogeveen, is Zondagavond iemand
uit Hoogeveen, Jau Hulst, by een
vechtpartij doodgeslagen.
Omtrent dezen doodslag verneemt
de Asser Ct. nader, dat de scheeps-
jagers Jan Hulst en Albert Achteres
uit Hoogeveen Zaterdagnacht ruzie
kregen niet ver van Ossesluis in de
gemeente De Wijk. Achteres schijnt
reden gehad te hebben om densclieeps-
jager Willem Brinkman (met wien
Hulst 's-morgens ook reeds ruzie had
gehad) te hulp te roepen tegen Hulst
die het ook hem lastig maakte. Deze
kwam daarop naar Hulst toe en gaf
hem een slag met een evenaar, „even
ter" of „eemter" genaamd, waardoor
Hulst viel en liggen bleef. De beide
andere personen verwijderden zich,
zonder verder naar hem om te zienj
in de meening, dat hij wel weer
zoude opstaan. Hoe zij dit konden
denken, daar door den slag, zooals
later na het vinden van het lijk bleek,
de geheele achterhoofdschedel letter
lijk was verbrijzeld en verder in den
schedel zich een breuk bevond tot
bij het voorhoofdsbeen, is een raad
sel.
De dader, die in hechtenis is ge
nomen, heeft reeds bekend.
Koloniën,
Segli.
Aan de Sum. Ct. is uit Kotaradja
onder meer het navolgende geschre
ven:
Kolonel Van Vliet en overste Van
Héutsz zyn den 16en van Segli naar
Kotaradja vertrokken. De assis
tent-resident is te Segli achterge
bleven, om daar den boel met eenige
hoofden in 't reine te brengen, iets
wat niet heel vlot schijnt te gaan.
Het komt me voor, dat die hoofden
eerst nog het katje uit den boom
hebben willen kylcen, iets wat wel
pleit voor hun groote halsstarrigheid.
Eerst den löen dezer heeft Bintara
Paleuh zyn opwachting gemaakt en
B. Kemangan, B. Pinang en Panglima
Megoih zyn nog niet te Segli ge
weest, maar hebben laten zeggen,
dat zy komen zullen.
„Imam Soekoen Maogkeh Wakeue
en Toekoe Hoesin, de voornaamste
raddraaiers, schijnen alle hoop op
het hereenigen hunner heterogene
benden nog niet opgegeven te hebben.
Van onderwerping van dat drieman
schap valt nog niets te bespeuren."
Dat ons militair succes te Segli
bezwaarlijk grooter kon zijn, tracht
de correspondent duidelijk te maken
door de volgende eenigszins aan
schouwelijke voorstelling van de
situatie aldaar.
„Segli bestaat uit drie deelen, die
ieaer voor zich militaire beteekenis
hebben: de bonteng of hot fort, de
woningen van de civiele autoriteiten
ten noordwesten daarvan, die een
versterkte wyk uitmaken, door eon
rivier, kali Segli, van de benting ge
scheiden. Meer noordelijk, dus aan
het zeestrand, vindt men do vry wel
bevolkte Chinooscbe wyk, die moeilyk
op een geschikter plaats had kunnen
gebouwd worden.
„In het driehoekig terrein, gelegen
tusschen de opgenoemde punten, zyn
de barakken der expeditionaire troe
pen opgeslagen, waar die dan ook
zooveel mogelijk gedekt waren tegen
liet lilla- en geweervuur van uit de
vijandelijke stelling.
„Teil zuidoosten van ons fort strekt
zich een poel of lagune uit, een ver
wijding van de reeds genoemde rivier,
die den vijand belette ons al te dicht
te naderen met zijn geweervuur, maar
tevens ook ons, om hem in het front
te overrompelen.
„Achter die lagune waande de
vyand zich dan ook onverwinlyk.
Laugs den rand had bij aangelegd,
om van af het zuidelijkste punt te
beginnen, het sterke en bij een goede
verdediging haast niet to nemen, Oed-
joeng Blang, het beruchte „Veertje".
Dit is een tweeledige versterking op
plm. 750 meter van ons zuidoostelijk
bastion gelegen. De keel van de beide
deelen werd beschermd door het even
eens zeer sterke Pengapit, dat op
plm. 1000 meter van het zooeven ge
noemde bastion ligt.
„Meer noordelijk lag op plm. 800
meter van hetzelfde bastion een ben
ting, welke met nog twee andere
meer oostwaarts op 900 en 950 meter
afstand een triangel uitmaakten en
die de Atjehers, naar ik meen, dan
ook Triang noemden.
„In diezelfde richting voortgaande,
ontmoette men op 950 meter van liet
bastion Kota-Rentang, en op 1000 m.
en het dichtst bij de zee Kota-Ma-
mobil (plm. 100 meter van het strand.)
„Ten zuiden van laatstgenoemde
versterking, dus nagenoeg in een
rechte lijn, lagen de sterkten, beide
op 1000 meter van het Z. O. bastion
van onze benting, Kota-Aroen en
Tengkoe di Gajoer
„Bijna al de opgenoemde verster
kingen, waarbij nog eenige van min
der beteekenis kunnen genoemd wor
den, stonden door goed gedekte loop
graven met elkander in verband.
Achter die massa wallen, wolfskui
len, palissadeeringen, ondoordring
bare dadap- en bamboedoeripagars,
welke hier en daar tot 50 meter
dikte toe, geplant waren, strekte zicli
de beruchte kampong Pakang Sot
uit. Een booge boom, die boven alles
uitstak, scheen daar tot observatie
post te dienen, en was niet zelden
hot doel van ons artillerievuur. Die
boom, die ongeveer voor 't midden
van den kampong staat, kan zoo wat
1600 meter van onze benting verwij
derd zijn.
Op nagenoeg 3100 meter ten oos
ten van onze benting begint deland-
tong, waarop kampong Soekoeng ge
legen is. Daarin en in de meer zui-
delyk gelegen sterk bevolkte kam
pong Sibreh lagen de achterste ver
sterkingen van de vijandelijke linie.
In de eerste, Kota Soekoeng, het
sterke, maar slecht bewaakte bol
werk, waarin we minstens 57 Atje
hers afgemaakt hebben, die er ble
ven liggen, en dat het eerste werk
is, dat door de colonne Yan Heutsz
werd aangetast; de tweede meer
zuidwestelijk, Panteh-Radja, waar
we er minstens 48 neerlegden,die even
eens bleven liggen, dus ongerekend
degenen die meegenomen werden.
Deze versterking is op 2600, gene
op 3200 M. van de onze gelegen.
„Om achter Kota Soeweng te ko
men, daartoe werd meer vcreiseht
dan zich oppervlakkig denken laat.
Toen men zich langs het zeestrand
gaande, op de hoogte van die ver
sterking bevond, was er geen denken
aan om rechts uit de flank te mar
ch eeren, maar moest worden doorge-
loopen tot de Koeala Gigien en de
rivier van denzelfden naam langs ge
trokken, tot op pl. 1000 meter van
de zee.
„De gidsen worden ons geleverd
dooi' de aan den rechteroever der
koeala gelegen bevriende nederzetting,
die volkomen te vertrouwen is. Een
oorlogsbodem is daar steeds gesta-
tionneerd ter bescherming.
„Eenmaal zoover boog de colonne
zuidwestwaarts om en stuitte binnen
een half uurtje Kopota-Soekoeng.1
Daar verdeelde zy zich, en ging te
gelijk op Panteh-Radja aan, wat men
gevoegelijk het hoofdkwartier van
den vyand zou kunnen noemen. Steeds
wapport daar hoog in de lucht de
roode vlag.
„Niet ver van daar was nog gele
gen ten zuidwesten het sterke Kota-
Bahoo, dat na een laffe verdediging
in den morgen van den 6en verlaten
werd, zonder dat wij er iets van be
merkt hadden. Het eenige wat de
vyand daar tegen ons ondernam, was
het in 't honderd afschieten van een
lila.
Nog verdient vermelding het pl.m.
600 meter meer westwaarts gelegen
Oedjoeng-Lam-Tjoeie, dat tot heden
met 75 man van het 14de bataljon
bezet gebleven is. Vandaar is men
binnen enkele minuten weer by het
„Veertje", waar dan ook de troepen
den 6aen, na hun omtrekkende be
weging, uitgekomen zijn."
Zoo zag de stelling er voor den
6den uit. Verder lezen wij nog in
dezen Atjeh-brief, dat het'raseeren
van het terrein veel meer inheeft.
dan het meester ervan worden inge
luid heeft. „De beide secties genie
troepen die er sinds den 5en al waren,
zijn met een sectie versterkt gewor-
don en, naar men zegt, ook door de
genie van Kroeng-Rajah.
„Nu zal het bivak op het vroeger
vijandelijke terrein worden overge
bracht. Tot zoolang dit niet betrok
ken is, blyVen Kota-Panteh-Radja
en Kota-Oedjoeng-Lamtjoie bezet,
ieder met 75 man.
„Om de rust in de kampoengs Pa-
kan-Baroe en Pakan-Sot te handha
ven, de werkzaamheden te dekken,
(die bestaan in het slechten van ver
sterkingen, schoonkappen van het
terrein en het aanleggen van een weg
naar Gigiön) blijven de staf en drie
compagnieën van het 14de en een
compagnie van liet 12de, een sectie
bergkanons en de genietroepen reeds
genoemd achter. Maar het plan be
staat om deze troepenmacht spoedig
terug te brengen tot den staf cn drie
compagnieën van het 14de bataljon.
„Het spreekt van zelf dat er maar
een betrekkelijk zeer klein deel dei-
vijanden onschadelijk gemaakt is, Van
gevangenen maken kon haast geen
sprake zijn, daar de Atjehers door
hun haastig verlaten van de meeste
versterkingen en dat veel vroeger
dan onze troepen daar konde aanko
men, ons ontloopen kon.
„De meesten hebben voorloopig in
het achterafgelegen Bambik en Tja-
leuh een schuilplaats gezocht, van
waaruit zij wel niets ondernemen,maar,
toch verdreven moeten worden. Daar
om moeten er plannen bestaan om in
het begin der volgende maand de
lioden op den rechteroever der Gi-
gicn-rivier eens flink de les te lezen.
Daartoe zal dan weer een expeditio
naire colonne gevormd worden, on
geveer gelijk aan de vorige. En dan
zal meQ, loopt alles mee, wel op zijn
sloffen naar Selimoen kunnen komen.
Aangaande de cholera schrijft de
correspondent nog:
„Dacht men een paar dagen gele
den, dat de ziekte te Segli uitgewoed
had, thans grijpt ze verontrustend om
zich heen. Behalve de luitenant-ad
judant Eckenliausen, zyn daaraan nu
overleden elf Europeanen, zes Am-
boitieezen, twee Inlanders; van niet
militairen zeven dwangarbeiders endrie
vrije koeli's.
Atjeh.
Aan van den civiclen en militairen
gouverneur van Atjeh en onderhoo-
righeden ontvangen telegrammen,
wordt door de Java Ct. het volgende
ontleend
In de Moekims Paka Baroe, Pakan
Sot zy geene vijandelijkheden meer
e gezondheidstoestand der troepen
te Segli is goed, slechts éen cholera
geval is er Dij gekomen.
In den nacht van 20 op 21 Aug.
rukte van Tjot Mantjang eene colonne
uit naar het gebergte in de richting
van Lamtobabij een vuurgevecht
met de vrij sterke benden, welke
zich op grooten afstand hielden, werd
de Europeesche fuselier Mookhoek
(algemeen stamboek No. 38237) niet
levensgevaarlijk gewond, terwijl ver
scheidene vijandelijke nederzettingen
vernield werden.
Tjoet Nja van Kerti heeft twee
van de lieden, die op de Pegu moord
den en roofden, uitgeleverd met 700
dollars van het geroofde geld.
Op uitlevering van andere moorde
naars werd aangedsongen, en oen
aanvang gemaakt mot toepassing van
die dwangmaatregelen, waartoe de
scheepvaartregeling in staat stelt.
Leges* en ^iooi
Generaal Hennus f
Over luit.-generaal Hennus, wiens
overlijden wy gisteren meldden, lezen
wy het volgende:
Geboren den 22 September 1831
te Stockhem, in België, docli later
in 1855 genaturaliseerd als Neder
lander, trad de overledene in 1848 als
soldaat vrijwillig in dienst bij hot 2e
reg. iuf. hier te lande. Na de ver
schillende rangen te hebben doorloo-
pen, volgde in 1854 zyne benoeming
tot 2e-luitenant by het 3e regiment.
In 1857 werd de toenmalige le-luite-
nant Hennus voor 5 jaar gedetacheerd
bij het wapen der infanterie in Neder-
landsch-Indië waar hij geplaatst werd
bij het 3e en later bij het 7e bataljon.
By zijn verblijf in onze overzeesche
bezittingen bleef luitenant Hennus
zich bij herhaling door moed, beleid
en trouw onderscheiden. Hij nam deel
in 1859 aan de krijgsverrichtingen
tegen Boni (Celebes) en in de jaren
1861—63 aan de krijgsverrichtingen
in de zuider- en ooster-afdeeling van
Borneo.
Zoowel voor zyn gedrag bij de le
Bonische expeditie als by de gevech
ten op Borneo werd de ontslapene
eervol vermeld.
Zijn doortastenden moed en beleid
bleek nog te meer te Somarang,
waarvoor hij zich de Militaire Wil
lemsorde verwierf bij bet bedwingen
van den opstand onder de vreemde
Europ_eesche militairen in den nacht
van 17 op 18 Augustus 1860.
Ook de bevolking van Semarang
bleef niet achter den verdienstelijken
officier hare hulde en erkentelijkheid
te betuigen voor het dempen van het
oproer. Zij bood hem een ecresabel aan.
Bij kon. besluit word hem toegestaan
dit huldeblijk buiten dienst te dragen.
By zyn terugkeer in Nederland in
1864 werd Hennus ingedeeld by het
le regiment infanterie. Na gedurende
1867—'79 de verschillende klassen van
kapitein te hebben doorloopen, volgde
laatstgenoemd jaar de bevordering
tot majoor van het 7e regt. infanterie.
In 1883 werd bij benoemd tot luite
nant-kolonel, en in 1889 tot kolonel,
commandant van liet le regiment iu-
fanterie. Twee jaren later werd hy
belast met het commando in de le
divisie en hetzelfde jaar 1891 werd
liij bevorderd tot generaal-majoor.
Het volgende jaar werd generaal
Hennus benoemd tot inspecteur van
het wapen der infanterie en in 1896
verkreeg hij den rang van luitenant-
In zijn betrekking van chef van
het wapen der infanterie zijn vele
voorstellen tot verbetering van liet
leger en van den toestand van den
soldaat door generaal Hennus voor
bereid en door opvolgende ministers
gevolgd.
Hy behoorde tot de leden der com
missie, aan wie was opgedragen de
door prof. Van der Hoeven ontwor
pen herziening van het militair straf
wetboek, uit een militair oogpunt te
onderzoeken en, zoo noodig, in overleg
met den ontwerper te wijzigen.
Ten teeken van rouw over het ver
scheiden van den bekwamen leger-
ckef was van den gevel van de in-
specteurs-bureelen aan den Fluwee
lenburgwal te 's Gravenhage, de drie
kleur halfstok geheschen.
De begrafenis zal Donderdag om
11 uur geschieden met militaire eer
bewijzen. Het geheele garnizoen te
's-Gravenhage zal daarbij tegenwoor
dig zijn.
Sport en Wedstrijden.
Cordang is te Parijs teruggekeerd,
friscli als een hoentje. Dit jaar zal
hij niet meer rijden, tenzij Huret den
neergeworpen handschoen opraapt.
Roeien.
De Ned. Sport schrijft over het
aanstaande single sculling kampioen
schap het volgende:
Daar Zaterdag 11 September de
inschrijving voor buitenlanders voor
dezen jaanykschen wedstrijd gesloten
is en niemand uit den vreemde zich
heeft aangemeld, zal hy weinig be
langrijks opleveren voor de toeschou
wers. De lieer BI ussé toch, de kam
pioen voor 1896, is zóo beslist de
meerdere vau de tegenwoordige Hol-
landsche scullers, dat hy zich niet
zal behoeven in te spannen, om ook
voor dit jaar dien eeretitol te behou
den. Zelfs zou het ons niet verwon
deren, indien hy slechts over de baan
heeft tc gaan om dat doel te berei
ken, want, voor zoover wij weten,
oefent er nergens een sculler voor den
26sten dezer, en mocht al in een of
ander onbekend oord iemand er voor
in training zijn, zoo zal zulks op den
uitslag van den wedstrijd niet van
invloed zyn.
De wedstrijden in Frankrjjk be
sprekend, waarvoor de heer Blussé
heeft ingeschreven, vervolgt het blad
De Fransche scullers zyn druk aau
het oefenen. Lanéry van de Rowing
('lub oefent zich te Billancourt; te
Asnières Leroet cn Schultze Den-
hard te Enghien Barrelet en Lam
bert te St. Denis Bonnet en van de
S. de l'Encouragement Lagogné,
Floutiaux en Fenwick; van de Basse
.Seine J. May, Franciieeourt en G.
Love. Kortom, ddar zal aan tegen
standers geen gebrek zyn en een zeer
belangrijke wedstrijd zal het onge
twijfeld worden. De korte baan van
1600 M. en liet stroom af roeien zyn
nu juist niet in het voordeel van on
zen sterken en zwaar gebouwden
landgenoot, maar wy zijn vol ver
trouwen, nadat wij hem een paar
koeren op zijne oefening hebben ge
zien. Hij is onzes inziens sedert Hen
ley veel verbeterd.
BEG1STS2ASCEESS.
De Hooge Raad verwierp Maan
dag het cassatieberoep van den ge
wezen marktmeester te Alkmaar,
veroordeeld tot 6 maanden wegens
valschheid in contróleboeken en ver
duistering.
Snel reclit!
Een arbeidster uit AVesep had voor
liet Kantongeroclit terechtgestaan
wegens strooperij, gepleegd door een
kind beneden 16 jaar, met oordeel
des onderseheids. De kantonrechter
verwees de zaak echter naar de
Rechtbank, daar het feit was geploegd
met behulp van een kruiwagen. De
beambte van het O.M. ging op insti
gatie van den officier in hooger be
roep en de Rechtbank verklaarde
den kantonrechter toen wel bevoegd.
Om een definitieve beslissing te krij
gen, lokte de officier een oordeel uit
van den Hoogen Raad en deze ver
klaarde, dat er geen termen bestonden
om de zaak weder te vei-wij zen naai
den kantonrechter. Aldus bad de
Rechtbank wederom te beslissen, en
overeenkomstig de overwegingen van
het arrest van den Hoogen Raad
vestigde de officier de aandacht op
de niet in de dagvaarding genoemde
verzwarende omstandigheid, dat de
strooperij gepleegd is met behulp van
een kruiwagen, en eischto daarna
f 2 boete, te vervangen door 2 dagen
hechtenis.
ZwCt)
GEI.1ENGD MEUW&.
Een oplichter.
De beweerde aartshertog Frans
Ferdinand, die te Londen in het ge
heim in het huwelijk is getreden met
mej. Marie Hussmanu, heeft zich ont
popt als een oplichter van de ergste
soort. De man heet Arend en is bij
de politie te Boedapest wel bekend
als een gevaarlijk „chevalier d'indus-
trie" die reeds herhaalde malen ge
straft is en ook thans weder door de
justitie werd gezocht. Zijn gelaats
trekken vertoonen een groote gelij
kenis met die van aartshertog Frans
Ferdinand, waardoor verklaard wordt
dat liy zich juist van diens naam be
diende.
Arend schijnt de geheele familie
Hussmanu zoo zeer te hebben inge
pakt, dat geen harer leden meer on
bevooroordeeld zag. Hun verklarin
gen waren zoo stellig, dat het Aken-
sche blad wel gelooven moest. Hoe
zou men ook aannemen dat een drie
tal ervaren menschen als een myn-
directeur, een rector en een koopman,
zich zoo zouden laten beetnemen. Een
der familieleden schijnt eenige onge-
zy maar kon doenwant de zeilen waren dan tot ber
stens toe gespannen, zoodat de scbooten en katrollen
kraakten en zy als 'tware krijgertje met my speelde
en dit nog wei met grooten spoed, niet alleen door de
snelheid van den stroom maar ook omdat zij vlak voor
het lapje wegzeilde. Maar nu stond mijn kans gunsti
ger. De wind ging voor éen oogenblik liggen, terwijl
de „Hispaniola" draaide, zoodat de achtersteven naar
mij toegekeerd was; bet raampje van de kajuit stond
open en dc lamp boven de tafel brandde nog steeds.
Het groote zeil hing te flapperen; zonder de stroo
ming zou zij doodstil gelegen hebben.
Het laatste oogenblik had ik weer in afstand verlo
ren, maar verdubbelde nu mijn pogingen om de „His
paniola" in te halen. Ik was nog maar honderd ellen
van hahr af, toen de wind weer aanwakkerdede zeilen
zwollen cn de schoener schoot snel voorwaarts.
In het eerst was ik wanhopig, maar spoedig veran
derde mijn neerslachtigheid in vreugde. \V ant liet schip
draaide naar my toe, totdat liet eerst de helft, toen
twee-derde en eindelijk drie-vierde van de afstand na
der was gekomen. Ik zag het witte schuim van de gol
ven tegen zyn boeg opspatten. Van uit myn coracle"
scheen de „Hispaniola" mij een reusachtig schip toe.
Plotseling begon ik mijn toestand in te zien. Ik had
byna geen tyd om te denken en nauwelijks tyd tot
handelen en om mij zelf te redden. De boegspriet be
vond zich boven mnn hoofd. Ik sprong op, waardoor
de „coraclc" water schepte en vol liepmet éen hand
greep ik het kluifhout, terwijl myn voet terechtkwam
toscnen de stag en de brassen en toen ik my daar hij
gende bleef vastklemmen, hoorde ik een doffen slag,
waaruit ik opmaakte, dat de schoener de „coracle" in
den grond geboord bad en myn laatste kans, om liet
schip weer te verlaten, verkeken was.
HOOFDSTUK XXV".
jDe vrijbuitersvlag wordt door mij gestreken.
Nauwelijks had ik mij een plaatsje op den boegspriet
bemachtigd, toen de fiapperendo kluiver begon te zwel
len en tegen het stagzeil aansloeg, een knal veroorza
kend alsof er een kanonschot afging. De schoener
schokte lievig, maar net volgende oogenblik sloeg de
kluiver weer terug en hing slap in haar eerste positie.
Door den schok was ik byna in zee gevallen en ver
loor nu geen tyd om zoo snel als ik kon langs den
boegspriet te kruipen en mij hals over hoofd op het
dek te laten tuimelen. Ik was aan de windzyde opliet
dek terecht gekomen, en het groote zeil, dat op dit
oogenblik weder gezwollen was, verborg een gedeelte
van bet achterdek voor myn oog. Er was geen levende
ziel te bespeuren. Dc planken waren blijkbaar van af
den dag der muiterij niet geschrobd, en droegen de
sporen Van morsige voetenterwijl een ledige flesch,
waarvan de hals afgebroken was, al maar heen en weer
rolde.
Plotseling kwam het schip weder vlak voor don wind
waardoor de kluivers volliepen en de schooten gewel
dig kraakten. Het roer sloeg om, en het geheele schip
schudde en zuchtte; tegelijkertijd draaide de giek van
het groote zeil binnen boord, waardoor het geheele
achterdek zichtbaar werd.
Daar zag ik de twee kerels die de waclit hadden
de man met de roode muts lag op zyn rug zoo stijf
als een blok met uitgestrekte armen en open mond;
Israël Hands zat op het dek cn leunde tegen de ver
schansing zijn kin was op de borst gezonken, terwijl
zyn gelaat doodsbleek zag.
Op een gegeven oogenblik begon het schip te slinge
ren en naar een zijde over te hellen, de zeilen zwollen,
en de sluispoorten dreigden uit hun sponningen te
springen.
Zoo nu en dan vloog het water over de verschansing,
terwijl de golven hoog tegen den boeg van het schip
opspatten de wind kwam mij veel heviger voor op
dit zwaargebouwde schip dan op de eigengemaakte,
primitieve "„coracle", die nu op den bodem der zee een
graf gevonden had.
Bij ïederen stoot die de schoener kreeg, gleed de vrij
buiter met de roode muts een eindje uit, maar hoe hij
ook heen en weder werd geschud, zijn houding veran
derde niet. Bij elke schommeling scheen Hands nog
meer in gedachten verdiept te rakenzijn voeten gle
den uit, terwijl zijn romp al meer naar den achter
steven gekeerd en zyn gelaat brna geheel onzichtbaar
voor my werd en ik ten laatste niets meer zag dan
een oor en een lok van zyn bakkebaarden.
Tegelijkertijd bemerkte ik om hen heen op het dek
donkere bloedspatten, zoodat ik begon te gelooven, dat
zij elkaar in hun dronkemans gevecht gedood hadden.
Terwijl ik nog verwonderd rond my' keek, keerde
Israël Hands zich op een gegeven oogenblik, dat het
schip even stil lag. om en viel met een zacht gekreun
in zijn vorige houding terug. Het was duidelijk, dat
hij van pijn en doodelijke zwakheid zóó steunde en
toen kreeg ik toch medelijden met hem. Maar tegelij
kertijd schoot my het gesprek te binnen, dat ik in de
appelkist had afgeluisterd, en alle medelijden ver
dween.
Ik liep het dek af tot aan den grooten mast.
„Kom aan boord, mijnheer Hands," zeide ik ironisch.
Hy rolde met zijn oogen, maar hij was tc beschonken
dan dat zy eenige verwondering konden uitdrukken. Het
eenige woord dat hij kon stamelen was„rum".
Ik begreep dat ik geen tijd te verliezen had en den
giek ontwijkend, die weer over liet. dek kwam waaien,
liep ik de gezelschapstrap af naar de kajuit.
Gij kunt u nauwelijks voorstellen, welke een verwar
ring hier heerschte.
De kasten in den muur waren allen opengebroken,
waarschijnlijk om de kaart te zoeken. De vloer was
vuil en hier en daar, waar de kerels hadden zitten
drinken en praten, waren van hun beslijkte schoenen
kluiten modder gevallen.
Wordt vervolgd.)