verlcenen ran eerste hulp bij onge lukken was behulpzaam bij het ver binden van een der aanvallers, wieu een leelyke wond was toegebracht. Zaterdagavond kreeg de lieer Kreps, de bekende gedaclitenlezer, na het eindigen der voorstelling in het the ater Van Lier te Amsterdam, eene beroerte. Naar zyn woning overge voerd. bleek by reeds te zijn over leden. Een verdacht persoon. In een logement te Leiden ver toefde dezer dagen een 17jarige Dnit- scher, die geen geld bezat om zyn logies te betalen, waarom hy als vreemdeling zonder gold of middel van bestaan naar hot politiebureau werd overgebracht. By zijn verhoor vond de commissaris van politie hom ietwat zonderling en liet hem, toen hy een dag later een brief van zijne moeder uit Berlijn ontving, nauw keurig gadeslaan. Weder voor hem febracht vroeg de commissaris hem e clausule aan te wijzen, iwaarin zijne moeder schreef dat zy hem geld zou opzenden, zooals hy beweerd had. Bij deze gelegenheid deelde een rechercheur mode, dat by het openma ken van dien brief, welke post restante was gezonden, daaruit een bedrukt papiertje was gevallen, dat door den jonkman, zonder het te lezen, onmid dellijk was verborgen. Op de vraag van den commissaris waar dat papier tje was, ontkende hij dit te hebben. Daarop werd het te voorschijn ge bracht en bleek het eene advertentie uit een Duitsche courant te zijn, waarin de Staatsanwalt te Schwerin zijne aanhouding verzocht wegens „Verbrechens" en toen hem dit door dien ambtenaar werd voorgelezen, zei hy van niets te weten cn dat de politie zich omtrent hem vergiste. Daarop werd een telegram naar de politie te Schwerin gezonden, waarna bleek dat hy wel degelijk de gesig naleerde persoon was. De delinquent werd nu aangehouden en op transport gesteld. De Nederl. Fabriek van geconcen treerde Voedingsmiddelen te 'sGra- venhage heeft op de tentoonstelling te Brussel een dubbele onderschei ding behaald. Zy verwierf voor haar „Hygea-Kindermeel" niet alleen een gouden medaille in de sectie voedings middelen, doch ook een der weinige zilveren medailles in de afdeeling „Hygea." Treurig ongeval. Een hoogst treurig ongeluk bracht Maandagavond te Scheveningen diepe verslagenheid teweeg. Tusschen 7 en 8 ure liep een driejarig jongetje, dat op een onbewaakt oogenblik uit de woning van zijne moeder, de vrouw van den dezer dagen overleden hoofd agent van politie Vennik, was ont snapt, tusschen de rails van de elec- trische tram op het Gevers Deynoot- plein te 's-Gravenhage. Vóór dejma- chinist van een uit de remise komende tram kon stoppen, was het ventje on der den wagen geraakt. De groot moeder die ten huize van haar doch ter vertoefde bemerkte de verwijde ring van het kind, snelde het achterna trachte het te grijpen doch geraakte eveneens onder de tram. Grootmoe der en kind vonden een smartelyken dood. Uit Arnhem meldt men, dat, vol- fens liet algemeen gerucht, de ver achte van brandstichting op de ten toonstelling heeft bekend. Ongelukken. Zaterdagavond had de lampenist J. Wessels te Gennep, terwijl ny be zig was met zijn werk aan trein X Bokstel—Wesel, het ongeluk uit te fly den, waardoor hij tusschen de uffers terecht kwam en onmiddellijk werd gedood. Maandagmorgen is te Arnhem op den overweg by het hulppostkantoor een onbekend manspersoon aangere den, waardoor beide voeten en ge deeltelijk een been werden verbrij zeld. De toestand van den ongelukkige is hopeloos. Ontsporing. Zondagmorgen te 10 uur 18 is na bij Bokstel een bierwagen der Noord- Brabant-Duitsche Spoorw.maatschap-1 Ipy ontspoord. Een daarachter loo pend rytuig, waarin zich vier perso nen bevonden, werd omvergeworpen. De hoofdconducteur en de conduc teur der posterijen hebben de men sehen door de glazen kap van het rytuig bevryd. Brand te Middelburg. Te Middelburg is Zondagavond een felle brand uitgebroken. Deze brand is ontstaan op de bovenverdieping van het particuliere huis van zieken verpleging in de Lange Gootstraat, directrice mej. Ross. Hij is;ontstaan te ongeveer elf uur. De bewoners, die reeds te bed la gen, werden gelukkig spoedig gewekt, doch de vlammen grepen zoo snel om zich heen, dat de directrice liet huis in nachtgewaad moest verlaten. De enkele verpleegden die zich op dat oogenblik in het aangetaste per ceel bevonden, werden tydelyk by de naaste buren binnengedragen. Inmiddels was door de politie luid alarm gemaakt en spoedden zich hon derden naar de plaats dos onheils. Het duurde evenwel geruimen tijd eer water gegeven werd, zoodat het alles verwoestend element ruim voed sel kreeg aan de nabijgelegen wonin gen. In den beginne ging het dan ook moeilijk de vlammen te breidelen. Maar nadat met vereende krachten het blusschingswerk was ter hand genomen, duurde het niet lang of men was den brand in zoover meester, dat de belendende perceelen, die veel vuur- en waterschade geleden heb ben, konden bewaard blijven. Een Moord. Aan de Ossesluis nabij do Hooge- veensche vaart, tusschen Meppol en Hoogeveen, is Zondagavond iemand uit Hoogeveen, Jau Hulst, by een vechtpartij doodgeslagen. Omtrent dezen doodslag verneemt de Asser Ct. nader, dat de scheeps- jagers Jan Hulst en Albert Achteres uit Hoogeveen Zaterdagnacht ruzie kregen niet ver van Ossesluis in de gemeente De Wijk. Achteres schijnt reden gehad te hebben om densclieeps- jager Willem Brinkman (met wien Hulst 's-morgens ook reeds ruzie had gehad) te hulp te roepen tegen Hulst die het ook hem lastig maakte. Deze kwam daarop naar Hulst toe en gaf hem een slag met een evenaar, „even ter" of „eemter" genaamd, waardoor Hulst viel en liggen bleef. De beide andere personen verwijderden zich, zonder verder naar hem om te zienj in de meening, dat hij wel weer zoude opstaan. Hoe zij dit konden denken, daar door den slag, zooals later na het vinden van het lijk bleek, de geheele achterhoofdschedel letter lijk was verbrijzeld en verder in den schedel zich een breuk bevond tot bij het voorhoofdsbeen, is een raad sel. De dader, die in hechtenis is ge nomen, heeft reeds bekend. Koloniën, Segli. Aan de Sum. Ct. is uit Kotaradja onder meer het navolgende geschre ven: Kolonel Van Vliet en overste Van Héutsz zyn den 16en van Segli naar Kotaradja vertrokken. De assis tent-resident is te Segli achterge bleven, om daar den boel met eenige hoofden in 't reine te brengen, iets wat niet heel vlot schijnt te gaan. Het komt me voor, dat die hoofden eerst nog het katje uit den boom hebben willen kylcen, iets wat wel pleit voor hun groote halsstarrigheid. Eerst den löen dezer heeft Bintara Paleuh zyn opwachting gemaakt en B. Kemangan, B. Pinang en Panglima Megoih zyn nog niet te Segli ge weest, maar hebben laten zeggen, dat zy komen zullen. „Imam Soekoen Maogkeh Wakeue en Toekoe Hoesin, de voornaamste raddraaiers, schijnen alle hoop op het hereenigen hunner heterogene benden nog niet opgegeven te hebben. Van onderwerping van dat drieman schap valt nog niets te bespeuren." Dat ons militair succes te Segli bezwaarlijk grooter kon zijn, tracht de correspondent duidelijk te maken door de volgende eenigszins aan schouwelijke voorstelling van de situatie aldaar. „Segli bestaat uit drie deelen, die ieaer voor zich militaire beteekenis hebben: de bonteng of hot fort, de woningen van de civiele autoriteiten ten noordwesten daarvan, die een versterkte wyk uitmaken, door eon rivier, kali Segli, van de benting ge scheiden. Meer noordelijk, dus aan het zeestrand, vindt men do vry wel bevolkte Chinooscbe wyk, die moeilyk op een geschikter plaats had kunnen gebouwd worden. „In het driehoekig terrein, gelegen tusschen de opgenoemde punten, zyn de barakken der expeditionaire troe pen opgeslagen, waar die dan ook zooveel mogelijk gedekt waren tegen liet lilla- en geweervuur van uit de vijandelijke stelling. „Teil zuidoosten van ons fort strekt zich een poel of lagune uit, een ver wijding van de reeds genoemde rivier, die den vijand belette ons al te dicht te naderen met zijn geweervuur, maar tevens ook ons, om hem in het front te overrompelen. „Achter die lagune waande de vyand zich dan ook onverwinlyk. Laugs den rand had bij aangelegd, om van af het zuidelijkste punt te beginnen, het sterke en bij een goede verdediging haast niet to nemen, Oed- joeng Blang, het beruchte „Veertje". Dit is een tweeledige versterking op plm. 750 meter van ons zuidoostelijk bastion gelegen. De keel van de beide deelen werd beschermd door het even eens zeer sterke Pengapit, dat op plm. 1000 meter van het zooeven ge noemde bastion ligt. „Meer noordelijk lag op plm. 800 meter van hetzelfde bastion een ben ting, welke met nog twee andere meer oostwaarts op 900 en 950 meter afstand een triangel uitmaakten en die de Atjehers, naar ik meen, dan ook Triang noemden. „In diezelfde richting voortgaande, ontmoette men op 950 meter van liet bastion Kota-Rentang, en op 1000 m. en het dichtst bij de zee Kota-Ma- mobil (plm. 100 meter van het strand.) „Ten zuiden van laatstgenoemde versterking, dus nagenoeg in een rechte lijn, lagen de sterkten, beide op 1000 meter van het Z. O. bastion van onze benting, Kota-Aroen en Tengkoe di Gajoer „Bijna al de opgenoemde verster kingen, waarbij nog eenige van min der beteekenis kunnen genoemd wor den, stonden door goed gedekte loop graven met elkander in verband. Achter die massa wallen, wolfskui len, palissadeeringen, ondoordring bare dadap- en bamboedoeripagars, welke hier en daar tot 50 meter dikte toe, geplant waren, strekte zicli de beruchte kampong Pakang Sot uit. Een booge boom, die boven alles uitstak, scheen daar tot observatie post te dienen, en was niet zelden hot doel van ons artillerievuur. Die boom, die ongeveer voor 't midden van den kampong staat, kan zoo wat 1600 meter van onze benting verwij derd zijn. Op nagenoeg 3100 meter ten oos ten van onze benting begint deland- tong, waarop kampong Soekoeng ge legen is. Daarin en in de meer zui- delyk gelegen sterk bevolkte kam pong Sibreh lagen de achterste ver sterkingen van de vijandelijke linie. In de eerste, Kota Soekoeng, het sterke, maar slecht bewaakte bol werk, waarin we minstens 57 Atje hers afgemaakt hebben, die er ble ven liggen, en dat het eerste werk is, dat door de colonne Yan Heutsz werd aangetast; de tweede meer zuidwestelijk, Panteh-Radja, waar we er minstens 48 neerlegden,die even eens bleven liggen, dus ongerekend degenen die meegenomen werden. Deze versterking is op 2600, gene op 3200 M. van de onze gelegen. „Om achter Kota Soeweng te ko men, daartoe werd meer vcreiseht dan zich oppervlakkig denken laat. Toen men zich langs het zeestrand gaande, op de hoogte van die ver sterking bevond, was er geen denken aan om rechts uit de flank te mar ch eeren, maar moest worden doorge- loopen tot de Koeala Gigien en de rivier van denzelfden naam langs ge trokken, tot op pl. 1000 meter van de zee. „De gidsen worden ons geleverd dooi' de aan den rechteroever der koeala gelegen bevriende nederzetting, die volkomen te vertrouwen is. Een oorlogsbodem is daar steeds gesta- tionneerd ter bescherming. „Eenmaal zoover boog de colonne zuidwestwaarts om en stuitte binnen een half uurtje Kopota-Soekoeng.1 Daar verdeelde zy zich, en ging te gelijk op Panteh-Radja aan, wat men gevoegelijk het hoofdkwartier van den vyand zou kunnen noemen. Steeds wapport daar hoog in de lucht de roode vlag. „Niet ver van daar was nog gele gen ten zuidwesten het sterke Kota- Bahoo, dat na een laffe verdediging in den morgen van den 6en verlaten werd, zonder dat wij er iets van be merkt hadden. Het eenige wat de vyand daar tegen ons ondernam, was het in 't honderd afschieten van een lila. Nog verdient vermelding het pl.m. 600 meter meer westwaarts gelegen Oedjoeng-Lam-Tjoeie, dat tot heden met 75 man van het 14de bataljon bezet gebleven is. Vandaar is men binnen enkele minuten weer by het „Veertje", waar dan ook de troepen den 6aen, na hun omtrekkende be weging, uitgekomen zijn." Zoo zag de stelling er voor den 6den uit. Verder lezen wij nog in dezen Atjeh-brief, dat het'raseeren van het terrein veel meer inheeft. dan het meester ervan worden inge luid heeft. „De beide secties genie troepen die er sinds den 5en al waren, zijn met een sectie versterkt gewor- don en, naar men zegt, ook door de genie van Kroeng-Rajah. „Nu zal het bivak op het vroeger vijandelijke terrein worden overge bracht. Tot zoolang dit niet betrok ken is, blyVen Kota-Panteh-Radja en Kota-Oedjoeng-Lamtjoie bezet, ieder met 75 man. „Om de rust in de kampoengs Pa- kan-Baroe en Pakan-Sot te handha ven, de werkzaamheden te dekken, (die bestaan in het slechten van ver sterkingen, schoonkappen van het terrein en het aanleggen van een weg naar Gigiön) blijven de staf en drie compagnieën van het 14de en een compagnie van liet 12de, een sectie bergkanons en de genietroepen reeds genoemd achter. Maar het plan be staat om deze troepenmacht spoedig terug te brengen tot den staf cn drie compagnieën van het 14de bataljon. „Het spreekt van zelf dat er maar een betrekkelijk zeer klein deel dei- vijanden onschadelijk gemaakt is, Van gevangenen maken kon haast geen sprake zijn, daar de Atjehers door hun haastig verlaten van de meeste versterkingen en dat veel vroeger dan onze troepen daar konde aanko men, ons ontloopen kon. „De meesten hebben voorloopig in het achterafgelegen Bambik en Tja- leuh een schuilplaats gezocht, van waaruit zij wel niets ondernemen,maar, toch verdreven moeten worden. Daar om moeten er plannen bestaan om in het begin der volgende maand de lioden op den rechteroever der Gi- gicn-rivier eens flink de les te lezen. Daartoe zal dan weer een expeditio naire colonne gevormd worden, on geveer gelijk aan de vorige. En dan zal meQ, loopt alles mee, wel op zijn sloffen naar Selimoen kunnen komen. Aangaande de cholera schrijft de correspondent nog: „Dacht men een paar dagen gele den, dat de ziekte te Segli uitgewoed had, thans grijpt ze verontrustend om zich heen. Behalve de luitenant-ad judant Eckenliausen, zyn daaraan nu overleden elf Europeanen, zes Am- boitieezen, twee Inlanders; van niet militairen zeven dwangarbeiders endrie vrije koeli's. Atjeh. Aan van den civiclen en militairen gouverneur van Atjeh en onderhoo- righeden ontvangen telegrammen, wordt door de Java Ct. het volgende ontleend In de Moekims Paka Baroe, Pakan Sot zy geene vijandelijkheden meer e gezondheidstoestand der troepen te Segli is goed, slechts éen cholera geval is er Dij gekomen. In den nacht van 20 op 21 Aug. rukte van Tjot Mantjang eene colonne uit naar het gebergte in de richting van Lamtobabij een vuurgevecht met de vrij sterke benden, welke zich op grooten afstand hielden, werd de Europeesche fuselier Mookhoek (algemeen stamboek No. 38237) niet levensgevaarlijk gewond, terwijl ver scheidene vijandelijke nederzettingen vernield werden. Tjoet Nja van Kerti heeft twee van de lieden, die op de Pegu moord den en roofden, uitgeleverd met 700 dollars van het geroofde geld. Op uitlevering van andere moorde naars werd aangedsongen, en oen aanvang gemaakt mot toepassing van die dwangmaatregelen, waartoe de scheepvaartregeling in staat stelt. Leges* en ^iooi Generaal Hennus f Over luit.-generaal Hennus, wiens overlijden wy gisteren meldden, lezen wy het volgende: Geboren den 22 September 1831 te Stockhem, in België, docli later in 1855 genaturaliseerd als Neder lander, trad de overledene in 1848 als soldaat vrijwillig in dienst bij hot 2e reg. iuf. hier te lande. Na de ver schillende rangen te hebben doorloo- pen, volgde in 1854 zyne benoeming tot 2e-luitenant by het 3e regiment. In 1857 werd de toenmalige le-luite- nant Hennus voor 5 jaar gedetacheerd bij het wapen der infanterie in Neder- landsch-Indië waar hij geplaatst werd bij het 3e en later bij het 7e bataljon. By zijn verblijf in onze overzeesche bezittingen bleef luitenant Hennus zich bij herhaling door moed, beleid en trouw onderscheiden. Hij nam deel in 1859 aan de krijgsverrichtingen tegen Boni (Celebes) en in de jaren 1861—63 aan de krijgsverrichtingen in de zuider- en ooster-afdeeling van Borneo. Zoowel voor zyn gedrag bij de le Bonische expeditie als by de gevech ten op Borneo werd de ontslapene eervol vermeld. Zijn doortastenden moed en beleid bleek nog te meer te Somarang, waarvoor hij zich de Militaire Wil lemsorde verwierf bij bet bedwingen van den opstand onder de vreemde Europ_eesche militairen in den nacht van 17 op 18 Augustus 1860. Ook de bevolking van Semarang bleef niet achter den verdienstelijken officier hare hulde en erkentelijkheid te betuigen voor het dempen van het oproer. Zij bood hem een ecresabel aan. Bij kon. besluit word hem toegestaan dit huldeblijk buiten dienst te dragen. By zyn terugkeer in Nederland in 1864 werd Hennus ingedeeld by het le regiment infanterie. Na gedurende 1867—'79 de verschillende klassen van kapitein te hebben doorloopen, volgde laatstgenoemd jaar de bevordering tot majoor van het 7e regt. infanterie. In 1883 werd bij benoemd tot luite nant-kolonel, en in 1889 tot kolonel, commandant van liet le regiment iu- fanterie. Twee jaren later werd hy belast met het commando in de le divisie en hetzelfde jaar 1891 werd liij bevorderd tot generaal-majoor. Het volgende jaar werd generaal Hennus benoemd tot inspecteur van het wapen der infanterie en in 1896 verkreeg hij den rang van luitenant- In zijn betrekking van chef van het wapen der infanterie zijn vele voorstellen tot verbetering van liet leger en van den toestand van den soldaat door generaal Hennus voor bereid en door opvolgende ministers gevolgd. Hy behoorde tot de leden der com missie, aan wie was opgedragen de door prof. Van der Hoeven ontwor pen herziening van het militair straf wetboek, uit een militair oogpunt te onderzoeken en, zoo noodig, in overleg met den ontwerper te wijzigen. Ten teeken van rouw over het ver scheiden van den bekwamen leger- ckef was van den gevel van de in- specteurs-bureelen aan den Fluwee lenburgwal te 's Gravenhage, de drie kleur halfstok geheschen. De begrafenis zal Donderdag om 11 uur geschieden met militaire eer bewijzen. Het geheele garnizoen te 's-Gravenhage zal daarbij tegenwoor dig zijn. Sport en Wedstrijden. Cordang is te Parijs teruggekeerd, friscli als een hoentje. Dit jaar zal hij niet meer rijden, tenzij Huret den neergeworpen handschoen opraapt. Roeien. De Ned. Sport schrijft over het aanstaande single sculling kampioen schap het volgende: Daar Zaterdag 11 September de inschrijving voor buitenlanders voor dezen jaanykschen wedstrijd gesloten is en niemand uit den vreemde zich heeft aangemeld, zal hy weinig be langrijks opleveren voor de toeschou wers. De lieer BI ussé toch, de kam pioen voor 1896, is zóo beslist de meerdere vau de tegenwoordige Hol- landsche scullers, dat hy zich niet zal behoeven in te spannen, om ook voor dit jaar dien eeretitol te behou den. Zelfs zou het ons niet verwon deren, indien hy slechts over de baan heeft tc gaan om dat doel te berei ken, want, voor zoover wij weten, oefent er nergens een sculler voor den 26sten dezer, en mocht al in een of ander onbekend oord iemand er voor in training zijn, zoo zal zulks op den uitslag van den wedstrijd niet van invloed zyn. De wedstrijden in Frankrjjk be sprekend, waarvoor de heer Blussé heeft ingeschreven, vervolgt het blad De Fransche scullers zyn druk aau het oefenen. Lanéry van de Rowing ('lub oefent zich te Billancourt; te Asnières Leroet cn Schultze Den- hard te Enghien Barrelet en Lam bert te St. Denis Bonnet en van de S. de l'Encouragement Lagogné, Floutiaux en Fenwick; van de Basse .Seine J. May, Franciieeourt en G. Love. Kortom, ddar zal aan tegen standers geen gebrek zyn en een zeer belangrijke wedstrijd zal het onge twijfeld worden. De korte baan van 1600 M. en liet stroom af roeien zyn nu juist niet in het voordeel van on zen sterken en zwaar gebouwden landgenoot, maar wy zijn vol ver trouwen, nadat wij hem een paar koeren op zijne oefening hebben ge zien. Hij is onzes inziens sedert Hen ley veel verbeterd. BEG1STS2ASCEESS. De Hooge Raad verwierp Maan dag het cassatieberoep van den ge wezen marktmeester te Alkmaar, veroordeeld tot 6 maanden wegens valschheid in contróleboeken en ver duistering. Snel reclit! Een arbeidster uit AVesep had voor liet Kantongeroclit terechtgestaan wegens strooperij, gepleegd door een kind beneden 16 jaar, met oordeel des onderseheids. De kantonrechter verwees de zaak echter naar de Rechtbank, daar het feit was geploegd met behulp van een kruiwagen. De beambte van het O.M. ging op insti gatie van den officier in hooger be roep en de Rechtbank verklaarde den kantonrechter toen wel bevoegd. Om een definitieve beslissing te krij gen, lokte de officier een oordeel uit van den Hoogen Raad en deze ver klaarde, dat er geen termen bestonden om de zaak weder te vei-wij zen naai den kantonrechter. Aldus bad de Rechtbank wederom te beslissen, en overeenkomstig de overwegingen van het arrest van den Hoogen Raad vestigde de officier de aandacht op de niet in de dagvaarding genoemde verzwarende omstandigheid, dat de strooperij gepleegd is met behulp van een kruiwagen, en eischto daarna f 2 boete, te vervangen door 2 dagen hechtenis. ZwCt) GEI.1ENGD MEUW&. Een oplichter. De beweerde aartshertog Frans Ferdinand, die te Londen in het ge heim in het huwelijk is getreden met mej. Marie Hussmanu, heeft zich ont popt als een oplichter van de ergste soort. De man heet Arend en is bij de politie te Boedapest wel bekend als een gevaarlijk „chevalier d'indus- trie" die reeds herhaalde malen ge straft is en ook thans weder door de justitie werd gezocht. Zijn gelaats trekken vertoonen een groote gelij kenis met die van aartshertog Frans Ferdinand, waardoor verklaard wordt dat liy zich juist van diens naam be diende. Arend schijnt de geheele familie Hussmanu zoo zeer te hebben inge pakt, dat geen harer leden meer on bevooroordeeld zag. Hun verklarin gen waren zoo stellig, dat het Aken- sche blad wel gelooven moest. Hoe zou men ook aannemen dat een drie tal ervaren menschen als een myn- directeur, een rector en een koopman, zich zoo zouden laten beetnemen. Een der familieleden schijnt eenige onge- zy maar kon doenwant de zeilen waren dan tot ber stens toe gespannen, zoodat de scbooten en katrollen kraakten en zy als 'tware krijgertje met my speelde en dit nog wei met grooten spoed, niet alleen door de snelheid van den stroom maar ook omdat zij vlak voor het lapje wegzeilde. Maar nu stond mijn kans gunsti ger. De wind ging voor éen oogenblik liggen, terwijl de „Hispaniola" draaide, zoodat de achtersteven naar mij toegekeerd was; bet raampje van de kajuit stond open en dc lamp boven de tafel brandde nog steeds. Het groote zeil hing te flapperen; zonder de stroo ming zou zij doodstil gelegen hebben. Het laatste oogenblik had ik weer in afstand verlo ren, maar verdubbelde nu mijn pogingen om de „His paniola" in te halen. Ik was nog maar honderd ellen van hahr af, toen de wind weer aanwakkerdede zeilen zwollen cn de schoener schoot snel voorwaarts. In het eerst was ik wanhopig, maar spoedig veran derde mijn neerslachtigheid in vreugde. \V ant liet schip draaide naar my toe, totdat liet eerst de helft, toen twee-derde en eindelijk drie-vierde van de afstand na der was gekomen. Ik zag het witte schuim van de gol ven tegen zyn boeg opspatten. Van uit myn coracle" scheen de „Hispaniola" mij een reusachtig schip toe. Plotseling begon ik mijn toestand in te zien. Ik had byna geen tyd om te denken en nauwelijks tyd tot handelen en om mij zelf te redden. De boegspriet be vond zich boven mnn hoofd. Ik sprong op, waardoor de „coraclc" water schepte en vol liepmet éen hand greep ik het kluifhout, terwijl myn voet terechtkwam toscnen de stag en de brassen en toen ik my daar hij gende bleef vastklemmen, hoorde ik een doffen slag, waaruit ik opmaakte, dat de schoener de „coracle" in den grond geboord bad en myn laatste kans, om liet schip weer te verlaten, verkeken was. HOOFDSTUK XXV". jDe vrijbuitersvlag wordt door mij gestreken. Nauwelijks had ik mij een plaatsje op den boegspriet bemachtigd, toen de fiapperendo kluiver begon te zwel len en tegen het stagzeil aansloeg, een knal veroorza kend alsof er een kanonschot afging. De schoener schokte lievig, maar net volgende oogenblik sloeg de kluiver weer terug en hing slap in haar eerste positie. Door den schok was ik byna in zee gevallen en ver loor nu geen tyd om zoo snel als ik kon langs den boegspriet te kruipen en mij hals over hoofd op het dek te laten tuimelen. Ik was aan de windzyde opliet dek terecht gekomen, en het groote zeil, dat op dit oogenblik weder gezwollen was, verborg een gedeelte van bet achterdek voor myn oog. Er was geen levende ziel te bespeuren. Dc planken waren blijkbaar van af den dag der muiterij niet geschrobd, en droegen de sporen Van morsige voetenterwijl een ledige flesch, waarvan de hals afgebroken was, al maar heen en weer rolde. Plotseling kwam het schip weder vlak voor don wind waardoor de kluivers volliepen en de schooten gewel dig kraakten. Het roer sloeg om, en het geheele schip schudde en zuchtte; tegelijkertijd draaide de giek van het groote zeil binnen boord, waardoor het geheele achterdek zichtbaar werd. Daar zag ik de twee kerels die de waclit hadden de man met de roode muts lag op zyn rug zoo stijf als een blok met uitgestrekte armen en open mond; Israël Hands zat op het dek cn leunde tegen de ver schansing zijn kin was op de borst gezonken, terwijl zyn gelaat doodsbleek zag. Op een gegeven oogenblik begon het schip te slinge ren en naar een zijde over te hellen, de zeilen zwollen, en de sluispoorten dreigden uit hun sponningen te springen. Zoo nu en dan vloog het water over de verschansing, terwijl de golven hoog tegen den boeg van het schip opspatten de wind kwam mij veel heviger voor op dit zwaargebouwde schip dan op de eigengemaakte, primitieve "„coracle", die nu op den bodem der zee een graf gevonden had. Bij ïederen stoot die de schoener kreeg, gleed de vrij buiter met de roode muts een eindje uit, maar hoe hij ook heen en weder werd geschud, zijn houding veran derde niet. Bij elke schommeling scheen Hands nog meer in gedachten verdiept te rakenzijn voeten gle den uit, terwijl zijn romp al meer naar den achter steven gekeerd en zyn gelaat brna geheel onzichtbaar voor my werd en ik ten laatste niets meer zag dan een oor en een lok van zyn bakkebaarden. Tegelijkertijd bemerkte ik om hen heen op het dek donkere bloedspatten, zoodat ik begon te gelooven, dat zij elkaar in hun dronkemans gevecht gedood hadden. Terwijl ik nog verwonderd rond my' keek, keerde Israël Hands zich op een gegeven oogenblik, dat het schip even stil lag. om en viel met een zacht gekreun in zijn vorige houding terug. Het was duidelijk, dat hij van pijn en doodelijke zwakheid zóó steunde en toen kreeg ik toch medelijden met hem. Maar tegelij kertijd schoot my het gesprek te binnen, dat ik in de appelkist had afgeluisterd, en alle medelijden ver dween. Ik liep het dek af tot aan den grooten mast. „Kom aan boord, mijnheer Hands," zeide ik ironisch. Hy rolde met zijn oogen, maar hij was tc beschonken dan dat zy eenige verwondering konden uitdrukken. Het eenige woord dat hij kon stamelen was„rum". Ik begreep dat ik geen tijd te verliezen had en den giek ontwijkend, die weer over liet. dek kwam waaien, liep ik de gezelschapstrap af naar de kajuit. Gij kunt u nauwelijks voorstellen, welke een verwar ring hier heerschte. De kasten in den muur waren allen opengebroken, waarschijnlijk om de kaart te zoeken. De vloer was vuil en hier en daar, waar de kerels hadden zitten drinken en praten, waren van hun beslijkte schoenen kluiten modder gevallen. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 2