gebrekkige mcnschen wachtten onver- droton om onze jonge Koningin nog even te kunnen zien. Als dat geen genegenheid voor Koningin Wilhel- mina is wat is het dan? En 't was maai' een kort oogenblik, dat de toeschouwers Haar konden zien, want de Burgemeester met. zyn twee schimraeis voor het lichte wa gentje, reed zeer snel, de equipage der Koninginnen dientengevolge ook. Een heel eind verder kwam het rytuig van 't gevolg en daarachter dat van de pers. By na had ons pers-rytuig nog een paar' slachtoffers gemaakt. Bij liet Paviljoen raakte de rechercheur "Ver kerk, die er met alle geweld langs wou, er byna onder en bij de Bar tel jorisstraat scheelde het maar wei nig, of zoowel hij als de inspecteur Balkenstein waren overreden. De koet sier kon het niet helpen 't kwam van de verbazende drukte. Aan het station vertoefden de Ko ninginnen nog een oogenblik in de wachtkamer. Toen zij in den wagon waren gestapt, had zich een groep jonge meisjes aan den kant van de goederenloods verzameld, die de jonge Koningin hartelijk toejuichten. De Regentes gaf als afscheidswoord tot den Burgemeester hare groote ingenomenheid te kennen met de wyze, waarop de burgerij de Koningin en Haar ontvangen had. We zyn er aan gewend dat por tretten van vorstelijke personen in tijdschriften zeer zijn gefiatteerd. Me nig vorstelijk persoon, van wieDS uiterlijk men, van het portret beke ken, een aangenamen indruk kreeg, viel bij persoonlijke kennismaking niet mee. Maar 't tegendeel is bij Koningin Wïlhelmina het geval. Geen Harer portretten geeft volkomen weer Hare bevalligheid, fraaie houding en vrien delijke gratie en algemeen was dan ook gisteren de uitroep: „Wat is de Koningin een allerliefst meisje!" BINNENLAND. Parlementaire Praatjes. Een paai- minuten kwam de Tweede Kamer gisteren in openbare zitting byeen. Eerst voor de mededeeling, dat de commissie die de Regentes het adres van antwoord aanbood, door H. M. en met de gebruikelijke eerbewijzen werd ontvangen. Het antwoord dat de Regentes aan de commissie gaf, luidde Mijne Heer en „Ik verneem met welgevallen van de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal, dat het haar ernstig streven zal zijn om hare beste krachten te wij den aan de veelomvattende taak, die haar in deze zitting wacht. „Het is Mijn innige wensch dat Gods zegen moge rusten op haren arbeid. „Ik verzoek U, Mijne Heeren, aan de Tweede Kamer Mijnen dank te betuigen voor haar Adres van Ant woord." Dan had de Voorzitter nog de commissie voor de verzoekschriften samen te stellen, als welker onover troffen en onvergangbare Voorzitter weder de heer Smeenge optreedt. Eu met hem de heeren Smidt. Van Lim burg Stirum, Van Basten Batenburg en 't Hooft. Tot rapporteurs over de Indische Begrooting zijn door de af deelingen (die Woensdag 11 uur de Staatsbe- grooting onderhanden nemen) benoemd de heeren Van Limburg Stirum, Pynacker Hordijk, Bahlmann, Verhey en Maekay. G. Jr. Spoorweg-concessies. De ingenieurs Beversen en van gaan. Heurn te 's Gravenhage hebben zich 1 tot don minister van Waterstaat ge-1 wend met het drieledig verzoek: 1. om hun concessie te verleenen voor den aanleg en de exploitatie van havenwerken aan den Hoek van Holland met een locaal spoorweg verbinding naar Scheveniugen 2. daarvoor 1 millioen gulden rijks subsidie toe te kennen en kosteloozen afstand van ryksgronden aan den Hoek van Holland; 3o. eene wet in te dienen tot ont eigening der volstrekt noodige gron den. Zy vragen tevens medewerking der provincie en gemeente door subsidiecn. respectievelyk van 4 en 5 ton. Verkiezing Enkliuizen. Door de lib. kicsvereeniging te Grootebroek is voor hot lidmaatschap der Tweede Kamer definitief candi- daat gesteld de heer A. Roodhuyzen. UIT AMSTERDAM. Het zal ongeveer half zes geweest zyn, toen Donderdagavond een ge deelte van do hoofdstad en wel dat, waar men electrisch licht brandt, in eenc egvptische duisternis werd ge huld. De fraaie magazijnen in Kal ver en Leidschestralen gaven niets dan een groote donkere vlek te zien, in de koffiehuizen zaten de laatste plak kers en meenden dat de Maatschappij „Electra", party trekkende voor hunne echtgenooteu, die „met het eten zitten Te wachten", hun door gebrek aan licht verder bitteren on mogelijk wilde maken. Binnen geen tijd hadden zich die aangeslotenen aan liet kabelnet der Maatschappij „Electra", die zoo voorzichtig waren geweest hun gasleiding niet te laten afsnijden, of petroleumlampen bij de hand te houden licht verschaft, maar zij die in volle vertrouwen op den concessionaris van ons electrisch licht die voorzorgen hadden verzuimd waren er slechter aan toe en het is niet onwaarschynlyk, dat dezen, die zich met een treurig kaarslichtje moesten behelpen, eenige schade heb ben geleden door deze zoo plotseling invallende duisternis. Op het telegraaf kantoor en het hoofdpostkantoor werkte men met in den haast bijeen- gescbarrelde eindjes kaars. Geen kwartier nadat „Electra" geen stroom meer leverde wist „men" te vertellen, wat daarvan de oorzaak was. |Er is brand in het hoofdstation aan den Haarlemmerweg",antwoordde de groote „men" op alle vragen en toen uw correspondent in een aanval van beroepsyver bij de Maatschappij in haar hoofdkantoor op de Heeren gracht telefonisch wilde informeeren en „geen gehoor" kreeg, zei hem de dienstdoende telefoniste met ongewone voorkomendheid: „maar, meneer, U weet toch wel, dat het etablissement aan den Haarlemmerweg in brand staat". In den korten tyd die noodig was om vanaf den Dam per tram de plaats des onheils te bereiken werd hy van alle zijden ingelicht. Alle gebouwen „zijn al afgebrand"; er staat niets meer op de plaats waar de uitge breide etablissementen vroeger ston den" en een wyzende op „de rooie lucht", constateerde, dat het „erg brandde". Op den donkeren Haarlemmerweg intusschen was het donkerder dan ooit, geen schijn van brand was er te bespeuren; op het terrein van „Electra" eenige employé's, een paar nieuwsgierigen en de alomtegenwoor dige pers. De kabel, leidende van den weer stand naar den uitschakelaar was door een oorzaak, die men mij niet kon mededeelen verbrand en dien tengevolge de stroom naar de stad verbroken. De brand was ontstaan in de schakel kamer. De brandweer, spoedig ter plaatse bluschte (het woord is eigenlijk niet juist!) den brand met water en zand en te negen uur flonkerden in de hoofdstad weder de gloei- en boog lampen, terwijl de gebouwen van de maatschappij,alle geruchten van brand ten spyt, nog op dezelfde plaats staan als voorheen. De Italiaansche opera is eigenlyk het meest gedupeerd door den „kabelbrand". Zy zou in het Paleis voor Volks vlijt debuteeren, doch aangezien dit geheel en al door „Electra" wordt verlicht, kon de voorstelling niet door- Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. In 't gebouw „Eensgezindheid" te Amsterdam werd "Woensdagmiddag eene vergadering gehouden door de vereenigim? „Nationalen Tentoonstel ling van Vrouwenarbeid" onder prae- sidium van mevrouw G. Goedkoop-De Joug van Beek eu Donk. In het jaarverslag werd in de eerste plaats op gewezen, wat de tentoon stelling beoogt, lo. te laten zien, wat er door vrouwenarbeid tot stand kou worden gebracht, 2o. op te wekken tot deelname aan de groote beweging. De vereeniging heeft tot nu toe veel met vooroordeel te kampen gehad. Wanneer dit, evenals de vrees voor concurrentie eenmaal overwonnen is zal men een heelen stap nader tot het doel zijn gekomen. Vooral tegen de laatste grief wordt geprotesteerd. Hebben vrouwen niet evenveel recht om te leven als de mannen ou waar om zouden ze dan niet dezelfde rech ten mogen doen gelden op delevens- markt als de mannen De bewering dat de man voor de vrouw moet zorgen, gaat niet op, als men maar begint met in aanmerking te nemen dat er zooveel vrouwen meer dan mannen zyn. Dan heeft men het verwijt gemaakt als zou do tontoou- stelliu te eenzijdig zijn. Ook dit ver wijt is ongegrond, want de bedoeling is niet scheidsmuurtjes te trekken, tusschen den arbeid van den manen de vrouw, maar om aan te toonen, dat die arbeid gevoegelijk kan samen gaan. Het slagen van de tentoonstelling hangt alleen nog maar af van den finantieelen steun, daar deze nog niet bijzonder groot is geweest. Omtrent de inrichting der tentoon stelling kunnen wy nog het volgende mededeelen In de rubriek landbouw zal de zuivelbereiding aanschouwelijk wor den voorgesteld. Behalve van han denarbeid der vrouw in de industrie hare huisvlijt, zal de expositie voorts een beeld geven van het be drijf der vrouwelijke tandartsen, apo thekers-bedienden, ziekenverpleeg sters, van haar huishoudclijken ar beid, van het plant- en bloemkwee- ken, enz. enz. Aan de tentoonstelling zal tevens een congres verbonden worden, het welk zich zal bezig houden met het vraagstuk der armenzorg, weezen- verplegmg.hetgevangeniswezcn.dedie- renbeseherming, de ziekenverpleging-, de prostitutie, liet alcohol-vraagstuk, het onderzoek naar het vaderschap, beperking der ouderlijke macht, de de vivisectie enz. enz. Er zal een leeszaal ingericht worden, waarvoor o. a. de heeren Treub en Gerritsen hun bibliotheek over het vrouwen vraagstuk beschikbaar hebben gesteld. Het congres stelt zich niet voor boven genoemde sociale qnaesties op telos sen, doch wil de oplessing alleen een stap verder brengen. Een blad, op de tentoonstelling uit gegeven zal als feestwijzer dienst doen. Voor muziek en dramatische voor dracht is de sympathie dor voornaam ste kunstenaressen gewonnen, evenals die der beeldende kunstenaars voor de beeldende kunst. De koloniale afdeeling betreft niet alleen de Europeescbe vrouw, maar ook de inlandsche, ja er zal zelfs een Indische Kampong op het ter rein verrijzen. De afdeeling onderwijs zal een vier- of vyfdaagseh congres houden. Ook aan het verzekeringwezen zal de noodige aandacht gewyd worden. Mevr. Mary I. Fleischmann van Haar lem, reeds 15 jaar in dat vak werk zaam, heeft zich bereid verklaard le zingen en cursussen te houden, ge lijkwij reeds onlangs meldden. Het saldo in kas bedraagt op het oogenblik f11,214 terwijl nog f7000 zyn toegevoegd. Van de aftredende bestuursleden werd mevr W ester- mann—Smithuysen herkozen. Mevr. Worp—Roland Holst had zich niet herkiesbaar gesteld. Ka het benoemen van eenige com missies werd de vergadering gesloten. Voor den vinder van het lyk van den heer P. Fontein uit Leiden, op 17 Sept jl. by Urk door het zinken der stoomboot „Onderneming" ver dronken is door de weduwe f 100 toegezegd. Donderdag is het lijk door schipper F. van der Leek te Enk huizen ge vonden. Fijne familie. Te Assen is gevankelijk uit Bor ger binnengebracht een persoon, die zich noemt baron Thouars, naar zyn zeggen een broeder van deu baron, die dezer dagen uit Veenhuizen ont vluchtte. Hy maakte te Nieuw-Bui- nen verschillende verteringen, die hy niet betalen kon, en werd betrapt op het wegnemen van biljartballen. Daraillement. Woensdagnacht is op het station Culemborg de goederentrein No. 513 gederailleerd. Persoonlijke ongelukken hadden niet plaats. Uit Utrecht wer den werklieden en een reserveloco motief ontboden. W erkstakende schoolkinderen Meu schrijft uit Ouderdendam, dd. 27 Sept., aan de Bedumer De vorige week is in de O. L. school alhier eene werkstaking uitge broken onder de leerlingen der hoogste klasse. Deze klas had namelijk straf verdiend, welke hierin bestond, dat al de leerlingen moesten stil zitten met over elkaar geslagen armen. Dit verveelde de kinderen natuur lijk spoedig, wat tengevolge had, dat 4 jongens en 6 meisjes na den speel tijd niet weer in school kwamen, maar huiswaarts keerden. Een laterv bericht meldt intusschen dat besloten is. het werk te hervatten. Koloniën. BATAVIA, 30 Augustus. Atjeh. Gemeld zij reeds de beschouwin gen van de Java-Bode, waartoe aanleiding had gegeven een bericht, als zon de gouverneur van Atjeh voor den laatsten tocht naar Segli by dag order erop hebben aangedrongen, zich „te onthouden van wreedheden tegen over vrouwen of kinderen." Het B. N. komt daartegen op. „Af gescheiden van het oostersch element en zijne eigenaardigheden zegt dit blad kan ook gezegd worden van het Europeescbe en dit geldt niet enkel voor Atjeh maar voor eiken oorlog dat er oogenblikken kun nen ontstaan van een alles overwel digende stemming. By voorbeeld, als er veel geleden isals er tal van kameraads zijn gevallenals er offi cieren zijn gesneuveld, die bemind waren bij den troep, enz. Wanneer dan de overwinning wordt behaald, gaat er ongetwijfeld meer over de kling, dan het geval zou zijn, als de troep in een parade- of promenade- stemming was. „Dit is nu eenmaal het onvermij delijk gevolg van den oorlog. Van hooger hand wordt het zooveel moge lijk tegengegaan, gelijk uit de bedoelde dagorder blykt, en dat is zeer prij zenswaardig. Maar waarom dit een zaak zou zijn, die aanleiding geeft, na veel groote woorden, aan te drin gen op „opheldering" (van wat en waarom onze nationale eer daarbij zou betrokken zijn, blijkt uit niets hoegenaamd. „Al wat het oorlogsrecht voorschrijft ten opzichte van personen, wordt ook hier in Indië zooveel maar eenigszins mogelijk is gedurende den strijd nage komen, al staat men ook tegenover een vijand die zich daaraan in het geheel niet stoort. In dien geest dieat ook een circulaire als van den gou verneur ongetwijfeld te worden op gevat." Het volgende is ontleend aan een Atj eli-brief van de Sim. CL, den 20en Augustus van Kotaradja ver zonden. „De gezondheidstoestand leest men daarin laat te Indrapoeri, te Glé-Kambing en Gliëng veeltewen- schen over. Dit zit hem bijna uit sluitend in de uitputting der troepen. Het is eindelijk officieel erkend, want, de dokter Eldring moet in een door hem ingediend gezondheidsrapport erop gewezen hebben, dat de dienst te zwaar wordt, leze „is", voor de troepen. Hy had er kunnen bijvoe gen, dat er niet in het lichaam komt, wat kon en moest schoon dit te Indrapoeri zelf in 't algemeen niet aan boozen wil kan worden toege schreven. „Welke heteekenis het woord „uit putting" heeft voor onze troepen in de XXII Moekims, daarvan begrijpt niemand iets, die er zelf niet mee moet tobben en wroeten. Om een eenigszins duidelijk denkbeeld te geven van die uitputting, neem ik een compagnie tot voorbeeld: de 4e van het 3e bataljon. En passant moet ik vertellen, dat de kranige Webb daarby weer terug is. Zoo'n commandant houdt er den moed in zoolang er nog een sprankje van gloort. Deu llen ging die com pagnie naar Lemara. Dit was maar een klein tochtje in het gebergte en werd gemaakt tegelijk met de 3e compagnie van Samahani. Er moest een bende feestvierende Bovenlanders, uiteengejaagd worden. Een paar schoten en liet oppakken van een Atjeher waren daartoe voldoende. Docb nu vergete men uiet dat velen van de manschappen maar één nacht vrij van wacht hebben, dat en pas sant alle noodzakelijke corveeën moeten gedaan worden, dat een wacht vaak gepaard gaat met een marsch van anderhalf uur heen ea natuur lijk even zoo lang terug, wat ook al gelyk staat met een excursie. Die eigenlijke excursies hebben dus plaats tydens uren, die in een gewoon gar nizoen aan een noodzakelijke rust gewijd zijn. Den 12en en 13en moest dezelfde compagnie een blokhuis aan dc Kroeng-Pengapit bezetten en een transport naar Gliëng geleiden. Toen de meusclien om 5 ure in den namid dag thuiskwamen, bek-af natuurlijk, moest de helft dadelijk op wacht en de rest giug 's avonds om 9 ure in hinderlaag liggen tot 's nachts 2 ure, om den vijand te beletten Indrapoeri te beschieten. Wat echter toch weer geschiedde. Maar ditmaal van den anderen oever, den rechter, ter wijl de beschieting gewoonlijk van den linkeroever plaats heeft. Er vie len een twintigtal schoten, die geen kwaad deden. „Zulke bijzonderheden raag men vrij' onbeduidend noemenindien men gelieft na te denken, zal men ge makkelijk inzien, dat de mensehen steeds in een soort van oorlogsdeli rium moeten verkeeren, om de ver moeidheid als 't ware niet te voelen. Maar zoo'n toestand kan bij sommige individuen lang duren, een einde moet er aan komen. „En dan zijn die sterke, robuste kerels in éen a twee dagen gelijk aan de meest onbeholpen kinderen. Staan, spreken, denken, eten of drin ken kunnen ze dan niet meer en het is of in' één nacht het vleesch van het lijf smelt. In zoo'n toestand ko men er eiken dag van boven naar Panteh-Perak, en ik ben zeker dat de constitutie van de meestcn voor altijd in de war is." Aan van den civiclen en militairen gouverneur van Atjeh en Onderhoo- righeden ontvangen telegrammen, wordt door de Java Ct. het volgende ontleend Om vijandelijke benden uit het ter rein tusschen Tjot Mantjang en de lijn Koengraja— Lamtoba—Selimoen te verdrijven, rukte den 24sten Aug. eene mobiele colonne uit van het 3e bataljon infanterie, een peloton cava lerie met eeu detachement genietroe- een en den noodigen trein, om over Tjot Mantjang naar de warme bron nen ten zuidoosten van Kroengraja en van daar door de vlakte van Lamtoba naar Selimoen te marchee- ren. De operatie tegen Lamtoba zal gesteund worden door een colonne van Tjot Mantjang, welke den 2en Aug. over het oostelijk gebergte naar Lamtoba oprukt, terwyl de bewegin gen naar Selimoen zullen geschieden in verband met eene van Gliëng uit rukkende colonne. In de Moekim Pakan Baroe—Pa- kan Sot werden geene vijandelijk heden gepleegdde bevolking van Bambi en Boenboeë is in hare kam pongs teruggekeerd. De cholera te Segli is geweken de gezondheidstoestand is daar thans goed. Met het oog op eene beschieting van den opnemer bij Datar, is den 24en Aug. 's middags van Glé Kam- bing eene compagnie uitgerukt, welke in liet heuvelterreiu tusschen Datar en Aloer-Awi slaags raakte met eene bende van 14 man, waarvan het hoofd en 4 man sneuveldenboven dien liet de vijand 2 achterlaadge- weren, éen troraplader, blanke wape nen en munitie achter. Aan onze zyde sneuvelde deEuro- peesche fuselier Naulaers (alg. st. no. 43823). Op het bericht dat de vijand op nieuw eene versterking had gebouwd op den heuvel Tjot Djaraeuna. rukte den 25sten Aug. eene colonne, be staande uit 3 compagnieën, van In drapoeri derwaarts en vernielde de versterking, welke van vrij sterke constructie was, met liet daarin ge legen i.uis. lu het vuurgevecht werd de inland sche fuselier Tjokrosontiko (alg. st. no. 47074) licht gewond. Lombok. Omtrent den bekenden volksoploop op Lombok is uit Ampenan dd. 17 Augustus aau de Locomotief gQschre ven: „Gisterenmiddag is er te Mataram een ernstig opstoot je geweest. De be volking van de Sasaksche kampong Selang was weigerachtig de belas tingpenningen te betalen. De djaksa had zij gezegd dan de controleur zelf maar moest komen om de belasting te innen. De heeren van der Hout en De Roo de la Faille, beiden con troleurs, begaven zich op weg. „Ook zy ondervonden raoeilykhe- deu en werden op een gegeven oogen blik door een gewapenden troep over vallen. De heer De Roo kreeg een tweetal houwen over het hoofd en een lanssteek in de zyde en een in den rug. De heer Van der Hout werd medegevoerd. Oogeublikkelijk werd van Mataram een patrouille uit gezonden en om hulp van Ampenan gevraagd, Ongeveer half vier in den namiddag kwam het bericht en reeds te vier uur rukte van Ampenan uit de vierde compagnie inlanders van het elfde bataljon, onder commando van den kapitein Hartmann en den eersten luitenant Asbeck Brusse en een peloton Europeanen, onder com mando van den eersten luitenant Van Swieten, benevens een sectie cava lerie en de ambulance, de laatste on der bevel van den officier van ge zondheid der tweede klasse. Wijn Het geheel stond onder commando van den majoor Van Heurn. Met versnelden pas werd voortgerukt en spoedig was men op het terrein van de ongere geldheden. Het eerste werk was den heer Van der Hout op te sporen. Na eenig zoeken vond men ziju schier onherkenbaar lijk in de sawah. De kampong werd daarna beschoten. Ongeveer achttien Sasaks vielen, waarna de kampong aan de vlammen prys gegeven werd. De resident, de heer Liefrinck, was mede op het terrein aanwezig. By een lausaanval krogen wij een doode, den inlandschen fuselier Wirodirjo, algemeen stamboek no. 48191, benevens drie gewonden: den inlandschen sergeant Kasidin, no. 1435i, Kertodikromo, no. 47685 en Bero no. 18091, de laatste twee inlandsche fuseliers. De heer De Roo de la Faille was, na voorloopig verbonden te zijn, reeds naar Ampe nan vervoerd en kwam te ongeveer zes uur aan. Zyn toestand is naar omstandigheden redelijk wel. Om ruim acht uur keerde de troep in het kam pement te Ampenan terug. „Thans is ailes rustig, zoodat aan het gebeurde geen politieke beteeke- nis behoeft gehecht te worden. Heden avond had de teraardebestelling der beide slachtoffers plaats. Onder toe loop van eeu groote schare bewoog de stoet zich van het militair hospi taal grafwaarts. De muziek van het elfde bataljon speelde treurmuziek. Alle officieren en ambtenaren, bene vens inlandsche hoofden, de hoofden van de Chineezen en Arabieren, en vele particulieren, zag men in den stoet. „Op de kist van den heer Van der Hout lagen een viertal kransen en de teekenen zijner waardigheid. Aan het graf werd het woord gevoerd door den resident, die den overledene herdacht als ambtenaar en mensch, en hulde bracht voor wat hij als zoodanig geweest was. „Op het graf vau den inlandschen fuselier voerde de luitenant Asbeck Brusse, mede namens den kapitein Hartmann, die door eene lichte ver wonding verhinderd was aanwezig te zyn, het woord. Te kwart over vy ven was de treurige plechtigheid afge- loopen. „Den llden Augustus rukte het elfde bataljon, het garnizoensbataljon, benevens de bergartillerie uit, tot het Ik volgde den dscheepskok gehoorzaam aan een touw, dat hij om mijn middel had geslagen, terwyl Silver nu eens het eind met zijn vryc hand dan weer met zyn tanden vasthield. Het' bad er veel van of hij een dansenden beer rondleidde. De andere mannen waren op verschillende wyze toe gerust. Sommigen droegen hamers en schoppen want die werktuigen hadden zij het eerst van de „Hispaniola" aan wal gebracht, anderen waren met vleesch, brood en cognac beladen. Deze proviand was van ons afkomstig en ik bemerkte dus dat Silver den vorigen avond de waarheid gesproken had. Het schip was voor hen ver loren, zoodat, wanneer hij en zijn kameraads geen over eenkomst met den dokter hadden gesloten, zy van water en van de voortbrengselen van de jacht moesten bestaan. Daarenboven viel water weinig in hun smaak, zeelui zyn slechte schutters en daar zij zoo weinig eetwaren mede hadden genomen, zoaden zy, naar ik veronder stelde van buskruit ook wel niet goed voorzien Z^Aldus toegerust begaven wij ons aïlen zelfs de man met het gewonde hoofd, die natuurlijk volstrekt niet in de zon mocht loopen op weg naai den oever, waar dc twee sloepen vast lagen. Zelfs deze droegen sporen van de brooddronkenheid der boekaniers van de eene was het roer gebroken en beide zagen er vuil uit. We verdeelden de manschappen over de twee boo ten. en roeiden toen in de richting van de ankerplaats. Daar aangekomen, ontstond er twist over de kaart. Het roode kruis was te groot om een wegwijzer te moeten beduiden, terwyl de beschrijving op den rug van de kaart eenigszins dubbelzinnig was. Zij luidde, zooals de lezer zich misschien nog herinnert, als volgt „Een hooge boom, by de helling van den Verrekijker in een N.-Noord-oostelijke richting. Skeleton eiland. Oost-Zuidoost ten Oosten. Tiet voet." De hooge boom was dus een voornaam punt. Welnu, recht voor ons uit .verhief zich een plateau van ongeveer twee a driehonderd voet hoog. ten noorden oploopend tegen de helling van de „Verrekijker" en ten Zuiden rijzende tegen den „Middenmastheuvel." Boven op het plateau groeiden pynboomen van ver schillende hoogten. Sommige staken veertig of vijftig voet boven de andere uit eu alleen op dc plaats zelve en door middel van het kompas kon worden be paald, welke de boom was, die kapitein Flint bedoelde. Zoo stonden de zaken, maar voordat wij nog maar halfweg waren, had ieder reeds voor zich zelf besloten welken boom het moest zyn, terwyl lange John zijn schouders ophaalde en hun verzocht tc wachten tot wij op de bedoelde plaats waren. Wij volgden Silver's bevelen en roeiden langzaam om ons niet onnoodig te vermoeienen na eenigen tyd ge varen te hebben, landden wy by de monding van het tweede riviertje n. m. dat, welk langs net bosch achtige gedeelte van de „Verrekijker" stroomde. Toen sloegen wy links af en begonnen langzaam in de rich ting van het plateau te loopen. In het begin was de grond moerassig en door de vele struiken die er dooreen groeiden, werd onze voortgang zeer belemmerd, maar langzamerhand begon de weg steiler en steenachtig te worden en wy kwamen nu meer in het open gedeelte van het bosch. Het was hier waar- lyk een prachtig gedeelte van liet eiland. Geurige hei plantjes en vele bloeiende struiken vervingen nu het gras. Hier en daar groeiden boschjes notenmuskaat- boomen, die met hun roode stammen een fraai contrast vormden met de breede schaduwen van de pyuboomen, terwijl de penetrante geur van de eerste zich vermeng de met de aroma van de laatste. Er woei een frisch koeltje, dat ons zeer aangenaam aandeed. Het gezelschap verspreidde zich nu, elkaar toeroepend eu nu en dan over hindernissen springend, die zich op hun weg voordeden. Silver en ik volgden op eenigen afstand, ik nog altijd aan het touw vastgebonden ter wijl hij diepe sporen met zyn kruk in het mulle zand achterliet. Van tijd tot tijd moest ik hem eeu handje helpen, daar hij anders waarschijnlijk den heuvel zou zijn afgerold. We hadden zoo ongeveer een halve mijl afgelegd en naderden het plateau, toen een van de verst verwijder de manschappen een luiden angstkreet uitte, waarop de overigen spoedig op hem toeliepen. „Het is onmogelijk dat hij den schat gevonden heeft," zeide de oude Morgan ons voorbij snellend. Toen wij de plaats bereikt hadden, bemerkten wij, dat het inderdaad iets geheel anders was. Aan den voet van een grooten pijnboom lag het ca daver vfin een man, gedeeltelijk onder een klimplant bedolven, terwyl hier en daar nog overblijfselen van zyn kleeren te bespeuren waren. Ik geloof dat wij allen voor een oogenblik versteend waren van schrik. „Het was een zeeman,"zeide George Merry, die moediger dan de rest, wat dichter bij was getreden en de over blijfselen van de kleederen bevoelde. Het zijn tenminste kleêren van een zeeman." „Ja, ja," zeide Silver; „dat is wel mogelijk; jij zult hier geen bisschop vindon, denk ik. Maar die boe nen liggen in een zeer onnatuurlijke houding, vindt gy ook niet En werkelijk, toen wij nog eens goed keken, kwam de houding ons niet natuurlijk voor. Het lijk lag juist in een zuid-zuid-oostelijke richting, alsof het naar het Skeleton-eiland wees. „Ik heb nog het een en ander in inyn oud zakboekje opgeschreven," merkte Silver op. „Hier is mijn kompas; de punt van het Skeleton-eiland rijst als een kegel uit den grond op. Eu vergelijkt de ligging nu eens ten opzichte van den kompasnaald." Zij deden het. Het lichaam lag precies in de richting van het eiland, en de naald van het kompas wees zuid- zuid-oost ten Oosten. „Ik dacht het wel," riep de kok uit, „dit lijk diende als wegwyzer. Vóór ons ligt het land met den verbor gen schat. Maar ik word koud als ik aan Flint denkl Ik twijfel er niet aan» of dit is weer één van zyn grappen." Wordt ^vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 2