'weede Editie.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
L. S,
J. C. Peereboom,
FEUILLETON.
PRINS BORGENSKY.
15e Jaargang.
Vrijdag 19 November 1897,
No. 4414
HAARLEM'S DABBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar eon Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden„1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post0.37
adv hiK'.n-'Tn-Nr'T'T-FrNr-
Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Iloofilagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Püblicité Elrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs Slbis Faubourg Montmartre.
Met uitzondering! van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN bet Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f 0,75, elke regel meer ƒ0.15; Reclames per regel f 0.30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSandpoort en Schoten. P. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, bij do tol; SpaamdamC. HARTENDORP; Zandc ZWEMMER;
Velsen, W. J. RUI J TER Beverwijk, J. HOORNSHülegomARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
Set het oog op eeno goede
agscliikking, heeft onder-
teekende de eer, te verzoe-
n om
ipoedige inzending
van de
Advertentiën
stemd voor het Nummer,
«ZATERDAGAVOND
ordt uitgegeven.
Ja Vrijdagavond 10 uur
nneu voor dit Nummer
sne advertentiën van groo
omvang meer worden aan
nomen.
Directeur- Uitgever.
Politiek Overzicht.
[eizer Frans Josef heeft Woens-
de oostenrijksche en hongaarsche
egatiën ontvangen, van welke ge
enheid by gebruik maakte om den
itieken toestand te bespreken. Zyne
e gold als antwoord op de toe
aken der beide voorzitters. De
zer begon met er aan te herinne-
hoe in het afloopende jaar de
stand in het Oosten aanleiding had
even tot bezorgdheid. Deze werd
ter thans als geweken beschouwd,
it het Europeeseh concert had op-
iw getoond, dat het een machtige
or is tot vereffening van moeilijk
en in het Oosten. Al heeft het de
sing tusschen Turkije enGrieken-
iniet kunnen beletten, de tusschen-
ist van de mogendheden had den
id in plaats en duur beperkt. Op het
leesch concert rust thans de
den toestand op Kreta in orde
irengen.
Ik kan", vervolgde Frans Jozef,
voldoening opmerken dat de
ekkingen met alle mogendheden
tekend zyn. Het bondgenootschap
Duitschland en Italië vormt steeds
onwrikbaren grondslag van onze
tkunde. Dien grondslag te be
en en hechter te maken, is het
ven van myn regeering. Bij de
irborgen die de handhaving van
vrede verzekeren, moet voortaan
'.gerekend worden het vriendschap-
jk karakter van onze betrekkin
met Rusland. De herhaalde ont-
itingen die ik gehad heb met den
zer van Rusland, hebben my over-
d dat er overeenstemming bestaat
chen myn bedoelingen en de zijne,
ontmoetingen waren de grond-
van een wedcrzijdsch vertrouwen
chen de beide regeeringen, en de
sstiging van dien toestand belooft
gelukkige resultaten voor de toekomst.
Met voldoening herinner ik mij de
bezoekon van den Duitschen Keizer,
myn getrouwen vriend en bondgenoot.
De bescherming van de belangen van
den Europeesehen vrede blijft de voor
name taak van myn regeering. Ik hoop
dat wy de toekomst met vertrouwen
tegemoet kunnen zien." De Souverein
verklaarde ten slotte, dat de regeering
in haar aanvragen om kredieten voor
het leger rekening zal houden met de
oeconomische en fmancieele omstan
digheden van de monarchie.
Woensdagavond zou de spaansche
ministerraad by elkaar komen om de
regeling van het beheer op Cuba te
bespreken. Alhoewel deze vergadering
niet is doorgegaan wegens onge
steldheid van den minister van koloniën
ken toch worden meegedeeld op welke
grondslagen de autonomie zou moeten
worden vastgesteld. De voornaamste
zynhet onbeperkt genot van alle
rechten die de grondwet verleent;
gelijkheid van staatkundige en bur
gerlijke rechten voor de Spanjaarden
van het schiereiland en de Cubanen,
zonder onderscheid van ras of kleur;
instelling van een Cubaansche Kamer.
De Senaat zou in, hst moederland
vêstïgd blijven eü ziin. met de
Uitsluitende leiding van de buiten-
landsChö JJ&ken, het bestuur van le
ger en viool., ds rechtspraak, het
regelen van de bevoegdheid en de
inrichting van de rechtbanken, het
ontwerpen van de staatkundige en
burgerlyke wetten en het bepalen
van de uitgaven. De uitvoerende
macht zou worden uitgeoefend door
den gouverneur-generaal met gedele
geerden die verantwoording zonden
schuldig zyn aan de Cubaansche
Kamer.
STADSNIEUWS.
eerste en derde pagina.
Haarlem, 18 Nov. 1897.
De opbrengst van de Woensdag
vanwege het R. K. parochiaal arm
bestuur alhier gehouden turfcollecte
bedraagt de som van f 907.27 Vï-
Maatschappij tot Nut van
't Algemeen.
Woensdagavond trad in de open
bare vergadering met dames van de
afdeeling Haarlem der bovengenoemde
Maatschappij in do Sociëteit „de
Kroon" voor een goed bezette zaal
de heer Willem van Zuylen van Rot
terdam op met tal van humoristische
en enkele dramatische voordrachten.
Deze gunstig bekende declamator,
verwierf evenals altijd, veel bijval.
De voordrachten „Liefdewraak,"
„Een engagement," „Óp my verliefd,"
etc. allen liefdehistories bevattende
hadden veel succes, hetgeen men aan
het voortdurend gelach en applaus,
dat den spreker ten deel viel, kon op
merken.
De pantomime van Jan C. deYos,
evenals de voordracht „Besluiteloos"
werkte niet minder op den lachlust
der aanwezigen.
De beide dramatische voordrachten had genoemd,
Het geheim van Baby" en „Een de motie—van
roepstem'
ook zeer
van mr.de Jonge, voldeden
Noode liet dan ook
Kol dien strijd nog
Parlementaire Praatjes.
eênigen tyd voortduren. Maar dié
motie gaf terug wat de meerderheid
des volks voelde en inmiddels zouden
spr. en de zijnen het volk warm ma
ken voor een nader voorstel: het
terugtrekken uit Atjeh, opdat een
einde zou worden gemaakt aan een
onrecht.
„En dat onrecht is met geen enkel
woord bewezen" klonk het laco-
Ook de tweede, aan de algemeene
beschouwingen over de Indische be-
grooting gewijde zitting der Tweedenisch uit den mond van den heer
Kamer, behoort, uit een oratorisch j van Karnebeek. Na de warme out-
oogpunt, tot de langste die er ooit böezeming van den heer Troelstra,
gehouden zijn.
Toch laat het debat zich beter re-
sumeeren. Natuurlijk was niet aan
stonds de Minister aan het woord,
doch gingen enkele sprekers hem nog
vooraf.
In de eerste plaats ds. de Visser,
wiens rede in het algemeen een plei
dooi was voor het christendom tegen
den Islam en die, zonder propaganda
voor het eerste te wenschen, geen
absolute neutraliteit der Indische Reg.
kon billijken, ontaarend iu een be%
gunstiging van den Islam,
Ook omdat hij de hêêrsehappy van
•xvu isiatn Voóf geheel het Indisch
Ryk vreesde, was hij tegen de motie-
Van Kol, al hoopte hy op een spoe
dig einde van de nationale ramp, den
Atjeh-Oorlog.
had deze uitroep iets van water, dat
men op een vuurtje werpt.
Nu kwam de Minister aan het woord
voor een lange, zeer lange rede.
Dank zeggende voor de ondervon
den sympathie, beloofde hy zooveel
werkkracht te zullen ontwikkelen
als hem mogelijk was. Had men reeds
aanstonds meer vau hem verwacht
dan hij bood, de Min. erkende dat
hy, met behoud ymj giin denkbeelden
omtrok decentralisatie enz., het nog
niet verder had kunnen brengen dan
tot voorbereiding.
Komende tot de beantwoording der
sprekers, zeide de Min. den heer van
Kol, dat uitzuiging, exploitatie, batige
sl?ten enz. tot het verleden behoorden.
Dé baatzuchtige politiek had afge
daan; men wil de baten van Indië
vdor Indië aanwenden.
Er was reeds veel gedaan; er kon
meer gedaan worden,' de Min. was
he,<: zich bewust, maar men mocht den
e heeren Bastert, van Vlijmen en
Groen van Waarder bespraken den
financieelen toestand van Indië, dat,
volgens den laatste, een lastpost voor
het moederland gaat worden, leder toestand niet te duister schetsen,
dezer spr. had zyn eigen opvatting Wat de financiën betreft, al wart
j._ x-._x._-i x- 1 ^-e niet florissant, men mocht
tegenover de 90 mil Hoon tekort ook
wyzen op de 130 millioen voor pro
ductieve werken, waaronder de spoor
wegen. Dat Indië niets anders gaf
dan last, had de heer Groen van
Waarder zeide de Min. leukjes
eens moesten zeggen in de „vooruit
strevende kiesvereeniging" te Amster
dam,die hem gecandideerd had. Leenen
voor spoorwegen, wilde de Min. wel
voor irrigatiewerken achtte hy dit
minder geoorloofd. De Min. deelde
mede, dat de werken voor de Solo
vallei tegenvielen, meer zouden kosten
dan de-geraamde 18 millioen.
Als de Atjeh-oorlog ten einde was,
zonden leger en vloot niet veel min
der vorderen dan thans; maar de kos
ten van den oorlog zyn altijd nog
zeer belangrijk en de tegenvallers, ook
van de koffie (5 millioen minder op
brengst) stemden den Min. eenigszins
somber en tot groote omzichtigheid in
elk geval. Toch wilde hy niet pes
simistisch zijn, wees op enkele midde
len die stegen en op te verwachten
baten uit een mijnwet. Bezuiniging
op tractementen en pensioenen kon
niet veel gevenook hing daarmede
samen de noodige luister die aanzien
geeft by den inlander.
De Min. zou een reorganisatie van
don Raad van Indië overwegen en
trachten naar een financieele regeling
van Indië's en Nederland's middelen
en uitgaven, niet te drukkend voor
Indië.
Tractaten beletten de heffing van
differentieele rechten.
om den toestand te verbeteren; de
eerste wilde bezuiniging, de tweede
ontwikkeling van de welvaart van
den Javaande beido eersten wilden
wèi leenen voor Indië, de laatste niet.
Deze wilde integendeel de differen
tieele rechten behouden en streven
naar versterking vau middelen. Wat
Atjeh betreft, do heer van Vlijmen
achtte den toestand verbeterd, dank
zy de nu gevolgde tactiek. Zoowel
hij als de heer Groen van Waardcr
vroegen versterking van de scheep
vaartregeling, desnoods door aanschaf
fing van meer recherche-vaartuigen.
Daarna volgde een lange, nu weder
welsprekende rede van den heer
Troelstra over de Atjeh-quaestie. Den
stand daarvan karakteriseerde by
aldus: de Kamer radeloos, de partijen
redeloos, de positie in Atjeh redde
loos. Hij veroordeelde de nu gevolgde
agressieve tactiek, vol van fouten en
die steeds meer offers in bloed en
geld vorderde. Noch ons prestige,
noch de wees voor vreemde inmen
ging eischt de voortzetting van den
oorlog.
Spr. verviel in persoonlijkheden
toen hy de vraag stelde of die dan
door particuliere ondernemingen
werd geëischt en speciaal de Maat-:
schappijen noemde, waarin de Min.
vroeger persoonlijk in trokken was.
Hij stelde alle partijen voor den
oorlog verantwoordelijk behalve
natuurlyk de sociaal-democratische
die afkeerig is van bloedvergieten
en herinnerde er aan, dat Keuchenius
den oorlog op Atjoh onrechtvaardig
De godsdienst- en kerkquaesties zou
de Min. gaarne bestadeeren.
En thans Atjeh. In een korte his
torische beschouwing zette de Min.
uiteen, dat bestraffing van zeeroof, op
klachte van andere mogendheden, den
oorlog rechtvaardigt. Óver die recht
matigheid sprak hij niet meer; II op
volgende ministers hadden voor hun
deel de verantwoordelijkheid daarvan
aanvaard. De Min. ook, voor wat
hy nu wenschte te doen, nl. te vol
harden by de aangenomen gedragslijn.
Dus geen commissie als de heer van
Kol wilde; al scheen in de motie ook
een persoonlijk bewijs van wantrou
wen voor den Min. gelegen, hij zou
zich daarover niet boos maken, even
min als over de aantijgingen van den
heer Troelstra, die hy wel voorzien
had. Zeer eigenaardig toonde de Min.
aan, dat de verschillende maatschap
pijen veel meer belang hadden by
wede dan bij oorlog. Aan de motie
liet de Min. vervolgens geen stuk heel.
Heelemaal weggaan nit Indië dat
had de heer van Kol juist in eep ge
schrift beslist ontraden. En wegtrek
ken uit Atjeh zou geen einde maken
aan den oorlog, omdat wy het andere
grondgebied dan tegen den roofzieken
Atjeher zouden moeten verdedigen.
De Min. wees er op dat op Atjeh
reeds veel is verbeterd en dat wy
baas moeten zyn op de kust om hot
te beheorscuen. Daartoe was
vereenigingen in andere plaatsen
worden uitgenoodigd, indien het hun
mogelyk scbynt, eveneens het bozoe-
ken der meeting te bevorderen.
Drukke correspondentie.
Als een staaltje van de correspon
dentie die aan een gemeentehuis ge
voerd wordt kan dienen de mededee-
ling in den Raad van Nieuwer-Am-
stel van den Voorzitter, dat daar van
1 Mei—31 Dec. 1896, 1646 brieven
zyn ontvangen, en van 1 Jan—8 Nov.
1897 2093, terwijl verzonden zyn in
1896, 1078 en in 1897, 891 brieven
zoodat dus in dien tijd waren ver
werkt 5708 brieven, daarenboven de
brieven, die verzonden werden, in 't
net geschreven en gecopieerd worden.
Men kan dus wel de handen vol
werk hebben op een stadhuis!
handhaving van de schcepvaartrege-
ling goed en de aangekondigde expe
dities naar Pedir en Gighen zouden
moeten uitwerf11 dat onze macht
daar gevoeld wordt. Wann^I2011
de Atjeh-oorlog eindigen? Zooar»
wij de bevolking overtuigd hebben
van den goeden invloed van ons be-
stuni'. Dat zal nog eenigen tyd kos
ten, maai' gindelyk zullen wy ons doel
bereiken.
De Min. eindigde met een hulde
aan het leger en aan den Goeverneur-
Generaal.
De Voorzitter dreigde, aan het eind,
met een avondzitting als Donderdag
middag het algemeen debat niet afliep.
G. Jr.
De zaak Hoogerlmis.
Hot landelijk comité in zake de in
vrijheidstelling der drie gebroeders
Hoogerhuis is thans geconstitueerd.
Voorzitter is J. A. van Zutphenvan
den „A. N. D. B." penningmeester
C. van Schouten van den „Soc.
Bond." Bloemstraat 116, en secretaris
Jos. Loopuit van de „S. D. A. P.",
2de Jan Steenstraat 95 (huis), beiden
te Amsterdam.
De meeting van Zondag 28 Novem
ber zal 's middags om 1 uur in de
groote concertzaal van het Paleis
voor Volksvlijt te Amsterdam gehou
den worden. Vermoedelijk zullen de
heeren Domela Nieuwenliuis, ds. Klein
van Beetgum cn Nauta het woord
voeren.
Te Haarlem, Zaandam, Koog a/d
Zaan, Utrecht, Den Haag, Rotterdam
en Hilversum zal een overige propa
ganda gemaakt worden voor een zoo
talrijk mogelyk bezoek der Amster-
„De Prins van Oranje."
Omtrent de sluiting van de ijzer
gieterij „De Prins van Oranjete
s Gravenhage verneemt, men dat aan
de geëmployeerden van de teeken-
kamer en van het kantoor tegen 1
Januari ontslag is gegeven. De gie-
torij is Zaterdag j.l. gesloten. De
laatste 40 man uit die werkplaats
kregen met dien datum gedaan. Op
dit oogenblik wordt alleen nog ge
arbeid in de machine-bankwerkery
en in de draaierij, maar ook die
werkzaamheden zullen deze week
eindigen. A
Alle werklieden worden ontslagen
met één week extraloon. De fabrieks
terreinen staan reeds eenigen tyd te
koop.
Inbraak.
Maandagnacht is in het stations
koffiehuis aan de Kanselpoort te Go-
rinchem inbraak met diefstal gepleegd.
Op voorzichtige wyze heeft men zich
toegang weten te verschaffen, door
de stopverf rondom een glasruit weg
te nemen om geheel een ruit uit te
lichten en daarna het raam gemak
kelijk te kunnen openen.
Er worden vermist: twee gouden
horloges met dito kettingen en nog
eenige gouden en zilveren voorwer
pen, twee honderd gulden aan specie,
benevens een heerencostuum (twee
loterijbriefjes der Staatsloterij had
men wel in handen gehad doch ach
tergelaten.)
Nadat de indringers hun slag ge
slagen hadden, begaven zy' zich naar
de gelagkamer en gebruikten daar
een overschot van biefstuk en een
fiesch wyn.
De bewoners bleven gerust slapen.
Koloniën,
Atjeh.
Aan een correspondentie in het Bat.
Nbld., van den 8sten October geda
teerd, is het volgende ontleend
De marechaussees te Samahani zit
ten ook niet stil. Eenige dagen na de
mv6W,MU. UU1 verschyniDg van de benden van Oemar
damsche meeting, terwijl bestuurders *n Eepong, kwam ook het bericht,
[{Bewerkt naar het Engelsch.)]
HOOFDSTUK XXVH.
Wij legeven ons naar de herberg.
'en reden te meer om wel te gaan. "Wanneer gij niet
gaat. ga ik alleen
)at mag ik niet toestaan. De moed ontbreekt u
ich niet, juffrouw. Wacht even!"
ij liep de trap op, by twee treden tegelijk en kwam
oogenblik later met een hoed op het hoofd, een ulster
'.den arm en een dikken stok in de hand terug,
ij stak zyn arm door den mijne om my te steunen
bracht me naar buiten. De concierge stond nog in
lang en trad naar voren om Gordon nog iets te vra-
maar deze wees hem ongeduldig terug en liep
iUes gaat goedriep hy uit, naast my plaats ne-
91
et portier was nog niet eens dicht geslagen, toen
toupé reeds wegreed. De voorspelling van Kavanagh
kwam uitik behoefde geen ontroering te veinzeD, want
ik beefde van het hoofd ti t de voeten.
„Alles gaat goed 1" herhaalde Gordon op bemoedigen
den toon, mijn arm, dien hy nog steeds vasthield, tegen
den zyne drukkend. „Wy ryden er al naar toe, zooals
gij ziet. Kavanagh weet altijd wat hy doet. Hij alleen
kan de geheele Russische politie wel om den tuin lei
den. Heeft hy u geen andere inlichtingen ge
geven
„Geen enkele. Hy heeft me niets anders gezegd, dan
hetgeen ik u zooeven vertelde."
„Dat is voldoende. Hy had my gisterenavond ge
waarschuwd. Den geheelen dag heeft Rudersdorf voor
uw huis de wacht gehouden, maar Taras schijnt niet
uitgegaan te zyn."
„Het regende te hard."
„Het is goed, dat er nu eens een einde aan komt. Ka-
vauagh zal deze geschiedenis bekend maken en zoo
doende verhinderen, dat deze vervolging zich herhaalt."
Ik vroeg me zelf af, waarom Kavanagh die achter
volgingen dan niet eerder publiek had gemaakt, als de
pers zooveel invloed uitoefende.
„Ge moet n over Taras niet bezorgd maken," ver
volgde Gordon. „Alles zal goed afloopen. Kavanagh
heeft zijn maatregelen genomen, en alleen gewacht met
den beslissenden stap te nemen, tot de Russische agen
ten over waren gekomen. Gy kunt op hem vertrouwen.
Hy heeft gisteren telegrammen verzonden aan deleden
van de Kamers, aan den Rnssischen gezant, aan den
minister van bnitenlandsche zaken, aan den commis
saris van politie, in een woord aan allen die hem van
dienst kunnen zyn. Vertrouw op Kavanagh, dat is myn
machtspreuk. Het is bepaald onmogelijk, dat Taras
naar Rusland zal gevoerd worden."
Bedroog Gordon zich, of bezat Kavanagh werkelijk
zoo'n macht? Ik had nog to weinig ondervinding van
het leven om dit vraagstuk op te lossen cn ik kon das
niets anders doen dan my aan de woorden van Gordon
houden„vertrouw op Kavanagh."
„Het zal wel op een vechtpartij uitloopen," zeide
Gordon, „daar ben ik niet bang voor. Wanneer ik al
leen was zou ik ze eens met genoegen laten voelen,
hoe een Engelsehman vechten kan. Maar ik bid u,juf
frouw, hond u er ten minste buiten, want anders ben
ik verloren, daar ik mij meer met het gevaar, waarin
u verkeerdet, dan met die schurken zou bezighou
den!"
Hij stak zyn hoofd uit het portier en riep den koet
sier toe:
„Weet gij waar wij heen moeten?"
„Ja, mynheer. Wanneer wy mynheer Kavanagh niet
in de „Sandy-allee" vinden, moeten wij doorrijden naar
de herberg Matrozenvreugde".
„Weet gy goed den weg?"
„Dat zal wel waar zijn, mynheer. Ik woon zelfs in
die buurt en ben vier jaar in dienst van de politie ge
weest, die de Theems bewaakt."
Op dat oogenbik zag ik, hoe de mist al dichter en
dichter was geworden.
„'fcls te hopen, dat we Kavanagh spoedig vinden en
den stroom niet behoeven over te steken, want dat zal
met die duisternis moeilijk gaan," zeide Gordon
tot my. j
Ik antwoorddel'niet, wel wetende dat, indien wy de
Theems moesten oversteken, Kavanagh hierin voorzien zou
hebben.
Geen levend wezen vertoonde zich meer op straat,
zoodat de koetsier in weerwil van dc duisternis, die
slechts hier en daar door het flauwe schijnsel van een
gaslantaarn werd verbroken, snol kon ryden.
Er drong een harslucht in myn neus en door het
raampje kykend zag ik het schijnsel van onze lantaarn
op stapels planken vallen, die aan den kant van den
weg lagen.
Aan de andere zyde staken de masten der koopvaar
dijschepen boven het geteerde paalwerk uit en waren
duidelijk zichtbaar door de lantaarns, die in het want
waren opgeheschen.
Wy reden nu langs dc dokkendo koetsier hield zyn
paard een weinig in om een hoek om te slaan en stond
weldra stil onder een lantaarn, die aan een blinden
muur was opgehangen'
Hy floot en klom onderwijl van den bok af; Gordon
opende het portier, nam zyn stok stevig in de hand
en sarong op den grond. Ik dook in den hoek van het
rijtuig; met de tanden op elkaar geklemd, durfde ik
ternauwernood ademhalen, niet anders verwachtende of
er zou dadelijk iets verschrikkelijks gebeuren.
De koetsier had het afgesproken signaal gegeven;
zyn medeplichtigen zouden dus weldra te voorschijn
springen om den armen Gorden te overrompelen.
Er verscheen evenwel niemand.
De koetsier floot nogmaals en keek verwonderd om
zich heen.
„Daar begrijp ik niets van", zeide by, na even ge-