'weede Editie. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. L. S, J. C. Peereboom, FEUILLETON. PRINS BORGENSKY. 15e Jaargang. Vrijdag 19 November 1897, No. 4414 HAARLEM'S DABBLAD Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar eon Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden„1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65 Afzonderlijke nummers0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 de omstreken en franco per post0.37 adv hiK'.n-'Tn-Nr'T'T-FrNr- Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Iloofilagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Püblicité Elrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs Slbis Faubourg Montmartre. Met uitzondering! van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN bet Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f 0,75, elke regel meer ƒ0.15; Reclames per regel f 0.30. Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSandpoort en Schoten. P. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, bij do tol; SpaamdamC. HARTENDORP; Zandc ZWEMMER; Velsen, W. J. RUI J TER Beverwijk, J. HOORNSHülegomARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan. Set het oog op eeno goede agscliikking, heeft onder- teekende de eer, te verzoe- n om ipoedige inzending van de Advertentiën stemd voor het Nummer, «ZATERDAGAVOND ordt uitgegeven. Ja Vrijdagavond 10 uur nneu voor dit Nummer sne advertentiën van groo omvang meer worden aan nomen. Directeur- Uitgever. Politiek Overzicht. [eizer Frans Josef heeft Woens- de oostenrijksche en hongaarsche egatiën ontvangen, van welke ge enheid by gebruik maakte om den itieken toestand te bespreken. Zyne e gold als antwoord op de toe aken der beide voorzitters. De zer begon met er aan te herinne- hoe in het afloopende jaar de stand in het Oosten aanleiding had even tot bezorgdheid. Deze werd ter thans als geweken beschouwd, it het Europeeseh concert had op- iw getoond, dat het een machtige or is tot vereffening van moeilijk en in het Oosten. Al heeft het de sing tusschen Turkije enGrieken- iniet kunnen beletten, de tusschen- ist van de mogendheden had den id in plaats en duur beperkt. Op het leesch concert rust thans de den toestand op Kreta in orde irengen. Ik kan", vervolgde Frans Jozef, voldoening opmerken dat de ekkingen met alle mogendheden tekend zyn. Het bondgenootschap Duitschland en Italië vormt steeds onwrikbaren grondslag van onze tkunde. Dien grondslag te be en en hechter te maken, is het ven van myn regeering. Bij de irborgen die de handhaving van vrede verzekeren, moet voortaan '.gerekend worden het vriendschap- jk karakter van onze betrekkin met Rusland. De herhaalde ont- itingen die ik gehad heb met den zer van Rusland, hebben my over- d dat er overeenstemming bestaat chen myn bedoelingen en de zijne, ontmoetingen waren de grond- van een wedcrzijdsch vertrouwen chen de beide regeeringen, en de sstiging van dien toestand belooft gelukkige resultaten voor de toekomst. Met voldoening herinner ik mij de bezoekon van den Duitschen Keizer, myn getrouwen vriend en bondgenoot. De bescherming van de belangen van den Europeesehen vrede blijft de voor name taak van myn regeering. Ik hoop dat wy de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen zien." De Souverein verklaarde ten slotte, dat de regeering in haar aanvragen om kredieten voor het leger rekening zal houden met de oeconomische en fmancieele omstan digheden van de monarchie. Woensdagavond zou de spaansche ministerraad by elkaar komen om de regeling van het beheer op Cuba te bespreken. Alhoewel deze vergadering niet is doorgegaan wegens onge steldheid van den minister van koloniën ken toch worden meegedeeld op welke grondslagen de autonomie zou moeten worden vastgesteld. De voornaamste zynhet onbeperkt genot van alle rechten die de grondwet verleent; gelijkheid van staatkundige en bur gerlijke rechten voor de Spanjaarden van het schiereiland en de Cubanen, zonder onderscheid van ras of kleur; instelling van een Cubaansche Kamer. De Senaat zou in, hst moederland vêstïgd blijven eü ziin. met de Uitsluitende leiding van de buiten- landsChö JJ&ken, het bestuur van le ger en viool., ds rechtspraak, het regelen van de bevoegdheid en de inrichting van de rechtbanken, het ontwerpen van de staatkundige en burgerlyke wetten en het bepalen van de uitgaven. De uitvoerende macht zou worden uitgeoefend door den gouverneur-generaal met gedele geerden die verantwoording zonden schuldig zyn aan de Cubaansche Kamer. STADSNIEUWS. eerste en derde pagina. Haarlem, 18 Nov. 1897. De opbrengst van de Woensdag vanwege het R. K. parochiaal arm bestuur alhier gehouden turfcollecte bedraagt de som van f 907.27 Vï- Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Woensdagavond trad in de open bare vergadering met dames van de afdeeling Haarlem der bovengenoemde Maatschappij in do Sociëteit „de Kroon" voor een goed bezette zaal de heer Willem van Zuylen van Rot terdam op met tal van humoristische en enkele dramatische voordrachten. Deze gunstig bekende declamator, verwierf evenals altijd, veel bijval. De voordrachten „Liefdewraak," „Een engagement," „Óp my verliefd," etc. allen liefdehistories bevattende hadden veel succes, hetgeen men aan het voortdurend gelach en applaus, dat den spreker ten deel viel, kon op merken. De pantomime van Jan C. deYos, evenals de voordracht „Besluiteloos" werkte niet minder op den lachlust der aanwezigen. De beide dramatische voordrachten had genoemd, Het geheim van Baby" en „Een de motie—van roepstem' ook zeer van mr.de Jonge, voldeden Noode liet dan ook Kol dien strijd nog Parlementaire Praatjes. eênigen tyd voortduren. Maar dié motie gaf terug wat de meerderheid des volks voelde en inmiddels zouden spr. en de zijnen het volk warm ma ken voor een nader voorstel: het terugtrekken uit Atjeh, opdat een einde zou worden gemaakt aan een onrecht. „En dat onrecht is met geen enkel woord bewezen" klonk het laco- Ook de tweede, aan de algemeene beschouwingen over de Indische be- grooting gewijde zitting der Tweedenisch uit den mond van den heer Kamer, behoort, uit een oratorisch j van Karnebeek. Na de warme out- oogpunt, tot de langste die er ooit böezeming van den heer Troelstra, gehouden zijn. Toch laat het debat zich beter re- sumeeren. Natuurlijk was niet aan stonds de Minister aan het woord, doch gingen enkele sprekers hem nog vooraf. In de eerste plaats ds. de Visser, wiens rede in het algemeen een plei dooi was voor het christendom tegen den Islam en die, zonder propaganda voor het eerste te wenschen, geen absolute neutraliteit der Indische Reg. kon billijken, ontaarend iu een be% gunstiging van den Islam, Ook omdat hij de hêêrsehappy van •xvu isiatn Voóf geheel het Indisch Ryk vreesde, was hij tegen de motie- Van Kol, al hoopte hy op een spoe dig einde van de nationale ramp, den Atjeh-Oorlog. had deze uitroep iets van water, dat men op een vuurtje werpt. Nu kwam de Minister aan het woord voor een lange, zeer lange rede. Dank zeggende voor de ondervon den sympathie, beloofde hy zooveel werkkracht te zullen ontwikkelen als hem mogelijk was. Had men reeds aanstonds meer vau hem verwacht dan hij bood, de Min. erkende dat hy, met behoud ymj giin denkbeelden omtrok decentralisatie enz., het nog niet verder had kunnen brengen dan tot voorbereiding. Komende tot de beantwoording der sprekers, zeide de Min. den heer van Kol, dat uitzuiging, exploitatie, batige sl?ten enz. tot het verleden behoorden. Dé baatzuchtige politiek had afge daan; men wil de baten van Indië vdor Indië aanwenden. Er was reeds veel gedaan; er kon meer gedaan worden,' de Min. was he,<: zich bewust, maar men mocht den e heeren Bastert, van Vlijmen en Groen van Waarder bespraken den financieelen toestand van Indië, dat, volgens den laatste, een lastpost voor het moederland gaat worden, leder toestand niet te duister schetsen, dezer spr. had zyn eigen opvatting Wat de financiën betreft, al wart j._ x-._x._-i x- 1 ^-e niet florissant, men mocht tegenover de 90 mil Hoon tekort ook wyzen op de 130 millioen voor pro ductieve werken, waaronder de spoor wegen. Dat Indië niets anders gaf dan last, had de heer Groen van Waarder zeide de Min. leukjes eens moesten zeggen in de „vooruit strevende kiesvereeniging" te Amster dam,die hem gecandideerd had. Leenen voor spoorwegen, wilde de Min. wel voor irrigatiewerken achtte hy dit minder geoorloofd. De Min. deelde mede, dat de werken voor de Solo vallei tegenvielen, meer zouden kosten dan de-geraamde 18 millioen. Als de Atjeh-oorlog ten einde was, zonden leger en vloot niet veel min der vorderen dan thans; maar de kos ten van den oorlog zyn altijd nog zeer belangrijk en de tegenvallers, ook van de koffie (5 millioen minder op brengst) stemden den Min. eenigszins somber en tot groote omzichtigheid in elk geval. Toch wilde hy niet pes simistisch zijn, wees op enkele midde len die stegen en op te verwachten baten uit een mijnwet. Bezuiniging op tractementen en pensioenen kon niet veel gevenook hing daarmede samen de noodige luister die aanzien geeft by den inlander. De Min. zou een reorganisatie van don Raad van Indië overwegen en trachten naar een financieele regeling van Indië's en Nederland's middelen en uitgaven, niet te drukkend voor Indië. Tractaten beletten de heffing van differentieele rechten. om den toestand te verbeteren; de eerste wilde bezuiniging, de tweede ontwikkeling van de welvaart van den Javaande beido eersten wilden wèi leenen voor Indië, de laatste niet. Deze wilde integendeel de differen tieele rechten behouden en streven naar versterking vau middelen. Wat Atjeh betreft, do heer van Vlijmen achtte den toestand verbeterd, dank zy de nu gevolgde tactiek. Zoowel hij als de heer Groen van Waardcr vroegen versterking van de scheep vaartregeling, desnoods door aanschaf fing van meer recherche-vaartuigen. Daarna volgde een lange, nu weder welsprekende rede van den heer Troelstra over de Atjeh-quaestie. Den stand daarvan karakteriseerde by aldus: de Kamer radeloos, de partijen redeloos, de positie in Atjeh redde loos. Hij veroordeelde de nu gevolgde agressieve tactiek, vol van fouten en die steeds meer offers in bloed en geld vorderde. Noch ons prestige, noch de wees voor vreemde inmen ging eischt de voortzetting van den oorlog. Spr. verviel in persoonlijkheden toen hy de vraag stelde of die dan door particuliere ondernemingen werd geëischt en speciaal de Maat-: schappijen noemde, waarin de Min. vroeger persoonlijk in trokken was. Hij stelde alle partijen voor den oorlog verantwoordelijk behalve natuurlyk de sociaal-democratische die afkeerig is van bloedvergieten en herinnerde er aan, dat Keuchenius den oorlog op Atjoh onrechtvaardig De godsdienst- en kerkquaesties zou de Min. gaarne bestadeeren. En thans Atjeh. In een korte his torische beschouwing zette de Min. uiteen, dat bestraffing van zeeroof, op klachte van andere mogendheden, den oorlog rechtvaardigt. Óver die recht matigheid sprak hij niet meer; II op volgende ministers hadden voor hun deel de verantwoordelijkheid daarvan aanvaard. De Min. ook, voor wat hy nu wenschte te doen, nl. te vol harden by de aangenomen gedragslijn. Dus geen commissie als de heer van Kol wilde; al scheen in de motie ook een persoonlijk bewijs van wantrou wen voor den Min. gelegen, hij zou zich daarover niet boos maken, even min als over de aantijgingen van den heer Troelstra, die hy wel voorzien had. Zeer eigenaardig toonde de Min. aan, dat de verschillende maatschap pijen veel meer belang hadden by wede dan bij oorlog. Aan de motie liet de Min. vervolgens geen stuk heel. Heelemaal weggaan nit Indië dat had de heer van Kol juist in eep ge schrift beslist ontraden. En wegtrek ken uit Atjeh zou geen einde maken aan den oorlog, omdat wy het andere grondgebied dan tegen den roofzieken Atjeher zouden moeten verdedigen. De Min. wees er op dat op Atjeh reeds veel is verbeterd en dat wy baas moeten zyn op de kust om hot te beheorscuen. Daartoe was vereenigingen in andere plaatsen worden uitgenoodigd, indien het hun mogelyk scbynt, eveneens het bozoe- ken der meeting te bevorderen. Drukke correspondentie. Als een staaltje van de correspon dentie die aan een gemeentehuis ge voerd wordt kan dienen de mededee- ling in den Raad van Nieuwer-Am- stel van den Voorzitter, dat daar van 1 Mei—31 Dec. 1896, 1646 brieven zyn ontvangen, en van 1 Jan—8 Nov. 1897 2093, terwijl verzonden zyn in 1896, 1078 en in 1897, 891 brieven zoodat dus in dien tijd waren ver werkt 5708 brieven, daarenboven de brieven, die verzonden werden, in 't net geschreven en gecopieerd worden. Men kan dus wel de handen vol werk hebben op een stadhuis! handhaving van de schcepvaartrege- ling goed en de aangekondigde expe dities naar Pedir en Gighen zouden moeten uitwerf11 dat onze macht daar gevoeld wordt. Wann^I2011 de Atjeh-oorlog eindigen? Zooar» wij de bevolking overtuigd hebben van den goeden invloed van ons be- stuni'. Dat zal nog eenigen tyd kos ten, maai' gindelyk zullen wy ons doel bereiken. De Min. eindigde met een hulde aan het leger en aan den Goeverneur- Generaal. De Voorzitter dreigde, aan het eind, met een avondzitting als Donderdag middag het algemeen debat niet afliep. G. Jr. De zaak Hoogerlmis. Hot landelijk comité in zake de in vrijheidstelling der drie gebroeders Hoogerhuis is thans geconstitueerd. Voorzitter is J. A. van Zutphenvan den „A. N. D. B." penningmeester C. van Schouten van den „Soc. Bond." Bloemstraat 116, en secretaris Jos. Loopuit van de „S. D. A. P.", 2de Jan Steenstraat 95 (huis), beiden te Amsterdam. De meeting van Zondag 28 Novem ber zal 's middags om 1 uur in de groote concertzaal van het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam gehou den worden. Vermoedelijk zullen de heeren Domela Nieuwenliuis, ds. Klein van Beetgum cn Nauta het woord voeren. Te Haarlem, Zaandam, Koog a/d Zaan, Utrecht, Den Haag, Rotterdam en Hilversum zal een overige propa ganda gemaakt worden voor een zoo talrijk mogelyk bezoek der Amster- „De Prins van Oranje." Omtrent de sluiting van de ijzer gieterij „De Prins van Oranjete s Gravenhage verneemt, men dat aan de geëmployeerden van de teeken- kamer en van het kantoor tegen 1 Januari ontslag is gegeven. De gie- torij is Zaterdag j.l. gesloten. De laatste 40 man uit die werkplaats kregen met dien datum gedaan. Op dit oogenblik wordt alleen nog ge arbeid in de machine-bankwerkery en in de draaierij, maar ook die werkzaamheden zullen deze week eindigen. A Alle werklieden worden ontslagen met één week extraloon. De fabrieks terreinen staan reeds eenigen tyd te koop. Inbraak. Maandagnacht is in het stations koffiehuis aan de Kanselpoort te Go- rinchem inbraak met diefstal gepleegd. Op voorzichtige wyze heeft men zich toegang weten te verschaffen, door de stopverf rondom een glasruit weg te nemen om geheel een ruit uit te lichten en daarna het raam gemak kelijk te kunnen openen. Er worden vermist: twee gouden horloges met dito kettingen en nog eenige gouden en zilveren voorwer pen, twee honderd gulden aan specie, benevens een heerencostuum (twee loterijbriefjes der Staatsloterij had men wel in handen gehad doch ach tergelaten.) Nadat de indringers hun slag ge slagen hadden, begaven zy' zich naar de gelagkamer en gebruikten daar een overschot van biefstuk en een fiesch wyn. De bewoners bleven gerust slapen. Koloniën, Atjeh. Aan een correspondentie in het Bat. Nbld., van den 8sten October geda teerd, is het volgende ontleend De marechaussees te Samahani zit ten ook niet stil. Eenige dagen na de mv6W,MU. UU1 verschyniDg van de benden van Oemar damsche meeting, terwijl bestuurders *n Eepong, kwam ook het bericht, [{Bewerkt naar het Engelsch.)] HOOFDSTUK XXVH. Wij legeven ons naar de herberg. 'en reden te meer om wel te gaan. "Wanneer gij niet gaat. ga ik alleen )at mag ik niet toestaan. De moed ontbreekt u ich niet, juffrouw. Wacht even!" ij liep de trap op, by twee treden tegelijk en kwam oogenblik later met een hoed op het hoofd, een ulster '.den arm en een dikken stok in de hand terug, ij stak zyn arm door den mijne om my te steunen bracht me naar buiten. De concierge stond nog in lang en trad naar voren om Gordon nog iets te vra- maar deze wees hem ongeduldig terug en liep iUes gaat goedriep hy uit, naast my plaats ne- 91 et portier was nog niet eens dicht geslagen, toen toupé reeds wegreed. De voorspelling van Kavanagh kwam uitik behoefde geen ontroering te veinzeD, want ik beefde van het hoofd ti t de voeten. „Alles gaat goed 1" herhaalde Gordon op bemoedigen den toon, mijn arm, dien hy nog steeds vasthield, tegen den zyne drukkend. „Wy ryden er al naar toe, zooals gij ziet. Kavanagh weet altijd wat hy doet. Hij alleen kan de geheele Russische politie wel om den tuin lei den. Heeft hy u geen andere inlichtingen ge geven „Geen enkele. Hy heeft me niets anders gezegd, dan hetgeen ik u zooeven vertelde." „Dat is voldoende. Hy had my gisterenavond ge waarschuwd. Den geheelen dag heeft Rudersdorf voor uw huis de wacht gehouden, maar Taras schijnt niet uitgegaan te zyn." „Het regende te hard." „Het is goed, dat er nu eens een einde aan komt. Ka- vauagh zal deze geschiedenis bekend maken en zoo doende verhinderen, dat deze vervolging zich herhaalt." Ik vroeg me zelf af, waarom Kavanagh die achter volgingen dan niet eerder publiek had gemaakt, als de pers zooveel invloed uitoefende. „Ge moet n over Taras niet bezorgd maken," ver volgde Gordon. „Alles zal goed afloopen. Kavanagh heeft zijn maatregelen genomen, en alleen gewacht met den beslissenden stap te nemen, tot de Russische agen ten over waren gekomen. Gy kunt op hem vertrouwen. Hy heeft gisteren telegrammen verzonden aan deleden van de Kamers, aan den Rnssischen gezant, aan den minister van bnitenlandsche zaken, aan den commis saris van politie, in een woord aan allen die hem van dienst kunnen zyn. Vertrouw op Kavanagh, dat is myn machtspreuk. Het is bepaald onmogelijk, dat Taras naar Rusland zal gevoerd worden." Bedroog Gordon zich, of bezat Kavanagh werkelijk zoo'n macht? Ik had nog to weinig ondervinding van het leven om dit vraagstuk op te lossen cn ik kon das niets anders doen dan my aan de woorden van Gordon houden„vertrouw op Kavanagh." „Het zal wel op een vechtpartij uitloopen," zeide Gordon, „daar ben ik niet bang voor. Wanneer ik al leen was zou ik ze eens met genoegen laten voelen, hoe een Engelsehman vechten kan. Maar ik bid u,juf frouw, hond u er ten minste buiten, want anders ben ik verloren, daar ik mij meer met het gevaar, waarin u verkeerdet, dan met die schurken zou bezighou den!" Hij stak zyn hoofd uit het portier en riep den koet sier toe: „Weet gij waar wij heen moeten?" „Ja, mynheer. Wanneer wy mynheer Kavanagh niet in de „Sandy-allee" vinden, moeten wij doorrijden naar de herberg Matrozenvreugde". „Weet gy goed den weg?" „Dat zal wel waar zijn, mynheer. Ik woon zelfs in die buurt en ben vier jaar in dienst van de politie ge weest, die de Theems bewaakt." Op dat oogenbik zag ik, hoe de mist al dichter en dichter was geworden. „'fcls te hopen, dat we Kavanagh spoedig vinden en den stroom niet behoeven over te steken, want dat zal met die duisternis moeilijk gaan," zeide Gordon tot my. j Ik antwoorddel'niet, wel wetende dat, indien wy de Theems moesten oversteken, Kavanagh hierin voorzien zou hebben. Geen levend wezen vertoonde zich meer op straat, zoodat de koetsier in weerwil van dc duisternis, die slechts hier en daar door het flauwe schijnsel van een gaslantaarn werd verbroken, snol kon ryden. Er drong een harslucht in myn neus en door het raampje kykend zag ik het schijnsel van onze lantaarn op stapels planken vallen, die aan den kant van den weg lagen. Aan de andere zyde staken de masten der koopvaar dijschepen boven het geteerde paalwerk uit en waren duidelijk zichtbaar door de lantaarns, die in het want waren opgeheschen. Wy reden nu langs dc dokkendo koetsier hield zyn paard een weinig in om een hoek om te slaan en stond weldra stil onder een lantaarn, die aan een blinden muur was opgehangen' Hy floot en klom onderwijl van den bok af; Gordon opende het portier, nam zyn stok stevig in de hand en sarong op den grond. Ik dook in den hoek van het rijtuig; met de tanden op elkaar geklemd, durfde ik ternauwernood ademhalen, niet anders verwachtende of er zou dadelijk iets verschrikkelijks gebeuren. De koetsier had het afgesproken signaal gegeven; zyn medeplichtigen zouden dus weldra te voorschijn springen om den armen Gorden te overrompelen. Er verscheen evenwel niemand. De koetsier floot nogmaals en keek verwonderd om zich heen. „Daar begrijp ik niets van", zeide by, na even ge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 1