De Kwakzalver. Thomas Jansen, bijgenaamd de slimme Thomas, kwam op marktdag naar de stad. Hy was na al twee maal de woning van den tandmeester voorbygeloopen en had al driemaal de schelknop in de hand gehad, zon der daaraan te durven trekken. Nu zou hy het voor den vierden keer probeeren. Zyn vingers onder den witten doek stekende, die om zyn op gezwollen wang was gebonden, drukte by op de zieke kies, zooals een kies- pynlyder dat pleegt te doen en do pyn, die hem dat veroorzaakte, deed hem stampvoeten. Opeens hoorde hy eenig gerucht in het huis en schrikte daarvan zoodanig, dat hij hard w< liep. Deze aandoening deed een oogen- blik de pijn bedaren en daarmee be dacht hy tegelijk, dat by nu de gulden, die hem het trekken van den kies kosten zou, niet behoefde te be talen. Tand en gulden te zarnen hoopte hy te kunnen behouden. In elk geval had hy den tyd. 't Was nog geen twaalf uur, en eerst te vijf uur behoefde hij weer naar de boer derij terug. Al wegloopende van den tand meester was hy op de markt aange land en dwaalde daar nu rond, zoe kende naar afleiding. Een groote menigte circuleerde voor de stalletjes en tenten heen en weer. Thomas bleef staan luisteren naar de kooplui, die coupons kleedingstof aan den man trachtten te brengen en tuurde zelfs een oogenblik naar de spullen van den oudroest en naar het goedkoope glaswerk op de straat. Daarnaast stonden een man en een vrouw met luider stemme het ver haal op te zingen, dat op een groot stuk linnen naast hen, was afgebeeld. Het was de historie van een mis daad, van den moord af tot aan het einde van de daders op het scha vot toe. De slachtoffers hadden vreese- lyke gezichten, ze waren op afschu welijke wijze verminkt en het bloed vloeide by stroomen uit hunne wonden. Nog verschrikkelijker waren de moor denaars voorgesteld. Hunne gezichten deden meer aan gorilla's, dan aan menschen denken. Na de misdaad zag men hunne worsteling met de agenten van politie; daarna zaten zy in de gevangenis, met zware ketenen aan handen en voeten; daarop stonden zy met een laatste schijntje van zelf vertrouwen voor den rechter en het laatste tafreel stelde hen voor wankelend gaande naar 't schavot. Terwijl de man en de vrouw het schooiie lied zongen, dat daarbij be hoorde, verkochten ze meteen den tekst aan de boeren en boerinnen, die dan op het gedrukte (papiertje de voordracht volgden. Jansen pro beerde mee te neurieën om het lied te kunnen zingen als hy weer in zyn dorp terug was, maar zoodra hy den mond opende, kwam de pijn weer heviger dan ooit terug, en rade loos liep hy weer verder, totdat hy voor het karretje van een kwakzal ver stond. Op een hooge stellage, boven op da kar gezet, stond een man in spaansch costuum, groen met gouden tressen, de groote trom en een paar bekkens met ijver te bewerken, ter wijl naast hem een vrouw, gekleed als een marketentster van het eerste Keizerrijk, nu en dan scherpe tonen wist tc halen uit een trompet, die zij aan een band over den schouder Onder hen stond de kwakzalver zelf, met grieksche kothurnen aan de voeten, gekleed in een soort van purperen gewaad. Om zyn middel was een groote lederen ceintuur vast gemaakt. waarin een sabel stak en op het hoofd droeg by een koperen helm, waarin de zonnestralen fel weerkaatsten en waar bovenop een groote pluim bij elke beweging van don kwakzalver heen en weer ben gelde. Al dadelijk had de kwakzalver den boereknecht met zyn kiespijndoek in 't oog gekregen. Hy keek naar hem, maar nog zonder hem aan te spreken, uit vrees dat hy hem dan zou weg jagen. Toen hij evenwel zag, dat acntor den boer andere nieuwsgieri gen kwamen opzetten en hem als 't ware den terugtocht afsloten, noodig- de de kwakzalver den boer uit, op den wagen te klimmen. Overbluft door het schouwspel en verslagen door de aanwezigheid van zooveel menschen, won Jansen weg- loopen. Door den menschenstroom achter hem kon hy evenwel niet heen dringen en bleef daarom waar hy was. Bovendien had hy bedacht, dat do kwakzalver zijn kies wel voor niets zou uittrekken. Toch aarzelde hy nog een oogen blik en lachte daar dom bij. De ijdel- heid prikkelde hem, om voor zoo'n groote menigte geen blijken te geven van vrees voor de pijn. De verzoe king om het maar te wagen werd steeds grooter en toen de kwakzalver plechtig verzekerd had, dat hy de tand geheel zonder pijn zou uittrek ken, liet hy zich door deomstauders vooruitduwen en nam op een hoek van den wagen plaats op een stoel, dien de kwakzalver hem aanwees. Daar zat by in een toestand van verdooving, als het ware gehypnoti seerd door dien grooten, rooden man met zyn helm op het hoofd. Om zich een air te geven alsof hy volkomen op zyn gemak was, sloeg hy nu en dan het eene been over het andere en zette het dan weer recht neer. Onder aan den wagen een paar be kenden ziende, knikte hyhen, ietwat I gemaakt lachende, toe. Nu en dan liet de kwakzalver hem den mond opendoen wijder, nog wyder, om het publiek de zieke kies te laten zien. Hy wist wel, waar de kiespijn vandaan kwam niets anders dan een worm zat in de kies te kna- ren. Om den boeren dat goed duide lijk te maken, vergeleek hij de kies by een appel en de boeren wisten maar aljte goed, welke verrottingen de wormen in een appel kunnen ma ken. Te minder was er twijfel moge- lyk aan de waarheid van zyn bewe ringen, omdat hy bet ademloos toe luisterende auditorium met een hoog hartig gebaar overstroomde met gol ven van kennis en wetenschap. Alle ziekten waren het gevolg van wormen. De beroemde Pasteur had het duidelijk aangetoond en alle ge leerden hadden het erkend. Hadden zijne geéérde toehoorders wel eens van bacillen hooren spreken Welnu bacillen waren ook een soort van wormen Gelukkig was hy in het bezit van eon onfeilbaar poeder, dat wormen totaal vernietigde. Hy pakte kleine pakjes daarvan uit en verklaarde, dat ny ze afleverde voor den kostenden prijs. Geld had hij niet noodig, hij was rijk en na den greep in zyn zak liet bij een handvol zilverstukken rin- kinkelen in een metalen schaal, die naast hem stond. Zyn werk strekte alleen tot verlichting van de kwalen der raenschheid en tot bevordering van de wetenschap. De toehoorders, aangelokt door al die schoone woorden, toch nog aar zelende om van hun geld afstand te doen, stieten elkander aan. Doch toen als de klap op de vuurpijl de trom en de bekkens een oorverdoo- vend lawaai maakten en de trompet hare schrille tonen daardoor heen- schetterde, toen drongen de toehoor ders naar voren, staken de handen uit en ontvingen van den kwakzal ver de pakjes wonderpoeder in rail voor hunne kwartjes. En toen de kwakzalver met luider stemme had gezegd, dat zijn voorraad wel eens gauw uitgeput kon wezen, werd on der het rettettettet van de trompet., en het sjing, sjing boem boem van de slaginstrumenten de aandrang van 't publiek zoo groot, dat Jansen, op den boek van den wagen gezeten, een oogenblik meende dat hij omver zou worden geloopen. Intusschen begon Jansen, met wien niemand zich meer bemoeide, den tijd lang te vinden. De zenuwachtige moed dien hy een oogenblik had be reikt, verliet hun nu allengs. Lang- zamerheid begon hy angstig naar alle kanten heen te zien en werd zoo bang, dat hij meende dat hy flauw viel. Toen do pakjes waren rondgedeeld verspreidde zich de menigte. Op een afstand stonden weer anderen onver schillig te kijken. De k A-akzalver be gon een nieuwe toespraak. Hy be schreef allereerst de kiespijn, de ergste van alle kwalen en schilderde de kwel lingen daarvan met zulke helle kleu ren af, dat de boer naast hem van ontzetting zat te beven. Wanneer de kwakzalver zich naar hem toewendde en op hem wees als het levend bewijs van de waarheid van zyn woorden, dan was het den stumper, alsof hij de worm voelde knagen. Nadat hierop de kwakzalver het fmbliek de opgezwollen wang had aten zien, begon hy grappen te ma ken ten koste van den patient. Vroe ger zei bij, was deze alleen maar dom geweest na was hy idioot. De boer deed als een gehypnotiseerde hij antwoordde op de vragen die ge daan werden om hem voor de mal te houden en lachte dan mee als hy de anderen zag lachen, zonder recht te begrijpen waarom. Op een zeker oogenblik evenwel herinnerde de boer zich de boodschap pen, die bij voor den baas nog doen moest. Wanneer hy hier op den wa gen bleef zitten, dan zou hy daar ze ker geen tyd meer voor hebben. Hy stond dus van zijn stoel op, maar de kwakzalver noodzaakte hem dadelijk weer, om te gaan zitten. De menigte schaterde het uit over de klucht die nu volgde. Nauwelijks had de kwakzalver hem den rug toe gekeerd, of de boer stond op; on middellijk daarna draaide de kwak zalver zich weer om en drukte hem op den stoel. De Spanjaard en de markententster boven op den wagen proestten het nit. Het was een over weldigend succes. Van alle kanten regende het aardigheden en grappen op den versuften boerenjongen. Eindelijk zou de operatie plaats hebben. Na een aanbeveling van zyn poeder strooide by wat op de kies van den patient. Ten gevolge daar van zou de kies vanzelf er uit vallen en kon met de punt van den sabel uit den mond genomen worden, zon der dat de patient ook maar de ge ringste pijn gevoelen zou. Jansen sperde den mond wijd open en rolde met de oogen. Doodstil wachtte de menigte. De kwakzalver trok zyn groöten sabel uit de schede, stak de punt even in den mond van den patient en trok het wapen na een oogenblik terug, waarbij liy triomfantelijk een grooten kies Het zien, die aan de punt stak. Met een lachend hoofdknikken keek de boer daarnaar, 't Was duidelijk dat hij niet den minsten pijn had ge voeld. De kwakzalver bracht hem by den arm naar binnen in den wagen, waar hij den mond kon omspoelen. Toen hy verdween, stormden de koo- pers op den wagen toe en terwyl de kwakzalver een worm uit de kies naai de, ging de verkoop van de pakjes met ongelooflijke snelheid van de hand* Intusschen was Jansen binnen in den kermiswagen alleen. Hij zag geen water, waarmee hy den mond kon wasscnen. En tot zyn groote ontstel tenis voelde by met de tong, dat de kies er nog zat; de kies, die by op de punt van den sabel had gemeend te zien, zat vaster dan ooit in zyn mond. Tegelijkertijd werd de pijn weer veel heviger. Hy wilde de deur openen, ze was dicht. Hij schreeuwde en bonsde op de houten wanden, maar het lawaai van turkschen trom en trompet over stemde alles. Toen viel hij op een stoel neer en vroeg zich af, hoe dat eindigen zou. Eindelijk kwam na een kwartiertje de kwakzalver binnen. „Myn kies 1" schreeuwde de boer, „je hebt myn kies niet uitgetrokken la Hy praatte met een keelstem van de pyn en wees, den mond openende, op de kies die er nog zat. „Natuurlijk", zei de man met den helm kalmpjes, „denk je dan, dat ik een kies kan trekken met een sabel „Trek ze dan uit met iets anders." „Beste vrind, je zoudt de eerste wezen, dien ik een kies trok. Dank je wel, ik ben veel te bang, dat het mislukt" Eu daarop den boer door een zy-' deurtje naar buiten duwende, voegde hy er by„Kijk, daar ginds in die straatdaar woont een tandmeester." Naar het fransch. GEMENGD NIEUWS Een Hollander over Mexico- I. Vera Cruz, 2 Nov. 1897. Om een indruk te geven van Vera Cruz volgt hier allereerst eene alge meen e beschrijving. Wanneer men met bet stoomschip voor de haven aankomt, heeft men een aardig uitzicht op de geheele stad, die nog geen 25000 inwoners bezit. Op den achtergrond ziet men, zoover het oog reikt, een grijze bergketen, waarboven de besneeuwde top van den 17,300 voet hoogen Piek van Ori zaba, zich majestueus verheft. Rechts wordt de haven als het ware van de zee gescheiden door de groote gevan genis, waarin de gevaarlijke misda digers worden opgesloten. Komt men nu aan land, dan passeert men eerst, voordat men de stad bereikt, hetlas- tigo douaneugebied, waarboven sinds 1895 een ijzeren dakwerk gemaakt is, om de goederen tegen de zonnehitte te beschermen. De bestrating hier is plomp, zoodat er dan ook geen andere wagens zijn dan de „carretas", waar mee de goederen, door muilezels ge trokken, vervoerd worden. In het midden van iedere straat loopt een breede goot, waarin het wa ter wegspoelt, en het is merkwaardig om te zien, hoe de kleine paardjes van de tram, in volle vaart door deze goot heenstappen, zonder te struikelen. Zulk een goot is tevens de badplaats van de gieren, de'groote,zwarte vogels, die dienst doen als gemcentereinigers, daar ze alles van de straat meenemen. De huizen hebben over 't algemeen platte daken. In het midden er van van boven open met een binnenplaats, zoodat men dus op de tweede verdie ping met een soort galerij naar bene den op de binnenplaats kijkt. Aan de straat een balcon, waarop het des avonds onder den prachtigen sterren hemel natuurlijk een heerlijk zitje is. Yoorts is alles met een rood steenen vloer belegd en alles van massief steen gebouwd; van buiten zijn de huizen ücht gekleurd. Iedere straat is hetzelfde. Als men van het dou aneugebied links afslaat, komt men terstond op de „Plaza", bet centrum van Vera Cruz. Daar zyn in bet vierkant, de winkels en café's, alle met een galerij voor zich. In het midden van dit vierkant is een soort parkje, waarin een kiosk geplaatst is met tafeltjes er om hoen. Om dit parkje, in het vierkant, een marmeren allée met banken. Hier is 't het drukst, vooral als er muziek is (waarover later meer). Niet geheel en al in het vierkant zyn de winkels en café's ge plaatst. Een zjjde wordt namelijk in genomen door een groot, wit gebouw met een toren, waarin van alles wordt geherbergd. Links heeft men de gevan genis, in het midden de strafcel, rechts belastingbureau, politiebureau, enfin van alles ten geraakke van het publiek. Boven op net groote balcon op de 2e verdieping van bet gebouw is twee maal in de week muziek, schetterend, maar in ieder geval beter dan die van de duitsche muzikanten, die's zomers in Haarlems omstroken spelen. Een vreemd gezicht is 't echter, als men beneden het balcon de vermagerde hoofden der gevangenen door de tralies ziet komen, om de menigte te zien en de muziek beter te kunnen hooren. Aan den anderen kant der stad is nog zulk een „Plaza" op dezelfde manier ingericht als deze. Daar heeft men in het midden het college, de groote school van Vera Cruz. Een gedeelte van de eerstgenoemde Plaza maakt deel uit van de hoofdstraat (Calle de Independencia), waardoor een tram loopt van het station Mexico naar den anuereu kant der stad. n.l. de „campo" of buitenwijk. Hier loopt in het midden van een breede laan, gevormd door lage buizen, een allee met tegels belegd en door palmen be schaduwd. Hier wandelt het publiek Zondags, want dit zyn de eenige om- streken van Vera Cruz. Er is zelfs een stoomdraaimolen en aardig is het om te zien, hoe de Mexciaantjes jui chend op die hobbelende paarden zit ten, terwyl de anderen dit even vroo- lyk aanzien. In deze wyk wonen nu vele Cubanen, waarvan er hier ongeveer -3000 wegens den oorlog hun intrek genomen hebben. Ze zyn niet zoo bruin als de Mexcianen, en zelfs geheel Europeesch gekleed. Niet alleen de kleeding van de menschen hier is Europeesch. Hot eten b. v. is vrijwel zooals by ons. Men kan hier smullen aan visch. Sardientjes kosten hier 11 cent een bükje, garnalen zyn 4 a 5 maal zoo groot als by ons, ^oodat ik ze eerst voor jongo kreefteD beb aan gezien. Ook andere spijzen kan men goed eten, alleen is de bereiding niet zoo zindelijk als in Holland. Drinken kan men alles, tenminste wat sterken drank betreft. Veel bezienswaardigs heeft Vera Cruz niet, maar men moet bedenken, dat het in geen geval een woestenij is, en wanneer do nieuwe havenwerken gereed zullen zyn, kan deze stad nog een belangrijk punt worden. Er is hier een schouwburg, waar ik het genoegen had, een voorstelling te kunnen bijwonen. De zaal is vrjj groot. De zitplaatsen op de loges en galerijen zyn gewone stoelen. Die van beneden in het parterre zyn hou ten klapstoelen en het verwonderde my ook hier advertenties op het scherm geschilderd te zien. In het gebouw, waarboven de vuurtoren zich verheft, vindt men een bibliotheek, waar ieder een boeken en couranten kan zitten lezen. Hierover later meer, waarde lezers Den 15en en 16en September was Vera Cruz in feestdos wegens den verjaardag van den President der Republiek en de vrijheidsdag der Re publiek zelve. Toen was dat alles ver sierd, die Plazadie straten en die woningen. De muziek speelde het volkslied en 's avonds was or prach tig vuurwerk op de Plaza, waardoor men twee dagen de gemeentereinigers heeft verjaagd. Het werd er dien dag goed van genomen, 's avonds liep een groote menigte opgeruimd op de Plaza rond, Mexicanen, Cubanen, Duitschers Amerikanen, Engclschen en 2 Hollan ders allen vierden feest Daar kwam den volgenden morgen het bericht, dat er een aanslag was gedaan op het leven van den President, maar geluk kig werd dit spoedig officieel tegen gesproken. Het moet slechts een krankzinnige of een dronken man geweest zijn, die zelfs ongewapend op het rijtuig van den President is toegevlogen en toen door de politie is gevat. Akelig is die arme man in zijn cel aan zyn eind gekomen. Men heeft hem daar gewoon als een hond afgemaakt; zoo groot was de gram schap, die hij zich wegens don aan slag had berokkend. Een misdadiger wordt hier niet al te zacht behandeld, zooals men ziet. De politie te Vera- Cruz is vry sterk. De agenten dragen witte pakken en witte pet, verder een korten dikken stok en een pis tool. Wie b.v. niet meewil naar het bureau, krygt met dien stok een slag. Ik heb zelfs gezien, dat een onge lukkige man, die uit armoede een zakdoek stal, eerst bewusteloos go- slagen en toen als een pak wegge dragen werd en in de cel gestopt. Zoo is de politie hier, maar natuurlyk niet alle agenten zyn zoo. Do bere den politie is beter en zy vormen kranige mannen en flinke ruiters, hetgeen de Mexicaan in de eerste plaats is. De kazerne hier is een groot massief steenen gebouw, maar ol de soldaten en het marcheeren Wanneer deze menschen uitrukken dan zie ik pas in, dat de Haarlemsche schutterij zoo slecht nog niet is. Heden 2 November is het, zooals ge weet Zondag, d.w.z. een kerkelijke Zondag, Allerheiligen. Hedenmorgen gingen alle vrouwen, mooi aangekleed, ter kerke, en daarna zag men ze be laden met bloemen, palmbladen en kransen, naar het kerkhof gaan, waar ze op plechtige wijze op het graf van naasten of bloedverwanten of vrien den bloemen strooiden. Het waren voor een vreemdeHng soms treffende oogenblikken. Na dezen brief hoop ik u waarde lezers, meer bijzonder heden te kunnen melden over de men schen zelf, maar moest eerst, om u een inzicht te geven met deze be knopte beschrijving beginnen. H. Zijn handschrift. De bekende Berlyfische schouwburg directeur Cerf was een in zyn vak zeer bekwaam man, die echter lezen noch schrijven kon, Hy hield er een particulieren secretaris op na, wien streng gelast was, het geheim niet te verraden. Nochtans bleef de zaak voor de leden van zijn gezelschap niet eeuwig verborgen, en de direc teur geraakte dikwijls in pijnlijke verlegenheid. Op zekeren dag at hy in een groot gezelschap, toen men op het denkbeeld kwam voor een liefdadig doel een horloge te verloten. Ieder der gasten moest twee thaler betalen, zyn naam op een briefje schryven en dat in een hoed werpen. Degene, wiens naam getrokken werd, had het horloge gewonneD. De schouw burgdirecteur zat geducht in de klem, toen ook aan hem de beurt kwam om zyn naam te schrijven. Daar hy zich niet wilde blootstellen aan de blama ge, zijne onkunde openlijk te moeten cohstateeren, deed hy, alsof hy schreef rolde het stukje papier op en wierp het bij de overige in den lioed. On gelukkig echter werd juist dit briefje getrokken en de verwondering der aanwezigen was niet gering, toen men vond, dat er geen naam op stond. Een van de acteurs, die onder het gezel schap was, verzocht het briefje te mogen zien, bekeek het langen tyd aandachtig en verklaarde toen met het ernstigste gezicht„Dit briefje is van myn' directeur, ik herken zijn handschrift uit duizend." De geneesheer tegen wil en dank. De bekende chroniqueur en vau- devilleschryver Ernest Blum vertelt in den „Gaulois" de volgende verma kelijke herinnering uit zyn ryketoo- neelervaiingen „Men stelt iederen avond een fau teuil ter beschikking van den theater arts. Gedurende de geheele voorstelling moet hy op die plaats blyven, om dadelijk gewonden of zieken te hel pen. Het komt nu natuurlijk wel eens voor, dat de brave volgeling van Aesculaap, als hy hetzelfde stuk twintigmaal gezien heeft, Uever eens wil wandelen, dan naar den schouw burg gaan, en daarom de plaats aan een zyner vrienden of bekenden af staat. Toen ik jong en nog slank was maakte ik kennis met een piepjong dokter, die den dienst in bet Théatro Saint-Martin had, in dien tyd schrikte ik voor geen middel terug om voor niets naar den schouwburg te gaan, en op mijn verzoek stond my de dokter, wien dit welkom was, omdat hy ergens anders heen wilde, my zyn plaats af. Het eerste bedrijf was nog niet uit, toen de régisseur op my afkwam en injj verzocht, aan de jeugdige heldin, die een zenuw toeval had, mijn medische zorgen te wijden. Ik was doodverlegen. Wat moest ik doen? Zonder nog een besluit te hebben genomen, kwam ik in de kleedkamer by de actrice, die de ban den wrong en schrille kreten uitstiet. De directeur stond met een doodsbe nauwd gezicht by haar eu hy riep my toe: „Kom hier, dokter, kom gauw, on zeg ons, wat wy moeten doen!" „Hm I" antwoordde ik, zoo rood als een kreeft, terwijl mij het angstzweet uilbrak„ik weet het nog metWy zullen eens zien." Om my een houding te geven nam ik de hand der zieke, alsof ik haar den pols wilde voelen; zy ging door, zich als een slang in bochten te wringen. Ik wist niet wat ik zou be ginnen. „Hebt gy haar al water over het hoofd gegoten vroeg ik. „En heeft dat niet geholpen?" „Neen." „Nu, doet het dan maar niet meer." Dat was tenminste iets. om myn geneeskundige kennis te bewijzen, en bovendien zeer logisch. ,Laat haar wat Eau-de-cologne op snuiven." „Die hebben wij hier niet" „Laat dan wat halen." De directeur en de regisseur snel den beiden heen. Ik bleef met de ac trice alleen, en wreef haar de handen om toch iets te doen. Plotseling werd zij rustig, sloeg de oogen op en zag my lacheqd aan. Ik was verstomd. „Dokter," vroeg zij, „wilt u mij een handje helpen 1" „Ik, juffrouw, ja „U bent joDg, on dus moet u ook goedhartig zijn. Daarom zal ik hetu maar zeggen: ik ben volstrekt niet ziek. U zult dat zeker spoedig zelf bemerken; maar ik wil voor twee of drie dagen verlof hebben. Help m\j daaraan." „Met genoegen," antwoordde ik ver rokt, „des te lieveromdat ik u ook een bekentenis moet doen. Ik ben geen dokter; ik ben hier in de plaats van een vriendMaar zeg dat niet, anders verliest hy zijn betrekking." De actrice lachte vroolijk. Tegely kertyd verschenen de directeur en de regisseur, ieder met een flesch eau-de- Cologne in de hand. Trotsch op myn kuur zeide ik hem, dat de eau-de- Cologne niet meer noodig was, dat de dame weer kon optreden, maar de volgende dagen eenige rast noodig had. Met een zuurzoet gezicht stond de directeur haar een verlof toe, en wü schudden elkander met een bUk vol verstandhouding de hand. VARIA. Op de zoldering van een der ka mers van Sans-Souci, het wereldbe kende paleis van Frederik den Groote, is een groote spin geschilderd met haar web. De oorsprong van deze vreemde decoratiokunst is de vol gende i;v. Dit vertrek was de ontbijtkamer van den grooten koning en grensde aan zijn slaapkamer. Iederen mor gen, dat Prederik in dit vertrek kwam was hij gewoon er een kop choco lade te vinden, maar eens dat hy den kop aan de lippen zette, viel hom in dat hij iets vergeten had, zette den kop neer en ging naar zyn slaapver trek terug. Toen hij wederom in de ontbijtka mer terugkeerde, bemerkte de koning dat een groote spin zich van de zol dering in de chocolade had laten vallen. Hij stak het hoofd buiten de deur Holla. Holla!... Doch niemand antwoordde hem. Hy schreeuwde toen uit al zyn macht: Is erl dan niemand Toen schoten twee, drie lakeien tegelyk toe. Andere chocolade! beval Frits kortaf. Eenige oogenblikken later ver schrok de koning door den knal van een pistoolschot. Nauwelijks had de kok de order ontvangen, om andere chocolade ge reed te maken, of by schoot zich voor den kop. Niet omdat de koning weigerde de reeds opgediende chocolade te drin ken maar omdat hy de choco lade vergiftigd had en hy meende ontdekt te zyn. Het was ter herinnering aan deze buitengewone ontsnapping aan den dood, dat Zyn Majesteit g dat op de zoldering deze enor zou worden geschilderd. Toen de Fransche gezant op ren dag te Moskou by den schen Grootvorst dineerde, kw gesprek op de zakkenrollers d schillende landen en hunne beb heid, en de Grootvorst „roem vingervaardigheid van de Ru gauwdieven. Toen hy zag, dat zant hem niet geloofde, ver hy ernstig, dat hy hem, eer tafel ging, zyn horloge zou ontstelen, zonder dat hy het Toen telegrafeerde hy den Mi van Politio liem den handigsten kenroller, die in verzekerde ben- was, te zenden. De man kwam, werd in de w istoken en men beval hem andore knechts de tafel te l__ Als de streek uitgevoerd was, hy don Grootvorst een teeken Dat duurde een geruime poos de gezant paste scherp op en zijne hand op zijn vestzak, zei hy met zyn doorluchtigcn gas sprak. Eindelijk werd den grootvo afgesproken teoken gegeven, en lijk vroeg hy den gezant hem gen hoe laat het was. Deze triomfeerend met de hand in en haalde er een aardappel in van zyn horloge uit. Om zijn ergernis te verbergen hy een snuifje nemen, maar snuifdoos was verdwenen. Toen hy ook den ring aan zijn vin zyn gouden tan ienstoker, dien een klein étui in de hand had houden. Onder algemeen gelach van ten werd de valsche lakei ge om de voorwerpen terug te maar de vroolijkheid van den vorst verkeerde in verbazing de gauwdief twee horloges, twee en twee snuifdoozen te voor bracht. De Grootvorst moest nu tot tuiging komen, dat hy even tegelijkertijd als dc Fransche beroofd was geworden. Te Londen is eene biographie Koningin Victoria verschenen, van EL M, zelf de proeven heeft gezien. Zy is vol onuitgegeven doten, onder anderen deze, door Blomfield verteld, die met de gin do reis door Frankrijk „Wy zaten pas op ons gema het dekde Koningin zat van mutsen te vouwen, wat in die haar geliefkoosd tijdverdrijf Lady Channing en ik bij haar chaise-longue van de Koningin naast de raderkast. Plotseling merkten we onder de matrozen bewegingor wordt gelachen, peld, men kijkt onzen kant wordt met de officieren gepraa dezen schijnen ook verlegen. Eind komt lord Fitzclarence zelf, by hen geroepeD was, naar De koningin vraagt wat er is tery aan boord?" „Zoo erg niet", antwoordt lord Adolph ik zou Uwe Majesteit wel verzoeken een oogenblik een plaats te kiezen."" „Hoe zoo „Achter de deur, waar Uwe teit voor zit, staat het grogv van de equipage; de matrozen daar met zorg over; Uwe Maj zal medelijden hebben met hun „Goed," sprak de Koningin zal plaats maken, maar dan de grog ook proeven." Zoo geschiedde. HareMajest met aandacht een glas van de grog en gaf den officier het terug met deze woorden; „De is niet slecht, maar zooals meer heb opgemerkt, ze mocht wat minder slap zyn." Gefopt. Een oude bekende in een huis, die er zich zoo goed als gedronken had, verzocht den een borrel op krediet. „Dat niet", sprak deze, „ik verkoop drank op krediet. Maar hier een dubbeltjewat wil je nu „Uier niets", antwoordde de terwyl hy het dubbeltje in stak. „Wie my krediet weigert ook geen geld van my zien" ging heen met een blik vol v op den waard. Maar, professor, wat een verzameling opgezette vogels Do professor lachte voldaan Ik heb nog nooit zulk scheidenheid gezien prachtig tig! Waar haal jedievretmde toch allemaal vandaan? Och, dat is doodeenvoudig de professor. 11c heb ze jaren" meld van de afgelegde hoeden zeven dochters. Ja, zei de vader, ik geef dat je beminde een goed heeft, maar hy heeft een groot voor weelderige dingen. Maar, papa, riep Eulalie baas me ten hoogste, maar waar dan de arme jongen naar weelderig is Naar jou, deugniet Wel mogelijk Mynheer N. gaat uit om een ning te huren. Hy vindt er een hem wel bevalt, maar die zeer tig is. De huisheer pryst ze wel aan en besluit met te zeg „En dan, mynheer, volstrekt ongedierten, geen muizen." mogelyk," zegt- mynheer N., waarschynlyk zyn er kikvorsch

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 10