De diefstal in de spaarbank. Zoo waarachtig als God mij hoort, mynheer Holmes, myn man heeft niet gestolen. De schijn is tegen hein waarom by zelfmoord gepleegd heeft, ik weet het niet. Ik heb den hcelen dag over niets anders gedacht, maar ik kan geen reden vinden. Maar tot den diefstal was hy niet in staat. U bent de eenige die zijn eer nog kunt redden. Ik smeek u, help iny die schandvlek uit te wisscheu, het is het eenige, wat ik nog voor hem doeu kan." Ik was op het portaal blijven staan, maar die woorden, eerst op een toon van krachtige overtuiging, toen met een stem, trilleude van ontroering uit gesproken, kon ik duidelijk verstaan. Besluiteloos bleef ik wachten. Sinds dat geval van de ontvoering uit Birclc- lane, had ik Holmes niet gezien en nu trof ik hem blijkbaar in een nieuw geval. Ik aarzelde nog of ik weer heen zou gaan, toen de deur open gingen een dame mij voorbijtrad. Ik zag niets anders dan een slanke figuur in die pen rouw. Zoo Watson, zeide Holmes, je vindt me weer in mijn element. Of schoon 'thier eigenlijk een gevoels kwestie is, want ik heb niet de minste aanwijzing, niet de minste reden om aan 'iTwerk te gaan, dan het gunstig voorkomen van die dame, die daarjuist wegging. Oordeel zelf. de feiten zijn gauw opgenoemd. Mr. Roman was 1ste boekhouder aan de spaarbank, vol gens zyn vrouw, die zooeven hier was, in aiie opzichten een betrouwbaar, kalm regelmatig man. Sinds acht dagen werd hij vermist en tegelijk et:., tekort van f 10.000 aau goud en de kas ontdekt. Van morgen is zyn lijk in de Theems opgevisebt. Een vriend van hem, Barnes, student iu de medicijnen, die toevallig in de Morgue kwam. heeft het aan de klee deren herkend, 't. Was al in verre- gaanden staat van ontbinding. Hy heeft mevrouw Roman voorzichtig voorbereid en haar toen zelf by het lijk gebracht, Er waren geen tee- kenen van geweldpleging te vinden, alles wyst op zelfmoord, uit berouw over den diefstal. Zyn vrouw alleen heeft geen oogenblik aan zyn on schuld getwijfeld. Wat wil je doen? vroeg ik. Ik zag wel aan T verdrietige gezicht van Holmesd, at hij het geval hope loos vond. fik kan heel weinig doen. We zullen beginnen met bij den directeur der bank inlichtingen te vragen. Wacht, intussehen zal ik dien Bar nes ook een briefje schrijven en om een onderhond vragen. Studenten zyu weinig thuis. Gaat ge mee? zeide Holmes, terwijl hy een briefje schreef. Lk kan 't je niet aanraden, want ik vrees dat ik weinig resultaten zal verkry- gen. Als ik dien toon van innige over tuiging niet gehoord had. waarmee de ongelukkige weduwe de onschuld van den zelfmoordenaar bepleitte, zou ik er niet over gedacht hebben mee te gaan. Na echter besloot ik ertoe. Het is waar dat er niets zoo vaak gebeurt als het onverwachte. Ons onderhoud met den directeur der bank bracht geen nieuws. Roman was een bekwaam en ijverig ambte naar, sinds een jaar gelukkig ge trouwd. Niemand had hem tot diefstal in staat geacht. Hij is zoo verstandig geweest geen bankpapier te steiem We hou den altijd aanteekening van de noin- mers. Er was juist bijzonder veel geld in kas. De dief heeft zyn dag goed gekozen. Maar hii heeft er niet lang pleizier van gehad, 't berouw is hem te sterk geworden. Ga naar de vrouw van den con cierge. meneer Holmes, vervolgde de directeur, ik denk dat haar verkla ring uw laatsten twyfel wel zal weg nemen. De vrouw van den concierge ont ving ons met evenveel welwillend heid als de directeur, maar met meer spraakzaamheid. Jawel, meneer, niemand anders als Roman kan het geld gest•den hebben. Hij ging anders om vyf uur weg, maar Zaterdagavond kwam hy om acht uur terug. Hij had een sleutel en daarom hoorde ik hem niet binnenkomen, maar ik stond toe vallig in den gang toen hy terug kwam met een handkoffertje. [J bent laat, meneer Roman, zeide ik. Hij gaf me geen antwoord, 't Was altyd zoo'n stille. Die stille lui kun je nooit ver trouwen. Hij stopte me een goudstuk iu de hand, maar als hy dacht me daarmee om te koopen, had by 't mis. Weet ge wel zeker dat 't. mr. Roman was? vroeg Holmes. Zeker, ik herkende hem direct aan zyn stap, al kon ik zyn gezicht niet zien. want het was donker in den gang en hy had den kraag van zyn jas opgeslagen. Dank" 11 wel, juffrouw, zei Hol mes. ik kom misschien nog wel eens terag. We zyn er niet veel wyzer op geworden, Holmes, zei ik. Neen, we zullen nu eens naar de Morgue gaan. Vind je 't niet een stomme streek om die vrouw een goudstuk te geven? Juist geschikt om argwaan te wekken. Een beambte van de Morgue toonde ons het lyk. Het was volkomen on herkenbaar, niets dan een walgelijke massa. Dc kleederen hingen er boven. Aan de kleeren en aan den trouwring, heeft men het lyk dadelyk herkend, zoide de beambte. Maar we hebben zooeven in den binnenzak van de jas een brief gevonden, geadres seerd aan mrs. Roman. Hior is hy. Ik ga zoo dadelyk naar die dame toe, zeide Holmes. Geef hem my maar mee. Hy onderzocht nauwkeurig de klee ren. Vreemd, mompelde Holmes, de zwart lakenscho jas betastend, er moet hier een riem of een touw om- gesnoerd zyn geweest. De indeuking is nog te zien. Hy bekeek de plaats nauwkeurig door een mikroskoop. Ik zie hier nog vezels van een touw, mompelde hij. Het linnengoed werd ook nauw keurig aan een onderzoek onderwor pen t was gemerkt met een R., die gedeeltelijk door het water was uit- gewischt. Ziet ge wel, Watson, zeide Hol mes, alle R's zyn precies op dezelfde manier afgesloten, de onderste haal ontbreekt. En hy teekende op een stuk pa pier het merk, dat er aldus uitzag: B. Holmes bedankte den beambte en we gingen naar mrs. Roman. Toon we bij haar binnentraden, zat ze stil te schreien. Ze gaf ons een wenk plaats te nemen. Mrs. Roman, begon Holmes, deze brief is nog op het lyk van uw man gevonden. Als u hem gelezen hebt, 'zou ik hem zeer gaarne ook eens zien. "Wij bleven zwijgend zitten, terwijl de weduwe den brief las. Ik was mee myn liguur verlegen. Tegenover de sinart van anderen is men meestal hulpeloos als een kind. Holmes nam alles in 't vertrek op. Ziedaar, mr. Holmes, zeide mrs. Roman met trillende stem. De brief was met onuitwischbare inkt geschreven en bevatte maai'wei nig regels: Geliefde vrouw Wanneer ge dezen ontvangt, zal ik niet meer zyn. Vergeef mij, ik heb zwaar gezondigd en my blyft niets anders over dan de dood. VaarwelUw HENRY. Londen, 11 Sept. 1897. Ge herkent dit als 't schrift van uw man. mevrouw vroeg Holmes. Zeker, liet is zijn gewoon hand schrift. Mag ik dezen brief een paai' uur hebben Als het moet, ja. Het is van belang. En Holmes sprak nog eenige onverschillige woor den. Hij raadde de ongelukkige vrouw aan, te werken om eenige afleiding te vinden. U werkt veel met de naald, niet waar mevrouw? Ik naai alles zelf, wat ik noo- dig heb. Dat zie ik. Er ligt daar nog linnengoed, waar u zeker aan bezig bent. Keurig genaaid, dat merk is er ook netjes opgezet, voor zoover ik er over oordeelen kan. U merkt altijd rood, nietwaar? Hoe weet u dat? O, u hebt een goede smaak. Rood is het mooist. Op dien Zaterdag verwachtte gij uw man zeker met het eten thuis, mevrouw, als ik u nog een vraag mag doen? Ja, hij zou alleen wat later thuis komen, omdat hij by Barnes een bor rel wou gaan drinken. Zoo, ik ga even naar mr. Barnes toe. Hy zal me misschien inlichtingen kunnen geven. Holmes, zeide ik, toen we bui ten kwamen, ik zie aan je heele ge zicht dat je een spoor hebt. Ja, maar 't is zoo vaag, dat ik er me niet over uitlaat. We gaan even naar myn kamer. Zoodra Holmes thuis was, begou bij den brief nanwkeuiig te bekijken. Ziet ge wel, Watson, de schrij ver van dezen brief was linksch. Ik moet bekennen, dat ik het niet zie. Aau liet schrift kunt ge :t ook niet zien. Maar hier is een flauwe druk van de hand, die 't papier by het schrijven vasthield. En die is aan den rechterkant. Als men links is, houdt men 't papier met de rechter hand vast, natuurlijk. Hier, met 't microscoop kunt ge 't duidelijk zien. De schrijver had vochtige handen. Nu, 't is geen wonder, dat men wat zenuwachtig is by 't schrijven van zoo'n brief. Eigenaardig, vervolgde Holmes. De brief is met onuitwischbaren inkt geschreven. Ge zult zeggen, dat 't heel natuurlijk is, omdat die brief anders door 't water onleesbaar zou worden. Maar iemand die zelfmoord wil plegen, zal daaraan niet denken, evenmin als om er een datum onder te zetten. Maar wat wilt ge daarmee zeg gen? O, voorloopig niets, zei Holmes op een eigenaardigen toon. Ha, daar is een briefje van Mr. Barnes. Hij schrijft, dat hij ons vandaag niet ont vangen kan. lk stel me toch voor, er heen te gaan wat hy kan meedee- len, is misschien van te veel belang. Watson, ik moet nog even uit om een en ander to informeeren. Om een uur of twee Kom ik je halen. Blijf hier koffie drinken, de juffrouw zal als een moeder voor je zorgen. Tot straks. Ofschoon Holmes niet te veel van zijn hospita bleek gezegd te hebben, zat ik hem toch ongeduldig te ver wachten. Langer dan een uur liet by me in spanning. Zeg eens, zei hij, op roastbeaf aanvallend, die op tafel stonddie Mr. Roman was niet linkschik heb 't onderzocht. Maar daaruit zou volgen Dat een ander dien brief ge schreven heeft, wil je zeggen Mis schien wel. Komaan, we moeten spoe den op 't pad. Na met merkwaardige snelheid ge luncht te hebben, stak by zyn revol ver in zyn zak. Ik heb goede hoop, Watson, zei by, terwyl we opstap ten. We gaan eerst even naar Mr. Barnes. 't Huis waar deze woonde, was een oud, vervallen gebouw in een achterbuurt. Een rare residentie voor een student, zei Holmes. We zullen nog maar uiet aanschellen. De achterkant moet op de Theems uitkomen. Dat moet ik eerst eens zien. Wy liepen door een ander steegje, tot we aau een brug over de rivier kwamen. j uist, daar woont by. Schilder achtig hè, die huizen oprijzende uit 't water. Een hoekje van Venetië. Nu moeten we even op de kamer van Mr. Barnes zyn. Meneer is uit, zei een niet bij zonder zindelyk uitziende jufirouw, die ons de deur opende. We komen om den patient van meneer even te zien, juffrouw. Er is hier immers een lieer, die aan slaap ziekte ljjdt? Jawel meneer. Weet u er van? Ik ben zijn broer, dus ik zal 't wel weten. Maar ik mag er niemand bij lateu. Dat begryp ik wel. We moeion alleen even op meneer's zitkamer zyn. De juffrouw, blijkbaar ons nu ver trouwend, bracht ons boven. Een echte studentenkamer, Wat son. zei Holmes. Hm, dat is een groote tiescli morphine. Die Barnes is zeker afschaffer. Kylc maar eens wat een flesschen melk. Een zeer verstandig, jongmensch. Ga je mee, Watson, ik "heb" liet al gezien. We zyn hier dicht j by Robbers, is 't niet? Bedoel je dien handelaar in lij- j ken Jawel, en in geraamten, armen, beencn. enfin, al wat een weetgierig arts of student maar verlangen kan. We loopeu er even lieen. Wat drommel heeft die er mee te maken Je zult het gauw weten. Daar zyn we cr al.BoDjour, Robbers, gaat de affaire goed? 'i iSchiktnogal, meneer Holmes. Ja. maar alle klanten zyu niet tevreden. Meneer Barnes pruttelt over dat lijk, dat jo hein geleverd hebt de vorige week. Het was toch precies de lengte vyf voet zevtn, en ook de kleur van haar, meneer. Zoo. enfin, een volgenden keer beter. Een handig jongmensch, die Barnes, he? Maar hy heeft er by zijn studie wel eens last van, dat hij linksch is, geloof ik. Ocli waarom, meneer? Dat maakt geen onderscheid - Soms wel. Nu, bonjour, Rob bers. Zie zoo, Watson, de zaak is gezond. Ik kan me het genoegen riiet ontzeggen, even naar mrs. Ro man toe te gaau, om haar te vertel len, dat tiaar inan onschuldig is. Heeft hy dan niet gestolen? Maar waarom dan die zelfmoord? - Hy heeft geen zelfmoord ge pleegd. Maar ik moet absoluut zeker zyn, dat hij nog leeft, voordat ik daarvan iets aau zyn vrouw vertel. Dan moet gij haar maar eens voor bereiden. Je zult. het beter doen dan ik. Ik begryp er niets van. Waar is die Roman dan Hier zyn we by zijn vrouw, zei myn vriend droog, terwyl hy aan belde. Mevrouw Roman, zei Holmes, toen we by onze cliënte binnen traden, ik geloof te kunnen bewijzen, dat uw man onschuldig was. Hoe, zal ik u voorloopig nog maar niet vei tellen. O, meneer Holmes, hoe zal ik u ooit kunnen danken. Ik wist het, dat hij nooit zoo iets zou kuDnen doen, ik heb niet aau hem getwijfeld, hoe smartelijk en hoe vreemd het ook is, wat ik ondervonden heb. Ze zweeg even en ging toen eenigs- zius beschroomd voort: Meneer Holmes, ik had het u eerder moeten zeggen, maar ik ben onbemiddeld en ik zou Dooit naar ver dienste Het is mooi weer, vindtu niet? viel Holmes droog in. We gaan nu nog even naar mr. Barnes. Hy zal ons toch wel beleefd ontvangen O, zeker, het is een gentleman in allo opzichten. Hy heeft zoo zyn best gedaan mij te troosten in mijn leed. Nog een vraag, mevrouw. Was de lengte van uw inan niet vyf voet zeven Ja juist. Hoo weet u dat? Tot ziens, mevrouw. Ryd even naar het politiebureau, zei Holmes tegen den koetsies. Toen wy daar aankwamen, trad hy binnen en kwam spoedig met een commissaris terug. Wc reden met ons drieën naar Barnes. U" wilt wel even wachten en een paar minuten ua ons bovenkomen, zei Holmes tot den beam;te, terwyl hij aanbelde. Meneer Barnes is niet te spre ken, riep ecne stem van boven. O, dat geldt voor ons niet, zei Holmes. Hior is de Kamer, nietwaar juff.ouw We traden binnen. Barnes, een lang jongmensch, met een gunstig uiterlijk trad toornig op ons toe. Pardon, zei myn vriend. Myn Daam is Sherlock Holmes, dit hier is de heer Watson. We zyn vrienden van mevrouw Roman en komen u om eenige inlichtingen verzoeken. Nu u er eenmaal bent, gaat zit ten, heeren. U vindt me hier in een schrikkelyken rommel. Daarom had ik niet thuis gegeven. De zelfmoord vau myn vriend heeft myn zenuwen in de war gebracht en ik ben myn boeltje aanbot inpakken om in een roisje wat afleiding te zoeken. Dat kan ik me zeer goed be grijpen zei Holmes. U moet weten, ik heb de zaak van dien diefstal tot klaarheid gebracht. Er blijft nog maar ëen punt over. Toen Roman dien Zaterdagmiddag bij u kwam borrelen, was hjj geheol normaal, Diet waar Zeker! U hebt in zyn borrel opium gedaau en toen hy in slaap was ge vallen, hebt u hein behoorlijk vast gebonden. De dosis opium hebt u zeker eiken dag vernieuwd Barnes sprong op als door een ad der gestoken. Zyn gelaat werd vaal bleek. Hy strekte de hand uit naai de tafel. Doe gCv n moeite, zei Holmes, zijn revolver voor don dag halend. Ik zou je toch voor zyn. Ol> dit oogenblik trad de commis saris binnen. Woes zoo goed dezen inau te arresteeren wegens diefstal in de Spaarbank. Barnes strekte gelaten zyn handen uit, toen de commissaris zyn boeien te voorschijn haalde. Hy wierp alleen een blik van machteloozo woede op Holmes. Maak |je niet boos, zei myn vriend goedig. Ik moet zeggen, je plan was geniaal, en ik heb 't met veel genoegen gevolgd. Je hebt Ro man acht dagen verborgen gehouden, en hem zoolang met melk gevoed. Verder heb je zijn kleeren aangetrok ken, je bent den vorigen Zaterdag avond naar de Bank gewandeld, hebt met Roman's sleutel de brandkast geopend en je kans waargenomen. Je was zoo verstandig, uiet tegen de vrouw van den concierge te spreken, want dan zon je stem je verraden hebben. Maar zijn stap heb jo niet onverdienstelijk nagebootst Maar dat lijk. dat opgevisebt is? viel ik in de rede. Daar kom ik nu aan, Watson. Je hebt van Robbers een lijk gekocht, dat zoowat de lengte had van Roman. Dat heb jo hier acht dagen onder water gehoudcu, door hot met een een touw aan den muur vast te bin den en in de Theems te laten drijven. "V ermoedelyk heb je er ook een zwa- ren steen aan gebonden. Toen heb je het do kleeren van Roman aangetrokken, maar 't ondergoed vau je zelf. Een zekere kiescbheid eigenaardig, Watson, zelfs deze man lieeft nog eenige kiescbheid belette je Roman's ondergoed te nemen. Je hebt er niet aan gedacht, datjeeigen goed anders gemerkt was dan dat van Roman, ai leen heb je de l i's ge deeltelijk uitgekrabd. Verder heb je een briefje geschreven en iu den zak van Roman's jas gestopt. Overigens heb je zijn hand slecht nagemaakt en dat was onvoorzichtig. Do vergelij king met je briefje aan mij heelt me veel geleerd. Nu blijft alleen de vraag waar is Roman Barnes was verpletterd in ecii stoel achterover gevallen on scheen een vaag denkbeeld te hebben, dat Hol mes"de duivel was often iniuste daar mede verwant. Hij mompelde, dat Roman op zyu slaapkamer op bed lag. Dat dacht ik wei. Nu, Watson, ik geloot, dat ik verder de zaak het best aan jou kan toevertrouwen. Het zal wel liet aangenaamste deel van onze taak zyn. mevrouw Roman voor te bereiden op het wederzien van haar echtgenoot. Ik heb geen tijd meer. Hd. Een uitstapje in Lombok. H. schrijft iu de Deli Ct. o. a. Toevallig brachten zaken mij in de allereerste dagen van September langs Ampenan. Nieuwsgierig eens hettoo- neel te zien, waarop een der ver schrikkelijkste drama's uit de Indi sche krijgsgeschiedenis is afgespeeld en ook erg benieuwd ora eens iets naders over het pas gebeurde te hoo ien, besloot ik een kijkje aan den wal te gaan nemen. Hoe mooi ligt Ampenan, van de reede uit gezien De mooie wolken wa ren blauwgrijs in den ochtend, en hoe rustig en veilig zag de stad er uit, met de gouvernementsgebouwen en den vlaggenstok, waarvan botNeder- landsch gezag wappert! En om dat zoo vredig lijkende stadje, overal in het rond de fijne palmen, met hun waaierkronen zoo rank en teer tegen de lucht! En een heerlijk koele mor genwind vol frischbeid en sterkte. Het leek daar wel als een heel lief en vriendelijk rustoord vóór my te liggen. Met een vlerkprauwtje gingen wij ik was met. een vriend aan wal en stapte af bij een Hinken ijzeren pier. Toen door een erg op een Holland- scbe dorpsstraat gel jjkenden weg naar Kapitan. Vóór wy aan de benting kwamen, gingen wij langs een drukke passerstraat, waar een bijzonder leven dig vertier heerschte. Daar er geen hotel was, stapten wy voorloopig af bij een Chineeschen handelaar, die ions door een bevriende firma elders was aanbevolen. Eu daar begon ik den gestaarten gastheer, die een der grootste handelaars is van Ampenan, eens uit te vragen over wat hy dacht van Baliërs en Sasaks. Over de Baliërs was hij vol lof. Zij waren soliede han delslui, eerlyk in 't betalen, met wie hij uitstekend zaken kou doen, en dien hy gerust crediet kon geven. „Maar ik geef geen tien gulden crediet aan een Sasak5', zeide hy: „de Sasaks zijn luiaards en dieven en zy betalen niet." Dit teekent dunkt my. De Chinees bezorgde ons een. kleine deeleman met twee paarden, en nu gingen wy over een brug (over de Djongkok, vermoed ik) langsdehou- ten benting, waarom ijzerdraadver sperring, en langs een paar zeer net en confortabel uitziende woonhuizen, tot voor de sociëteit, waar wy even uitstapten. Een erg primitief, maar gezellig gebouwtje hoofdzakelijk van hout en bamboe. Het zag er van binnen netjes en comfortabel uit en zelfs was er een goede pianino. Maar er was geen sterveling te zien. De mandoer vertelde ons, dat er alleen 's avonds wel eens bezoekers kwamen. Er vlak naast is het kantoor van den assistent-resident, waar wy even binnengingen, om wat inlichtingen to vragen omtrent den to volgen weg naar Matarara en Tjakra Negara. Wij vonden den geachten dignitaris bezig aan de gewichtige manipulatie van geldtellen. Een hoop rijksdaal ders, guldons en kwartjes lagen voor hem uitgespreid meer dan ik, arme, ooit tegelijk bezeten heb en hij troonde daarboven op een stoel, als een machtige Mammon. Wij tra den eerbiedig binnen en stelden ons zoo beleefd mogelijk voor. „Is het vergund naar Matarara en Tjakra te gaan?" vroeg myn vriend. „Waarom vraagt u dat zoo vroeg de geldtellendewaardigheidsbekleedor op gest rongen toon. „Ja, wij konden wel naar Tjakra en Mataram, maar niet verder in het binnenland", werd ons gezegd. En nu ging het den weg naar Ma taram op. Wat een weg! Prachtig en nog eens prachtig! Wat een beschaafd volk moet het geweest zijn, dat dezen weg heeft aangelegd. Links golfden hoog in de lucht de blauwe bergen van Lombok, en rechts waren groene sawahs. Onze deeleman ging zonder een enkel stootje over den gladden uitstekenden onderhou den grond. Er waren veel inlanders op de been, in kleurige zijden baadjes, meest rood, groen en geel, en met enorme krissen, eigenlijk kleine zwaarden, op den rug. Het was, hoorde ik. Nieuwjaarsdag, cn ieder was in zijn beste plunje. Wy werden niet onbeschoft, maar toch onverschillig aangekeken. Toen wy een eind ver waren ge komen, wees de koetsier ons een reeks afgebrokkelde muren, waarin nog schietgaten waren te zien. Hier was vroeger „prang basar" geweest, zeide hy en de compagnie had alles ver brand. En die weinige muurtjes, waar al welig onkruid tusschen opschoot, waren de restantjes van gelieele kam pongs. Waar do weg nu open tus schen de sawa's en planten liep, had den vroeger aan weerszijden rijen huizen gestaan. Na ongeveer een half uurtje rijden passeerden wij het huis van den on langs vermoorden controleur Van der Hout, cn toen een benliug. „Dit is Mataram" zeide de koetsier. Maar behalve die benting en dat controleurshuis, met nog wat in aan bouw zijnde loodsen, was er totaal niets te zien. Mataram is geheel ver woest. Alles is neergehaald, de ge lieele Vorstenstad, er is niets meer van over. Men moet er geweest zijn oui een idéé te hebben van de ver schrikkelijke vernieling. Een eind weegs voorbij de benting gekomen, vertelde de koetsier ons, dat een groot generaal begraven lag bij een Dewatempel. 'De toegang daartoe is allerprimi- tiefst. Eerst over ecne kleine kalie, rechts van den weg, waar een gladde boom stam over ligt, die een balsbrekeuden overtocht aanbiedt, en dan door een smal paadje midden iu planten en al lerlei onkruid. En hier staan restan ten van met granaten doorboorde en half omgehaalde muren. Wij gingen door een heel sierlijk, maar ook half' vernield poortje binnen. Op bet bin nenplein een paar boomen, en verder alles gruis en puiu. Overal stukken muur, met bressen. Dit is de ruïne van den Dewatcm- j pel, waar de stervende generaal Van Ham werd binnengedragen. Niet binnen, maar op zijde van den tempel ('le Zuidzijde meen ik) buiten deu muur. is het graf van Vau Ham, behoorlijk met een steen bedekt„ en met een sierlijk lick er om heen. Ken grafkrans achter glas was er op neergelegd, en het zag er net. cn een voudig uit. Een kort grafschrift, enkel ver meldende naam en datums is in den steen gesneden. Een kleine ruimte scheidt dit graf. van een ander, waarin achttien min deren |liggen begraven. Een schoone rustplaats voor krijgers, naast den tempel, waarin zij eens een toevlucht zochten, en die later door hun mak kers by de overwinning is vernield Ook hier en daar langs den weg had ik reeds grafsteenen en opschrif ten opgemerkt. Men wil thans al die lijken op een plaats, een net kerkhof, bijeenbren gen. Maar zou dat niet jammer zijn fs niet voor hen de roemrijkste plek, waar zy met de wapenen in de hand zyn gevallen Na oen kwartier rijdens. en na nog eenige ruïnes gepasseerd te zyn, kwa men wy in Tjakra, en op de beruchte paset', waarnaast, het bivak van gene raal Vetter gelegon heeft. De poeri van den Vorst daartegenover, en de Dewatempel er naast zyn weer vernield, maar toch is er nog ge noeg van over, ook van de kampong- muurtjes in het rond, om te doeu zieo, in welk een muizenval wy daar geweest zijn. Er was geen enkel plekje, van waaruit wij niet bedreigd werden, en als lammmerjes zyn wij in het slacht- hok gaan liggen. Men moet er zelf geweest zijn om er een idee van te hebben, en een rilling bevangt u by 't denkbeeld, dat onze dappere sol daten, vertrouwende op het van andereu, daar zoo gewill gehoorzaam in de fuik zyn gc Maar laat ik my niet hierin v pen. Waarom echter zou to les zoo woest vernield zyn Mei den Dewatempel zien naast het i I).it moet een machtig kuus zijn geweest. Stukken muur zij heel en hier en daar een pc Wat een keurige poortjes me wachter aau weerszijden van d gang, met prachtig gestyleerde de vol fijn teer houtsnijwerk. Hoi voudig en statig van lijnen En dat alles vernield, vergruist spliuterdBinnen den tempei schen vuilnis en gruis, liggen g< beelden van steen, als doóde ko sommige zonder hoofd, enkele gaaf, en hier cn daar koppen, a boenen, stukkeu lijf. Iu de i groote bressen en gaten, overal nen en vuil, een ruïne, alsof gi daar uog de oorlog woedde, kon het niet helpen, maar ik sclu my een beetje dat zóóveel mooi brutaal vernield was, zelfs al zóóveel reden voor wraak gewe Ook van de poeri aan deove was niet veel meer over dan wat r Gelukkig is de mooie tuin int vyver naast liet lustslot ges| Door weer zoo'n mooi poortje men in een tuin, die op een f lijkt uit een Arabisch sprookje Heel eenvoudig van aanleg, grandioos. Niets dan een wijde ruimte ten door muren in het vierkan liet midden een prachtige, li vyver, en iu dien vijver ecu 1 vierkanten gebouwtje, ais een koepel, meer niet. Maar hoe li stemmig de stille boomenk overal achter de muren, een ry palmen en andere boomen, plechtig hun bladerkronen uitsp overal in het rond. En die stilte daar, over dat: klare water. Om het vierkant peltje midden in den vyver groote beelden, loopen zeg ik. het gebaar, waarmede zij' de uitstrekken en de houding i hun lijf staat is zóo lucht en lig, dat het is of ze heel zacht uitgaan. Wat een lijn voelend h moet het geweest zijn, die di zoo deed aanleggen! Den vyver langs wandelende wij in eens op een verhoogin; ons een gebouwtje, waarvoor e passer liep, een geelvink herinnerden ons, dat ons gezegi dat de resident hier was. Öfi wel een beetje afgeschrikt dt beleefde bejegening van den g lenden assistent-resident, beslob het er op te wagen en o..s melden. De oppasser diende o en de resident kwam uit zijl toor. Een groote. rechte gestalte een bleek, sprokend gezicht ei name manieren. Een -vastberadei gieke trek op dat gezicht en een kalmte. Hy zag erg bleek, en was bli nog onder den indruk van de r catastrophe, maar hy sprak k; trachtte met een onbeweeglijk g de emotie te verborgen. Wel dc man om in gevaarlij deu. in een gevaarlijke omgevii koelbloedigheid te behouden, c door niets te laten verbouwci maar precies kalmweg te doe hy noodig vindt! De resident bleek de meenii deu Chinees te deeleu. De I zeide hy ons, waren oprecht en ej loyaal van karakter, maar saks onbetrouwbaar. Nu, juist bij het innen van lasting, bleek het, dat ook t de Baliërs, ook bij het innen lasting, wel eens hun geduld proef zagen gesteld, en het w ook geen wonder, dat zij dan w tot tiet uiterste waren overgi en wreede maatregelen haddi nomen. Na den moord op Van dei hadden de Baliërs zelfs aang de schuldige Basaksche kamp tuchtigen, maar dit had men i lyk moeten afslaan. Het verwonderde ons, dat z na de catastrophe de residen zoo geheel alleen, enkel rnetei oppassers, daar zoo in 't hart Tjakra Negara zetelde. Blykbaar sliep hy er ook, naast liet; kantoor was een sla trek. By een eventueelen opsla by daar weerloos tusschen d muren. Maar or was geen q of liet; was veilig, zeide de re Het gebeurde in Beseleli was een amokpartij geweest, aangez oen ouden fanaticus, een sol) arm, oud stumpertje, dat hij be had, toen hy hem na de tue dood aan zyn voeten had zien Hy dacht toon hy hém het eei dat het een arme stakkerd tv met ongeluk getroffen was, ma: bleek liet de hoofdleider te z\ Toen wy opstonden namen indruk mode, dat elke resides lukkig zou zijn. zulk een ini beschaafd menseh tot bestum te hebben. Wy liepen nog geruimen den vijver vol bewondering. E veel mooier poortje dan bet t( geziene gaf toegang tot een w den koepel in het midden. Voor den ingang van den liggen twee mooie, steenen le van een stijl, die aan Japan Chineesch herinnert. De vierkante koepel zelf juweeltje. Het dak van boven is ma bewerkt en beschilderd, en I pilaren, die het dragen. I Ik hoor dat dit mooie gebl in dien statigen vyver thans tl gaderzaal dient, waar deresidf

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6