De diefstal in de spaarbank.
Zoo waarachtig als God mij
hoort, mynheer Holmes, myn man
heeft niet gestolen. De schijn is tegen
hein waarom by zelfmoord gepleegd
heeft, ik weet het niet. Ik heb den
hcelen dag over niets anders gedacht,
maar ik kan geen reden vinden. Maar
tot den diefstal was hy niet in staat.
U bent de eenige die zijn eer nog
kunt redden. Ik smeek u, help iny
die schandvlek uit te wisscheu, het
is het eenige, wat ik nog voor hem
doeu kan."
Ik was op het portaal blijven staan,
maar die woorden, eerst op een toon
van krachtige overtuiging, toen met
een stem, trilleude van ontroering uit
gesproken, kon ik duidelijk verstaan.
Besluiteloos bleef ik wachten. Sinds
dat geval van de ontvoering uit Birclc-
lane, had ik Holmes niet gezien en
nu trof ik hem blijkbaar in een nieuw
geval. Ik aarzelde nog of ik weer heen
zou gaan, toen de deur open gingen
een dame mij voorbijtrad. Ik zag niets
anders dan een slanke figuur in die
pen rouw.
Zoo Watson, zeide Holmes, je
vindt me weer in mijn element. Of
schoon 'thier eigenlijk een gevoels
kwestie is, want ik heb niet de minste
aanwijzing, niet de minste reden om
aan 'iTwerk te gaan, dan het gunstig
voorkomen van die dame, die daarjuist
wegging. Oordeel zelf. de feiten zijn
gauw opgenoemd. Mr. Roman was 1ste
boekhouder aan de spaarbank, vol
gens zyn vrouw, die zooeven hier was,
in aiie opzichten een betrouwbaar,
kalm regelmatig man. Sinds acht
dagen werd hij vermist en tegelijk
et:., tekort van f 10.000 aau goud en
de kas ontdekt. Van morgen is zyn
lijk in de Theems opgevisebt. Een
vriend van hem, Barnes, student iu
de medicijnen, die toevallig in de
Morgue kwam. heeft het aan de klee
deren herkend, 't. Was al in verre-
gaanden staat van ontbinding. Hy
heeft mevrouw Roman voorzichtig
voorbereid en haar toen zelf by het
lijk gebracht, Er waren geen tee-
kenen van geweldpleging te vinden,
alles wyst op zelfmoord, uit berouw
over den diefstal. Zyn vrouw alleen
heeft geen oogenblik aan zyn on
schuld getwijfeld.
Wat wil je doen? vroeg ik. Ik
zag wel aan T verdrietige gezicht
van Holmesd, at hij het geval hope
loos vond.
fik kan heel weinig doen. We
zullen beginnen met bij den directeur
der bank inlichtingen te vragen.
Wacht, intussehen zal ik dien Bar
nes ook een briefje schrijven en om
een onderhond vragen. Studenten zyu
weinig thuis.
Gaat ge mee? zeide Holmes,
terwijl hy een briefje schreef. Lk kan
't je niet aanraden, want ik vrees
dat ik weinig resultaten zal verkry-
gen.
Als ik dien toon van innige over
tuiging niet gehoord had. waarmee
de ongelukkige weduwe de onschuld
van den zelfmoordenaar bepleitte, zou
ik er niet over gedacht hebben mee
te gaan. Na echter besloot ik ertoe.
Het is waar dat er niets zoo vaak
gebeurt als het onverwachte.
Ons onderhoud met den directeur
der bank bracht geen nieuws. Roman
was een bekwaam en ijverig ambte
naar, sinds een jaar gelukkig ge
trouwd. Niemand had hem tot diefstal
in staat geacht.
Hij is zoo verstandig geweest
geen bankpapier te steiem We hou
den altijd aanteekening van de noin-
mers. Er was juist bijzonder veel
geld in kas. De dief heeft zyn dag
goed gekozen. Maar hii heeft er niet
lang pleizier van gehad, 't berouw is
hem te sterk geworden.
Ga naar de vrouw van den con
cierge. meneer Holmes, vervolgde de
directeur, ik denk dat haar verkla
ring uw laatsten twyfel wel zal weg
nemen.
De vrouw van den concierge ont
ving ons met evenveel welwillend
heid als de directeur, maar met meer
spraakzaamheid.
Jawel, meneer, niemand anders
als Roman kan het geld gest•den
hebben. Hij ging anders om vyf uur
weg, maar Zaterdagavond kwam hy
om acht uur terug. Hij had een
sleutel en daarom hoorde ik hem
niet binnenkomen, maar ik stond toe
vallig in den gang toen hy terug
kwam met een handkoffertje. [J bent
laat, meneer Roman, zeide ik. Hij gaf
me geen antwoord, 't Was altyd zoo'n
stille. Die stille lui kun je nooit ver
trouwen. Hij stopte me een goudstuk
iu de hand, maar als hy dacht me
daarmee om te koopen, had by 't
mis.
Weet ge wel zeker dat 't. mr.
Roman was? vroeg Holmes.
Zeker, ik herkende hem direct
aan zyn stap, al kon ik zyn gezicht
niet zien. want het was donker in
den gang en hy had den kraag van
zyn jas opgeslagen.
Dank" 11 wel, juffrouw, zei Hol
mes. ik kom misschien nog wel eens
terag.
We zyn er niet veel wyzer op
geworden, Holmes, zei ik.
Neen, we zullen nu eens naar
de Morgue gaan. Vind je 't niet een
stomme streek om die vrouw een
goudstuk te geven? Juist geschikt
om argwaan te wekken.
Een beambte van de Morgue toonde
ons het lyk. Het was volkomen on
herkenbaar, niets dan een walgelijke
massa. Dc kleederen hingen er boven.
Aan de kleeren en aan den
trouwring, heeft men het lyk dadelyk
herkend, zoide de beambte. Maar we
hebben zooeven in den binnenzak van
de jas een brief gevonden, geadres
seerd aan mrs. Roman. Hior is hy.
Ik ga zoo dadelyk naar die dame
toe, zeide Holmes. Geef hem my maar
mee.
Hy onderzocht nauwkeurig de klee
ren.
Vreemd, mompelde Holmes, de
zwart lakenscho jas betastend, er
moet hier een riem of een touw om-
gesnoerd zyn geweest. De indeuking
is nog te zien.
Hy bekeek de plaats nauwkeurig
door een mikroskoop.
Ik zie hier nog vezels van een
touw, mompelde hij.
Het linnengoed werd ook nauw
keurig aan een onderzoek onderwor
pen t was gemerkt met een R., die
gedeeltelijk door het water was uit-
gewischt.
Ziet ge wel, Watson, zeide Hol
mes, alle R's zyn precies op dezelfde
manier afgesloten, de onderste haal
ontbreekt.
En hy teekende op een stuk pa
pier het merk, dat er aldus uitzag: B.
Holmes bedankte den beambte en
we gingen naar mrs. Roman.
Toon we bij haar binnentraden, zat
ze stil te schreien. Ze gaf ons een
wenk plaats te nemen.
Mrs. Roman, begon Holmes, deze
brief is nog op het lyk van uw man
gevonden. Als u hem gelezen hebt,
'zou ik hem zeer gaarne ook eens zien.
"Wij bleven zwijgend zitten, terwijl
de weduwe den brief las. Ik was mee
myn liguur verlegen. Tegenover de
sinart van anderen is men meestal
hulpeloos als een kind. Holmes nam
alles in 't vertrek op.
Ziedaar, mr. Holmes, zeide mrs.
Roman met trillende stem.
De brief was met onuitwischbare
inkt geschreven en bevatte maai'wei
nig regels:
Geliefde vrouw
Wanneer ge dezen ontvangt, zal
ik niet meer zyn. Vergeef mij, ik
heb zwaar gezondigd en my blyft
niets anders over dan de dood.
VaarwelUw
HENRY.
Londen, 11 Sept. 1897.
Ge herkent dit als 't schrift van
uw man. mevrouw vroeg Holmes.
Zeker, liet is zijn gewoon hand
schrift.
Mag ik dezen brief een paai' uur
hebben
Als het moet, ja.
Het is van belang. En Holmes
sprak nog eenige onverschillige woor
den. Hij raadde de ongelukkige vrouw
aan, te werken om eenige afleiding
te vinden.
U werkt veel met de naald, niet
waar mevrouw?
Ik naai alles zelf, wat ik noo-
dig heb.
Dat zie ik. Er ligt daar nog
linnengoed, waar u zeker aan bezig
bent. Keurig genaaid, dat merk is er
ook netjes opgezet, voor zoover ik er
over oordeelen kan. U merkt altijd
rood, nietwaar?
Hoe weet u dat?
O, u hebt een goede smaak.
Rood is het mooist. Op dien Zaterdag
verwachtte gij uw man zeker met het
eten thuis, mevrouw, als ik u nog
een vraag mag doen?
Ja, hij zou alleen wat later thuis
komen, omdat hij by Barnes een bor
rel wou gaan drinken.
Zoo, ik ga even naar mr. Barnes
toe. Hy zal me misschien inlichtingen
kunnen geven.
Holmes, zeide ik, toen we bui
ten kwamen, ik zie aan je heele ge
zicht dat je een spoor hebt.
Ja, maar 't is zoo vaag, dat ik
er me niet over uitlaat. We gaan even
naar myn kamer.
Zoodra Holmes thuis was, begou
bij den brief nanwkeuiig te bekijken.
Ziet ge wel, Watson, de schrij
ver van dezen brief was linksch.
Ik moet bekennen, dat ik het
niet zie.
Aau liet schrift kunt ge :t ook
niet zien. Maar hier is een flauwe
druk van de hand, die 't papier by
het schrijven vasthield. En die is aan
den rechterkant. Als men links is,
houdt men 't papier met de rechter
hand vast, natuurlijk. Hier, met 't
microscoop kunt ge 't duidelijk zien.
De schrijver had vochtige handen.
Nu, 't is geen wonder, dat men wat
zenuwachtig is by 't schrijven van
zoo'n brief.
Eigenaardig, vervolgde Holmes.
De brief is met onuitwischbaren inkt
geschreven. Ge zult zeggen, dat 't
heel natuurlijk is, omdat die brief
anders door 't water onleesbaar zou
worden. Maar iemand die zelfmoord
wil plegen, zal daaraan niet denken,
evenmin als om er een datum onder
te zetten.
Maar wat wilt ge daarmee zeg
gen?
O, voorloopig niets, zei Holmes
op een eigenaardigen toon. Ha, daar
is een briefje van Mr. Barnes. Hij
schrijft, dat hij ons vandaag niet ont
vangen kan. lk stel me toch voor, er
heen te gaan wat hy kan meedee-
len, is misschien van te veel belang.
Watson, ik moet nog even uit om een
en ander to informeeren. Om een uur
of twee Kom ik je halen. Blijf hier
koffie drinken, de juffrouw zal als een
moeder voor je zorgen. Tot straks.
Ofschoon Holmes niet te veel van
zijn hospita bleek gezegd te hebben,
zat ik hem toch ongeduldig te ver
wachten. Langer dan een uur liet by
me in spanning.
Zeg eens, zei hij, op roastbeaf
aanvallend, die op tafel stonddie
Mr. Roman was niet linkschik heb
't onderzocht.
Maar daaruit zou volgen
Dat een ander dien brief ge
schreven heeft, wil je zeggen Mis
schien wel. Komaan, we moeten spoe
den op 't pad.
Na met merkwaardige snelheid ge
luncht te hebben, stak by zyn revol
ver in zyn zak. Ik heb goede hoop,
Watson, zei by, terwyl we opstap
ten. We gaan eerst even naar Mr.
Barnes.
't Huis waar deze woonde, was
een oud, vervallen gebouw in een
achterbuurt.
Een rare residentie voor een
student, zei Holmes. We zullen nog
maar uiet aanschellen. De achterkant
moet op de Theems uitkomen. Dat
moet ik eerst eens zien.
Wy liepen door een ander steegje,
tot we aau een brug over de rivier
kwamen.
j uist, daar woont by. Schilder
achtig hè, die huizen oprijzende uit
't water. Een hoekje van Venetië.
Nu moeten we even op de kamer van
Mr. Barnes zyn.
Meneer is uit, zei een niet bij
zonder zindelyk uitziende jufirouw,
die ons de deur opende.
We komen om den patient van
meneer even te zien, juffrouw. Er is
hier immers een lieer, die aan slaap
ziekte ljjdt?
Jawel meneer. Weet u er van?
Ik ben zijn broer, dus ik zal 't
wel weten.
Maar ik mag er niemand bij
lateu.
Dat begryp ik wel. We moeion
alleen even op meneer's zitkamer zyn.
De juffrouw, blijkbaar ons nu ver
trouwend, bracht ons boven.
Een echte studentenkamer, Wat
son. zei Holmes. Hm, dat is een groote
tiescli morphine. Die Barnes is zeker
afschaffer. Kylc maar eens wat een
flesschen melk. Een zeer verstandig,
jongmensch. Ga je mee, Watson, ik
"heb" liet al gezien. We zyn hier dicht j
by Robbers, is 't niet?
Bedoel je dien handelaar in lij- j
ken
Jawel, en in geraamten, armen,
beencn. enfin, al wat een weetgierig
arts of student maar verlangen kan.
We loopeu er even lieen.
Wat drommel heeft die er mee
te maken
Je zult het gauw weten. Daar
zyn we cr al.BoDjour, Robbers, gaat
de affaire goed?
'i iSchiktnogal, meneer Holmes.
Ja. maar alle klanten zyu niet
tevreden. Meneer Barnes pruttelt over
dat lijk, dat jo hein geleverd hebt de
vorige week.
Het was toch precies de lengte
vyf voet zevtn, en ook de kleur van
haar, meneer.
Zoo. enfin, een volgenden keer
beter. Een handig jongmensch, die
Barnes, he? Maar hy heeft er by
zijn studie wel eens last van, dat hij
linksch is, geloof ik.
Ocli waarom, meneer? Dat maakt
geen onderscheid
- Soms wel. Nu, bonjour, Rob
bers. Zie zoo, Watson, de zaak is
gezond. Ik kan me het genoegen
riiet ontzeggen, even naar mrs. Ro
man toe te gaau, om haar te vertel
len, dat tiaar inan onschuldig is.
Heeft hy dan niet gestolen?
Maar waarom dan die zelfmoord?
- Hy heeft geen zelfmoord ge
pleegd. Maar ik moet absoluut zeker
zyn, dat hij nog leeft, voordat ik
daarvan iets aau zyn vrouw vertel.
Dan moet gij haar maar eens voor
bereiden. Je zult. het beter doen dan ik.
Ik begryp er niets van. Waar
is die Roman dan
Hier zyn we by zijn vrouw, zei
myn vriend droog, terwyl hy aan
belde.
Mevrouw Roman, zei Holmes,
toen we by onze cliënte binnen
traden, ik geloof te kunnen bewijzen,
dat uw man onschuldig was. Hoe,
zal ik u voorloopig nog maar niet
vei tellen.
O, meneer Holmes, hoe zal ik
u ooit kunnen danken. Ik wist het,
dat hij nooit zoo iets zou kuDnen
doen, ik heb niet aau hem getwijfeld,
hoe smartelijk en hoe vreemd het ook
is, wat ik ondervonden heb.
Ze zweeg even en ging toen eenigs-
zius beschroomd voort:
Meneer Holmes, ik had het u
eerder moeten zeggen, maar ik ben
onbemiddeld en ik zou Dooit naar ver
dienste
Het is mooi weer, vindtu niet?
viel Holmes droog in. We gaan nu
nog even naar mr. Barnes. Hy zal
ons toch wel beleefd ontvangen
O, zeker, het is een gentleman
in allo opzichten. Hy heeft zoo zyn
best gedaan mij te troosten in mijn
leed.
Nog een vraag, mevrouw. Was
de lengte van uw inan niet vyf voet
zeven
Ja juist. Hoo weet u dat?
Tot ziens, mevrouw.
Ryd even naar het politiebureau,
zei Holmes tegen den koetsies.
Toen wy daar aankwamen, trad hy
binnen en kwam spoedig met een
commissaris terug. Wc reden met ons
drieën naar Barnes.
U" wilt wel even wachten en een
paar minuten ua ons bovenkomen, zei
Holmes tot den beam;te, terwyl hij
aanbelde.
Meneer Barnes is niet te spre
ken, riep ecne stem van boven.
O, dat geldt voor ons niet, zei
Holmes. Hior is de Kamer, nietwaar
juff.ouw
We traden binnen. Barnes, een lang
jongmensch, met een gunstig uiterlijk
trad toornig op ons toe.
Pardon, zei myn vriend. Myn
Daam is Sherlock Holmes, dit hier is
de heer Watson. We zyn vrienden
van mevrouw Roman en komen u om
eenige inlichtingen verzoeken.
Nu u er eenmaal bent, gaat zit
ten, heeren. U vindt me hier in een
schrikkelyken rommel. Daarom had
ik niet thuis gegeven. De zelfmoord
vau myn vriend heeft myn zenuwen
in de war gebracht en ik ben myn
boeltje aanbot inpakken om in een
roisje wat afleiding te zoeken.
Dat kan ik me zeer goed be
grijpen zei Holmes. U moet weten,
ik heb de zaak van dien diefstal tot
klaarheid gebracht. Er blijft nog
maar ëen punt over. Toen Roman
dien Zaterdagmiddag bij u kwam
borrelen, was hjj geheol normaal, Diet
waar
Zeker!
U hebt in zyn borrel opium
gedaau en toen hy in slaap was ge
vallen, hebt u hein behoorlijk vast
gebonden. De dosis opium hebt u
zeker eiken dag vernieuwd
Barnes sprong op als door een ad
der gestoken. Zyn gelaat werd vaal
bleek. Hy strekte de hand uit naai
de tafel.
Doe gCv n moeite, zei Holmes,
zijn revolver voor don dag halend.
Ik zou je toch voor zyn.
Ol> dit oogenblik trad de commis
saris binnen.
Woes zoo goed dezen inau te
arresteeren wegens diefstal in de
Spaarbank.
Barnes strekte gelaten zyn handen
uit, toen de commissaris zyn boeien
te voorschijn haalde. Hy wierp alleen
een blik van machteloozo woede op
Holmes.
Maak |je niet boos, zei myn
vriend goedig. Ik moet zeggen, je
plan was geniaal, en ik heb 't met
veel genoegen gevolgd. Je hebt Ro
man acht dagen verborgen gehouden,
en hem zoolang met melk gevoed.
Verder heb je zijn kleeren aangetrok
ken, je bent den vorigen Zaterdag
avond naar de Bank gewandeld, hebt
met Roman's sleutel de brandkast
geopend en je kans waargenomen. Je
was zoo verstandig, uiet tegen de
vrouw van den concierge te spreken,
want dan zon je stem je verraden
hebben. Maar zijn stap heb jo niet
onverdienstelijk nagebootst
Maar dat lijk. dat opgevisebt is?
viel ik in de rede.
Daar kom ik nu aan, Watson.
Je hebt van Robbers een lijk gekocht,
dat zoowat de lengte had van Roman.
Dat heb jo hier acht dagen onder
water gehoudcu, door hot met een
een touw aan den muur vast te bin
den en in de Theems te laten drijven.
"V ermoedelyk heb je er ook een zwa-
ren steen aan gebonden. Toen heb
je het do kleeren van Roman
aangetrokken, maar 't ondergoed vau
je zelf. Een zekere kiescbheid
eigenaardig, Watson, zelfs deze man
lieeft nog eenige kiescbheid belette
je Roman's ondergoed te nemen. Je
hebt er niet aan gedacht, datjeeigen
goed anders gemerkt was dan dat
van Roman, ai leen heb je de l i's ge
deeltelijk uitgekrabd. Verder heb je
een briefje geschreven en iu den zak
van Roman's jas gestopt. Overigens
heb je zijn hand slecht nagemaakt en
dat was onvoorzichtig. Do vergelij
king met je briefje aan mij heelt me
veel geleerd. Nu blijft alleen de vraag
waar is Roman
Barnes was verpletterd in ecii stoel
achterover gevallen on scheen een
vaag denkbeeld te hebben, dat Hol
mes"de duivel was often iniuste daar
mede verwant. Hij mompelde, dat
Roman op zyu slaapkamer op bed lag.
Dat dacht ik wei. Nu, Watson,
ik geloot, dat ik verder de zaak het
best aan jou kan toevertrouwen. Het
zal wel liet aangenaamste deel van
onze taak zyn. mevrouw Roman voor
te bereiden op het wederzien van
haar echtgenoot. Ik heb geen tijd
meer. Hd.
Een uitstapje in Lombok.
H. schrijft iu de Deli Ct. o. a.
Toevallig brachten zaken mij in de
allereerste dagen van September langs
Ampenan. Nieuwsgierig eens hettoo-
neel te zien, waarop een der ver
schrikkelijkste drama's uit de Indi
sche krijgsgeschiedenis is afgespeeld
en ook erg benieuwd ora eens iets
naders over het pas gebeurde te hoo
ien, besloot ik een kijkje aan den wal
te gaan nemen.
Hoe mooi ligt Ampenan, van de
reede uit gezien De mooie wolken wa
ren blauwgrijs in den ochtend, en hoe
rustig en veilig zag de stad er uit,
met de gouvernementsgebouwen en
den vlaggenstok, waarvan botNeder-
landsch gezag wappert! En om dat
zoo vredig lijkende stadje, overal in
het rond de fijne palmen, met hun
waaierkronen zoo rank en teer tegen
de lucht! En een heerlijk koele mor
genwind vol frischbeid en sterkte.
Het leek daar wel als een heel lief
en vriendelijk rustoord vóór my te
liggen.
Met een vlerkprauwtje gingen wij
ik was met. een vriend aan wal
en stapte af bij een Hinken ijzeren pier.
Toen door een erg op een Holland-
scbe dorpsstraat gel jjkenden weg naar
Kapitan. Vóór wy aan de benting
kwamen, gingen wij langs een drukke
passerstraat, waar een bijzonder leven
dig vertier heerschte. Daar er geen
hotel was, stapten wy voorloopig af
bij een Chineeschen handelaar, die
ions door een bevriende firma elders
was aanbevolen. Eu daar begon ik
den gestaarten gastheer, die een der
grootste handelaars is van Ampenan,
eens uit te vragen over wat hy dacht
van Baliërs en Sasaks. Over de Baliërs
was hij vol lof. Zij waren soliede han
delslui, eerlyk in 't betalen, met wie
hij uitstekend zaken kou doen, en
dien hy gerust crediet kon geven.
„Maar ik geef geen tien gulden
crediet aan een Sasak5', zeide hy:
„de Sasaks zijn luiaards en dieven
en zy betalen niet." Dit teekent
dunkt my.
De Chinees bezorgde ons een. kleine
deeleman met twee paarden, en nu
gingen wy over een brug (over de
Djongkok, vermoed ik) langsdehou-
ten benting, waarom ijzerdraadver
sperring, en langs een paar zeer net
en confortabel uitziende woonhuizen,
tot voor de sociëteit, waar wy even
uitstapten. Een erg primitief, maar
gezellig gebouwtje hoofdzakelijk van
hout en bamboe. Het zag er van
binnen netjes en comfortabel uit
en zelfs was er een goede pianino.
Maar er was geen sterveling te zien.
De mandoer vertelde ons, dat er alleen
's avonds wel eens bezoekers kwamen.
Er vlak naast is het kantoor van
den assistent-resident, waar wy even
binnengingen, om wat inlichtingen to
vragen omtrent den to volgen weg
naar Matarara en Tjakra Negara.
Wij vonden den geachten dignitaris
bezig aan de gewichtige manipulatie
van geldtellen. Een hoop rijksdaal
ders, guldons en kwartjes lagen voor
hem uitgespreid meer dan ik,
arme, ooit tegelijk bezeten heb
en hij troonde daarboven op een stoel,
als een machtige Mammon. Wij tra
den eerbiedig binnen en stelden ons
zoo beleefd mogelijk voor.
„Is het vergund naar Matarara en
Tjakra te gaan?" vroeg myn vriend.
„Waarom vraagt u dat zoo vroeg
de geldtellendewaardigheidsbekleedor
op gest rongen toon. „Ja, wij konden
wel naar Tjakra en Mataram, maar
niet verder in het binnenland", werd
ons gezegd.
En nu ging het den weg naar Ma
taram op.
Wat een weg! Prachtig en nog
eens prachtig! Wat een beschaafd
volk moet het geweest zijn, dat dezen
weg heeft aangelegd.
Links golfden hoog in de lucht de
blauwe bergen van Lombok, en rechts
waren groene sawahs. Onze deeleman
ging zonder een enkel stootje over
den gladden uitstekenden onderhou
den grond.
Er waren veel inlanders op de been,
in kleurige zijden baadjes, meest rood,
groen en geel, en met enorme krissen,
eigenlijk kleine zwaarden, op den rug.
Het was, hoorde ik. Nieuwjaarsdag,
cn ieder was in zijn beste plunje.
Wy werden niet onbeschoft, maar
toch onverschillig aangekeken.
Toen wy een eind ver waren ge
komen, wees de koetsier ons een reeks
afgebrokkelde muren, waarin nog
schietgaten waren te zien. Hier was
vroeger „prang basar" geweest, zeide
hy en de compagnie had alles ver
brand. En die weinige muurtjes, waar
al welig onkruid tusschen opschoot,
waren de restantjes van gelieele kam
pongs. Waar do weg nu open tus
schen de sawa's en planten liep, had
den vroeger aan weerszijden rijen
huizen gestaan.
Na ongeveer een half uurtje rijden
passeerden wij het huis van den on
langs vermoorden controleur Van der
Hout, cn toen een benliug.
„Dit is Mataram" zeide de koetsier.
Maar behalve die benting en dat
controleurshuis, met nog wat in aan
bouw zijnde loodsen, was er totaal
niets te zien. Mataram is geheel ver
woest. Alles is neergehaald, de ge
lieele Vorstenstad, er is niets meer
van over. Men moet er geweest zijn
oui een idéé te hebben van de ver
schrikkelijke vernieling.
Een eind weegs voorbij de benting
gekomen, vertelde de koetsier ons,
dat een groot generaal begraven lag
bij een Dewatempel.
'De toegang daartoe is allerprimi-
tiefst.
Eerst over ecne kleine kalie, rechts
van den weg, waar een gladde boom
stam over ligt, die een balsbrekeuden
overtocht aanbiedt, en dan door een
smal paadje midden iu planten en al
lerlei onkruid. En hier staan restan
ten van met granaten doorboorde en
half omgehaalde muren. Wij gingen
door een heel sierlijk, maar ook half'
vernield poortje binnen. Op bet bin
nenplein een paar boomen, en verder
alles gruis en puiu. Overal stukken
muur, met bressen.
Dit is de ruïne van den Dewatcm- j
pel, waar de stervende generaal Van
Ham werd binnengedragen.
Niet binnen, maar op zijde van den
tempel ('le Zuidzijde meen ik) buiten
deu muur. is het graf van Vau Ham,
behoorlijk met een steen bedekt„ en
met een sierlijk lick er om heen. Ken
grafkrans achter glas was er op
neergelegd, en het zag er net. cn een
voudig uit.
Een kort grafschrift, enkel ver
meldende naam en datums is in den
steen gesneden.
Een kleine ruimte scheidt dit graf.
van een ander, waarin achttien min
deren |liggen begraven. Een schoone
rustplaats voor krijgers, naast den
tempel, waarin zij eens een toevlucht
zochten, en die later door hun mak
kers by de overwinning is vernield
Ook hier en daar langs den weg
had ik reeds grafsteenen en opschrif
ten opgemerkt.
Men wil thans al die lijken op een
plaats, een net kerkhof, bijeenbren
gen. Maar zou dat niet jammer zijn
fs niet voor hen de roemrijkste plek,
waar zy met de wapenen in de hand
zyn gevallen
Na oen kwartier rijdens. en na nog
eenige ruïnes gepasseerd te zyn, kwa
men wy in Tjakra, en op de beruchte
paset', waarnaast, het bivak van gene
raal Vetter gelegon heeft. De
poeri van den Vorst daartegenover,
en de Dewatempel er naast zyn weer
vernield, maar toch is er nog ge
noeg van over, ook van de kampong-
muurtjes in het rond, om te doeu
zieo, in welk een muizenval wy daar
geweest zijn.
Er was geen enkel plekje, van
waaruit wij niet bedreigd werden, en
als lammmerjes zyn wij in het slacht-
hok gaan liggen. Men moet er zelf
geweest zijn om er een idee van te
hebben, en een rilling bevangt u by
't denkbeeld, dat onze dappere sol
daten, vertrouwende op het
van andereu, daar zoo gewill
gehoorzaam in de fuik zyn gc
Maar laat ik my niet hierin v
pen. Waarom echter zou to
les zoo woest vernield zyn Mei
den Dewatempel zien naast het i
I).it moet een machtig kuus
zijn geweest. Stukken muur zij
heel en hier en daar een pc
Wat een keurige poortjes me
wachter aau weerszijden van d
gang, met prachtig gestyleerde de
vol fijn teer houtsnijwerk. Hoi
voudig en statig van lijnen
En dat alles vernield, vergruist
spliuterdBinnen den tempei
schen vuilnis en gruis, liggen g<
beelden van steen, als doóde ko
sommige zonder hoofd, enkele
gaaf, en hier cn daar koppen, a
boenen, stukkeu lijf. Iu de i
groote bressen en gaten, overal
nen en vuil, een ruïne, alsof gi
daar uog de oorlog woedde,
kon het niet helpen, maar ik sclu
my een beetje dat zóóveel mooi
brutaal vernield was, zelfs al
zóóveel reden voor wraak gewe
Ook van de poeri aan deove
was niet veel meer over dan wat r
Gelukkig is de mooie tuin int
vyver naast liet lustslot ges|
Door weer zoo'n mooi poortje
men in een tuin, die op een f
lijkt uit een Arabisch sprookje
Heel eenvoudig van aanleg,
grandioos.
Niets dan een wijde ruimte
ten door muren in het vierkan
liet midden een prachtige, li
vyver, en iu dien vijver ecu 1
vierkanten gebouwtje, ais een
koepel, meer niet. Maar hoe li
stemmig de stille boomenk
overal achter de muren, een
ry palmen en andere boomen,
plechtig hun bladerkronen uitsp
overal in het rond.
En die stilte daar, over dat:
klare water. Om het vierkant
peltje midden in den vyver
groote beelden, loopen zeg ik.
het gebaar, waarmede zij' de
uitstrekken en de houding i
hun lijf staat is zóo lucht en
lig, dat het is of ze heel zacht
uitgaan. Wat een lijn voelend h
moet het geweest zijn, die di
zoo deed aanleggen!
Den vyver langs wandelende
wij in eens op een verhoogin;
ons een gebouwtje, waarvoor e
passer liep, een geelvink
herinnerden ons, dat ons gezegi
dat de resident hier was. Öfi
wel een beetje afgeschrikt dt
beleefde bejegening van den g
lenden assistent-resident, beslob
het er op te wagen en o..s
melden. De oppasser diende o
en de resident kwam uit zijl
toor.
Een groote. rechte gestalte
een bleek, sprokend gezicht ei
name manieren. Een -vastberadei
gieke trek op dat gezicht en een
kalmte.
Hy zag erg bleek, en was bli
nog onder den indruk van de r
catastrophe, maar hy sprak k;
trachtte met een onbeweeglijk g
de emotie te verborgen.
Wel dc man om in gevaarlij
deu. in een gevaarlijke omgevii
koelbloedigheid te behouden, c
door niets te laten verbouwci
maar precies kalmweg te doe
hy noodig vindt!
De resident bleek de meenii
deu Chinees te deeleu. De I
zeide hy ons, waren oprecht en
ej loyaal van karakter, maar
saks onbetrouwbaar.
Nu, juist bij het innen van
lasting, bleek het, dat ook t
de Baliërs, ook bij het innen
lasting, wel eens hun geduld
proef zagen gesteld, en het w
ook geen wonder, dat zij dan w
tot tiet uiterste waren overgi
en wreede maatregelen haddi
nomen.
Na den moord op Van dei
hadden de Baliërs zelfs aang
de schuldige Basaksche kamp
tuchtigen, maar dit had men i
lyk moeten afslaan.
Het verwonderde ons, dat z
na de catastrophe de residen
zoo geheel alleen, enkel rnetei
oppassers, daar zoo in 't hart
Tjakra Negara zetelde.
Blykbaar sliep hy er ook,
naast liet; kantoor was een sla
trek. By een eventueelen opsla
by daar weerloos tusschen d
muren. Maar or was geen q
of liet; was veilig, zeide de re
Het gebeurde in Beseleli was
een amokpartij geweest, aangez
oen ouden fanaticus, een sol)
arm, oud stumpertje, dat hij be
had, toen hy hem na de tue
dood aan zyn voeten had zien
Hy dacht toon hy hém het eei
dat het een arme stakkerd tv
met ongeluk getroffen was, ma:
bleek liet de hoofdleider te z\
Toen wy opstonden namen
indruk mode, dat elke resides
lukkig zou zijn. zulk een ini
beschaafd menseh tot bestum
te hebben.
Wy liepen nog geruimen
den vijver vol bewondering. E
veel mooier poortje dan bet t(
geziene gaf toegang tot een w
den koepel in het midden.
Voor den ingang van den
liggen twee mooie, steenen le
van een stijl, die aan Japan
Chineesch herinnert.
De vierkante koepel zelf
juweeltje.
Het dak van boven is ma
bewerkt en beschilderd, en I
pilaren, die het dragen. I
Ik hoor dat dit mooie gebl
in dien statigen vyver thans tl
gaderzaal dient, waar deresidf