Hengelaars.
i.
Door liet wyd-openstaande venster
van de herberg „Het vroolyke baarsje"
had men het gezicht op de groen-
omzoomde oevers van de kronkelende
rivier. Hooge populieren en grillig ge
vormde wilgen stonden langs de oevers
en verfriscoten hunne wortels in het
heldere water. Een fiauw zuchtje wind
deed de bladeren der hoornen zachtjes
ru:sc.hen en de lucht trilde van de
ontzettende warmte. De onbarmhar
tige zomerzon goot haar brandeudo
stralen op het kleine plein voor de
herberg, waar eenige vrouwen met
roodgcblakerde halzen en armen haar
wascbgoed reinigden.
In de gelagkamer van „Het vroo-
lijke baarsje" zat een jongmensch,
achter een glas wjjn, waarvan hij van
ty 1 tot tyd met zichtbaar welbeha
gen dronkeen schildersdoos, een
schildersezel en een parasol, alles bytrokken", maar hy wist de geheimen
elkander gehouden door eenige riemen, van het vakhy sloeg den „korpel"
deden vermoeden, dat de jónge man zoo vast als een muurAhhet was
„naar de natuur" schilderde gedurende een gedenkwaardige stryd, die dooi
de uren dat de zou minder kwistig' de geheele bevolking werd bygewoond,
met hare warmte was. In de deur- want hy duurde wel drie uren.
opening van de herberg verscheen na Ja mynheer, drie uren lang deed
eenigen tyd een door de warmte rood-1 ik niets dan vieren en weer inpalmen,
opgeldazen hoofd, druipend als een Men ging in de naburige dorpen eenige
bal smeltende reuzel, half verborgen I groote liefhebbers waarschuwen om
niet bemerkt had en waar een reu-
zenvisch een monsterachtige kar
per - aan twee stevige, in den muur
Gevestigde krammen te pronk was
gesteld.
Wat zegt u van dat beestje,
mynheer vroeg de visscherhet dier
woog vyf en veertig pond. Met één
hap'zou het een klein kind hebben
geslikt. Er zyn kalveren, mijnbeer,
die zoo zwaar niet zyn."
De herinnering aan de worsteling
bracht den visscher in geestvervoe
ring. Hij (beschreef met levendige
kleuren de plaats en het uur van de
gedenkwaardige vangst, hoe het mon
ster eerst precies als een bedeesd
voorntje aan den „errepel" zoog. Het
dier wantrouwde de zaakmaar het
had met een snaak te doen, die hem
liet aas zoo verleidelijk onder den
neus wist te houden dat de gulzig
heid van het beest zijne voorzichtig
heid tot zwygen bracht, zoodat het
monsterdier plotseling „doorbeet". Een
ander, eon nieuweling, een gelegen-
heidsvisscher had „den boel stuk ge-
door een rooden zakdoek, die onder
de kin was vastgemaakt. Metloomen
tred volgde de rest van het lichaam,
een kort dik bovenlijf en een paar
korte beenen. Het geheel behoorde
aan een hengelaar, die lusteloos met
de attributen zijner liefhebberij naar
binnen zwoegde.'
De zweetende en blazende visscher
had nog kracht genoeg om aan de
dienstmaagd, die bij zyne binnenkomst
was toegesneld, een glas bier te be
stellen, dat hij in één teug ledigde en
weder liet vullen. Vervolgens knoopte
hy den zakdoek, die zijn hals tegen
de brandende zonnestralen had beschut,
los en veegde daarmede het zweet af,
dat met stralen over zyn gelaat liep,
tengevolge der onmiddellijke werking
van het bier, terwijl hy mopperde:
OefHet is om te bezwijken I
De schilder beschouwde deze op
merking als de inleiding tot een ge
sprek en deed de trad itioneele vraag:
Willen ze nogal bijten
De visscher antwoordde plotseling,
alsof hy de vraag verwacht had Hoe
kunnen ze byten met zulk een honds
dolheid-temperatuur De visschen
bezwijken van de warmte I Het water
is zóo warm, dat de beesten er mis
selijk van worden. Zij hebben net
zooveel trek als het uithangbord
„Het vroolyke baarsje". Verbeeld u,
ik had een mooi plaatsje in de scha
duw het is vervelend, dat daar ieder
oogenblik je tuig in de boomen raakt
maar je hebt kans, om er tenminste
nog centje te snappenwelnu nu
heeft de oude Matthys mijn plaatsje
op een slinksche manier ingenomen
myn plaats, waar ik acht dagen ge
voerd heb, waar ik meer dan twaalf
stuivers gekookte zemelen en aard
appelen heb liggenWaardoor om
dat hy een neef van den veldwachter
isEn dat noemen ze een vrij land.
De schilder trachtte den misnoeg
den hengelaar zoo goed als hy kon
te troosten en wees hem er op, dat
hy toch niet altijd zoo onfortuinlijk
uit hengelen was geweest. Want,
voegde hij er bij, ik zie aan uw door
tastend en vastberaden gelaat, dat ge
op het gebied van hengelen een mee's-
ter moet zijn.
Ik. mynheer, zeide deze. ik
ben de koning der visschers in deze
landstreek. In het vangen ben ik on
geëvenaard: alle couranten hebben
over my gesproken. Kijk, de waard
van „Het vroolijke baarsje" heeft hem
door een naturalist laten opzetten.
En met den vinger wees bij naar
een min of meer donkeren hoek van
de gelagkamer, dien de schilder n-'g
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCLXLI1I.
„Fidelio," zei Wouter, toen hy Vrij
dagmorgen by my binnenkwam met
een arm vol pakjes, „ik ben aan 't
Sint Niklazen geweest."
„Jij?" vroeg ik verwonderd, want
hii heeft kind noch kraai op de wereld.
„Waarde vrind, voor wien heb jij
nu wel Verrassingen te koopon
..Dat zal ik je straks vertellen,"
zei hy, legde zijn pakjes op tafel neer
met een zorg alsof ze alleu glazen
sigarenpijpjes bevatten en viel toen
op een stoel neer. „Dat zal ik je zoo
meteen wel vertellen," herhaalde hy,
„maar voordat ik daaraau toekom heb
ik jou nog wat te vragen."
„Is 't een hatelijkheid?" vraag ik,
„hou dan de vraag maar voor je, want
daar ben ik niet van gediend. Zie je
Wouter, je bent hier nu eenmaal,
laat ik dan van de gelegenheid ge
bruik maken om een steentje by te
dragen tot je maatschappelijk welzijn.
Je hebt soms zoo 'n gewoonte om te
zeggen, dat dit of dat niet waar is.
I)at is een fout. Je moet zeggen, dat
het minder juist is. Dat komt wel
zoo wat op 't zelfde neer, maar 't
klinkt heel anders. Beter nog is het
om te spreken van een eenigszins
onjuist standpunt, of van een eenigs
zins ongemotiveerd inzicht. Kyk,
wanneer je dergelijke termen gebruikt,
dan neemt geen sterveling je zooiets
ooit kwalijk, je brengt hot ver in de
wereld, je wordt lid van allerlei mo
gelijke en onmogelijke colleges, komt
minstens twaalf keer in 't boekje van
Janssen van Raay voor en als je dood
bent, dan komen er van al die twaalf
hen van het schouwspel te doen ge
nieten. Eindelijk haalde ik hem eruit
en de oever daverden van een lang-
aanhoudend gejuich.
De schilder putte al zijn welspre
kendheid ter eere van den overwin
naar uit, maar deze stond een weinig
verontrust op om heen te gaan.
Ik zie daar den ouden Matthys
aankomen, zeide hy. Ik ken mij zei
ven: ik ben erg driftig en in staat
om hem myn wormenbak met huid
en haar te laten iuslikken. Ik houd
er echter niet van, mij door mijn ge
rechten toorn te laten vervoeren. En
zelfs voordat zyn toehoorder hem met
een welwillend gebaar had kunnen
groeten, verdween by door een ach
terdeur, terwijl een groote stevige
kerel, zoo mager als een brandhout
met loomo schreden de herberg bin-
nensleuterde.
Hy was evenals de andere, voor
zien van de noodige gereedschappen
tot het verschalken van de bewoners
der wateren.
Wel, willen ze het nog al doen
vroeg de schilder.
Geen stootje gezienantwoordde
Matthys lakonisch.
Ik heb zooeven een van uw colle
t's gesproken, die ook niet gelukki
ger geweest is.
Wie dan?
I k weet zyn naam niet; het was
een dikke kerel.
Die geen haartje meer op zijn
knikker heeft?
Ja.
- Dat is een oude stommeling, een
ezel
Toch zoo dom niet als men zulk
een karper weet te vangen.
Hé?... heeft hy dien „korrepel"
gevangen, hy? De oude Matthys
barstte in een hoocend lachen uit;
daarna zeide hy op een toon van ver
achtelijk medelijden:
En zjjt ge zoo mal geweest om
het te gelooveu Als hy een voorntje
vangt, dan maakt hij een leven of de
wereld vergaatHy, die den ..korre-
pel" gevangen heeft, kyk hem in zijn
gezicht, mynheer; het is de man, die
voor u staat.
Ik vraag u wel exuus, maar uw
collega sprak toch zoo met overtui
ging
Laat hem naar den duivel loo-
pen met zijn opsnijderij. Hy heeft u
iets op de mouw gespeld. Kyk, als
ge u een weinig uit het raam buigt,
zult ge de plaats zien, waar deze
reusachtige karper tusschen het riet
verscholen zat. Ik had er al lang aan
getwijfeld en had ray vast voorgeno
men, hem met den baak kennis te
laten maken. Ik behoof u niette ver
tellen, dat ik last met den sinjeur had,
daar men ieder oogenblik in de boo
men verward kon raken.
Indien de eerste visscher pompeuze
overdreven termen by zijne redevoe
ring gebezigd had, wist de tweede
De schilder, die nu niet meer
wist wien hij gelooven moest, trachtte
eerst de ontketende jeugd weder tot
bedaren te brengen en maakte ver
volgens zyn twijfel aau den berber-
gier kenbaar. Deze was echter niet
van zijn stuk te brengen en begon op
een hengelaarshartroerende wjjze te
verhalen, hoe hij den reuzenvisch had
bemachtigd. Toen hy by hettreifend-
door een sobere, kort maar zakelijkesie gedeelte hoe hy het dier aan
beschrijving de balans der oprechte j den haak sloeg in het vuur zijner
waarheid naar zijne zijde te doen rede, geducht met de armen zwaaide
overhellen. Hy vertrok met deze woor- gebeurde er iets ontzettends. Dooi
den I een heftige beweging vloog het stuk
Wacht u, jongmensch voor leu-in kwestie uit dc krammen, die het
vasthielden en viel met een smak op
den grond waar het o, verbazing!
in duizend scherven uiteenspatte.
Do reuzenkarper was van gips ver
vaardigd
snoevers. Als gij myn
Teeftyd zult bereikt hebbon, zal het
u niet moeilijk vallen de leugenaars
op het eerste gezicht te onderschei
den van de lieden, die nog nimmer
van het pad der waarheid zyn afge
weken. jünder deze laatsten kunt ge
my rangschikken.
Daar twijfel ik geen seconde
aan, antwoordde de schilder, die
eenige minuten later uit alle macht
den waard aanspoorde om wat spoed
te maken met het middagmaal, dat
hy reeds meer dan een half uur ge
leden besteld had.
III.
Daar ben ik ik kom alriep
de kastelein, die by na in slaap was
gevallen, maar ik hoorde u in de
keuken met de gasten praten, waaruit
ik opmaakte, dat ge u niet verveelt.
Onder anderen met een dikken
hengelaar, een vreesolykeu opsnijder,
zeide de schilder.
Dat zou ik meenen
Verbeeld u, hij vertelde my,
dat hij dien karper had gevangen.
Hij?nooit van zyn leven!
Ja, ik ken den liandigen over
winnaar welhet is de oude Matthijs.
Nu werd de kastelein plotseling klaar
wakker; hy sprong op en uitte een
kreet van verontwaardiging.
Oude Matthys 1de oude even
min als de ander!
Maar wat drommelriep de schil
der, wie heeft dan dit kolossaio dier
uit het water gehaald?
De herbergier stond nu op en ter-
wyl hy het hoofd ontblootte, zeide hy
op gevoelvollen toon:
-- Ik mijnheer!... ik zei fin eigen
persoon
Och kom! de oude Matthys
heeft my het geval tot in de kleinste
bijzonderheden verteld.
O, mijnheer, als gij de lieden uit
deze landstreek moest gelooven! Het
is het verdorvenste leugenaarsras dat
de aarde onteert! Bezoek alle wonin
gen tien mijlen in den omtrek en ge
zult geen ons waarheid vinden. Ik
zie, dat gij twijfelt, mynheer, dat ge
my gelijkstelt met deze ellendelingen
O, ge grieft my diep
En de herbergier, wien de tranen
in de oogen stonden,riep zyne vrouw,die
onmiddellijk toesnelde.
Vertel eens aan mynheer wie
dien karper gevangen heeft! verzocht
hy met gesmoorde stem.
Maar jij immers, myn ventje!
Welnu, men wil ray myne over
winning betwisten, myn eer ontstelen
zuchtte de eigenaar van „Het vroo
lyke baarsje".
- Dat is al te sterkbeaamde de
vrouw. En met schelle stem gilde
zy: Clementine!
De dienstmaagd snelde in allerijl
toe en op de desbetreffende vraag
antwoordde zij. alsof zij zich verwon
derde. dat men ook maar eenigszins
aan de waschechte waarheidsliefde
baars meesters kon twijfelen:
Het is onze meester in eigen
persoon, want ik dacht nog, dat hij
een ongeluk zou krijgenhet beest
trok hem bijna de rivier in!
De kinderen, jongens en meisjes,
Droot en klein, kwamen op hetzelfde
oogenblik de gelagkamer binnenstui
ven en gilden in koor, terwijl zy aan
de jaspanden van hun vader trokken:
Vader heeft den „kurrepel" ge
vangen
staan."
dan wel geluid moeten worden
„Wel, by oproer bijvoorbeeld."
„Oproer van wie?"
„Ja van wie? Weet ik van wie?
Weet iemand van wie Niemand weet
van wie, maar daarom is een oproer
toch heel goed mogelijk. Daar heb
je nu bijvoorbeeld de kermisquaesties.
Vroeger hebben ze geprobeerd, de
kermis dood te maken door die in te
korten nu zyn ze bezig, de kra
men en spullebazen meer te laten be
talen. Nu dan. Gesteld, dat ze zoo
veel van die menschen vergen, dat
die het onmogelijk betalen kunnen,
dan loop je al de kans van een op
roer. Vijf en twintig wafelmenschen,
elk met een wafelijzer gewapend, der
tig acrobaten uit de spullen met lange
stokken, veertig koekkramers elk ge
wapend met een koek van het vorige
jaar, dringen in woede naar het bureau
van politie ia de Smedestraat. 't Is
pas twee uur geweest. De eene helft
van de agenten slaapt, de andere helft
is net pas uitgegaan naar de vaste
posten, en de commissaris is achter
gebleven aan 't bureau, met twee in
specteurs en anderhalven adjunct,
een grooten en een kleinen. Verbeeld
j'e dien toestand. Wat moet, vraag ik
jon. het wettige gezag dan anders
doeu, dan de klok luiden, om de agen
ten by elkaar te krijgen?"
„Beste vrind," zei Wouter, „dan
weet ik een veel beter middel, 't Bu
reau van de telephoon is vlak boven
het politie-bureau, niot waar Welnu,
.je stuurt een adjunct naar boven met
de complimenten, alsdat er groot ge
vaar is en of juffrouw Kruismau eens
zou willen telephoneeren naar de ca-
valeriekazerne om zes man met een
wachtmeester. Dan ben je veel eerder
klaar. Neen, die toren is niet alleen
om er de klok in te hangen. Kan ze
(ook moeten dieneu; om boven op den
J 'En in welk noodgeval zon dezeklo^omgang een politieman te posteeren
Wouter keek mij eerst strak aan.
tuurde toen een poosje naar buiten
en zei eindelijk, wijzende op iets dat
op straat bewoog „Zon je me ook
willen zeggen asjeblieft, als 't niet
te veel gevergd is, wat daar loopt
„Dat is een kat," zei ik verwon
derd.
„Neen, pardon" antwoordde hij, „dat
is van jou standpunt bekeken 'vol
strekt niet een kat. I k noem het wel
zoo, maar jy moet daar een andere
omschrijving voor zoeken. Jy zoudt
bijvoorbeeld kunnen zeggendaar
ging een dier, dat niet geheel vreemd
is aan het poesengcslacht; of je zoudt
kunnen verklaren: daar bewoog zich
een viervoeter, die niet geheel vrjj is
te noemen van den eigendom van
scherpe nagels. Maar om om een kat
een kat te noemen, neen Fidelio, dat
past niet in jon stelsel van wereld
beschouwing. Laat zoo iets liever over
aan menschen zooals ik, die volstrekt,
niet gesteld zyn op het bezit van
twaalf lidmaatschappen van besturen,
en by hun begrafenis geen deputation
noodig hebben. Maar ik wil die zaak
niet verder uitmeten. Wat ik je vragen
wou is ditwaarvoor zal. naar jou
meening, de toren dienen die nu aan
liet nieuwe politiebureau ia de Smede
straat zal worden gebouwd
„Dat is nog al eenvoudig", zei ik
pdie zal dienen om er een alarmklok
m te hangen."
„En waarvoor zou die alarmklok
dan moeten dienen ?B vroeg hy verder.
Dat was nu iemand in verle
genheid brengen. „Wel", opperde ik,
waarschijnlijk |om ingeval van nood
de agenten van politie bij elkaar te
roepen."
„Dan toch zeker alleen de agen
ten, die in den omtrek van de Groote
Markt zyn, want veel verder zullen
utxii, uau turnen ei >au ai uic itiaiivi tyu, »uoi miuu nuncu
vereenigingen deputaties by je graf I ze zoo'n klokje niet kunnen hooien.
BINNENLAND
Hotbericht.
Professor Kan gaf Donderdag zyn
laatste les in aardrijkskunde aan de
Koningin. Hare Majesteit vereerde
den hoogleeraar haar portret in lyst.
De Koningin-Regentes benoemde hem
tot ridder in de orde van den Neder-
landschen Leeuw, terwijl dr. Kan
bovendien een souvenir ontving.
Uit de „Staatscourant".
Kon. besluiten.
Toegekend de zilveren eerepenning
als blijk van goedkeuring en tevre
denheid, voor menschlievend hulpbe
toon en een loffe.yk getuigschrift
aan
Emil Jancke, gezagvoerder van het
Duitsche stoomschip „Curonia", we
gens zyn menschlievend gedrag, be
toond bij de met eigen levensgevaar
volbrachte redding, met hooge zee der
bemanning van het Nederlandsche
tjalkschip „Reina Kramer", dat in
Sept. jl., tijdens storm, in de Oostzee
is verongelukt;
en de bronzen eerepenning voor
menschlievend hulpbetoon en een lof
felijk getuigschrift aan
C. A. Gorter, hoofdbrandwacht, F.
Verwey, brandwacht le klasse, en
A. J. J. Hogeman, brandwacht 2e
klasse, allen te Amsterdam, wegens
de met gevaar voor eigen leven vol
brachte redding van een tachtigjarig
man uit een brandend huis in de
Land van Beloftesteeg. in den nacht
van 11 op 12 Sept. 1897
D. A. Wendel, agent van politie
2de klasse te Amsterdam, wegens de
met gevaar van eigen leven volbrachte
redding van een meisje uit een bran
dend huis, in den nacht van 21 op 22
September 1897
Th. van Beckeren, houtdraaier, te
Amsterdam, wegen jle met gevaar
voor eigen leven verrichte redding
van een knaap uit het water van de
Prinsengracht, op 29 September 1897;
J. Dufifie, rijksveldwachter te
Utrecht, wegens de met levensgevaar
gepaard gaande redding van twee
kinderen uit de Oudegracht, op 3
December 189G, en van een man uit
den Catharijneusingel, in den nacht
van G op 7 Juni jl.
Vergunning verleend aan den ma
joor H. T. Chap puis, van het 4de
regiment infanterie, tot het aannemen
en het dragen van de ordeteekenen
van ridder 3de klasse der orde van
den Rooden Adelaar, hem door den
keizer van Duitschland, koning van
Pruisen, geschonken.
Gesteld op non-activiteit de tweede
luitenant D. P. Brondgeest, van
het 5e regiment infanterie, krachtens
punt 4o van art. 37 der wet van 28
Augustus 1851 (Staatsblad no. 128),
met ingang van 6 Januari 1898.
Een defect.
Door een defect aan de machine
kwam de trein van Utrecht, welke
Donderdagavond te 4 uur te Rotter
dam moest aankomen, eerst te 5.48 aan.
met een verrekijker, die in de stad
moet rondzien, of er ook iets misda
digs begaan wordt als de dienstdoende
agent er toevallig mot den rug naar
toe staat Of zou de toren ook moe
ten dienen tot plaats des overpein-
zens, waar de Commissaris zich kan
terugtrekken, wanneer er iets heel
extra-buitengewoons aan de orde is
Ik vond, dat Wouter aan't zeuren
raakte en zei hem dat zonder omwe
gen. „Wat praat je toch die toren
wordt enkel en alleen gebouwd voor
sieraad."
Daar sprong Wouter op van zyn
stoel. Voor sieraad Mensch, schaam
jy je niet? Voor sieraad! Is dat over
een te brengen met een zuinig beheer,
dat er aan gemeente-gebouwen nut-
telooze sieraden zouden worden ge
maakt? En dat zeg jy, die vindt;
dat ik de dingen te veel by hun
naam noem, terwijl ik in 't zweet
myns aanschüus zoek naar ver
klaringen, welk nut die toren wel
hebben kan Neen, Fidelio, ik heb
er wel meer aan getwyfeld of jy ooit
lid van den Raad zoudt worden, maar
nu ben ik er zeker van, zoover breng
je het nooitJy, die van de Raads
leden durft denken, dat zy zoo'n
kostbaar torentje alleen zouden bou
wen voor sieraad, bent niet waard
om ooit op 't gestoelte der eere plaats
te nemen. En dat zeg ik je. word je
ooit eandidaat van den Gemeente
raad, dan zal ik je tegenwerken,
waar ik kan. Ik zal advertentiën
plaatsen, onderteekend Eenige kie
zers ik zal strooibiljetten versprei
den, waaronder staatEen aantal
verstandige kiezers. Je komt er, dat
zeg ik je, nooit van je leven in."
Niet dan met moeite kreeg ik hem
weer tot bedaren. Toen dat eindelijk
na lange vertoogen gelukt was, ging
hy voort„Zoo zie je nu maar, dat
een inensch dikwijls onrechtvaardig
Op 5 minuten afstand van Oudewater
is de zuigerstang gebrokentoen
werd heel langzaam tot Oudewater
opgestoomd, alwaar de sneltrein, van
Amsterdam komende, den geheelen
trein medenam. De 2e sneltrein van
Amsterdam en een gewone trein, als
mede een sneltrein va» Utrecht, heb
ben daardoor ook groote vertraging
ondervonden.
De leeftijd onzer Kamerleden.
De nestor van de Tweede Kamer
is, gelijk men weet, de heer J. H.
Donner, geboren in 1824.
En de benjamin Tbeodoor Matthicu
Ketelaar, geboren 6 Mei 1864.
De jaartallen van geboorte der 100
leden zyn als volgt
Acht leden zijn 67 tot 73 jaren oud
en alzoo geboren tusschen 1824 en
1830. 1 lid in 1824, 1 in 1825, 1 in
1826, 1 in 1827, 1 in 1829 en 3 in
1830.
Negentien leden hebben een leeftijd
van 57 tot 66 jaren en zyn alzoo ge
boren tusschen 1831 en 18402 leden
in 1831, 2 in 1833, 1 lid in 1834. L
in 1835, 2 in 1836, 3 in 1837, 3 in
1838, 2 in 1839 en 3 in 1840.
Een-en-dertig leden zijn tusschen
de 47 en 56 jaren oud en zijn alzoo
geboren tnssciien 1841 en 1850, 4 le
den in 1841, 4 in 1842, 3 in 1643, 2
in 1844, 5 in 1845, 3 in 1846, 2 in
1847, 2 in 1848, 2 in 1849 en 2 in
1850.
Negen-en-dertig leden hebben den
leeftyd bereikt van 37 tot 46 jaren
en zyn alzoo geboren tusschen' 1S51
en 1860 5 leden in 1851, 9 in 1852,
3 in 1853, 5 in 1854, 3 in 1855, 2 in
1857, 9 in 1S58 en 3 in 1860.
En ten slotte zijn er drie Kamer
leden beneden den leeftijd van 37 ja
ren éen van 36, éen van 35 en éen
van 33 jarengeboren alzoo in 1861,
1862 en 1864. Holl
In den leeuw zijn muil.
Uit 's-Heerenberg wordt gemeld:
Het gebouw der Koninklijke Ma
rechaussee alhier is onder één kap
gebouwd met een herberg.
In den nacht van 1 op 2 Decern
ber kwamen met den laatsten trein
in Emmerik een Nederlander, die
vroeger in de buurt van 's-Heeren
berg gewoond had, en een Duitscber.
Beiden maakten een uitstapje uit
de kolenmijnen naar Nederland. Goed
aangeschoten kwamen zy de grens
by 's-Heerenberg over en de Hollan
der bracht zijn kameraad naar de
herberg naast de woning der mare
chaussee. Zyn herinnering liet hem
echter eon weinig in den steek en in
plaats van aan de tapperij klopte uij
aan de woning van den brigadier-
commandant.
Niemand deed open, aangezien allen
reeds naar bed waren.
Toen trachtten de heeren door een
raam binuen te komen, waardoor de
brigadier wakker werd en vroeg wat
zy wilden. Nog steeds meenende dat het
de waard was die tot hen sprak, be
gonnen zij tegen de deur te schoppen
om binnen gelaten te worden.
Een kleine ruk aan de bel was vol
doende om de drie boven slapende
manschappen wakker te krijgen en
toen de deur openging en de' beide
dronken kerels wilden binnenkomeu
om „Schnaps" te drinken, vielen zij
in handen van vier flinke dienaren
der politie.
Hoe het onthaal was bij de uit hun
lap gewekte en daardoor weinig
gestichte mannen laat zich goed be
grijpen. De reizigers kregen logies
ra het daarvoor bestemde bok. De
Duitscher werd 's morgens over de
grens gebracht, de Nederlander den
volgenden dag ontslagen.
Bij dezen laatste werd by fouil-
leering gevonden een ijzeren pin in
den vorm van een wig met twee
scherpe punten, zeer geschikt om
iemand een gevaarlijke wond toe
te brengen. De Duitscher verklaarde
nooit meer in Nederland te komen en
verweet zyn makker, dat hij hem ia
zulk een nette herberg had gebracht
beoordeeld wordt. Ik krijg van jou
een standje, omdat ik gewoon ben
een kat een kat te noemen en toch
ben ik den lieelen morgen ik mag
zeggen op philantrophische manier
bezig geweest. Je vroeg me daar
straks, voor wie of ik nu wel uit St.
Niklazen was geweest. Ik zal het je
zeggen, 't Was voor de leden van
den Raad. Kijk ik vind hei zoo hard,
zoo onbeschrijfelijk hard, dat deze
een en dertig nobele mannen twintig
of vijf en twintig maal in 't jaar met
den lioogen zyden op naar't .Stadhuis
stappen cn daar eenige uren in ernstigen
kout doorbrengen, zonder er eigenlijk
veel dank voor in te oogsten. Nu ja,
wanneer ze dood zijn, komen hunne
medeleden om hun graf staan, maar
ik vraag wat je daaraan hebt als je
dood bent. Daarom wil ik aan som
mige leden van den Raad een St. Ni-
colaas-cadeautje sturen en wel een,
dat toepasselijk is op hun vak of hun
liefhebberij.
Onze Minister van Marine, ik be
doel onze wethouder van financiën,
krijgt dit scheepje cadeau. De vorm
doet een beetje aan de trekschuit
denken, maar dat d- et er niet toe,
aangezien de heer de Kanter toch
met al die nienwerwetsche dingsighe-
den uiet veel op heeft.
Voor meneer Leupeu heb ik een
vouwstoeltje, om te gebruiken in zijn
paviljoentje in den Hout. Meneer van
l.ennep krygt een groote doos met
crayons, ouder voorwaarde dat hy
mijn portret teekent; meneer Krol een
miniatuur-standbeeldje van Frans
Hals, met verzoek het te overhandi
gen aau den inilden gever van de der
tigduizend gulden, die onlangs voor
hét groote standbeeld zyn ingekomen;
aan de heeren van Dieren By voet en
Uuoop Koopmans samen vereer ik
dit nieuwe gastbuisje en meneer van
Thicl krygt een schaakbord, omdat
Leger en Vloot
Koloniaal werfdepot.
In de maand November zijn by het
koloniaal werfdepot aangenomen100
Nederlander-, 21 Duitschers, 14 Bel
gen, 2 Luxemburgers. 2 Zwitsers eu
1 Zweed, totaal 140. Van de ver
schillende korpsen werden overgeno
men 51 onderofficieren en minderen,
zoodat de totale werving 191 bedroeg.
Onder de aangenomenen bevinden
zich 41 miliciens, die voor den tyd van
2 jaar by het Indische leger worden
gedetacheerd onder de overgenome-
nen 5 onder-officieren, die voor 4 en
27 miliciens, die voor eene detachee
ring van 2 jaar by dat leger zijn toe
gelaten.
Aan die 191 personen werd aan
handgeld uitbetaald f 40.697,50.
Naar Oost-Iudië zijn uitgezonden 2„
detachementen met 6 officieren, ter
sterkte van 8 onder-officieren, 3 kor-]
poraals en 137 soldaten; van deze 148j
vertrokkenen waren 124 Nederlanders,
12 Duitschers, 10 Belgen, 1 Zwitser
en 1 Luxemburger.
Uit O.-Iudië repatrieerden 26 en
uit W.-ludië li militairen wegens het
eindigen van hun detaclieeiïngsterraijn
of wel wegens ziekte.
Sport en ftfedstrijden.
Men kan niet ontkennen, dat ons
kleine landje der industrie in dea
uitgebreidsteu zin tegenwoordig be
langrijke diensten bewyst. Door Ne
derlanders of oud-Nederlanders wer
den immers, den laatsten tij i. belang
rijke uitvindingen gedaan.
Thans heeft, naar men meent, een
vroegere bewoner van Nieuwesclians,
de smid Koolman, thans aau gene
zijde der grenzen, in het Pruisische
plaatsje Wyraeer woonachtig, der
rijwielindustrie een belangrijke dienst
bewezen. De Duitsche regeering heeft
hem patent gegeveu voor zyue uit
vinding: een wiel, dat in plaats van
door voetbeweging, door de handen
wordt voortbewogen. Nu zou men
geneigd zyn deze uitvinding van wei
nig belang te achten. Verzekerd wordt
echter, dat met dit rijwiel een ver
bazende snelheid kan worden bereikt.
Een groote firma heeft dan ook reeds
80,000 mark voor de vinding gebo
den.
Maandag begint de veelbesproken
zesdaagsche wedstrijd te New-York,
waarvoor als zekere deelnemers ge
noemd wordenRivierre. Stéphane.
Maurice, Shock, Hale, Waller, Titus,
Julius, Gardner, Davidson, Shenner,
Cartwright, Rice, euz.
Tot lid van het Algemeen Bestuur
van den „A. N. \V. B., afdeeiing
Noord-Holland is gekozen met 190
stemmen de heer G. Groeneveld. De
heer J.Rahusen verkreeg 149 stemmen.
RECHTSZAKEN.
Een slechte zoon.
I
ui
De weduwe S. in de Hoedenma-j.1
kerstraat te Amsterdam heeft eeuP
zoon, die van beroep diamantbewer-P
ker is, doch sedert jaren geen'(
diamantje in handen heeft gehad. jf
Hy werd wegens diefstal veroor- C
deeld tot 1\2 jaar gevangenisstraf?
en kwam na afloop van zijn straftijd!
weer by zyu moeder in huis. Hij hadp
het er goed, maar het scheen in zijnP
aard te liggen de 67-jarige vrouw
voortdurend te kwellen en te plagen, f'
Op een goeden dag kreeg hy het in!
het hoofd den geheelen boedel kort1
en klein te slaan, waarop vrouw S.P
de politie in deu arm nam en den!*
man liet verwijderen. Als berouw-f
hy zoo veel van 't edele schaakspelp
houdt. Meneer Macaré krygt een spoor-)]
wegtannel, waarmee hij Haarlem'sp
noorden met Haarlem's zuiden wilp
vereenigen. Maar voor meneer
iSabelis heb ik een uitstekend
cadeau, dit melkglas,dat een zinspeling
is op zyn glashandel. Meneer Schür-
mann krygt deze verzegelde bus; daar
zit een half kilo gepaste vrijmoedig
heid ik heb in de stad hooren zeg
gen, dat hy daaraan behoefte heeft.
Meneer Waller zend ik een door mij
ontworpen regeling van het onderwysft
in deze gemeente, waartegen niemandji
bezwaren kau hebbon en meneer Hu-I)
geuholtz een houten mannetje en een}
houten vrouwtje, die hy desgewenschti
volgens alle regelen in den echt kanc
verbinden. Meneer de Breuk, die altijd»
aan 't werk is, krygt. een recept, omi!
een verlengstuk aan den dag te zettenj
waaruit dat recept bestaat is myn»
geheim. Voor meneer Loomeyer hebjr
ik een lijstje met vijftig nieuwe ledena:
voor 't Brongebouw, benevens eenp
Üesch Hollandiawater van de aller-è
laatste vulling. Meneer van den Bergt
zend ik een teekening voor het bad-ji
huis van het Witte Kruis en meneei):
Lodewyks een reglement voor eeitf
plaatselyke gezondheidscommissie." 'i
En de andere leden van den Raad
Krijgen die niemendal
„Daar moet ik nog wat voor koo-i
pen. 't Gaat zoo gemakkelijk niet£
ieder iets te geven wat hy kan ge
bruiken. Maar als je eens een goe®
idee hebt voor den een of ander, daD
houd ik me aanbevolen." P
FIDELIO. |l