Hengelaars. i. Door liet wyd-openstaande venster van de herberg „Het vroolyke baarsje" had men het gezicht op de groen- omzoomde oevers van de kronkelende rivier. Hooge populieren en grillig ge vormde wilgen stonden langs de oevers en verfriscoten hunne wortels in het heldere water. Een fiauw zuchtje wind deed de bladeren der hoornen zachtjes ru:sc.hen en de lucht trilde van de ontzettende warmte. De onbarmhar tige zomerzon goot haar brandeudo stralen op het kleine plein voor de herberg, waar eenige vrouwen met roodgcblakerde halzen en armen haar wascbgoed reinigden. In de gelagkamer van „Het vroo- lijke baarsje" zat een jongmensch, achter een glas wjjn, waarvan hij van ty 1 tot tyd met zichtbaar welbeha gen dronkeen schildersdoos, een schildersezel en een parasol, alles bytrokken", maar hy wist de geheimen elkander gehouden door eenige riemen, van het vakhy sloeg den „korpel" deden vermoeden, dat de jónge man zoo vast als een muurAhhet was „naar de natuur" schilderde gedurende een gedenkwaardige stryd, die dooi de uren dat de zou minder kwistig' de geheele bevolking werd bygewoond, met hare warmte was. In de deur- want hy duurde wel drie uren. opening van de herberg verscheen na Ja mynheer, drie uren lang deed eenigen tyd een door de warmte rood-1 ik niets dan vieren en weer inpalmen, opgeldazen hoofd, druipend als een Men ging in de naburige dorpen eenige bal smeltende reuzel, half verborgen I groote liefhebbers waarschuwen om niet bemerkt had en waar een reu- zenvisch een monsterachtige kar per - aan twee stevige, in den muur Gevestigde krammen te pronk was gesteld. Wat zegt u van dat beestje, mynheer vroeg de visscherhet dier woog vyf en veertig pond. Met één hap'zou het een klein kind hebben geslikt. Er zyn kalveren, mijnbeer, die zoo zwaar niet zyn." De herinnering aan de worsteling bracht den visscher in geestvervoe ring. Hij (beschreef met levendige kleuren de plaats en het uur van de gedenkwaardige vangst, hoe het mon ster eerst precies als een bedeesd voorntje aan den „errepel" zoog. Het dier wantrouwde de zaakmaar het had met een snaak te doen, die hem liet aas zoo verleidelijk onder den neus wist te houden dat de gulzig heid van het beest zijne voorzichtig heid tot zwygen bracht, zoodat het monsterdier plotseling „doorbeet". Een ander, eon nieuweling, een gelegen- heidsvisscher had „den boel stuk ge- door een rooden zakdoek, die onder de kin was vastgemaakt. Metloomen tred volgde de rest van het lichaam, een kort dik bovenlijf en een paar korte beenen. Het geheel behoorde aan een hengelaar, die lusteloos met de attributen zijner liefhebberij naar binnen zwoegde.' De zweetende en blazende visscher had nog kracht genoeg om aan de dienstmaagd, die bij zyne binnenkomst was toegesneld, een glas bier te be stellen, dat hij in één teug ledigde en weder liet vullen. Vervolgens knoopte hy den zakdoek, die zijn hals tegen de brandende zonnestralen had beschut, los en veegde daarmede het zweet af, dat met stralen over zyn gelaat liep, tengevolge der onmiddellijke werking van het bier, terwijl hy mopperde: OefHet is om te bezwijken I De schilder beschouwde deze op merking als de inleiding tot een ge sprek en deed de trad itioneele vraag: Willen ze nogal bijten De visscher antwoordde plotseling, alsof hy de vraag verwacht had Hoe kunnen ze byten met zulk een honds dolheid-temperatuur De visschen bezwijken van de warmte I Het water is zóo warm, dat de beesten er mis selijk van worden. Zij hebben net zooveel trek als het uithangbord „Het vroolyke baarsje". Verbeeld u, ik had een mooi plaatsje in de scha duw het is vervelend, dat daar ieder oogenblik je tuig in de boomen raakt maar je hebt kans, om er tenminste nog centje te snappenwelnu nu heeft de oude Matthys mijn plaatsje op een slinksche manier ingenomen myn plaats, waar ik acht dagen ge voerd heb, waar ik meer dan twaalf stuivers gekookte zemelen en aard appelen heb liggenWaardoor om dat hy een neef van den veldwachter isEn dat noemen ze een vrij land. De schilder trachtte den misnoeg den hengelaar zoo goed als hy kon te troosten en wees hem er op, dat hy toch niet altijd zoo onfortuinlijk uit hengelen was geweest. Want, voegde hij er bij, ik zie aan uw door tastend en vastberaden gelaat, dat ge op het gebied van hengelen een mee's- ter moet zijn. Ik. mynheer, zeide deze. ik ben de koning der visschers in deze landstreek. In het vangen ben ik on geëvenaard: alle couranten hebben over my gesproken. Kijk, de waard van „Het vroolijke baarsje" heeft hem door een naturalist laten opzetten. En met den vinger wees bij naar een min of meer donkeren hoek van de gelagkamer, dien de schilder n-'g Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCLXLI1I. „Fidelio," zei Wouter, toen hy Vrij dagmorgen by my binnenkwam met een arm vol pakjes, „ik ben aan 't Sint Niklazen geweest." „Jij?" vroeg ik verwonderd, want hii heeft kind noch kraai op de wereld. „Waarde vrind, voor wien heb jij nu wel Verrassingen te koopon ..Dat zal ik je straks vertellen," zei hy, legde zijn pakjes op tafel neer met een zorg alsof ze alleu glazen sigarenpijpjes bevatten en viel toen op een stoel neer. „Dat zal ik je zoo meteen wel vertellen," herhaalde hy, „maar voordat ik daaraau toekom heb ik jou nog wat te vragen." „Is 't een hatelijkheid?" vraag ik, „hou dan de vraag maar voor je, want daar ben ik niet van gediend. Zie je Wouter, je bent hier nu eenmaal, laat ik dan van de gelegenheid ge bruik maken om een steentje by te dragen tot je maatschappelijk welzijn. Je hebt soms zoo 'n gewoonte om te zeggen, dat dit of dat niet waar is. I)at is een fout. Je moet zeggen, dat het minder juist is. Dat komt wel zoo wat op 't zelfde neer, maar 't klinkt heel anders. Beter nog is het om te spreken van een eenigszins onjuist standpunt, of van een eenigs zins ongemotiveerd inzicht. Kyk, wanneer je dergelijke termen gebruikt, dan neemt geen sterveling je zooiets ooit kwalijk, je brengt hot ver in de wereld, je wordt lid van allerlei mo gelijke en onmogelijke colleges, komt minstens twaalf keer in 't boekje van Janssen van Raay voor en als je dood bent, dan komen er van al die twaalf hen van het schouwspel te doen ge nieten. Eindelijk haalde ik hem eruit en de oever daverden van een lang- aanhoudend gejuich. De schilder putte al zijn welspre kendheid ter eere van den overwin naar uit, maar deze stond een weinig verontrust op om heen te gaan. Ik zie daar den ouden Matthys aankomen, zeide hy. Ik ken mij zei ven: ik ben erg driftig en in staat om hem myn wormenbak met huid en haar te laten iuslikken. Ik houd er echter niet van, mij door mijn ge rechten toorn te laten vervoeren. En zelfs voordat zyn toehoorder hem met een welwillend gebaar had kunnen groeten, verdween by door een ach terdeur, terwijl een groote stevige kerel, zoo mager als een brandhout met loomo schreden de herberg bin- nensleuterde. Hy was evenals de andere, voor zien van de noodige gereedschappen tot het verschalken van de bewoners der wateren. Wel, willen ze het nog al doen vroeg de schilder. Geen stootje gezienantwoordde Matthys lakonisch. Ik heb zooeven een van uw colle t's gesproken, die ook niet gelukki ger geweest is. Wie dan? I k weet zyn naam niet; het was een dikke kerel. Die geen haartje meer op zijn knikker heeft? Ja. - Dat is een oude stommeling, een ezel Toch zoo dom niet als men zulk een karper weet te vangen. Hé?... heeft hy dien „korrepel" gevangen, hy? De oude Matthys barstte in een hoocend lachen uit; daarna zeide hy op een toon van ver achtelijk medelijden: En zjjt ge zoo mal geweest om het te gelooveu Als hy een voorntje vangt, dan maakt hij een leven of de wereld vergaatHy, die den ..korre- pel" gevangen heeft, kyk hem in zijn gezicht, mynheer; het is de man, die voor u staat. Ik vraag u wel exuus, maar uw collega sprak toch zoo met overtui ging Laat hem naar den duivel loo- pen met zijn opsnijderij. Hy heeft u iets op de mouw gespeld. Kyk, als ge u een weinig uit het raam buigt, zult ge de plaats zien, waar deze reusachtige karper tusschen het riet verscholen zat. Ik had er al lang aan getwijfeld en had ray vast voorgeno men, hem met den baak kennis te laten maken. Ik behoof u niette ver tellen, dat ik last met den sinjeur had, daar men ieder oogenblik in de boo men verward kon raken. Indien de eerste visscher pompeuze overdreven termen by zijne redevoe ring gebezigd had, wist de tweede De schilder, die nu niet meer wist wien hij gelooven moest, trachtte eerst de ontketende jeugd weder tot bedaren te brengen en maakte ver volgens zyn twijfel aau den berber- gier kenbaar. Deze was echter niet van zijn stuk te brengen en begon op een hengelaarshartroerende wjjze te verhalen, hoe hij den reuzenvisch had bemachtigd. Toen hy by hettreifend- door een sobere, kort maar zakelijkesie gedeelte hoe hy het dier aan beschrijving de balans der oprechte j den haak sloeg in het vuur zijner waarheid naar zijne zijde te doen rede, geducht met de armen zwaaide overhellen. Hy vertrok met deze woor- gebeurde er iets ontzettends. Dooi den I een heftige beweging vloog het stuk Wacht u, jongmensch voor leu-in kwestie uit dc krammen, die het vasthielden en viel met een smak op den grond waar het o, verbazing! in duizend scherven uiteenspatte. Do reuzenkarper was van gips ver vaardigd snoevers. Als gij myn Teeftyd zult bereikt hebbon, zal het u niet moeilijk vallen de leugenaars op het eerste gezicht te onderschei den van de lieden, die nog nimmer van het pad der waarheid zyn afge weken. jünder deze laatsten kunt ge my rangschikken. Daar twijfel ik geen seconde aan, antwoordde de schilder, die eenige minuten later uit alle macht den waard aanspoorde om wat spoed te maken met het middagmaal, dat hy reeds meer dan een half uur ge leden besteld had. III. Daar ben ik ik kom alriep de kastelein, die by na in slaap was gevallen, maar ik hoorde u in de keuken met de gasten praten, waaruit ik opmaakte, dat ge u niet verveelt. Onder anderen met een dikken hengelaar, een vreesolykeu opsnijder, zeide de schilder. Dat zou ik meenen Verbeeld u, hij vertelde my, dat hij dien karper had gevangen. Hij?nooit van zyn leven! Ja, ik ken den liandigen over winnaar welhet is de oude Matthijs. Nu werd de kastelein plotseling klaar wakker; hy sprong op en uitte een kreet van verontwaardiging. Oude Matthys 1de oude even min als de ander! Maar wat drommelriep de schil der, wie heeft dan dit kolossaio dier uit het water gehaald? De herbergier stond nu op en ter- wyl hy het hoofd ontblootte, zeide hy op gevoelvollen toon: -- Ik mijnheer!... ik zei fin eigen persoon Och kom! de oude Matthys heeft my het geval tot in de kleinste bijzonderheden verteld. O, mijnheer, als gij de lieden uit deze landstreek moest gelooven! Het is het verdorvenste leugenaarsras dat de aarde onteert! Bezoek alle wonin gen tien mijlen in den omtrek en ge zult geen ons waarheid vinden. Ik zie, dat gij twijfelt, mynheer, dat ge my gelijkstelt met deze ellendelingen O, ge grieft my diep En de herbergier, wien de tranen in de oogen stonden,riep zyne vrouw,die onmiddellijk toesnelde. Vertel eens aan mynheer wie dien karper gevangen heeft! verzocht hy met gesmoorde stem. Maar jij immers, myn ventje! Welnu, men wil ray myne over winning betwisten, myn eer ontstelen zuchtte de eigenaar van „Het vroo lyke baarsje". - Dat is al te sterkbeaamde de vrouw. En met schelle stem gilde zy: Clementine! De dienstmaagd snelde in allerijl toe en op de desbetreffende vraag antwoordde zij. alsof zij zich verwon derde. dat men ook maar eenigszins aan de waschechte waarheidsliefde baars meesters kon twijfelen: Het is onze meester in eigen persoon, want ik dacht nog, dat hij een ongeluk zou krijgenhet beest trok hem bijna de rivier in! De kinderen, jongens en meisjes, Droot en klein, kwamen op hetzelfde oogenblik de gelagkamer binnenstui ven en gilden in koor, terwijl zy aan de jaspanden van hun vader trokken: Vader heeft den „kurrepel" ge vangen staan." dan wel geluid moeten worden „Wel, by oproer bijvoorbeeld." „Oproer van wie?" „Ja van wie? Weet ik van wie? Weet iemand van wie Niemand weet van wie, maar daarom is een oproer toch heel goed mogelijk. Daar heb je nu bijvoorbeeld de kermisquaesties. Vroeger hebben ze geprobeerd, de kermis dood te maken door die in te korten nu zyn ze bezig, de kra men en spullebazen meer te laten be talen. Nu dan. Gesteld, dat ze zoo veel van die menschen vergen, dat die het onmogelijk betalen kunnen, dan loop je al de kans van een op roer. Vijf en twintig wafelmenschen, elk met een wafelijzer gewapend, der tig acrobaten uit de spullen met lange stokken, veertig koekkramers elk ge wapend met een koek van het vorige jaar, dringen in woede naar het bureau van politie ia de Smedestraat. 't Is pas twee uur geweest. De eene helft van de agenten slaapt, de andere helft is net pas uitgegaan naar de vaste posten, en de commissaris is achter gebleven aan 't bureau, met twee in specteurs en anderhalven adjunct, een grooten en een kleinen. Verbeeld j'e dien toestand. Wat moet, vraag ik jon. het wettige gezag dan anders doeu, dan de klok luiden, om de agen ten by elkaar te krijgen?" „Beste vrind," zei Wouter, „dan weet ik een veel beter middel, 't Bu reau van de telephoon is vlak boven het politie-bureau, niot waar Welnu, .je stuurt een adjunct naar boven met de complimenten, alsdat er groot ge vaar is en of juffrouw Kruismau eens zou willen telephoneeren naar de ca- valeriekazerne om zes man met een wachtmeester. Dan ben je veel eerder klaar. Neen, die toren is niet alleen om er de klok in te hangen. Kan ze (ook moeten dieneu; om boven op den J 'En in welk noodgeval zon dezeklo^omgang een politieman te posteeren Wouter keek mij eerst strak aan. tuurde toen een poosje naar buiten en zei eindelijk, wijzende op iets dat op straat bewoog „Zon je me ook willen zeggen asjeblieft, als 't niet te veel gevergd is, wat daar loopt „Dat is een kat," zei ik verwon derd. „Neen, pardon" antwoordde hij, „dat is van jou standpunt bekeken 'vol strekt niet een kat. I k noem het wel zoo, maar jy moet daar een andere omschrijving voor zoeken. Jy zoudt bijvoorbeeld kunnen zeggendaar ging een dier, dat niet geheel vreemd is aan het poesengcslacht; of je zoudt kunnen verklaren: daar bewoog zich een viervoeter, die niet geheel vrjj is te noemen van den eigendom van scherpe nagels. Maar om om een kat een kat te noemen, neen Fidelio, dat past niet in jon stelsel van wereld beschouwing. Laat zoo iets liever over aan menschen zooals ik, die volstrekt, niet gesteld zyn op het bezit van twaalf lidmaatschappen van besturen, en by hun begrafenis geen deputation noodig hebben. Maar ik wil die zaak niet verder uitmeten. Wat ik je vragen wou is ditwaarvoor zal. naar jou meening, de toren dienen die nu aan liet nieuwe politiebureau ia de Smede straat zal worden gebouwd „Dat is nog al eenvoudig", zei ik pdie zal dienen om er een alarmklok m te hangen." „En waarvoor zou die alarmklok dan moeten dienen ?B vroeg hy verder. Dat was nu iemand in verle genheid brengen. „Wel", opperde ik, waarschijnlijk |om ingeval van nood de agenten van politie bij elkaar te roepen." „Dan toch zeker alleen de agen ten, die in den omtrek van de Groote Markt zyn, want veel verder zullen utxii, uau turnen ei >au ai uic itiaiivi tyu, »uoi miuu nuncu vereenigingen deputaties by je graf I ze zoo'n klokje niet kunnen hooien. BINNENLAND Hotbericht. Professor Kan gaf Donderdag zyn laatste les in aardrijkskunde aan de Koningin. Hare Majesteit vereerde den hoogleeraar haar portret in lyst. De Koningin-Regentes benoemde hem tot ridder in de orde van den Neder- landschen Leeuw, terwijl dr. Kan bovendien een souvenir ontving. Uit de „Staatscourant". Kon. besluiten. Toegekend de zilveren eerepenning als blijk van goedkeuring en tevre denheid, voor menschlievend hulpbe toon en een loffe.yk getuigschrift aan Emil Jancke, gezagvoerder van het Duitsche stoomschip „Curonia", we gens zyn menschlievend gedrag, be toond bij de met eigen levensgevaar volbrachte redding, met hooge zee der bemanning van het Nederlandsche tjalkschip „Reina Kramer", dat in Sept. jl., tijdens storm, in de Oostzee is verongelukt; en de bronzen eerepenning voor menschlievend hulpbetoon en een lof felijk getuigschrift aan C. A. Gorter, hoofdbrandwacht, F. Verwey, brandwacht le klasse, en A. J. J. Hogeman, brandwacht 2e klasse, allen te Amsterdam, wegens de met gevaar voor eigen leven vol brachte redding van een tachtigjarig man uit een brandend huis in de Land van Beloftesteeg. in den nacht van 11 op 12 Sept. 1897 D. A. Wendel, agent van politie 2de klasse te Amsterdam, wegens de met gevaar van eigen leven volbrachte redding van een meisje uit een bran dend huis, in den nacht van 21 op 22 September 1897 Th. van Beckeren, houtdraaier, te Amsterdam, wegen jle met gevaar voor eigen leven verrichte redding van een knaap uit het water van de Prinsengracht, op 29 September 1897; J. Dufifie, rijksveldwachter te Utrecht, wegens de met levensgevaar gepaard gaande redding van twee kinderen uit de Oudegracht, op 3 December 189G, en van een man uit den Catharijneusingel, in den nacht van G op 7 Juni jl. Vergunning verleend aan den ma joor H. T. Chap puis, van het 4de regiment infanterie, tot het aannemen en het dragen van de ordeteekenen van ridder 3de klasse der orde van den Rooden Adelaar, hem door den keizer van Duitschland, koning van Pruisen, geschonken. Gesteld op non-activiteit de tweede luitenant D. P. Brondgeest, van het 5e regiment infanterie, krachtens punt 4o van art. 37 der wet van 28 Augustus 1851 (Staatsblad no. 128), met ingang van 6 Januari 1898. Een defect. Door een defect aan de machine kwam de trein van Utrecht, welke Donderdagavond te 4 uur te Rotter dam moest aankomen, eerst te 5.48 aan. met een verrekijker, die in de stad moet rondzien, of er ook iets misda digs begaan wordt als de dienstdoende agent er toevallig mot den rug naar toe staat Of zou de toren ook moe ten dienen tot plaats des overpein- zens, waar de Commissaris zich kan terugtrekken, wanneer er iets heel extra-buitengewoons aan de orde is Ik vond, dat Wouter aan't zeuren raakte en zei hem dat zonder omwe gen. „Wat praat je toch die toren wordt enkel en alleen gebouwd voor sieraad." Daar sprong Wouter op van zyn stoel. Voor sieraad Mensch, schaam jy je niet? Voor sieraad! Is dat over een te brengen met een zuinig beheer, dat er aan gemeente-gebouwen nut- telooze sieraden zouden worden ge maakt? En dat zeg jy, die vindt; dat ik de dingen te veel by hun naam noem, terwijl ik in 't zweet myns aanschüus zoek naar ver klaringen, welk nut die toren wel hebben kan Neen, Fidelio, ik heb er wel meer aan getwyfeld of jy ooit lid van den Raad zoudt worden, maar nu ben ik er zeker van, zoover breng je het nooitJy, die van de Raads leden durft denken, dat zy zoo'n kostbaar torentje alleen zouden bou wen voor sieraad, bent niet waard om ooit op 't gestoelte der eere plaats te nemen. En dat zeg ik je. word je ooit eandidaat van den Gemeente raad, dan zal ik je tegenwerken, waar ik kan. Ik zal advertentiën plaatsen, onderteekend Eenige kie zers ik zal strooibiljetten versprei den, waaronder staatEen aantal verstandige kiezers. Je komt er, dat zeg ik je, nooit van je leven in." Niet dan met moeite kreeg ik hem weer tot bedaren. Toen dat eindelijk na lange vertoogen gelukt was, ging hy voort„Zoo zie je nu maar, dat een inensch dikwijls onrechtvaardig Op 5 minuten afstand van Oudewater is de zuigerstang gebrokentoen werd heel langzaam tot Oudewater opgestoomd, alwaar de sneltrein, van Amsterdam komende, den geheelen trein medenam. De 2e sneltrein van Amsterdam en een gewone trein, als mede een sneltrein va» Utrecht, heb ben daardoor ook groote vertraging ondervonden. De leeftijd onzer Kamerleden. De nestor van de Tweede Kamer is, gelijk men weet, de heer J. H. Donner, geboren in 1824. En de benjamin Tbeodoor Matthicu Ketelaar, geboren 6 Mei 1864. De jaartallen van geboorte der 100 leden zyn als volgt Acht leden zijn 67 tot 73 jaren oud en alzoo geboren tusschen 1824 en 1830. 1 lid in 1824, 1 in 1825, 1 in 1826, 1 in 1827, 1 in 1829 en 3 in 1830. Negentien leden hebben een leeftijd van 57 tot 66 jaren en zyn alzoo ge boren tusschen 1831 en 18402 leden in 1831, 2 in 1833, 1 lid in 1834. L in 1835, 2 in 1836, 3 in 1837, 3 in 1838, 2 in 1839 en 3 in 1840. Een-en-dertig leden zijn tusschen de 47 en 56 jaren oud en zijn alzoo geboren tnssciien 1841 en 1850, 4 le den in 1841, 4 in 1842, 3 in 1643, 2 in 1844, 5 in 1845, 3 in 1846, 2 in 1847, 2 in 1848, 2 in 1849 en 2 in 1850. Negen-en-dertig leden hebben den leeftyd bereikt van 37 tot 46 jaren en zyn alzoo geboren tusschen' 1S51 en 1860 5 leden in 1851, 9 in 1852, 3 in 1853, 5 in 1854, 3 in 1855, 2 in 1857, 9 in 1S58 en 3 in 1860. En ten slotte zijn er drie Kamer leden beneden den leeftijd van 37 ja ren éen van 36, éen van 35 en éen van 33 jarengeboren alzoo in 1861, 1862 en 1864. Holl In den leeuw zijn muil. Uit 's-Heerenberg wordt gemeld: Het gebouw der Koninklijke Ma rechaussee alhier is onder één kap gebouwd met een herberg. In den nacht van 1 op 2 Decern ber kwamen met den laatsten trein in Emmerik een Nederlander, die vroeger in de buurt van 's-Heeren berg gewoond had, en een Duitscber. Beiden maakten een uitstapje uit de kolenmijnen naar Nederland. Goed aangeschoten kwamen zy de grens by 's-Heerenberg over en de Hollan der bracht zijn kameraad naar de herberg naast de woning der mare chaussee. Zyn herinnering liet hem echter eon weinig in den steek en in plaats van aan de tapperij klopte uij aan de woning van den brigadier- commandant. Niemand deed open, aangezien allen reeds naar bed waren. Toen trachtten de heeren door een raam binuen te komen, waardoor de brigadier wakker werd en vroeg wat zy wilden. Nog steeds meenende dat het de waard was die tot hen sprak, be gonnen zij tegen de deur te schoppen om binnen gelaten te worden. Een kleine ruk aan de bel was vol doende om de drie boven slapende manschappen wakker te krijgen en toen de deur openging en de' beide dronken kerels wilden binnenkomeu om „Schnaps" te drinken, vielen zij in handen van vier flinke dienaren der politie. Hoe het onthaal was bij de uit hun lap gewekte en daardoor weinig gestichte mannen laat zich goed be grijpen. De reizigers kregen logies ra het daarvoor bestemde bok. De Duitscher werd 's morgens over de grens gebracht, de Nederlander den volgenden dag ontslagen. Bij dezen laatste werd by fouil- leering gevonden een ijzeren pin in den vorm van een wig met twee scherpe punten, zeer geschikt om iemand een gevaarlijke wond toe te brengen. De Duitscher verklaarde nooit meer in Nederland te komen en verweet zyn makker, dat hij hem ia zulk een nette herberg had gebracht beoordeeld wordt. Ik krijg van jou een standje, omdat ik gewoon ben een kat een kat te noemen en toch ben ik den lieelen morgen ik mag zeggen op philantrophische manier bezig geweest. Je vroeg me daar straks, voor wie of ik nu wel uit St. Niklazen was geweest. Ik zal het je zeggen, 't Was voor de leden van den Raad. Kijk ik vind hei zoo hard, zoo onbeschrijfelijk hard, dat deze een en dertig nobele mannen twintig of vijf en twintig maal in 't jaar met den lioogen zyden op naar't .Stadhuis stappen cn daar eenige uren in ernstigen kout doorbrengen, zonder er eigenlijk veel dank voor in te oogsten. Nu ja, wanneer ze dood zijn, komen hunne medeleden om hun graf staan, maar ik vraag wat je daaraan hebt als je dood bent. Daarom wil ik aan som mige leden van den Raad een St. Ni- colaas-cadeautje sturen en wel een, dat toepasselijk is op hun vak of hun liefhebberij. Onze Minister van Marine, ik be doel onze wethouder van financiën, krijgt dit scheepje cadeau. De vorm doet een beetje aan de trekschuit denken, maar dat d- et er niet toe, aangezien de heer de Kanter toch met al die nienwerwetsche dingsighe- den uiet veel op heeft. Voor meneer Leupeu heb ik een vouwstoeltje, om te gebruiken in zijn paviljoentje in den Hout. Meneer van l.ennep krygt een groote doos met crayons, ouder voorwaarde dat hy mijn portret teekent; meneer Krol een miniatuur-standbeeldje van Frans Hals, met verzoek het te overhandi gen aau den inilden gever van de der tigduizend gulden, die onlangs voor hét groote standbeeld zyn ingekomen; aan de heeren van Dieren By voet en Uuoop Koopmans samen vereer ik dit nieuwe gastbuisje en meneer van Thicl krygt een schaakbord, omdat Leger en Vloot Koloniaal werfdepot. In de maand November zijn by het koloniaal werfdepot aangenomen100 Nederlander-, 21 Duitschers, 14 Bel gen, 2 Luxemburgers. 2 Zwitsers eu 1 Zweed, totaal 140. Van de ver schillende korpsen werden overgeno men 51 onderofficieren en minderen, zoodat de totale werving 191 bedroeg. Onder de aangenomenen bevinden zich 41 miliciens, die voor den tyd van 2 jaar by het Indische leger worden gedetacheerd onder de overgenome- nen 5 onder-officieren, die voor 4 en 27 miliciens, die voor eene detachee ring van 2 jaar by dat leger zijn toe gelaten. Aan die 191 personen werd aan handgeld uitbetaald f 40.697,50. Naar Oost-Iudië zijn uitgezonden 2„ detachementen met 6 officieren, ter sterkte van 8 onder-officieren, 3 kor-] poraals en 137 soldaten; van deze 148j vertrokkenen waren 124 Nederlanders, 12 Duitschers, 10 Belgen, 1 Zwitser en 1 Luxemburger. Uit O.-Iudië repatrieerden 26 en uit W.-ludië li militairen wegens het eindigen van hun detaclieeiïngsterraijn of wel wegens ziekte. Sport en ftfedstrijden. Men kan niet ontkennen, dat ons kleine landje der industrie in dea uitgebreidsteu zin tegenwoordig be langrijke diensten bewyst. Door Ne derlanders of oud-Nederlanders wer den immers, den laatsten tij i. belang rijke uitvindingen gedaan. Thans heeft, naar men meent, een vroegere bewoner van Nieuwesclians, de smid Koolman, thans aau gene zijde der grenzen, in het Pruisische plaatsje Wyraeer woonachtig, der rijwielindustrie een belangrijke dienst bewezen. De Duitsche regeering heeft hem patent gegeveu voor zyue uit vinding: een wiel, dat in plaats van door voetbeweging, door de handen wordt voortbewogen. Nu zou men geneigd zyn deze uitvinding van wei nig belang te achten. Verzekerd wordt echter, dat met dit rijwiel een ver bazende snelheid kan worden bereikt. Een groote firma heeft dan ook reeds 80,000 mark voor de vinding gebo den. Maandag begint de veelbesproken zesdaagsche wedstrijd te New-York, waarvoor als zekere deelnemers ge noemd wordenRivierre. Stéphane. Maurice, Shock, Hale, Waller, Titus, Julius, Gardner, Davidson, Shenner, Cartwright, Rice, euz. Tot lid van het Algemeen Bestuur van den „A. N. \V. B., afdeeiing Noord-Holland is gekozen met 190 stemmen de heer G. Groeneveld. De heer J.Rahusen verkreeg 149 stemmen. RECHTSZAKEN. Een slechte zoon. I ui De weduwe S. in de Hoedenma-j.1 kerstraat te Amsterdam heeft eeuP zoon, die van beroep diamantbewer-P ker is, doch sedert jaren geen'( diamantje in handen heeft gehad. jf Hy werd wegens diefstal veroor- C deeld tot 1\2 jaar gevangenisstraf? en kwam na afloop van zijn straftijd! weer by zyu moeder in huis. Hij hadp het er goed, maar het scheen in zijnP aard te liggen de 67-jarige vrouw voortdurend te kwellen en te plagen, f' Op een goeden dag kreeg hy het in! het hoofd den geheelen boedel kort1 en klein te slaan, waarop vrouw S.P de politie in deu arm nam en den!* man liet verwijderen. Als berouw-f hy zoo veel van 't edele schaakspelp houdt. Meneer Macaré krygt een spoor-)] wegtannel, waarmee hij Haarlem'sp noorden met Haarlem's zuiden wilp vereenigen. Maar voor meneer iSabelis heb ik een uitstekend cadeau, dit melkglas,dat een zinspeling is op zyn glashandel. Meneer Schür- mann krygt deze verzegelde bus; daar zit een half kilo gepaste vrijmoedig heid ik heb in de stad hooren zeg gen, dat hy daaraan behoefte heeft. Meneer Waller zend ik een door mij ontworpen regeling van het onderwysft in deze gemeente, waartegen niemandji bezwaren kau hebbon en meneer Hu-I) geuholtz een houten mannetje en een} houten vrouwtje, die hy desgewenschti volgens alle regelen in den echt kanc verbinden. Meneer de Breuk, die altijd» aan 't werk is, krygt. een recept, omi! een verlengstuk aan den dag te zettenj waaruit dat recept bestaat is myn» geheim. Voor meneer Loomeyer hebjr ik een lijstje met vijftig nieuwe ledena: voor 't Brongebouw, benevens eenp Üesch Hollandiawater van de aller-è laatste vulling. Meneer van den Bergt zend ik een teekening voor het bad-ji huis van het Witte Kruis en meneei): Lodewyks een reglement voor eeitf plaatselyke gezondheidscommissie." 'i En de andere leden van den Raad Krijgen die niemendal „Daar moet ik nog wat voor koo-i pen. 't Gaat zoo gemakkelijk niet£ ieder iets te geven wat hy kan ge bruiken. Maar als je eens een goe® idee hebt voor den een of ander, daD houd ik me aanbevolen." P FIDELIO. |l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6