tweede Editie.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
AJBO]srn<rEnvcEiisra?SFH,icrs
.AJD-VTEIRaPEnsrTimN":
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
FEUILLETON.
PRINS BORGENSKY.
15e Jaargang.
Donderdag 9 December 1897,
■o. 4431
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden„1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post 0.37i/o
Van 1—5 regels 50 Cis.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Puhlicité Etrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES. Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre.
Met uitzonderinggvan het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f0,75, elke regel meer 0,15; Reclames per regel f 0,-30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: Bluemendaal, Sandpoort en Scholen, P. v. d. RAADT, SandpoortHeemstede, J. LEUVEN, bij de tol; SpaamdamC. HARTENDORP; ZandvoorlG. ZWEMMER;
Velsen, W. J. RUI J TER Beverwijk, J. HOORNS; HülegomARIE HOPMAN, Molenstraat Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
Politiek Overzicht.
Zooals wy weten is de aanprijzing
m de duitsche regeering aan den
jjdsdag van het wetsontwerp tot
ersterking der duitsche vloot met
vee illustratiën verlucht: ten eerste
et vermoorden van twee zendelingen
i China en het in verband daarmee
ezetten van Kiao-tsjou, en ten tweede
et incident op Haïti. Dit laatste is
jhter als geëindigd te beschouwen,
laar uit Port-au-Prince wordt ge-
leld, heeft Haïti de duitsche vlag
esalueerd. ..Ziet u wel wat machts-
ertoon met oorlogsschepen uitwerkt
allen de voorstanders van het ontwerp
Duitschland zeggen.
Reuter's bureau verneemt, dat China
i bezetting van Kiao-tsjou door
)uitschland "niet te rechtvaardigen en
en inbreuk op het volkerenrecht acht.
Iet zal nimmer goedkeuren, dat
hütschland daar blijft, en zal het als
en onvriendelijke daad beschouwen,
Is de mogendheden by verdrag een
nnexatie van Chineesch grondgebied
oor Duitschland, zonder China's
oedkeuring, erkennen.
Uit St. Petersburg is officieel mede-
edeeld, dat aan baron Mohrenheim,
issisch gezant te Parijs, als zoodanig
atslag is verleend. Hij blijft echter
d van de Raad van State.
Van de onderhandelingen, die de
ieuwen oostenryksche premier, baron
lautsch, met de lastige Oostenryksche
olksvertegenwoordigers voert, is be-
alve het feit. dat zij nog tot geen
esultaat geleid hebben, het volgende
lekend geworden.
De Duitsehers hadden voorgesteld,
at Boheme in twee deelen zou ver-
eeld worden, waarvan in het eene
edeelte de officieele taal Duitsch, in
iet andere Czechisch zou zijn. Het
fficieele zou dan voornamelijk moeten
lijken uit de taal waarin de stukken,
lie van bestuurscolleges uitgaan, ge-
chreven zyn en waarin de ambtena-
en gehouden zijn te kunnen spreken.
De Jong-Czechen willen een ver-
eeling in drie stukken, namelijk een
)uitsch, een Czechisch en een
)uitsch-Czechiseh deel. In dit laatste
eel zouden alle ambtenaren gehouden
ijn zoowel Czechisch als Duitsch tc
>reken. Daarvan willen alweer de
uitschers niet fcooren en evenmin
ie Oud-Czechen, de z. g. feodale party
an groot-grondbezitters, aan wier
loofd de prinsen von Schwartzenburg
:n von Lobkowitz staan.
Dezen zijn de conservatieven by
litnemendheid zy willen geen vcr-
ieeling van Boheme, noch in twee,
ïoch in drie deelen. Zy willen tot het
literste het landrecht van Boheme
ls een en onverdeeld handhaven en
lus is bij hen geen sprake van tran-
igeeren.
Het is niemand kwalijk te nemen,
elfs niet aan een nieuwen minister-
iresident, dat hij het vinden van een
iplossing onder zulke omstandigheden
lenigszins moeilijk acht.
STADSNIEUWS.
eerste en derde pagina.
Haarlem, 8 Dec. 1897.
Toonkunst.
By de uitvoering door „Toonkunst"
alhier van het werk „Manasso" van
Fr. Hegar, zullen als solisten optre
den, mej. Betsy Hol, sopraan, de heer
J. J. Rogmans, tenor en de heer
Hermann Gausche, uit Kreuznaeb,
bariton.
NTed. Protestantenbond.
De heer Dr. P. H. Ritter, die Dins
dagavond eene leziug hield, in deaf-
deéling van den Nederlandschen Pro
testantenbond, had tot onderwerp ge
kozen de Zondag. Hy noemde het
een zeer oude wet, dat de arbeid door
rust moet worden vervangeneene
wet, die overal heerscht. Het orga
nisme van den mensch beeft krachtens
zijn aard aan rust behoefte. Die rust
op den Zondag is geen juk, maar eene
behoefte; zy moet gelijkmatig zijD,
daar het fijne organisme een fijne be
handeling vraagt, rust voor het lichaam
en voor deu geest. Om veel te kun
nen doen, moet men des Zondags niets
doen. Men klaagt over zenuwachtig
heid en wy leven in een zenuwachti-
gen tijd. Het rustelooze werken staat
hiermede in verband. Op den Zondag
moet men vrijwillig rusten, anders zal
men later gedwongen worden rust te
uemen. Het lichaam toch is niet be
stand tegen werken zonder rust. Op
den Zondag moeten de gevoelens van
godsdienst, liefde enz. worden ge
kweekt, die, hoewel zy bij eiken mensch
worden gevonden anders verloren zul
len gaan. Op de werkdagen doet men
knechtendienst en ondervindt men het
onaangename van het leven. Maar niet
langer dan zes dagen. Op den Zondag
schudt men alles van zich af. Dan
gaat men tempelwaarts.
Na de pauze behandelde spreker
meer inzonderheid de practisclie zyde
van de quaestie. Van eene wet ver
wachtte hy in deze geen heil. Moet
men dan des Zondags de Maatschappij
in een bad van algemeene stilte en
werkeloosheid dompelen Neen ook
dien weg moet men niet opgaan. Wij
moeten met ons zeiven beginnen,
zeide spr. Dat kan men. Op den Zon
dag moet men een Zondagsraensck
zyn. Viert men den Zondag, dan zul
len anderen dit voorbeeld navolgen.
Zoo gaat men als een zuurdesem door
de wereld. Gaat men naar de kerk,
dan zullen anderen, die het niet doen
over zich een gevoel van minderheid
hebben en het voorbeeld, dat men
geeft, navolgen. De mensehen, die de
wetten overbodig maken, staan hoo-
ger dan zy, die ze nakomen of toe
passen. Laat men dan door zyn leven
een Zondagswet overbodig maken.
De Zondag is verder een dag, dien
men aan de zieken heeft te wijden
opdat men hun zegen kan aanbren
gen een dag om in den kring der
zijnen te verkeeren zich met bet
huishouden to bemoeien een dag om
zyne vrienden te bezoekeneen dag,
die den mensch toekomt; die in
harmonie is met den menschelyken
aanleg, Spr. eindigde met er op te
wyzen, dat wie den Zondag gebruikt,
zooals het behoort, des Maandags voor
de geheele week is toegerust en zijn
werkplan voor de week kent.
Heden ontvingen we eene geïllus
treerde prijscourant van Kerstboom
versieringen van den heer P. L. En
gelenberg, Anegang 8. De catalogus,
waarin alle mogelijke artikelen voor
komen, betrekking hebbende op het
Kerstfeest, is gratis verkrijgbaar aan
de Eerste Nederlandsche Kunstbloc-
menfabriek, Anegang 8.
BINNENLAND
Parlementaire Praatjes.
Den Minister van Justitie is het
niet gemakkelijk gemaakt.
Vermoedelijk is het te danken aan
den omvang van het debat bij hoofd
stuk IV, dat reeds nu besloten is
Donderdagavond en vervolgens ook
's Maandags en 's Zaterdags te ver
gaderen.
Het komt mij verstandig voor om
de breedvoerigheid van het debat niet
na te volgen en vrijwel kort weer te
geven wat de Kamer bezighield. Want
het betrof in de eerste plaats twee
quaestios, die, hoe belangrijk ook,
vervelend beginnen te worden.
De eerste van de beide causes ec-
lèbres bracht de heer vanderZwaag
ter sprake, de uitzetting uit den lande
van twee Duitsche socialisten, man
en vrouw, die geen legitimatiepapie
ren hadden en, volgens de politie,
geen middelen van bestaan maar wel
ongunstige antecedenten, blijkbaar
door de Duitsche politie verstrekt.
Spr. bestreed het totaal-ontbreken
van papieren en toonde aan, dat deze
vreemdelingen wel middelen van be
staan hadden, doch onbillijk waren
bejegend. Hij achtte hier de vreem
delingenwet misbruikt. Wel maakte
hij daarvan den Minister geen grief,
doch hy vroeg dezen naar welke be
ginselen hy de wet zou doen toe
passen.
Nadat de heer Travaglino aange
drongen had op vermindering van de
gelegenheid tot het afnemen van het
notaris-examen (en op een wijziging
van de wet op het notariaat), kwam
de heer Willinge met een geheel ander
onderwerp op de proppen.
Hy toonde op vele punten de wen
schelykheid aan eener herziening van
het Wetboek van Strafvordering, sprak
over de afschaffing van de subsidiaire
hechtenis, over de gerechtskosten bij
overtredingen inzake provinciale be
lastingen en eindelijk over bet venten
van gedrukte stukken.
Over deze en andere speciale pun
ten zal natuurlijk bij bet antwoord
des Ministers voor den dag komen,
wat voor het publiek van belang is.
Dit geldt ook voor hetgeen de heer
Bonman zeide van de candidaat-no-
tarissen; de heer Lucassen over de
wenschelykheid van een rijkswet tegen
de bordeelen; de heer Roessingh ten
voordeele van de zg. voorwaardelijke
veroordeelingde heer Brummelkamp
over de propaganda voor bet Neo-
Malthusianismede heer van de Yelde
(naar aanleiding van het te Haarlem
gebeurde) over de toepassing van de
Zondagswet. Speciale punten behan
delde ook nog de heer Smeenge, o. a.
herziening van de vergoeding voor
reiskosten aan getuigen in strafzaken.
De rede van den heer Harte was
zeer belangrijk. Hy bepleitte, met den
heer van Basten Batenburg, allereerst
een wyziging van art. 419 Wetb. v.
Strafr., dat straf bedreigt tegen den
bedienaar van den godsdienst die voor
de burgerlijke huwelijksvoltrekking
een huwelyk Kerkelijk inzegent.
Beide spr. toonden de moeilijkheid,
de onbillijkheid vaak dezer strafbe
paling aau, wyl gevorderd wordt dat
den geestelijke „moet blijken" dat bet
burgerlijk 'huwelyk voltrokken is.
Beiden drongen dan ook aan op een
mildere formuleering. En de heer Harte
deed zelfs een voorstel in dien geest
voorzien.
Vervolgens leverde deze spreker,
een bekwaam jurist, een betoog ten
gunste van de uitbreiding der revisie
in strafzaken (art. 375 Strafvord.).
Hy wilde revisie ook mogelijk maken
„bij het bekend en bewezen worden
van feiten die onbestaanbaar zijn met
de schuld van den veroordeelde" en
vroeg hiervoor een partieele herziening.
Dit, geheel afgescheiden van de
zaak-Hoogerhuis, waaraan deze spre
ker mede zyn aandacht wijdde.
Hij deed het op een bijzondere
wyze, een vraag stellende, die zeker
reeds in menig leeken-gemoed is op
gekomen. Als de justitie geen waarde
hechtte aan de getuigenissen dergenen,
die drie andere personen aanwijzen
als de daders waarom deze aan
klagers dan niet vervolgd (gelijk ver
zocht is) wegens beleedigiog van de
onrechtmatig beschuldigden. Dit punt
verlangde spr. opgehelderd.
Yoor het laatst bewaarde ik de
lange rede van den heer Troelstra
over deze zaak, die een flink deel
der zitting in beslag nam. Mr. Troel
stra sprak, d. w. z. de Rechtsgeleerde
pleiter was aan het woord.
Dit zy geconstateerd, dat de heer
Troelstra de overdrijving van deze
zaak heeft gewraakt en erkend, dat
hy de agitatie van buiten niet in de
Kamer heeft gebracht cn dat hij de
verdachtmaking der rechterlijke macht
heeft afgekeurd.
De Gebr. Hoogerhuis zijn veroor
deeld. Dit is het feit. Nu was de Kamer
geen hof van revisie, maar zjj had te
waken voor het recht van personen en
goederen. En nu was er twijfel gewekt
of deze menschen niet onschuldig ver
oordeeld waren. En het rechtsgevoel
der massa eischt bevrediging. Spr. ge
loofde aanvankelijk aan de schuld der
gebroeders H.; maar hij was gaande
weg gaan wankelen, twijfelen en van
dien twijfel wilde hy anderen deel
genoot maken. Geen autoriteitsgeloof
mocht hier geldende Min. had een
onderzoek ingesteld, spr. ook. Hij
bestreed het gevelde vonnis niet
maar hy deed uitkomen, dat sedert
nieuwe feiten aan hot licht zijn ge
komen. Spr. ging nu eenigszins breed
voerig na de verschillende getuige
nissen die in de zaak-Hoogerhuis zyn
afgelegd en van de gebleken feiten
en als een goed pleiter bestreed hy
die, wees er op, dat van een gevon
den lantaarntje de oorsprong niet is
nagegaan, dat er bloedsporen gevon
den werden, doch dat geen der drie
gebroeders gewond bleek, enz. enz.
Toen kwam bij op het nieuw be-
wysmaterieel. Waarom noemde de
Min. die „zoogenaamde" onthullingen
Klaas Stienstra had op aandrang van
dorpsgenooton, nadat de Hoogerhui-
zen waren veroordeeld, zijn aanklacht
bij den Min. gedaan, na hevigon strijd,
waarvan de predikant Klein kan ge
tuigen. Minstens 20 getuigen konden
het juridisch wettig en overtuigend
bewijs leveren, dat de inbraak niet
heeft plaats gehad door de gebroe
ders Hoogerhuis. maar door de drie
nieuw-aangewezenentegenover deze
getuigeuissen zou zelfs dezelfde rech
ter dezelfde uitspraak niet meer kun
nen doen. Er is een aanklacht we
gens meineed ingediend door spr.
opgemaakt, - tegen den eersten ge
tuige iu de zaak-Hoogerhuis. Er zijn
verschillende omstandigheden, die
aanwijzen, dat de buiten-gerechtelijke
bekentenis van de drie nu aange
klaagden, worden bevestigd: het lan
taarntje, de verwonding enz., klach
ten wegens valsche aanklacht gedaan,
verzoeken om wegens laster te wor
den terechtgesteld, ze zyn zonder
gevolg gebleven. Was de Min. het
met de beschikking der rechtbank in
deze eens? Opzet om te beleedigen
moest hier bestaan; er is laster en
de wet liet in dit geval het bewijs
der feiten toe. Men legde den nu-
beklaagden zelfs drie inbraken ten
laste. Moest dit alles zonder onder
zoek blijven? Zyn verantwoordelijk
heid zich bewust, stelde spr. deze
vraag. En positief stelde hij de nood
zakelijkheid eener revisie in het licht
en ook de wenschelykheid, dat
niet dezelfde ambtenaren het onder
zoek zouden leiden.
Teneinde de Kamer uitspraak te
laten doen, stelde spr. de volgende
motie voor, daarvoor steun vragende
van allen, van welke richting ook,
ter wille van de majesteit van het
recht
„De Kamer,
„gehoord de debatten in de zaak der
Gebroeders Hoogerhuis,
„overwegende, dat na 't gowezen
arrest nieuwe getuigen zyn opgedaagd
wier verklaringen, waren zy bekend
geweest, misschien tot een ander
arrest aanleiding hadden gegeven,
„spreekt den wensen uit, dat de
Min. de mogelijkheid en wenschelyk
heid eener revisie alsnog in gunstige
overweging moge nemen."
Voorshands verklaarde de heer
Mackay, dat deze motie z.i. van den
Min. iets vroeg, dat deze niet kon
geven. Deze spreker behandelde de
quaestie van het optreden van Re-
geeringscommissarisseD ten verdediging
van wetten; hy was er tegen, omdat
de Min. zelf zyn beginselen moet ver
dedigen.
G. Jr.
Inhuldigingsdag.
H. M. de Koningin-Weduwe-Regen
tes, heeft, overeenkomstig den wensch
van H. M. de Koningin, bepaald dat
de plechtige beëediging en inhuldi
ging van H. M. de Koningin, binnen
de stad Amsterdam, zal plaats heb
ben in de Nieuwe Kerk aldaar, op
Dinsdag 6 September 1898.
(Stct.)
Kroningsfeesten.
Beschikkende op verschillende ver
zoeken welke by H. M. de Koningin-
Regentes zyn ingekomen om reeds nu
te willen bepalen aan welke stations
H.M. de Koningin by de te wachten
plechtigheden na Harer Majesteits
meerderjarigheid te Amsterdam euto
's-Gravenhage zal aankomen en wel
ke weg zal worden gevolgd, heeft
H. M. de Koningin-Regentesin over
leg met H. M. de Koningin bepaald,
dat by aankomst in beide plaatsen
zal worden gebruik gemaakt van het
station van den Staatsspoorweg.
Behoudens kleine wijzigingen welke
omstandigheden maken zal te Amster
dam door H. M. de Koningin by aan
komst de volgende weg worden
genomen: Sarphatiestraat, Hooge Sluis,
Frederiksplein, Utrechtschestraat tot
de Heerengracht (noordzijde) en voor
bij het Thorbeckeplein tot de Vijzel
straat, de brug over en langs de Hee
rengracht (zuidzijde) de Leidsche-
straat, door de Leidschestraat tot de
Keizersgracht, langs de Keizersgracht
(oostzijde) tot de Raadhuisstraat, door
de Raadhuisstraat langs den N. Z.
Voorburgwal, Paleisstraat, om het
monument op den Dam naar het ko
ninklijk paleis.
Te 's-Gravenhage zal worden ge
volgd Rijnstraat langs het Bezuiden-
hout tot de le van aen Boschstraat
door het Haagsche Bosch het Korte
Voorhout, het Lange Voorhout, de
Parkstraat, de Oranjestraat en de Pa
leisstraat naar het Koninklijk paleis.
Historische optocht te
Amsterdam.
Voor den kistorischen optocht, by
de iuhuldigingsfeesten door de werk-
lieden-vereenigingen te Amsterdam
te houden, zijn de ontwerpen voor de
costumes gereed. Zy zijn vervaar
digd door den heer A. Keyding. De
optocht zal het tijdvak 1540—1648
omvatten en er zullen omstreeks zes
honderd personen in optreden. Er
zullen verscheidene praalwagens in
voorkomen van belangrijke hoogte.
Aanranding te Amsterdam.
In de laatste dagen wordt by de
politie te Amsterdam herhaaldelijk
aangifte gedaan van aanranding van
vrouwen en meisjes. De politie, die
een nauwkeurig onderzoek naar al
deze zaken instelt, meent, dat de ver
halen van die z.g. aanrandingen toe
geschreven moeten worden aan den
overspannen zenuwtoestand, waarin
vele vrouwen na de aanranding op
de Heerengracht op 27 Nov. ver
keeren.
Bewerkt naar het Engelsch.)
Het rad der fortuin draait.
19)
„Dit alles doet er niet toe! Ik wil alles wagen om
Taras te redden."
„In het belang van Taras en in het uwe, is het beter
iaar te laten gaan," zeide Ivan tot Gordon. „Hebt gij
fenoeg geld tot uw beschikking?"
„Ja, te Londen by myn bankiers."
„Zouden zy' op een geschreven bevel van u een be-
)aalde som uitbetalen
„Ik heb myn chèqueboekje niet by me, maar ik denk
Diet, dat dit er iets toe zal doen. Wanneer ik een wis
sel op hen trek, die mijn handteekening draagt, zullen
zy die ongetwijfeld honorceren."
„Schemyl handelt in pelterijen en houdt er een cor
respondent te Londen op nagjj zoudt dan den wissel
op diens naam kunnen zetten. Heeft hij het geld in
ontvangst genomen, dan zou hy b. v. aan Schemyl kun
nen telegrafeeren„Verzend de koopwaren", die dan
in staat zal zyn ons over de grenzen te helpen."
„Maar dat is prachtig 1 Waarom hebt ge dat niet
eerder voorgesteld, kameraad, in plaats van een middel
aan de hand te doen, waar jaren mede heen gaan
„Wij bevinden ons op een gevaarlijk terrein en kun
nen elk oogenblik misstappen. Alles zou verkeerd gaan,
wanneer wij ons te veel haastten."
„In elk geval hebt gij uw tyd goed besteed men
zou zeggen, dat gij alles vooruit geweten en uw plan
van te voren goed beraamd hebt."
„Schemyl liet mij slechts de keus," zeide Ivan
droogjes.
„Hebt ge goed bedacht, wat gij gaat ondernemen
vroeg Gordon opgewonden aan my.
„Ja, wanneer kan ik vertrekken?"
„Dat kan ik niet met zekerheid zeggen," zeide Ivan.
„Gij moet Schemyl een paar dagen tyd laten om
over het plan na te denken, maar ik geloof wel, dat hy
zich door het geld zal laten verleiden.
„Hy zal hebben wat hy verlangt om ons naar Ber
lijn te brengen en liet dubbele van de som als wy vei
lig en wel in Londen aankomenriep Gordon uit.
„Ik hoop, dat gij hem dit niet zult zeggen. Wan
neer wij zijn inhaligheid opwekken, zou hy instaat zijn
ons stilletjes te laten blijven, waar wy zyn en ons mot
snoode beloften trachten te dwingen een losgeld af te
persen, dat gij later toch niet zoudt kunnen betalen.
Hy is geslepen en daarom moet men met hem oppassen.
Dit is ook de reden, waarom ik u niet medegenomen
heb om hem over onze plannen te polsen."
„O 1 maar morgen zal ik veel bedaarder zyn. Deze
ongedachte uitkomst heeft my het hoofd op hol -ge
bracht."
Daarop vervolgde Ivan met een kalmte, die zelfs door
de hoop op ontsnapping niet verstoord werd
Van éen ding moot gij vooral goed doordrongen zyn,
juffrouw; de uiterste voorzichtigheid moet gij in acht
nemen en altijd met de meeste kalmte handelen. Uw
ontsnapping maar vooral het leven van Taras hangen
hiervan af. Kavanagh mag volstrekt niet te weten ko
men dat gij naar Engeland terugkeertwanneer hy het
hoorde zouden al onze plannen in duigen vallen. In
het belang van Taras moogt gij zelfs niet openlijk met
Kavanagh handelen, al zoudt ge er nog zoo zeker van
zyn, dat uwe plannen onmogelyk konden mislukken. Wan
neer hy vernam, dat gij u reeds te Londen bevondt,
zon hij inzien dat hy verloren was; hij zou Taras uit
den weg ruimen om de som, die de Russische politie
heeft uitgeloofd, te verdienen en dan uit vrees voor
onze vrienden er van door gaan."
„Ik begrijp u volkomen; hy zal van myn komst on
wetend blijven."
„Hy mag zelfs niets vermoeden en daarom moet gy
Taras ook ontwijken. Wilt gij ons beloven, dat ge hem
niets van uw terugkeer vertelt en hem geen mededeelingen
doet, voordat ook wij te Londen zyn aangekomen?"
Na even te hebben nagedacht zeide ik
„Ja, ik beloof het u."
„Er woont een vriend van my, een artist, te Ber
lijn, die u zeer handig zal vermommen; hy heeft ons
reeds zoo dikwijls geholpen. Ik zal u een brief voor hem
medegeven en hy zal u wel inlichten op welke wijze
gy u het best onherkenbaar kuQt maken.
„Maar daar zullen wy morgen nog wel eens op terug
komen."
Hy zweeg, en slaakte een langen zucht, waarop hy
zeide
„Ik geloof werkelijk, dat wy eenige hoop kunnen
koestereu."
„Wat, hopen!" riep Gordon uit. „Wel, ik ben bui
ten my zelf van vreugde. Kon ik nu nog maar een pijpje
stoppen."
„Ik heb gemerkt dat gy een liefhebber van rooken
zijt," zeide Ivan.
Hy haalde daarop een pak tabak nit zyn zak en
reikte het Gordon over.
„Dank je, beste vriend. Gij denkt om alles."
HOOFDSTUK XXXVIII.
De cheque van Gordon.
Na een ontelbaar aantal bezwaren te hebben geop
perd om zich zoo duur mogelyk te laten betalen, keur
de Schemyl het aanbod eindelijk goed. Nu wy het een
maal eens waren, verloor hij geen tyd meer om alles
voor mijn vlucht in orde te maken.
Zijn dochter leed reeds eenigen tyd aan een huidziekte,
die by Russiische boeren veelvuldig voorkomt. Er werd
nu besloten, dat ik voor haar zou doorgaan en Schemyl
mij, onder voorwendsel, dat ik een kuur moest onder-