T weede Editie.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
PRINS BORGENSKY.
I5e Jaargang.
Donderdag 16 December 1897,
Ro 4437
HAARLEMS DAGBLAD
A.BO^nSTIEn^EasrTSIPIRJJ-S:
Yoor Haarlem per 3 maanden
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden
Franco door het geheele Rijkper 3 maanden
Afzonderlijke nummers
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden
de omstreken en franco per post
20
1.30
1.65
0.05
0.30
0.371
AJDV^ETRTEaSTTiniISr:
l -5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen deor onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publicité Etrangêre G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ.. Parijs 31bis Faubourg Montmartre
Met uitzonderinggvan het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels /"0.75. elke regel meer/O.ló; Reclames per regel r~0,3P.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijnBloemendaal, Sandpoori en SchotenP. v. d. RAADT, SandpoortHeemstede, J. LEUVEN, bij d® tolSpaarndam, C. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER;
VelgenW. J. RUIJTER BeverwijkJ. HOORNSEillegomARIE HOPMAN, Molenstraat Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
STADSNIEUWS.
eerste en derde pagina.
Haarlem, 15 Dec. 1897.
Nut.
De heer dr. H. Blinlcdie Dins
dagavond een lezing in het Nut hield,
besprak de hemellichamen. In de eer
ste plaats gaf hjj eene beschrijving
van wat de ouden daaromtrent leer
den en zette daarna uiteen hoe die
leer der sterrekunde zich in de mid
deleeuwen verder verspreidde. Later
in den renaissancetijd stond Coperni
cus op, die aangaande de sterrekunde
eene geheel andere beschouwing dan
de ouden was toegedaan. By diens
beschouwing stond spr. langen tyd
stil.
De leer van Copernicus is voorna
melijk door anderen verspreid. Zelf
heeft hy meer in stilte in zjjn studeer
vertrek gearbeid en op zijn sterfbed
zag hy de laatste proeven na van zijn
werk over de sterrekunde. Keppler,
een Duitscher, voornamelijk heeft in
deze richting veel gearbeid en daar
naast ook onze landgenoot Huygens.
Newton verspreidde echter nog meer
licht aangaande de astronomie. Tegen
woordig staat men in deze ongeveer
nog oj3 hetzelfde standpunt als dat
van Newton.
Na deze opmerkingen van meer
algemeenen aard daalde de spr. in
meer bijzonderheden aangaande zijn
onderwerp af. Hij verhaalde een en
ander omtrent het zonnestelsel, waar
van de zon het centrum is. Niet on
waarschijnlijk is het, dat de zon met
die planeten eenmaal een groot ge
heel heeft uitgemaakt. Hoe volgens
Kant en La Place de planeten zou
den zyn ontstaan, zette spr. uiteen.
Uit het groote lichaam de zou zyn
na duizenden en duizenden jaren tal
van planeten ontstaan. Thans is de
zon echter in een toestand van rust,
waarin geene planeten meer ontstaan.
De zon is het hoofdlichaam van
het zonnestelsel. Zij verlicht en ver
warmt alle planeten, die alle onzicht
baar zouden zyn, wanneer de zon er
niet was. De zon is do voedster van
alles wat op aarde leeft en beweegt.
Regen en wind, alles ontstaat eigen
lijk door de zon. De werking der zon
en hoe zy er uit ziet, maakte spr.
door eenige lichtbeelden duidelijk.
Na de pauze besprak de heer Blink
de andere planeten allereerst Mereu-
rius.
Deze planeet kan men zeer zeldzaam
goed waarnemen. Men kan echter
zeggen, dat zij zelf geen licht geeft
en dat zy even donker als de aarde
is. Zy wentelt in tachtig dagen om
de zon en in dien tyd ook om haar
as. Daardoor is dezelfde kant steeds
naar de zon gekeerd. Aan den eenen
kant heerscht dus eene gloeiende hitte
en aan den anderen een eeuwige koude.
De zwaartekracht is er ook eene ge
heel andere dan op de aarde. De
warmte is er zeven maal zoo groot verhooging der subsidiën voor het
als op aarde.
Van den planeet Venus weet men
eveneens niet veel. Ze straalt te veel,
waardoor men haar met den kijker
niet zeer goed kan bezien. Zeer waar
schijnlijk is het, dat ook zij maar een
maal om haar as wentelt. Meer weet
men van de maan. Zij is een lichaam,
bijzonder om
Ten slotte gaf den Min. eene vrij
uitvoerige bestrijding van den heer
Lobman, wiens rede brak met de pa
cificatie op schoolgebied. De Min. be
twistte, dat de neutrale onderwijzer
niet vry zou zijn en dat er socialis
tische scholen zijn. De onderwijzers
dat de aarde op haar weg om de zon houden hun opinie buiten de school,
vergezelt. Daar de maan zich dichtDe Min. kwam krachtig op tegen
by de aarde bevindt, heeft men haar
oppervlakte goed kunnen bestudeeren.
Geen dampkring is er op de maan.
De aantrekkingskracht is er zeer ge
ring.
Daarop liet spr. van de maan op
het doek eenige schijngestalten zien;
zoomede afbeeldingen der planeet
Mars, die zeer waarschijnlijk met de
aarde veel overeenkomst heeft; van
Jupiter, de grootste planeet; van
Saturnus, die zich onder vele ge
daanten vertoont; waarbij spr. nog
menig opmerking ten beste gaf. Aan
het einde van zyn leerrijk betoog
stelde spr. de vraag: zullen de pla
neten bewoond zijn? Als antwoord
daarop zeide hy, dat de waarschijn
lijkheid bestaat, dat ook daar wezens
wonen. De bijeenkomst, die vrij druk
bezocht was, werd te 10'/a uur ge-
3INNENLAND
Parlementaire Praatjes.
deze beschuldiging.
Op het stuk van leerplicht stond
zyn opinie muurvast en niets kon
hem doen weifelen. Maar ten aanzien
van deze quaestie wilde de Min. in
eenige stellingen die opinie formnlee-
ren
Leerplicht, ofschoon noch panacée
voor maatschappelijke kwalen, noch
universeel middel van volksontwik
keling. is noodig, meer nog voor kin
deren die wel, dan die geen school
bezoeken.
Men zal rekening moeten houden
zoowel met bestaande school- als
maatschappelijke toestanden, die ver
hinderen, dat alle kinderen gedurende
het geheele jaar zich van deelneming
aan eenig bedrijf hebben te onthou
den.
Boeten of gevangenisstraf mogen
slechts uiterste middelen zyn.
Het kwaad dat bestreden moet wor
den is niet in de eerste plaats het
absolute, maar meer nog 't relatieve
schoolverzuim.
Bij de regeling van leerplicht zal
men in den regel wel moeten komen
tot schooldwang, niet tot gewetens
dwang. Het is noodig en mogelijk
met gemoedsbezwaren rekening te
houden.
Deze stellingen de Min. had ze
reeds sedert 10 jaren verdedigd. Hy
zocht naar een vorm om een „natio-
De rede waarmede de Minister van
Binnenlandsche Zaken het debat over
Lager Onderwijs beantwoordde, nam
byna den geheelen ochtend in beslag,
hoewel de Dinsdagzitting te 10 uren
aanving.
vDe Minister nam ten aanzien van
het L. O. nog steeds het standpunt nale" wet te maken. Gelukte hem dit
in, dat hy vroeger verdedigde en achtte
hervorming ook noodig. In menig op
zicht was hij het met den heer Kete
laar eens.
Het was zyn voornemen om aan
den eisch van bepaalde getalsterkte
van het onderwijzend personeel tegen
over de gemeenten streng vast te
houden, desnoods met dwangmiddelen.
Ook de Min. gaf de voorkeur aan
vakmannen als schoolopzieners. De
niet, hij zou zich troosten met het
„in magnis voluisse sat est" (in groote
dingen is het voldoende gewild te
hebben),
Uit de replieken waarbij de Voor
zitter weder tot spoed aanzette is
een merkwaardig moment te releveren.
De heer Troelstra, bestreed nl. den
heer Lobman, aanvoerende dat socia
listische onderwijzers hun ideeën niet
op de school verkondigden. Dat zy
Min. wilde gaarne hooger bezoldiging er waren erkende hij; tengevolge van
der onderwijzers bevorderen, maar I hun lage bezoldiging en onvoldoenden
daartoe was wetswijziging noodig, die levenstoestand werden zy wel naar
de Min. in uitzicht stelde na de rege-1 het socialisme toegedreven,
ling van den leerplicht. Teneinde de Hierop reageerde de heer Van Kar-
onderwyzers voor de drankbestrijding nebeek. De socialisten beweerden
op de school te bekwamen, wilde de steeds door altruisme gedreven te
Min. eerst op de kweekscholen dit worden. Uit de bekentenis des heeren
..vak" doen beoefenen. j Troelstra bleek, dat de socialisten
Ten aanzien van de spelling-quaestieook egoisten waren,
bleef de Reg. strikt neutraal. j Op verzoek des voorzitters ging de
De zaak vau het pensioenfon is der spr. hierop maar niet verder door.
weduwen en weezen van openbareDen heer Troelstra, die aangedron-
onderwyzers stond goed. Ook de by-gen had op vrijheid voor den onder-
zondere onderwijzers als burg. ambt. wijzer buiten de school, antwoordde
te beschouwen ging nietrichtten zij j de Min. dat die vrijheid niet onbe-
een pensioenfonds op, dan wilde de perkt kon zyn een mededeeling
Min. het billyk subsidieeren. Tendie met bravo's ontvangen werd. Als
aanzien van een wettelijke regeling een onderwijzer buiten de school dief-
van de positie der klasse-onderwijzers stal verdedigde, dan moest hy er uit
kon de Min. geen toezegging doen. Voor het overige wilde hy ieder on-
Tegen vrije examens had de Min. prac- derwijzer vrijlaten in zyn politieke
tisehe bezwaren, niet tegen eventueele opinie.
Verdere onderwijsposten' gaven niet
tot eenige opmerking van beteekenis
aanleiding. By de landbouw-posten
zegde de Min. den heer De Boer
overweging toe van reorganisatie van
het door dezen als onnut bestreden
Landbouw-Comité.
Een kort mond- en klauwzeer-debat
leerde dat de heer Van Dedem geen
tegenstander van bestrijding? der ziekte
was, mits die matig was. En de Min.
bleef van opinie, dat men vooral te
genover het buitenland verantwoord
moest zijn. Over de door den lieer j
Van Dedem ontraden inentingen bad
de Min. nog geen bepaalde opinie.
(Bij een later behandelde supp'etoire
begrooting deelde de Min. mede, dat
de bestrijding in 5 jaren f 1,427,000
had gekost).
Bij „historische gedenkteekenen"
teekende de heer Lobman protest aan
tegen de uitzetting van dezen post
en drong bij den Min. er op aan de
restauratie der kerk te Gouda uitte
stellen, een verlangen waaraan de
Min. niet bereid was te voldoen.
Zijn begrooting werd ten slotte
zonder stemming aangenomen en
daarna werden zonder noemenswaard
debat eenige kleine wetten afgedaan.
Hoewel de klok reeds byna half
vijf wees, stelde de Voorzitter toch
nog Marine aan de orde en opende
de heer De Ras de algemeene beraad
slagingen over dit, zesde hoofdstak
derÖtaatsbegrooting,met. een hernieuw
den aauval. tegen do schepen van het
type „Kortenaar" (vroeger doorhem af
gestemd) waarvan de Min er nn weder
een vroeg. Voor het openhouden der
zeegaten waren schepen van 3L mil-
lioen te duur, voor den Indischen en
algemeenen dienst waren zy veel
minder geschikt dan gepantserde
kruisers, voor offensief optreden on
betrouwbaar en uit 't oogpunt van
zeevaardigheid en snelheid geenszins
aan te bevelen. Niet als vijandelijk
heid tegen de Reg., maar omdat hy
het zyn plicht achtte, zou spr. tegen
den vierden „Kortenaar" stemmen.
Woensdag begint de zitting om elf
uur; de Kamer zit eerst een uur in
de afdeelingen.
G. Jr.
EERSTE KAMER.
Dinsdag verscheen het Voorloopig
Verslag omtrent het afdeelingsonder-
zoek in de Eerste Kamer van de
Indische begrooting voor 1898.
Daaruit blijkt o.a. dat onderschei
dene leden in het algemeen goede
verwachtingen voor Ned.-Indië koes
terden in verband met het optreden
van het Kabinet.
Met ingenomenheid hadden velen
den minister van koloniën de porte
feuille zien aanvaarden op het gun
stige oogenblik voor noodzakelijk ge
bleken hervormingen.
Onderscheidene leden hoopten, dat
de Minister de herziening van het
regeeringsreglement niet uit het oog
zou verliezen.
Eenige leden verklaarden nu reeds
den Minister gaarne te willen steu
nen by de invoering der decentrali
satie.
Onderscheidene leden vreesden ech
ter dat eene nieuwe raadpleging van
de Indische Regeering en de zending
van een ambtenaar naar het Maleische
schiereiland vertraging zouden ver
oorzaken.
Afschaffing of hervorming van den
Raad van Ned.-Indië achtte men niet
zoo urgent.
Ten aanzien van den financieelen
toestand ontbrak het in verschillende
afdeelingen niet aan leden, die reeds
op dit oogenblik den toestand zeer
onrustbarend vonden. Een andere
groep leden stelden zich den toestand
der Indische geldmiddelen niet on
gunstig voor, mits men onderscheide
tusschen gewone en productieve bui
tengewone uitgaven en het billyk
achte voor laatstgenoemde te leenen.
By velen die den toestand minder
gunstig inzagen, werd besproken wat
tot verbetering strekken kaï.
Zoo werd ter versterking der in
komsten ook gewezen op verbetering
van de regeling der koffiecultuur en
op ontwikkeling van de exploitatie
der mynen.
In een paar afdeelingen werd het
sluiten eener leening ten behoeve van
Ned.-Indië ter sprake gebracht.
Er ontwikkelde zich eene gedach-
tenwisseling over het ontstaan van den
Atjeh-oorlog. Met een beroep op de
geschiedenis werd eenerzyds betoogd
dat de Atjeh-oorlog noch rechtvaar
dig noch gerechtvaardigd kan worden
genoemd. Van de andere zijde achtte
men het duidelijk, dat de oorlogsver
klaring Diet alleen gerechtvaardigd,
maar ook onvermijdelijk was. Wat
onze tegenwoordige positie in Atjeh
en de sedert ruim anderhalf jaar in
Groot Atjeh gevolgde politiek be
treft. openbaarde zich groot verschil
van inzicht. De tegenstanders waren
van oordeel, dat zij tot dusver weinig
gunstige resultaten heeft opgeleverd.
De voorstanders der thans in Atjeh
gevolgde gedragslijn bleven niet in
gebreke van hunne ondersteuning te
doen blijken en bij velen bestond de
vaste overtuiging dat krachtig optre
den tegen de rustverstoorders op Atjeh
dringend noodig was. Van verschil
lende zijden werd er op aangedron
gen dat spoedige fnuiking van elk
verzet in Groot Atjeh gepaard ga met
krachtige handhaving der scheep
vaartregeling. Daardoor begroetten
zeer vele leden de aanvrage van een
j derde recherche-vaartuig met inge
nomenheid.
1 Van verschillende zyden nam men
1 mei instemming kennis van de goede
j gezindheid van den minister van kolo
niën jegens de christelijke zending en
van zijne waardeering van deDarbeid der
zendelingen. N aar sommiger gevoelen
j ligt het minder op den weg der Re-
geering het arbeidsveld der zende-
I lingen van verschillende kerkgenoot-
i schappen af te bakenen,
j Algemeen werd toegegeven, dat
onze vigeerende tractaatwetgeving
i zich vooralsnog tegen invoering van
j toleeuheid verzet.
Voorts werd de wenschelykheid
j betoogd om van Regeeringswege de
bedevaarten naar Mekka tegen te
gaan.
In meer dan eene afdeeling werd
aangedrongen op een onderzoek om
trent het medegedeelde in het verzoek
schrift en de daarbij gevoegde „Bij
drage tot de kennis van het Indisch
Staatsbestuur" van de hand van den
heer G. Roesing van Iterson.
Zeer vele leden hadden verwacht
dat het voorstel tot plaatsing van twee
controleurs op Nieuw-Guinea by af
zonderlijk wetsontwerp zoude zyn in
gediend. Enkele leden verklaarden
zich beslist tegen de vestiging van
ons bestuur op Nieuw-Guinea. De
groote meerderheid erkende de nood
zakelijkheid van de maatregelen, welke
worden voorgesteld.
In eene afdeeling werd betreurd,
dat door den toestand van de Indische
schatkist en den economischen toestand
der bevolking niet kon worden over
gegaan tot vrijmaking der Indische
bevolking van heeren-diensten en ver
plichten arbeid.
Een aantal leden keurden de be
stemming van geld uit de schatkist
voor heidensche en mohammedaansche
feesten door eene Christelijke natie
ernstig af.
Tegen de opvoering van de landreute
meende sommige leden met eenigen
nadruk te moeten waarschuwen.
In eene afdeeling werd door enkele
leden het gevoelen verdedigd, dat het
wenschelijk is zoowel de gouverne-
ments-koffiecultuur als het monopolie
op te heffen, terwijl het gouvernement
dan tot zich zoude kunnen nemen
een zeker aandeel, b. v. van de
opbrengst. Dit gevoelen vond echter
geen bijval by andere leden, die over
tuigd waren dat op die wyze de
koffiecultuur der inlanders spoedig
geheel zou verdwijnen. Eenige
leden juichten toe het voornemen des
Ministers om op andere wyze dan
door bijslag de koffiecultuur te regeleu.
Met nadruk werd aangedrongen op
een goede drinkwater voorziening :e
Soerabaija.
Men betreurde dat de uitvoering
van de werken in de Solo-vallei eu
aan de Solo-rivier zeer tegenvalt, en
dat de raming van 18 millioen verre
zal worden overschreden.
Krachtige voortzetting der irriga-
tiewerken bleef men wenschelyk
achten.
Men vroeg in de commissie van
rapporteurs of tegen ergerlijke too-
neelen van dronkenschap by heiver-
trek om op expeditie te gaan niet
beter kan worden gewaakt.
Eenige ledeu eener afdeeling wenscii-
ten den buit van Lombok te ver-
koopen.
Gaf een lid zijne verwondering te
kennen, dat de Minister bij de laatste
l veiling de koffie niet ophieid, toen
i de prijzen zoo laag liepen, met den
i Minister waren andere leden van
i oordeel, dat de Regeering niet moet
speculeeren. De commissie van rap
porteurs teekent hierbij aan. dat vol
gens dagbladberichten op de laatste
koffieveiling te Batavia vermoedelijk
op last des Ministers ongeveer 8200
pikols werden opgehouden.
Een aantal leden juichten het voor
stel tot invoering van de opiumregie
op Java en Madura warm toe, ai
FE UI LIL ETON,
CBewerkt tiaar het Engelsch.)
HOOFDSTUK XLI.
Ontzettende gewaarwordingen.
53)
Als het niet anders kon, zou ik de volle waarheid
aan Taras bekennen; maar zou ik het geld niet kunnen
bekomen zonder Gordon aan het gevaar, van opnieuw
gearresteerd te worden, bloot te stellen?
De hoop begon weder in myn hart te herlevenhaastig
stond ik op en zeide tot den advocaat:
„Ik ken iemand, die my zeker deze som wil leenen,
en ik zal het hem zelf gaan vragen."
HOOFDSTUK XLH.
Een veelbewogen onderhoud.
's Avonds keerde ik weder naar de „Hofstede" terug.
Ofschoon juffrouw Lucas met moeite kon verbergen,
hoe hare gevoelens ten mynen opzichte waren veran
derd, ontving zy my toch zoo goed als zy kon. Yoor
het eerst zaten wij aan de zelfde tafel en deelden het
overschot van den maaltijd van haar meester. Dit betee-
kende in de oogen van juffrouw Lucas, dat ik my nu
niet meer gelijk kon stellen met Taras en Judith.
„Schenk u nog eens in, arm kind," zeide zy tot mij.
„Gy weet, mynheer weigert my nooit iets en toen hij
hoorde, dat ik mijn nicht verwachtte, zeide by dadelijk,
dat ik u eens lekker moest trakteeren."
Even daarna belde Taras. Juffrouw Lucas begaf zich
naar de eetzaal eu keerde met een schaal met over
heerlijk gebraad terug, terwijl baar gelaat eenige onte
vredenheid uitdrukte.
„Hy wil u sprekenHy zeide tot my vraag aan
juffrouw Leroy of zij my het genoegen wil doen my
een bezoek te" brengen. Ik verzocht hem u te veront
schuldigen, daar gy hoofdpijn hadt. Maar morgen weet
ik heusch niet, wat ik zeggen moet als hy weer naar
u vraagt. Dit hebben wy niet voorzien."
„Jawel, ik heb er aan gedacht en wil hem spreken."
„Grooté Godik dacht, dat gij niet zoudt durven.
Gy moogt wel al uw best doen uw stem te veranderen,
want anders herkent hij u en wat dan?"
„Wanneer hij my niet wil vergeven, zal ik er in be
rusten. In elk geval ben ik er zeker van, dat hy tegen
niemand over myn schande zal spreken. En het eenige
waar ik bang voor ben is, dat de menschen over my
zullen babbelen."
„Gij kont er van verzekerd zijn, dat hy er nooit een
woord over zal reppen. Maar vergeet niet, dat zoodra
gy u kenbaar maakt, het 't zelfde is, alsof gij schold
belijdt. Enfin," voegde zy er met een zucht van vol
doening by, .,in deze kast hangen al uw kleeren, die ik
van Lambeth medegebracht heb. Want juffrouw Lucas
was van meening dat het veel beter was berouw te too-
nen in een gepaste kleeding, dan in myn boetegewaad,
zooals zy het uitdrukte.
Iemand, die zóó armoedig gekleed was als ik, kon
men onmogelijk eenigen eerbied betoonen.
Den volgenden morgen, dadelijk na het ontbijt bracht
zij mij bij Taras en nadat, de voorstelling had plaats ge
had, verwijderde juffrouw Lucas zich, al de verant
woordelijkheid van dit onderhond van zich afschud
dend.
Nadat by mij verzocht had plaats te nemen begon
Taras:
„Wij zouden wel een rijtuig naar het station hebben
gezonden om u af te halen, als gij uw komst maar eer
der gemeld hadt. Het is een heel eind hier van daan.
Zyt ge nu een weinig uitgerust?"
Ik wilde myn stem veranderen, maar myn gevoel
kwam hier tegen op en het was mij onmogelijk myn
ongelukkigen vriend te bedriegen. Ik antwoordde dus op
natuurlijken, maar zachten toon
„Ja."
Taras huiverde en wendde zijn gelaat naar my toe,
nu hij bemerkte waar ik zat.
Een oogenblik trilden zyn oogleden, alsof hy een po
ging wilde doen door de ondoordringbare duisternis, die
my voor hem verborg, heen te zien.
„Zyt gy juffrouw Leroy?" vroeg hij ontroerd.
„Ja."
Hy boog het hoofd om myn antwoord beter in te den
ken, zoodat er opnieuw een oogenblik van stilte ont
stond.
„Zyt gij alleen gekomen, juffrouw Leroy
„Ja."
„Hadt gö dan geen vrienden om u te vergezellen?"
„Geen enkele."
Mijn korte bevende antwoorden zouden my zeker ver
raden hebben, zelfs al had hy my niet aan mijn stem
herkend. Maar de overtuiging, dat ik myn incognito
wilde bewaren, was voor hem voldoende om zyn ont
dekking tc verbergen.
„Gy blyft toch zeker eenigen tyd by ons,juffrouw?"
„Neen neen stamelde ik„ik denk van
middag te vertrekken."
Hy antwoordde niet, maar zyn gelaat betrok en ik
had niet den moed de stilte te verbreken, nog minder
om te zeggen waarvoor ik gekomen was.
Ongetwijfeld maakte hy hieruit op, dat ik my onge
lukkig voelde en hulp noodig had, want hy haalde
eenige onopengemaakte brieven uit zyn zak en zeide
tot my
„Deze brieven zijn gisterenavond gekomen. Zoudt ge
ze my willen voorlezen en zeggen van wie ze zijn
Alle waren vol van hartelijke deelnemende woorden.
Nadat ik ze had gelezen, vroeg Taras
„Hebt ge ze alle opengemaakt?"
„Ja."
„ik hoopte zoo, dat er een van een vriendin van me
bij zou zyn... van een lief vriendinnetje, waarvan ik
ieder oogenblik eenig bericht verwacht. Zoudt ge ze
nog eens willen nazien