Tweede Editie.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
FEUILLETON.
PRINS BORGENSKY.
15e Jaargang.
Dinsdag 21 December 1897,
■o 4441
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden„1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Geflustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post0.371/g
-AJD V JiUATEILTTlJEHSr:
i 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote lettere naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer f22.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. BAUBE <t- Co. JOHN F. JONES, Shcc., Parijs 31bis Faubourg Monlmartre.
Met uitzonderinggvan hetj Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A, DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f0,75, elke regel meer 0,15; Reclames per regel 0,30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: Bloemendaal, Sandpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Sandpoort; Heemstede, J. LEUVEN, bij de tol; Spaarndam, C. HARTENDORP; Zandvoort, G. ZWEMMER;
Velsen, W. J. RUIJTER Beverwijk, J. HOORNSHiUegomi ARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
Politiek Overzicht.
Te Berlijn heeft het bericht, dat
een russisch eskader Port Arthur
aan de golf van Petsjili bezet heeft,
begrijpelijke opschudding verwekt,
daar dit in verband werd gebracht
met liet bezetten door Duitschland
van Eiao-Tsjon en het uitzenden van
het duitsche smaldeel- naar de chi-
neescbe watereü.
Dat keizer Wilhelm, onmiddellijk
na zijn terugkeer uit Kiel en Frie-
drichsruh Vrijdag een vertrouwelijk
onderhoud heeft gehad van één uur
met den russischen gezant te Berlijn,
graaf van Osten-SackeD. wordt hier
mee ook in verband gebracht.
Het Russische Telegramnieuws
agentschap meldt er echter het vol
gende over:
Het Russische smaldeel onder schout
bij-nacht Rëoenof is zooeven te Port
Arthur binnengeloopen, om daar den
winter door te brengen met volkomen
toestemming van de Chineescbe regee
ring. Deze handelwijze heeft uit
sluitend haar reden in de behoefte
aan een voorloopig winterstation en
er kan geen sprake zyn van een af
gedwongen bezetting, van de een of
andere demonstratie of van vijande
lijke bedoelingen tegenover China,
Duitschland, Japan of een andere
mogendheid.
Vrees voor verwikkelingen behoeft
dos niet te bestaan.
Prins Heinrich van Pruisen zal op
zjjn tocht naar China waarschijnlijk
een bezoek brengen aan koningin
I Victoria, zijn grootmoeder, die zich
naar Osborne heeft begeven.
Een Fransch blad vermoedt, dat de
prins aan de koningin mededeeling
zal doen van de ware bedoeling der
I expeditie.
Er wordt uit New-York te Madrid
gemeld, dat de Amerikaansche kust
wachter Maclane beslag heeft gelegd
op zes Spaansche schepen, onder
j voorwendsel, dat zij brandewijn als
contrabande vervoerden.
De kustwachter handelde zonder
I speciale instructies van de regeering.
De spaansche generaal Marin heeft
ontslag genomen als kapitein-gene
raal van Portorico. Dit ontslag zou
een gevolg moeten zijn van de moei
lijkheden, welke de generaal heeft
ontmoet, om de verschillende partijen
van het eiland tot overeenstemming te
brengen omtrent de vestiging van het
stelsel van autonomie.
STADSNIEUWS.
eerste en derde pagina.
Haarlem, 20 Dec. 1897.
i Zondagavond werd in de R. K.
Kerk aan het Spaarne eene liefdadig-
heidspreek gehouden ten behoeve van
de armen dér Vincentius Vereeniging
altier. De rede werd uitgesproken
door den Zeer eerw. pater J. A. M.
Harten. De collecte bracht pl. m.
f650.— op.
Adres Haarl. Tramw. Mij.
Het door commissarissen en den di
recteur der Haarl. Tramway-Maat
schappij nader aan den gemeenteraad
gezonden adres, betreffende concessie
tot aanleg van eene lijn naar den Zijl-
weg, waarvan wij in ons vorig num
mer melding maakten, luidt als volgt
Geven met verschuldigde achting
te kennen, Commissarissen en de Di
recteur der Haarlemsche Tramwav-
Maatschappij gevestigd alhier,
Dat zij met leedwezen hebben ver
nomen dat in Uwe vergadering van
II Juli besloten is goed te keuren
het voorstel der Commissie voor de
tramplannen, volgens welk ontwerp,
als gedeelten van de aangenomen
ceintuurhaan eene voor de Haar
lemsche Tramway-Maatschappij con-
curreerende lyn zal worden aange
legd van af het Stationsplein naar de
Groote Markt en van af de Kleine
Houtbrug naar het eindpunt in den
Hout en omgekeerd.
In geene andere gemeente, ook niet
in gemeenten waar het tramnet aan
zienlijk grooter en uitgebreider is,
worden op zoo geringen afstand, twee
naar dezelfde eindpunten loopende
trambanen aangelegd, omdat het aan
tal der te vervoeren passagiers daar
door voor beiden te klein wordt'
Yoor het onderhoud van eene tram
lijn toch is niet voldoende het ver
voer der personen die in de straten
wonen of moeten zjjn waardoor die
weg is aangelegd, maar het verkeer
moet worden gevoed uit de naaste
omgeving van de geheele lengte der
tramlijn.
Adressanten betreuren het, dat zjj
niet in de gelegenheid zjjn gesteld
om vooraf kennis te nemen van de
door U aangenomen tramplannen om
te kunnen overwegen of eene conces
sie-aanvrage op de voorgeschreven
lijnen voor hunne maatschappij wen-
schelijk zoude zijn, omdat in dezelfde
zitting, waarin de tramplannen wer
den vastgesteld, de concessie is ge
schonken, aan eene combinatie die
van de voorstellen der commissie voor
de Tramplannen tijdig schijnt inge
licht te zijn geworden.
In een door ons op 29 November
1895 aan Uwen Raad ingediend ver
zoekschrift verzochten wjj verlenging
van de vroeger aan onze Maatschappij
verleende prioriteit voor den aanleg'
van nieuwe lijnon in de gemeente en
verklaarden wjj ons volgaarne bereid
de tramlijn in eene of andere richting
uit te breiden of eene nieuwe lijn el
ders aan te leggen, wanneer dit voor
de gemeente of nare ingezetenen wen-
scheljjk en noodig mocht zijn.
Dit verzoek werd afgewezen, of
schoon ondergeteekenden meenden dat
waar het de Haarlemsche Tramway-
Maatschappij gedurende haar acht-!
tienjarig bestaan onder zuinig beheer
nog niet gelukt is haren aandeelhou
ders eene billijke rente van hun kapi-
taal te verschaffen, en zij nog in '96
eene belangrijke som uitgaf voor ver
nieuwing van haren bovenbouw, zjj
eenig recht had zoo niet op voorrang
dan toch op gelijkstelling met andere
concurrenten.
Adressanten meenen dat zonder
redenen afwijzend is beschikt op hunne
aanvraag tot aanleg en exploitatie
van eene paardentram van de Groote
Markt, langs Zijlstraat en Zylweg
tot aan het punt waar deze wordt
gesneden door den Hollandschen
Spoorweg, niettegenstaande de Com
missie voor de Tramplannen in haar
rapport van 12 Juni 1897 op de ont
wakende behoefte van deze ljjn heeft
gewezen en dit bevolkte gedeelte der
gemeente groot belang bij genoemde
tram verbinding heeft.
Uit het rapport dat de commissie
op ons rekest tot aanleg van deze
lijn heeft uitgebracht, blijkt, dat ook
volgens haar gevoelen de aangevraagde
lijn in eene ontwakende behoefte
schijnt te voorzien, doch dat zij deze
lffn minder gewenscht acht, zoolang
daarmede niet kan samengaan of al
thans in de toekomst verzekerd wor
den, de voortzetting van die lyn naar
het oostelijke gedeelte van de ge
meente, hoewel de weg waarlangs
deze lijn zoude moeten worden voort
gezet, met het oog op andere aange
vraagde tramplannen alsnog niet met
juistheid kon worden aangegeven.
Dienovereenkomstig verklaren zjj
zich bereid de tramlijn van den Zijl-
weg- naar de Groote Markt later naar
de inmiddels eventueel gebleken be
hoefte in oostelijke richting uit te
breiden en verzoeken zij U hun als
nog concessie te willen verleenen tot
aanleg en exploitatie van een paar
dentram van af de Groote Markt
langs Zijlstraat en Zijl weg tot aan
het punt, waar deze wordt gesneden
door den Hollandschen Spoorweg,
zooals bij hun rekest van 17 Febr.
1897 werd aangevraagd.
Hetwelk doende,
Commissarissen en Dir. der
Haarl. Tram wy-Mij.
JAGER GERLINGS,
Voorz. van Commissarissen.
WILLEM DE CLERCQ,
Secr. van Commissarissen.
J. H. VAN OIJEN,
Directeur.
Op de Zondag gehouden vergade
ring der Bakkersgezellen-Vereeniging
„Ons Genoegen", Afd. van den Neder],
Bakkers-Gezellen Bond, is met alge
meen e stemmen besloten om eene ge
combineerde bestuursvergadering met
alle mogelijke vakvereenigingen in
Haarlem te houden, inzake een adres
aan de Regeering om een wettige re
geling op de afschaffing van nacht
arbeid voor de bakkers te verkrijgen.
BINNENLAND
Haagsche Brieven.
Zaterdagmiddag ging in de resi
dentie het gerucht, dat do Minister
van Marinezijn ontslag had gevraagd.
De meeste bladen gaven een bulletin
uit, behalve „het Vaderland". Dit
feit geeft te denken. Het blad is op
het huidig politiek oogenblik bijzon
der gelieerd met de Regeeringskringen
en men mag dus aannemen, dat net
een goede reden had om het feit niet
meer wereldkundig te maken, dan
door een gewoon dagbladbericht het
geval is. In parlementaire kringen
werd dan ook vrij onomwonden ge
zegd, dat deze ontslagaanvrage er een
was pro forma, een waarop gewoon
lijk van de zyde van Vorst of Vorstin
het verzoek komt de ontslagaanvrage
terug te nemen. Men verwacht dan
ook dat dit in 't onderhavig geval zal
geschieden en de Minister Jansen zal
aanblijven. Mocht in den Ministerraad
de tegenovergestelde meening hebben
gedomineerd, dan is de Regeering
niet in een gemakkelijk parket, want
het zal niet zoo licht gaan een nieuwen
Minister van Marine te vinden, die
ook onder politiek opzicht den heer
Jansen vervangen kan en wiens op
treden dus geen wijziging brengt in
het „kabinet van ralliement".
Vermoedelijk gaat de Kamer Don
derdagavond op Kerstreces. Zoo noo
dig zal de Voorzitter ook Dinsdag
avond zitting doen houden om al den
arbeid gereed te krygen.
De échecs daargelaten, die de Reg.
geleden heeft, schijnt de totaal-indruk
der Regeering bjj de Kamer zeer goed
te zijn geweest. De Minister van Oor
log was zeer gelukkig en bijzonder
„schlachtfertig", een eigenschap die
trouwens in een militair niet te ver
wonderen is. Men voelt, dat deze be
windsman weet wat hy wil. Hy mengt
in zijn redevoeringen wel wat scherts
onder de ernstige dingen, maar dit
geeft afleiding en verzekert den spre
ker het oor der vergadering. Van bij
zonder zelfvertrouwen gaf de eerste
rede des Ministers blyk. Van de meeste
Ministers van Oorlog zeide hy
wordt gezegd, dat zy by het opkomen
van de blauwe stoepen op het Plein
niet weten wat zy willen en dit eerst
recht weten als zy het Departement
voor goed verlaten. Niet gaarne zon
ik wenschen, dat dit ook van my kon
worden getuigd en ik kan de verze
kering geven, dat ik wél weet wat ik
wil.
Dergelijke verklaringen blyven in
een Parlement niet zonder effect. En
men kreeg zoo den indruk, dat, indien
het dezen Minister niet gelukt den
persoonlijken dienstplicht in te voeren,
het nooit gelukken zal.
En nu verlaat ik het Binnenhof om
nog even op de Groenmarkt aan te
wippen. Onze gemeenteraad staat mor
gen voor een zonderling geval. In de
vorige vergadering staakten de stem
men over het verzoek van den circus
directeur Wuift' om in het volgend
seizoen te Scheveningen een houten
circus te mogen oprichten op het
Gevers Deynootplein.
Vele jaren achtereen heeft Carré
die plaats bezet, telkens met verzet
van de zyde van eenige Raadsleden,
die het mooie plein niet wilden ont-
sieren en brandgevaar vreesden. Het
kwam er dan eindelijk toe, dat Carré I
een vast circus zou bouwen; het plan
ging niet door en Carré mocht nog
zijn houten circus zetten voor éen
jaar.
Toen nu Wulff met zyn verzoek
kwam, bleek de oppositie in den Raad
gegroeid tot de helft der leden. Dege
nen die niet terug wilden komen op
het vroegere besluit, of de circusdi
recteur dan ook een anderen naam
droeg, bleven op hun stuk staan. De
stemmen staakten.
Wat mij betreft, ik ben het met
de bestrijders eens. Het is een zon
derlinge opvattint van de zorg voor
de publieke veiligheid, die, waarbij
men in de van steen en ijzer opge
trokken schouwburgen angstvallig
een lucifertje weert, maar rooken toe
laat en open gasvlammen in een van
hout opgetrokken gebouw, dat boven
dien zoo brandbare stoffen als hooi
en stroo bevat. Sedert den beruchten
Paryschen bazarbrand heb ik een
hartgrondige haat opgevat voor hou
ten vermakelykbeidsgelegenheden.
Naarmate het groote evenement van
het volgend jaar nadert, ryst de
tegenstand van enkelen tegen het
besteden van schatten voor de straat-
versiering. Verschillende ingezonden
stukken in de bladen geven reeds van
die opinie blyk. Na is een zeer be
kend ingezetene opgestaan, die rond
uit adhaesie vraagt voor het denk
beeld om de bedragen die men van
plan is voor de versiering uit te ge
ven bijeen te houden en daarmede de
armen te bedenken. Met dit streven
dat in zeker opzicht onrecht doet
aan de bedoelingen der feestcommissie,
die eveneens de armen wil bedenken
zullen velen het eens zyn, die het
ook jammer vinden om iets anders
dan binnenstad en hoofdwegen te
versieren. Voor de buitenwijken is
het geld inderdaad weggeworpen. Men
brengt toch versieringen aan voor het
plezier van anderen, om ze te laten
zien. En de bezoekers der residentie,
die op de komende feestdagen wan
delingen zullen maken van een half
uur of drie kwartier, ze zullen wel
te tellen wezen.
H. A. GANUS Jr.
Parlementaire Praatjes.
De Minister van Oorlog heeft by
zijn eerste optreden in de Kamer den
indruk gegeven van flinkheid, mili
taire cordaatheid en kortheid tevens.
Zyn rede is het eenig belangrijke
wat van de zitting van Zaterdag te
vermelden is. De behandeling der be
grooting vorderde tot de z.g. Vesting-
begrooting en als men een rede van
den heer Troelstra, een philippica
tegen het wapen der maréchaussees
uitzondert, waren de opmerkingen
over het algemeen van geringe be-
teekenis.
De Minister begon, zonderling ge
noeg, met een handreiking aan de
socialisten, met wie hy zich een warm
voorstander van vrede en arbitrage
verklaarde. Alleen de droombeel
den dier heeren waren nog niet voor ver
wezenlijking vatbaar. Wji moesten
ons eventueel kunnen verdedigen en
hadden dus een goed veldleger noodig
al ware het slechts om tijd te
Bewerkt naar het Engelsch.)
HOOFDSTUK XLV.
Judith.
j 56)
„Het doet my genoegen, dat gy er zoo opgewekt uit-
ziet," zeide hy glimlachend, terwijl hy naast mjj plaats
nam.
„Gy ziet er wel tien jaar jonger uit, dan denlaatsten
keer toen ik u ontmoette."
„Ja, ik voel my ook als verjongdantwoordde ik
zonder te jokken, want sinds myn komst te Londen
had ik mij nog niet zoo vroolyk gevoeld. „Ik heb van
daag een uitstapje gemaakt en moet u iets vertellen."
„Zeker goed nieuws, naar de uitdrukking van uw ge
laat tc oordeelen."
„Ik had niet durven hopen, zulke goede tijding te
vernemen," zeide ik, alleen aan het gezegde van Judith
denkend, dat Taras haar niet beminde. „Ik heb de be
weegreden van Kavanagh's schurkenstreken ontdekt."
„Dat is zeer belangrijk, vooral voor mij, want gy zult
winnen. En daarnaast was een sterke
stelling van Amsterdam noodig: die
langzaam zonder groote nnancieele
offers af te werken, was 's Min. tweede
programma-nummer.
Uitvoerig verdedigde de Min. den
verkorten oefeningstijd als onschade
lijk voor de discipline en zonder na
deel voor de geoefendheid van den
troep. In aansluiting hiermede wer
den ook de winterverloven als doel
treffend geschetst.
Hervorming van het veldleger be-
teekende voor don Min. verbetering;
meer wilde hy voorloopig van zyn
reorganisatieplannen niet zeggen. Al
leen verklaarde hy, by repiiek. zijn
sympathie voor het Zwitsersche stel
sel van algeraeene volksweerbaar
heid.
Vervolgens, nader op den verkor
ten oefeningstijd terugkomend, merkte
de Min. op, dat de proefneming daar
mede gewenscht was juist met het
oog op eventneele legerorganisatie.
Ook uit financieel oogpunt was de
proef van belang. Het idéé om de
geldelijke voordeeleu van het aieisel
ten deele ten goede te doen komen
van het blijvend gedeelte, vond by
den Min. sympathie en de toezeggiug
van overweging werd gegeven.
Opmerkende, dat deze begrooting
het werk was van zyn voorganger,
kon de min. den heer Bahlmann niet
toezeggen, dat de volgende lager zou
zijnfwat dien heer aanleiding gaf tot
de verklaring, dat hy tegen de be
grooting zou stemmen.)
Bezuiniging achtte de Min. wèl
mogelijk - ook zonder staatscom
missie hy durfde die alléén wel aan.
Maar sommige bezuinigingen hielden
vorband met de legerorganisatie en
moesten op de totstandkoming daar
van wachten. De Min. had reeds be
zuinigd: de ontwerp-begrooting van
zijn voorganger was veel hooger. De
vergelijking met Relgië wraakte de
Min.daar was behalve het budget
van 18 millioeu fr. nog een vesting-
begrooting van 60 a 64 millioen fr
ook in Zwitserland was 't cijfer der
detensie-uitgaven zoo laag niet als
beweerd werd.
Snelvurende kanonnen achtte de
Min. even noodig als nieuwe geweren
voor de reserve maar andere din
gen moesten voorgaan.
Ook de Min. had wel eens gedacht
over afzonderlijke vrywilligers-korp-
sen.
Herziening der pensioenwet zeide
de Min. spoedig toe.
Scheiding vau mil. adm. en inten
dance was den Min. niet duidelijk.
Over de mogelijkheid van vrijstel
ling voor kostwinners van den wer-
kelyken dienst, zou de Kamer eer
lang te beslissen hebben.
Arbitrage by leveringsgesehilieu
was aan 's Ministers departement in
gevoerd.
Samensmelting van Ned. en Ind.
officierskorpseu had 's Min. sympathie
I het denkbeeld zou worden overwogen.
De teekening van het kazerneleven
werd meest schrikkelijk overdreven.
Als men in de groote steden de straat
taal van de jeugd hoorde, dan leek
de kazerne woleen kerk (gelach )t
u nog wel herinneren, dat ik altijd heb beweerd, dat
Kavanagh er een bijzondere reden voor moest hebben
om zich die zaken van kolonel Bell aan te trekken."
„Luister nuhij is verliefd op de dochter van den
kolonel, Judith Bell, die verloofd was met George.
Vandaag heeft hy haar zyn liefde verklaard en be-'
dreigd terstond Engeland te verlaten, als zy hem af-
wyst."
„Het is niet mogelijkriep de heer Pelham met een
ontsteld gelaat uit.
De goede man kon myn vroolykheid met den onge-
lukkigen toestand, waarin Judith verkeerde, niet in
verband brengen.
„En heeft miss Bell zyn aanzoek aangenomen
„Neen zy zou hem de volgende week Zondag haar -
besluit meedeelen."
„ZondagHebt gy nog iets meer vernomen
„Neen, dat is alles."
De advocaat trommelde een oogenblik met zyn vin- j
gers op de tafel en zeide toen ernstig:
„Ik zie niet in, waarom gij zoo verheugd zyt. Wan-
neer miss Bell Kavanagh aanneemt, dan is zy voor al-
tijd voor Gordon verloren. Doet zy het niet, dan ver-
liest hij voorzeker een groot gedeelte van zyn for- i
tuin."
„Daar heb ik niet aan gedacht," bekende ik ernstig,
nu ik den toestand goed begreep. „Maar George zal1
reeds teruggekeerd zyn, voordat het huwelijk is vol- j
trokken."
„Dat hangt van een massa omstandigheden af, die wjj i
niet naar onzen zin kunnen wijzigen. Ten eerste moet j
gy er niet te vast op rekenen, dat de ontsnapping van
George gelukt. "VVy vertrouwen op de eerlijkheid van
den heer Lazare, op de trouw van Schemyl en op den
goeden wil van verscheidene russische beambten. Van
al deze berekeningen zou er wel éen kunnen falen.
„Drie weken is een heele tyd, en een handige schurk
kan in dat tijdsverloop heel wat uitrichten. Wanneer
miss Bell toestemt kunnen de toebereidselen voor het
huwelijk in een paar dagen gereed zjjn gebracht, en den
derden dag zyn zjj getrouwd. Ongetwijfeld zal miss Bell
de plechtigheid wel in alle stilte voltrokken wenschen
te zien, omdat haar verloring met den heer Gordon nog
zoo kort geleden is. Zoodra het huwelijk voltrokken is,
zal Kavanagh het aanbod van de maatschappij aanne
men, en er dadeljjk met zyn vrouw tusschen uittrekken,
om zijn schoonvader voor de regeling van zjjn eigen
zaken te laten opdraaien. Deze veronderstellingen zyn
zeer waarschijnlijk, wanneer men met een dergeljjken
schnrk te doen heeft, die in gevaar verkeert. Terwyl
wanneer miss Bell hem afwyst wjj er zeker van kun
nen zijn, dat hij zjjn bedreiging ten uitvoer brengt, alles
verkoopt en er van doorgaat, want dan is zyn hoop
vervlogen, welke de aanleiding was het gevaar van een
mogelijke ontmaskering te trotseeren.
„Begrypt ge my goed I"
„Ja volkomen. Ik dacht niet, dat zy zoo spoedig zou
den kannen trouwen. Owanneer George eens te
laat kwamHet is verschrikkelijk, als ik hieraan
denk 1"
„Wjj moeten het huwelijk trachten te verhinderen
„Zeg mij slechts wat ik doen moet," riep ik leven
dig uit.
„Denkt gjj dat miss Bell Kavanagh aanneemt
„Zjj kent hem reeds lang en zy hebben elkaar veel ont
moet. Men heeft haar wys gemaakt, dat George haar
ontrouw is geworden en laaghartig verlaten heeft, Zjj
heeft geen anderen man lief gekregen en Kavanagh
ljjkt haar nog de beste en edelmoedigste van alle hee
ren die zij kent. Hy ziet er daarbjj goed uit."
„Dan is het zeer waarschijnlijk, dat zjj zjjn aanzoek
za! aaouemen. Ik begrijp niet, hoe deze ontdekking
uwe vroolykheid zoo kon opwekken. Gy dacht misschien
dat de gebruikelijke formaliteiten Kavanagh zouden
verplichten te Londen te blyven, tot de mogelijke of
wilt ge liever waarschijnlijke terugkomst van Gordon,
en deze Kavanagh's plannen zou verijdelen."
„Neen, die gedachte is ook niet in my opgekomen.
Een egoistisck idee was oorzaak, dat ik my zoo geluk
kig gevoelde."
„Laat het zijn wat het wil, waarde juffrouw, maar
deze ontknooping is mogelijk en wy moeten er dus
maar het beste van hopen. Zoudt gy het antwoord van
miss Bell niet te weten kunnen komen
„Ja, dat geloof ik wel."
„Wanneer
„Den volgenden morgen, 's Maandags denk ik."
„Goed (fat is by tyds genoeg. Dan kunt gij my het
antwoord mededeelen door ja of neen te telegrafeeren."
„Aan uw kantoor
„Ja. Wanneer miss Bell weigert, moeten wy de noo-
dige maatregelen nemen, om den koopers van de potten
bakkerijen hun betalingen aan Kavanagh te beletten.
Neemt zy zyn aanzoek aan, dan moeten wy het huwe
lijk trachten te verhinderen. In beide gevallen moeten