Een Meisjesgril. BLASÉ BILLY Voor de deur eeucr kleine boeren hofstede in Zuid-Rusland stond de eigenaarster er van, de weduwe Pas- kowaja Petrowna met haren knecht Werner, een Duitscher, die reeds lang sedert, den dood van haar man in haren dienst was en op wien de geheele leiding der hofstede rustte. Beiden spraken over de ongelukken, die hen in den laatsten tijd getroffen hadden, mislukken van den oogst en 't vee. dat hun door wolven en beren geroofd werd. Weinige dagen geleden was nog de beste melkkoe door eene berin weggehaald. „God beware ons!" riep Werner en wees op eene troika foen Russisch met drie paarden bespaunen voertuig), die in vliegende vaart de hofstede naderde. „Ja, God beware onszei Pe trowna bevreesd, want voor Russische boeren beteekent zoo1» voornaam be zoek zelden iets goeds. Ondertusscjieu was de troika aan gekomen en hield voor het huis stil. Twee heeren in kostbare pelsen ge huld zaten er in. Snel sprong de koet sier van den bok en hielp de heeren uitstappen. De twee laatsten, graaf Feodoor Alexandrowitsch en baron Balduin von Hwanwaren niettegenstaande hunne vriendschap zeer verschillend van karakter. Alexandrowitsch was de echte type van een zich almachtig wanenden Oud-Russischen aristocraat; hij was hoogmoedig, ruw en brutaal. Baron von Swan, een jong edelman uit de door Duit sellers bewoonde Oostzee- provineiën. was eene voorname ver schijning. Het welgevormd gelaat en de donkere oogen verriedden zoowel verstand als een adellijk karakter. Werner trad de heeren vriendelijk tegemoet, terwijl Petrowna naar bin nen jjlde om zich te overtuigen, of de kamer ook ia orde was om de heeren te ontvangen. „Vriend!" riep de baron tot Wer ner op hartelijken toon, „we tvillen bij u afstappen. We zijn namelijk van pi an eene berenjacht te ondernemen, want eene jonge dame, de zuster van mijn vriend hier. verlangt, dat ik haar een jongen beer verschaf, dien zy als een hondje wil temmen. Ik heb gezworen haar als bewijs mijner vereering zulk een dier te bezorgen, al kost het mij het leven." „Maar Balduin", zei Alexandro witsch. den Duïtschen boerenzoon een verachte-lijken blik toewerpend, „hoe koa je zoo vertrouwelijk tegen zulk een man spreken „Zwy'g Feodoor." zei de baron, toeu hij zat', dat bij deze beleedigende ruwe woorden van den graaf een schaduw over 't gelaat van Werner gleed, „je weet, dat ik hier anders over denk." De graaf was ontstemd, doch de baron lette er niet op en ging voort tot Werner „Vriend, hebben we kans op eene goede jacht, ik bedoel, zullen we een jongen beer kunnen vangen?" „Ik denk het, mijnheer," hernam Werner, „eene berin heeft vooreeni- ge dagen onze beste koe weggehaald en we behoeven het spoor slechts te volgen tot het hol, maar de zaak is gevaarlijk. Een beer is een gevaarlijke vijand, en wanneer er jonge beren zijn is 't waagstuk dubbel gevaarlijk." „Ik vrees niets", zei de baron; „in tegendeel, hoe grooter het gevaar, des te grooter de eer en gravin Paulowna zal des te beter van myne oprechte liefde overtuigd zijn." „Willen de heeren binnenkomen en ons de eer aandoen een bescheiden maaltijd te gebruiken, zooals een boer het aanbieden kan „Gaarne neem ik die uitnooditring aan", zei de baron, terwijl de Rus sische graaf den neus optrok en zijn kameraad toefluisterde „Maar Balduin, ik begrijp je niet! Deze boerenhutten zijn slechts vuile veestallen en de menschen, die niet veel boven een dier staan, zullen ons een smerigen maaltijd voorzetten, dien wij niet gebruiken kunnen. Ik zal ten minste niets eten." „Feodoor", hernam de baron mis noegd. „doe mij het genoegen en be- leedig deze brave, vriendelijke men schen niet. Doe, wat gij wilt, ik blijf hier. jonge i geleiden en helpen, niet waar," zei jhy tot Werner. „Ik ben geheel tot uw dienst, myn- j heer, eu ik durf zeggen, dat ik de beren en hun hol ken." „Dat doet mij genoegen," zei de baron, „we worden des te beter vrien den." De Russische graaf glimlachte ver achtelijk en zei tot zijn vriend: „lk heb reeds voor betere hulp ge zorgd. Wat verstaat zoo'n boeren- vlegel van de edele berenjacht. Ik heb ervaren boschwachters besteld, die ons aan den zoom van het bosch zul len opwachten, waar we toch halt moeten houden. Mondbehoeften heb ik bij mij en ik eet liever buiten, dan in dezen boerenstal." „Dat staat u vrij," zei de baron, „ik eet hier". Dit zeggende trad hy op de woning toe en de graaf volgde hem met "blijkbaren weerzin, terwijl de koetsier de paarden uitspande en naar den stal bracht. Het vertrek, vaar de heeren wer den binnengeleid, was kraakzindelijk, evenals deJnoubels, al waren ze ook eenvoudig. Eene warme kachel ver breidde eene weldadige warmte. „Hier is 't aangenaam", zei do baron vriendelijk tot de boerin, nadat deze de hooge gasten eerbiedig gegroet had. De graaf keek met een veracktelij- ken blik rond en zei geen woord. De baron at met grooten smaak, terwijl de graaf niets aanraakte. „Feodoor," zei de baron, „je zult wel tot van avond hier uitrusten. Ik wil ondertusschen eens beproeven, of ik eenige wolven neervellen kan." „Wolven?" meende de graaf ver achtelijk; „dat is toch geen sport, wolven schiet de gewone boer „Zeker," zei de baron, „verdedigt de boer zich tegen den vijand zijner kudden en des te meer is het de plicht der edellieden, de ergste vyanden van den boer uit te roeien. Werner, wil je meegaan ,jTot uw dienst, mijnheer, ik ga mee," zei Werner verheugd. „Neem mijn revolver," sprak de ba ron. „ik heb mijn jachtgeweer" „Ik kan dat ding niet hanteeren, mijnheer," zei de boer, „ik neem dezen by l mee, daarmee duri' ik ieder dier aan." „Goed, kom dan." Beiden begaven zich op weg en toen ze zoo ver van 't huis verwijderd waren, dat hunne woorden niet ver staan konden worden, zei de baron Werner, ik wil naar het berenhol gaan en een jongen beer levend van gen. Breng mij op't spoor en help my. Dan kunnen we van avond den graaf en zijne boschwachters eens hartelijk uitlachen, wanneer we met een jongen beer- en het vel van een ouden terug komen." „Goed, mijnheer," hernam Werner, „doch voor het vallen van den avond kunnen we eerst aan het werk gaan." Weldra waren zo aan de plaats ge komen. waar de beer de koe overval len en weggehaald had. Ze volgden het spoor, dat naar het bosch leiddö naar eene door kreupelhout en jonge dennen dicht begroeide plek. „Wij zijn er," zei Werner, op een afgeknaagd been wijzend. „Hier moe ten we wachten, totdat het begint donker te worden. Daar boven in het hol woont de berenfamilie. We zul len hier in dezen boom klimmen en wachten tot de dieren op roof uitgaan. Daar zijn wij verborgen voor het scherpe oog der roofdieren en zitten we zoo hoog, dat ze ons niet speuren kunnen." In weinige oogenblikken hadden beiden den boom beklommen. Er verliepen oenige uren en ten slotte begon bet nog te regenen. De baron morde over het slechte weer, doch de ervaren Werner zei: „des te beter, de regen verhindert de beren, ons te speuren." Na lang wachten hoorden ze ein delijk een zacht gebrom en zagen uit het' hol twee jonge beren komen, die vroolijk met elkaar speelden. Brom mend volgde een reusachtige, oude beer. „Nu vlug," zei de boer tot den baron, „maar tref hem om Gods wil goed, anders zijn we verloren." zyn voor jou, wanneer je my eenvau zwak terugkomt en zy 't gevaar ver- werd bijgewoond door tal van auto-richt, wordt dezelfde geneeswijze ge- die kleine dieren vangt." i neemt,waaraan gij blootgesteld waart?" j riteiten, o. a. door den minister^van volgd als in de sanatoria voor meer Beide jagers stegen van den boom j „Ik zal haar nooit weerzien", lachte af, en Werner vatte een der jonge de baron. „Uwe openhartige taal daar roofdieren, en bond hem zoo stevig ginds in 't bosch lieeft my de oogen dat hy zich niet roeren kon." j geopend. Wie zoo met mijn leven „Een kostbaar berenvel en een]speelt, meent 't zeker niet oprecht jonge beer voor do Gravin, dat heet met my. Maar nu ietsauders. Ik keer ik jachtgelukl" zei de baron vroolyk, j nu naar mijn landgoed terug, wil je „maar wat is dat 't is de berin j met mij gaan en by my blijven? Je zult goed" beloond worden". „Of ik wilIndien de baron my nemen wil, zal ik hem met vreugde mjjn geheele leven trouw dienen." Goed, dat is in orde. Binnen drie niet!" „Dan moge God ons bijstaan!" riep Werner bevreesd, „ja dit is do berin niet." Vlug laadde de baron opnieuw zyn geweer en Werner greep de bijl. 'tj dagen vertrekken wij naar de Oo t- Was een geluk, dat ze bcidon gewa pend waren, want ze hoorden een luid gebrom en de takken onder de logge voetstappen van 't zware dier kraken. Op 'tzelfdo oogenblik stond de berin voor hen, richtte zich op de achterpooten op en wierp zich woe dend op den baron. Snel vuurde deze zijn dubbel jachtgeweer af: zwaar gewond stortte het roofdier neer, doch liet stond een oogenblik later weer op cu viel met verdubbelde woede op den baron aan, die nn geheel onge wapend was. Een slag met de ge weldige klauwen deed den baron neerstorten. Wel trok by zyn groot' jachtmes en bracht de berin eenige steken toe, doch hij kon het dier niet dooden, eu 't einde van den strijd was niet twijfelachtig. Daar zwaaide Wer ner de zware bijl in de hoogte en 't scherpe wapen drong diep in de her senen. Een zwaar gerochel en 't ge weldige dier was niet moer, doch do baron lag beweegloos op den grond, hevig gewond door de tanden en klauwen van 't woedende dier. De tranen schoten Werner in de oogen, toen hy den jungen heer beschouw de, die voor een paar uren er nog. zoo bloeiend uitzag en nu iu 't bloed baaddde. „O, die rampzalige vrouw," riep de eerlyke boerenknecht, „die is door baar onzinnigen wensch de schuld van dit ongeluk." Ondanks de snerpende koude wierp de wakkere jongen zyn linnen kiel af, en maakte er vlug een noodver band van. Nadat bij de lippen van den gewonde met een weinig braude- vvijn bevochtigd had, opende deze de oogen en zijn eerste vraag was: „Heb je den jongen beer nog?" „O, laat hem loopen zoowel ais de gravin", riep de boer, alle verschil van stand vergetend„wie zoo iets verlangt om eene gril te bevredigen, kan het niet trouw en eerlijk met u meenen Nadat de baron weer eenigermate zijne krachten teruggekregen had, be gaven ze zich weer naar de hofstede Weruer droeg den jongen beer in de hand. Graaf Alexandrowitsch was ver baasd, den baron zoo deerlijk toege takeld te zien en riep op zyn gewonen, ruwen toon „Zie je, Balduin; dat komt ervan, door op zulke domme boeren te ver trouwen, in plaats van met my en ervaren boschwachters op jacht te gaan. Je kunt in uw toestand van daag niet vertrekken, ik echter moet weg, want ik kan bet niet langer ouder dit volkje uithouden. Ik zal je een dokter zenden, en ik verwacht je zoodra mogelijk bij my." „Wees onbezorgd", zei de baron misnoegd tot den trotscbeu graaf, die zyn redder zoo verachtelijk behan delde, „ik ben zeer wel by deze bra ve lieden en Werner heeft reeds om een dokter gestuurd. Vaarwel!" De graaf vertrok en nam den jon gen beer mee. 's Nachts kwam de dokter, legde een goed verband en verzekerde, dat de gewonde na een paar weken weer genezen zon zyn. Op zekeren dag verscheen graaf Alexandrowitsch om zyne uitnoodi- ging te herbalen en de groeten zijner zuster over te brengen, die zeer in haar schik was met den jongen beer. „Zeg haar hernam de baron droog jes —"dat hij baar voortaan in mijne plaats gezelschap kan houden." „Hoe moet ik dat verstaan vroeg de graaf toornig. „Laat my gerust hier, op mij behoeft ge verder niet te rekenen". „Dat is dus de liefde tot myne zus ter, die...," zeeprovincie. Gij hebt my niet alleen liet leven gered, maar my ook behoed voor meisjesgrillen en ongeluk. De Kerstcollecte voor Kindervoe ding te Amsterdam heeft dit jaar in het geheel opgebracht f2300. Grond-ontginning. Aan de ontginning van woeste gron den ouder het dorp Jubbega voor den beer P. W. Janssen te Amsterdam, de naamlooze vennootschap „Ontgin ning" gevest, te 's-Gravenhage en voor baron Van Heemstra te Driebergen, zyn thans 235 arbeiders aan 't werk gezet en toch is 't getal worklooze arbeiders te Jubbega en de aangren zende dorpen Hoornsterzwaag, Schu- De baron mikte en vuurde. Het „....Die my in een berenhol joeg en 1 rega en Oudehorne nog minstens 300, schot was raak, want de beer tui-myu leven op 't spel zette ter wille i melde op den grond en Het een dof,van een gril' ging de baron bitterj Het krankzinnigengesticht 'gerochel hooren. voort. Met woedende blikken en zon-1 j derate groeten^ vertrok de graaf. j E3IN!9£NLA9aü Prof. Mr. M. S. Pols. f Opuieuw heeft de Utreclitsclie Uni versiteit en tevens de wetenschap een gevoelig verlies geleden door het over lijden van den oudhoogleeraar mr. M. tS. Pols, Woensdag in den ouderdom van 6G jaar. Den 27sten Juni 1879 dus schrijft het „U. D." was hy tot dit ambt benoemd, om onderwijs te geven in het strafrecht. Voor dien tijd was by advocaat fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof te Utrecht. In den loop van dit jaar achtte hy zich verplicht om zyn ambt neer te leggen, ten einde zich geheel_ aan zyn studie te kunnen wyden. By Koninklijk besluit vao 22 Juni werd hem op zijn ver zoek eervol ontslag verleend. In de rede, waarmede prof. Pekel haring op 21 September jl. bet recto raat overdroeg, werd door dezen warme buide gebracht aan de veelzijdige be kwaamheid van Pols. „Zyn aftreden behoefde", zeide do heer Pekelharing toen „met het oog op het vele, dat Pols reeds op het gebied van vader- landseh recht heeft gedaai:. en nog kan doen, nu hy niet meer door lessen of examens gestoord zou worden, niet zulk een teleurstelling te zyn als het <er>t scheen". Zooveel te meer te betreuren is het, dat de tyd voor rustigen, onge- sloorden arbeid, zoo kort is geweest. A. C. Wertlieim-Commissi8. Ten huize van den heer J. Boisse- vain vergaderde Woensdagavond voor de eerste maal de commissie voor de totstandkoming van bet huldeblijk. Zy is definitief samengesteld uit de heeren J. Boissevain, J. F. L. Blanken berg, D. Beerends, J. W. Boellaerdt tot Herwynen, J. W.Bottenbeim, mr. C. A. Cosman, Mathias Duys, S. P. van Eeghen, Jacques Hartog. Aug. Hendricbs, J. Dudok van Heel, dr. H. F. 11. Hubreeht, Jonas lngenol, mr. D. Lopes de Leao Laguna, mr. J. A. Levy, M. G. L. van Lochein, mr. H. L. M. Luden, prof. J. C. Matthes, A. May, W. B. G. Molken- boer, mr. W. H. K. Mouthaan, J. Nienbuijs, P. A. L. van Ogtrop, Frits Olie, M. Pain Az., mr. J. I. Veltman, J. H. Verseef, mr. C. de Vries van Buuren, D. A. van Waal wijk en A. D. Zurmiiblen. Tot leden van het bestuur, met de dagelijksche leiding belast wei-den gekozen de heeren: J. Boissevain. voorz.dr. H. F. R. Hubreeht, vice- voorz.Jonas Ingenohl, secr.mr. J. E. Veltman, penuingm. en J. Dudok van Heel, vice-secretaris. Het secretariaat is gevestigd Hei- 19., Biuneniandscbe Zaken, mr. H. Goe-gegoeden, en mag men dus dezelfde man Borgesiusden Commissaris der j resultaten verwachten, zelfs betere. Koningin in Zuid-Holland, mr. C. omdat slechts lijders in het eerste Fock; de leden van Gedeputeerde Staten, mr. C. J. E. graaf van By- landt, mr. D. van Weel en mr. H. A. Crena de Jougliden griffier der Staten, mr. F. Tavenraatde inspec teurs van het Geneeskundig Staats toezicht, drs. Ruyscli en Van Andel den hoofdinspecteur van den Provin cialen Waterstaat in Zuidholland, den lieer H. van der Vegt; den Acadc- mischen Senaat, de professoren dei- medische faculteit, de commissie van beheer over liet krankzinnigenge sticht, de leden van den Gemeente raad en tal van plaatselijke autori teiten, zoo uit Leiden als van de na burige gemeente Oegstgeest. In eene welsprekende rede bracht mr. F. Was dank aan allen die had den medegewerkt aan de tot staud- koming van het gesticht „Endegeest" inzonderheid aan den afgetreden mi nister van Binnenlaudsche Zaken en aan de Provinciale Staten van Zuid- holland. Hij deed overigens een be roep op de regeering om nu ook een Psychiatrisch en leerstoel aan de Leid- sclle Universiteit te verbinden. De minister van Binnealaudsche Zaken sprak daarop een woord ge tuigende van groote waardeering der regeering voor het krankzinnigen- wezen en meende te mogen herinne ren aan het werkzaam aandeel door mr. F Was genomen aan de tot standkoming van het krankzinnigen gesticht „Endegeest". H. M. de Ko ningin-Regentes had dan ook ge meend Leiden's burgemeester te moe ten huldigen door hem te dier zake too te kennen het ridderkruis van den Nederl. Leeuw, welk huldeblijk hem dan ook door den minister werd aan geboden. (Daverende toejuichingen volgden op doze den burgemeester zoo terecht toegekende onderschei ding".) Maar meer dan dit eereteeken, zoo besloot de minister, zal den beer Was voldoening schenken voor zyne be moeiingen in deze het „pars magna fui" zoo schitterend dour li em iu de totstandkoming van „Endegeest" ver overd. Mr. Was dankte iu hartelijke be woordingen voor de hem toegekende onderscheiding en verzekerde er een eer in te stellen, in 't belang van ge meente, provincie, vaderland en we tenschap, voortdurend mede te wer ken, „Eudegeest" aan zijne bestem ming te doen beantwoorden. Alsnu werden door de talrijke ge- noodigden bezoeken gebracht aan de verschillende lokalen od inrichtingen van „Endegeest", met uitzondering van de cellen voor onrustigen, daar bet bezoek aan die lokalen door de commissie van beheer minder wen- schelyk werd geacht. Volks-sanatoria voor borst- lijders. Door het centraal-comité tot op richting van Volks-sanatoria voor borstlijders in Nederland, bestaande nit de heeren: dr. J. J. Horaoet, voorzitter; dr. R. de Josselin de Jong en dr. J. Herman de Jong, se cretarissen profs. drs. F. Halberts- ma, H. A. Kooyker, W. Nolen, P, K. Pel, dr. G. M. Roessingh, profs, drs. S. S. Rosensteiu. B. J. Stokvis, S. Talma, dr. G. P. van Tienboven, dr. C. van Wieheren, prof. dr. C! Winckler en J. A. Wynhoff, arts, is eene circulaire verspreid, waarin het doel van het comité wordt uiteen gezet. Gewezen wordt in de circulaire op de methode tot behandeling der tu berculose, door Brehmer in zijnsena- torium te Görbersdorff toegepast, door Dettweiler en anderen gewijzigd, ver beterd eu meer consequent toegepast en thans in alle sanatoria, ook op de hooge bergen in Zwitserland, alge meen gevolgd; welke methode in "de eorste en voornaamste plaats in de luchtkuur bestaat. De gunstige resul taten daarvan worden in de circulaire toegelicht. Temijl vroeger slechts personen tyd perk der ziekte worden opge nomen. Het Centraal Comité stelt de vraag, of Nederland alleen in deze zal terug blijven, alleen geen poging zal doen om de reddende hand uit te steken aan zoovele ongolukkigen, en zeg;, dat dat niet kan en niet mag. liet rekent by bet nastreven van zyn doei op de ondersteuning der collega's eu op de krachtige hulp der landgc- nooten. Het plan is de te stichten volks- sanatoria wel hoofdzakelijk te be stemmen voor behoeftigo lijders, maar ook minder vermogende, voor wie do verpleging in bet buitenland te kost baar is, toe te laten. De bedenking, dat ons land min der geschikt zou zyn voor de behan deling, die in doze Sanatoria elders wordt toegepast, acht bet comité on gegrond. Het is zijne stellige overtui ging, dat in Nederland plaatsen te vindon zjjn. in welke de luchtkuur met de noodige voorzorg even goed kan toogepast worden als in som mige streken van Duitschland, waar zy zulke goede resultaten geeft. De sanatoria zullen moeten dienen in bepaalde gevallen tot voorbehoe ding bij erfelijken aanleg, en tot her stel in andere gevallen. Zieken, by wie het proces een groote uitbreiding verkregen beeft, zyn uitgesloten, de wijl zij volgens de t,e volgen methode niet behandeld kunnen worden. De eerste taak van hot comité zal zijn sub-commissies in het leven te roepen, om het comité te steunen iu zijne pogingen en behulpzaam te zyn in het verkrijgen van de noodige gel den. Het comité zal zich hiertoe in de eerste plaats wenden tot de in specteurs van het geneeskundig staats toezicht eu geneesheeren, verder tot hooggeplaatste personen, tot invloed rijke mannen van verschillonde poli tieke en godsdienstige richting entot vermogende kapitalisten. Vol vertrouwen op de offervaar digheid zyuer landgenooteu vraagt het comité aller medewerking. Het hoopt daarbij niet alleen op grootere of kleinere bijdragen, die ieder naar zyn vermogen bschikbaar zal stellen, maar ook op den krachtigen steun van den staat. Een veclitpartij. Naar de „Dord. Ct." verneemt is Dinsdagavond in liet geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te Dor drecht een hevig tooneel afgespeeld. 't Geval moet zich volgenderwijs hebben toegedragen: De le geneesheer van bet gesticht, dr. M. B. Rome-ny, had zich bij het college van regenten beklaagd over den president-regent, omdat deze aan de hoofdverpleegster, in tegenwoor digheid van het geheele verplegend personeel, woorden zou hebben toege voegd, die zijns inziens beleedigend waren, tegevolge waarvan de genees heer, als hoofd van den huishoudely- keu dienst, den huismeester een tegen bevel gaf, waaraan deze weigerde te gehoorzamen. De geneesheer scheen zijn klacht in dier voege te hebben gedaan, dat het jammer was dat genoemde pre sident-regent was benoemd. Hierover was de bedoelde regent blykbaar ontstemd, althans Dinsdag avond liet hy den geneeesheer even roepen. Toen de geneesheer aankwam liep de regent in de corridor heen en weer en toen de geneesheer hem met een wijzend gebaar uitnoodigde om zjjn k-amer in bet gesticht binnen to gaan, trad liij met zijn stok in de hand binnen. Onmiddellijk daarop moet de regeut gezegd hebben: „Je hebt de brutali teit gehad mij bij regenten op de alleronbescboftste wyze te beleedigen, waarop de geneesheer, naar de bel gaande, moet hebben geautwoord: „We zullen dit gesprek niet onder vier oogen, maar onder zes oogen JU HUm voortzetten." „Neen," zou toen de uit den1" gegoeden staud Tn de sana-1 re^eQt gezegd hebben, de beer Ro- toria konden opgenomen worden, wijl I menY belettende te schellen, „niet de verpleging betrekkelijk veel geld1 onder zes> raaat' onder vier °°geQ kostte, is daarin gelukkig thans eenzullen we de zaak afhandelen." gunstige verandering gekomen. In alle1 Hierop volgde tusschen de beide lauden van Europa.'ook in Amerika. heeren een hevige •schermutseling, der te groeten vertrok de graaf. j „Endegeest, te Leiden. ...uwn[<i „Hoera! wc hebben gewonnen en' „Wat zal de gravin zeggen", zei; Woensdagnamiddag had de plech-!is een krachtige^bevvêging o^tsVaanwaarbij de geneesheer twee vry ern- V'e vinden hier in de nabijheid gravin Paulowna zal een jongen beer Werner, die niets van 't gesprek ge- tige opening plaats van het Krank- tot het oprichten van volkssanatoria sti"e w°nden aan 't oog opliep, e beren en dc boer zal ons gaarne krijgen. Werner, drie honderd roebel boord had, „wanneer mynheer zoo ziunigengesticht „Endegeest". Zy In deze, ofschoon eenvoudiger inge- He regent beweert, dat hij, toei FEUILLETON. fig zou iemand precies plaats kunnen wijzen, waai de gravin van Glenleman in haar jonge jaren al lerlei bokkesproDgen bad gemaakt, en u een ontbijt aanbieden in de herberg, die Ham. Smith in den jare 1820 opgericht haddeze Sam, was een eigen broeder van den beroemden romanschrijver Smith-Stratford, en verdiende den kost met voor z\jo bezoekers eieien met ham klaar te maken. r Hy wist ook precies in welke gezinnen het gebruik van zeep niet in aanzien was, en in welke kringen men niet over de politiek mocht spreken. Hij zou u dade lijk liet verschil zeggen tusschen een handelsmerk en een iielmteeken en herinnerde zich zeer juist de ver schillende sommen, die in de laatste vyf en twintig jaar voor den titel van barones waren betaald. Evenals ko ning Karei kon hy van zich zelf zeggen, dat bij nimmer iets dwaas, maar ook Dimmer iets verstandigs gedaan had. Hy verachtte of liever gezegd veinsde alle men schen te verachten, maar degenen wier oordeel over 't algemeen het meeste gewicht in de schaal legt, gaven hun verachting, die zy voor Billy koesterden, duidelijk te kennen. In korte woorden, hy was het best te vergelijken met wat men in den ouden tijd een „hofnar" noemde. Na het diner was bij een gezellige kerel, maar 's morgens vroeg was bij nooit goed te spreken. Zóo'dacht ik over hem, totdat hij op een goedendag verliefd werdof om dezelfde woorden te gebruiken, die Teddy Tidmarsh bezigde, toen hij ons dat nieuwtje verteldehy „verkikkerde" op Gerty Lovell. „Die met het roode haar", verklaarde Teddy, om haar van haar zuster te onderscheiden, die onlangs heur haar goudblond had geverfd. „Gerty Lovell!" riep de kapitein verbaasd uit; „wel, ik heb altijd gedacht, dat de dochters van Lovell geen cent op de wereld bezaten." „De oude man is straatman, dat weet ik zeker," zeide Feddy, die er evenwel een zeer geheimzinnig „maar" aan toevoegdemen mompelde n.l. dat hy een niet on aardig inkomen trok uit een winkeltje in de buurt van Hatton Garden; want Teddy was altijd zeer openhartig wat eens anderman's zaken betrof. „Och, de een of andere rijke slager of diamanthan delaar, die een familielid bleek te zijn, is zeker plotse ling komen opdagen," opperde de kapitein, „en daar heeft Billy de lacht van gekregen, want Billy weet altyd wel het beste oogenblik uit te kiezen." Wy waren het er allen mede eens, dat er zoo iets wel achter zou schuilen, ofschoon in alle andere opzich ten Gerty Lovell een zeer geschikt meisje voor hem was en zelfs de godin „de Rede", die by zulke ge legenheden doorgaans niet geraadpleegd wordt, zon ik nu liever zijn bijnaam weglaten en hem al de glorie geen betere levensgezellin voor Billy hebben kunnen van zyn waren naam geven. n.l. William Cecil Wyeb- wood (Stanley DraytOD ontmoette, en die ontmoeting had plaats op de stoep van de Savoy Restaurant, wenschte ik hem geluk. Ik meende, wanneer het flik kerende electrisohe licht mij tenminste geen poets speelde, hem te zien blozen. „Een lief meisje!" zeide ik. „Je bent een gelukkige kerel, Billy." Ik sprak de gewone formule, die men meestal by zutke gelegenheden uit en als van zelf waren zy my uit den mond gevallen, zonder dat. ze my eenig naden ken kostten, maar hij scheen ze te beschouwen als een bewys van de oprechtst gemeende vriendschap. „Als gy haar beter leert kennen, znlt gy haar nog wel aardiger vinden," zeide hij. „Zy is zoo heel anders dan alle andere vrouwen. Kom morgenmiddag, zy zal het zeker prettig vinden u te ontmoeten. Ik zal haar zege en, dat gij komt." Precies vijf minuten voor vijf trok ik aan de bel. Billy was er reeds. Zij ontving ray met een eenigszins koddige verlegenheid, die haar evenwel nog al aardig stond. Zy zeide, dat het zeer vriendelijk vau my was zóo vroeg te komen. Ik bleef zoo ongeveer eeu half uur; maar het gesprek wilde niet vlotten en zelfs myn gees tigste opmerkingen gingen onopgemerkt verloren. uitkiezen. Het daglicht was haar niet bepaald vriendelyk ge zind maar op avondpartijtjes vond ik werkelijk, dat zy er aardig, meisjesachtig uitzag. Al had zy haar „beau jour", dan Dog was zy niet mooi te noemen, maar zelfs in het omgekeerde geval bad zy altyd iets deftigs en gedistingueerds over zich, aardoor men haar nooit over het hoofd zag. Daarbij 'iad zü er goed slag van om zich te kleeden. Zy was de type van een vrouw die veel in gezelschappen Verkeert: altyd beminlyk en meestal onoprecht. In Kensington nam zy baar gods dienstige plichten waar, maar ook Mayfair werd" van tyd tot tyd met een bezoek vereerdin' zaken van lite ratuur raadpleegde zij Mudie en in kunsten „Grosvenor Gallery" en op elke „afternoon tea" die zij bezocht, kon zy met dezelfde welsprekendheid zoowel over phi- lantropie. philosofie als politieke onderwerpen babb ilen. In baar begrippen ging zij met baar tijd mede en baai- opinie kwam altyd precies met. die van den persoon, tegen wien zij sprak, overeen. Op een goeden avond, dat ik bij een beroemd schrijver te gast was boorde ik een schilder's vrouwtje, die hem omtrent het karakter van Gerty Lovell eens wilde inlichten, zeggen „Het grootste genot voor die vrouw is een aitnoodi- ging voor een diner bij een hertogin te ontvangen, en het hevigste lijden, dat zy kent is een slecht gemaakt toilet thuis te krijgen." Ik vond deze uitlegging even waar als wreed, maar ik geloof, dat wy geen van allen een betere wisten. Toen ik een volgenden keer Blasé Billy of laat (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6