der genie, evenals de artillerie en de
geneeskundige dienst, zoo misdeeld
zijn geworden bij de uitgereikte on
derscheidingen, voorzeker bad men
er anders den naam van Pfauner
ook by aangetroffen.
In elk geval zal het den aandach-
tigen lezer der Atjehbrieven niet
ontgaan zijn, dat by het nemen der
sterke bentings Gleiëng het succes
van dien dag, nadat drie compag
nieën infanterie het hoofd hadden
gestooten, te danken was aan het
kranig optreden van een sergeant
der genie-troepen. Door het werpen
van een paar dynamiet-patronen (die
slechts dertig seconden brandtyd
hebber) werd de vijand, die zoo dap
per stand hield, eerst uit het veld
geslagen en gelukte liet den onzen
in de benting te dringen. De flinke
sergeant was Pfanner. Dit weinigje
ter nagedachtenis van een algemeen
gewaardeerd en dapper onderofficier.
Straks als de nieuwe lijst, der be
looningen, die juist is ingediend, zal
afkomen, zal men er ook vrij zeker
by lezen:
„Ingeschreven als ridder der Mili
taire Willemsorde vierde klasse, enz."
Waarom toch altyd dat talmen
Hoevelen die een koninklijke beloo
ning verdiend hebben, zijn daarvan
al niet de dupe geworden?
Bijna een jaar is sedert den tijd
dat de laatst verleende onderschei
dingen verdiend zijn, verloopen. Nu
is dan een nieuwe voordracht, men
zegt tot de affaire van Segli, in zee
gezonden. Waarom geschiedt zulks
niet op regelmatige tijden, bijv. elk
half jaar Welk een getal gelukki
gen zou er niet meer door gemaakt
worden, indien men dat wat meer a
coenr behandelde!
Een quaestie met Portugal
De Mak. Ct. schrijft:
Den 2den November jl. vertrokken
van het eiland Kisser twee prauwen
onder het bevel van den wijkmeester
van Kota lama, Kaffin, naar Letti.
Door den posthouder van Kisser was
hun een behoorlijke zeepas uitgereikt,
waarin duidelijk vermeld stond, dat
zij voor zelfverdediging 5 geweren en
9 sabels aan boord hadden. Bovendien
was Kaffin de overbrenger van drie
dienstbrieven voor den posthouder van
Letti.
Door wind en stroom gedreven,
werden de vaartuigen gedwongen, 4
uur na hun vertrek van Kisser, onder
den wal van Portugeesch Timor ten
anker te gaan en "daar een gunstig
tij af te wachten, 's Avonds komt daar
toevallig het Portugeesche oorlogs
bootje Dilhy voorbij stoomen, ziet
onze prauwen, pikt ze op, en sleept
ze, niettegenstaande krachtig protest,
naar de hoofdplaats Dilh\, waar de
bodems van hunne roers' en zeilen
ontdaan werden en den opvarenden
(26 manoen en 4 vrouwen) daardoor
de gelegenheid tot verder reizen ont
nomen werd. Als reden wordt opge
geven. dat men hen verdenkt kruit
en geweren in de Portugeesche kolo
nie te hebben willen binnensmokkelen
(alsof men daar niet eens weet, dat
Diihy de kruitvoorraadschuur is van
de kleine b'oemla-eilanden).
Wat zal er nu verder met onze ge
vangen genomen onderdanen gebeu
ren Zou ons gouvernement, dat lang
niet karig is met het uitbetalen van
een schadevergoeding aan een andere
mogendheid, hier nu ook niet eens
a's eischer willen optreden
De Mak. Ct. schrijft
„Een Hollandsch ingezetene van
Timor Deli (Portugeesch) wenschte
op Koninginnedag uiting aan zijn
patriottische gevoelens te geven door
het uitsteken "der driekleur.
„Tot dat doel verzocht en verkreeg
hij de noodige vergunning van den
gouverneur, die de permissie verge
zeld deed gaan van de uitdrukking
van zijn leedwezen, dat hij niet aan
dit feestbetoon kon deelnemen.
Verleden jaar bad Z. E. op den
Koninginnedag de Xederlandsche vlag
van zijn paleis laten wapperen, en J
tevens den resident van Timor een i
gelukwensch voor onze Vorstin doen j
toekomen. Niet alleen, dat in onze
kolonie nimmer deze beleefdheid ge
reciproceerd was geworden, 't geen
toch wel gebeurde van de zijde der
bestuurshoofden van de Straits eu
British North Borneo, maar niet eens
een antwoord op zyn folicitatieschry-
ven mocht by ontvangen, waardoor
zyn beleefdheidsvormen tegenover den
buurman erg aan 't inkrimpen zyn."
Te Seraarang is, onder het eere
voorzitterschap van generaal Schnei
der, een comité voor de kroningsfees
ten gevormd. In het centraal comité
zullen, volgens de Loc., zitting ne
men de navolgende heerenP. F.
Sevthoff, voorzitter: mr. W.Tadema,
ondervoorzitterJ. H. Gaade, B. C.
van de bande, mr. B. Nymann, O.
Netscher, C. W. Hoffmann, J. J. van
Oosterzee, H. J. Verdam, C. J. de
Freytag, W. P. H. de Bruyn Kops,
A. Do wie, P. Do wie, P. H. Soeters,
A. F. van Such telen, H. Kerbert,
thesaurierF. IF. Ch. N. van der
Moore, secretaris.
In een Atjeh-brief van de Sum.
Ct., dd. Padai.g 6 Dcc. leest men on
der meer het volgende
„De officieren in de geconcentreerde
linie schijnen in den laatsten tjjd niet
te klagen te hebben over overmaat
van gezondheid. Eeuige dagen gele
den ging de afgetreden postcomman-
dant van Pakan Kroeng Tjoet. die
thans te Kota-Pohama werd inge
deeld, naar het hospitaal, daarna een
luitenant van Roempit en ten laatste
een van Loknga. Het buitenleven
schijnt hier ongezond te werken ook
te oordeelen naar de humeuren. Een
van de drie laatstbedoelden dreigde
zyn onderbebbend kader na het min
ste vergrijp steeds met degradatie,
strafte een inlandseben korporaal die
wachtcommandant was, met veertien
dagen politiekamer, omdat rle plaats-
corveërs eenige blaadjes, die van een
in de beuteng staanden boom waren
gewaaid, hadden vergeten op te vegen.
Een zeer achtenswaardig sergeant
werd na een twijfelachtig vergrijp
tot degradatie voorgedragen en bij
wyze van gratie gestraft met cachot.
Met welke oogen zulke mensehen
aangezien worden, kan iedereen be
grijpen die nog gezond verstand ge
noeg beeft om te beseffen dat een
onderofficier of korporaal maar ge
wone menschen zyn, al behooren ze
tot de braafsten.
„Hoe durft meu ingeval van nood
op getergde menschen rekenen? De
woorden zijn historisch gesproken
door zeker kapitein, die gewond werd
tijdens een beschieting: „Die kogel
komt niet van den vijand!" Past
het om zulke uitersten uit te lokken?
En dit doet men door kader eu man
schappen aan aanhoudende vernede
ringen bloot te stellen, door hen te
plagen. Heeren, wordt toch een wijs
in 't belang van de zaak, die gij dient
en niet minder van u-zelf.
„Pakan Kroeng Tjoet is den 16en
en'Belang den 30en November opge
heven. Blijven nog de posten Kota-
Pohama. Roempit, Lamjong, Tjot-Iri,
Lampermei, Lambaroe, Tjot Goë,
Ketapan Doewa, Lamdjamoe en
Lamtih.
„De gedeserteerde Europeesche
fuselier Eibers, nu ongeveer een half
jaar geleden in Lamkrak gekuipt, is
den 2en dezer op Petjoet aan de galg
gehangen. Eibers is in '84 van uit
Toengkoeb weggeloopen. Nadien is
hy een sobat-kras van den beruchten
Toengkoe Mat-Amin en als Europeaan
zoo goed als onherkenbaar geworden.
Weinig heeft 't da» ook gescheeld
of men had 't opgegeven om zyn
identiteit eenigszins te bewijzen. Maar
op de reeds bekende manier is bij in
het hospitaal in de val geloopen.
„Den 29en Nov. kwamen twee
brigades by kampong Grot en zagen
daar een Atjeher, gewapend met een
rentjong, haastig de vlucht nemen.
Een paar schoten werden den vluch
teling achterna gezonden en daar
mede werd hem 'het wapens dragen
voorgoed afgeleerd. De man kreeg
een kogel door het hartdat vol
was van liefde, want de sukkel was
op liefdesavonturen uit, naar latei-
vernomen werd. Arme vrijer!"
Leger en Vloot
Koloniale Reserve.
By de koloniale reserve werden in
1897 aangenomen 285 man voor 6,
29 voor 4 jaren en 25 bij het vaste
personeel van de reconvalescenten af-
deeling, te Zutplien voor 6 maanden.
Bij genoemde afdeeling werden 403
militairen.wegens tijdelijke ongeschikt
heid uit O.-Indië teruggekeerd, inge
deeld.
L'it O.-Indië keerden mede terug
115 reservisten, wegens eind van
diensttijd of tydelyke ongeschiktheid.
Aan 7S raan werd paspoort ver
leend 204 verlieten het korps met
gagemeut, varieerende tusschen f 100
en f 50022 werden wegens aanhou
dend slecht gedrag met een briefje van
ontslag uit den dienst verwijderd en
45 overleden in O.-Indië.
Ln 1S97 vertrokken 4 detachemen
ten te zamen sterk 410 onderofficie
ren en soldateu naar Iridië, zoomede
32 vreemdelingen van de recouvales-
centen-afdeeling.
Op 1 Januari 1898 was de koloniale
reserve sterk 2251 onderofficieren en
soldaten, van wie 1404 gedetacheerd
in O.-Indië.
RECHTSZAKEN.
Lastige stemmers.
De behandeling eener strafzaak
voor de arrondissements-rechtbank te
Maastricht kan tot kenschetsing van
toestanden in sommige dorpsgemeen
ten bij verkiezingen dienen.
Te Mesch moet eene verkiezing
voor 2 ledea van den gemeenteraad
plaats hebben. De eerste kiezers, die
op den dag der stemming ter stem
bus verschijnen, zijn een vader met
zijn zoon. De eerste vraag van deu
voorzitter van het stembureau aan
den SOjarigen vader is Kumst te get
verdeene (Komt gij wat verdienen?)
Eu het antwoord„Nein ieh kom
stumme. Het invullen van liet briefje
wil den grijsaard echter niet goed
lukken, waarom de zoon verzocht zijn
vader te mogen bijstaan. Dit wordt
geweigerd, wat eenige opmerkingen
van den zoon uitlokt. De voorzitter
gelast hierop den veldwachter dezen
uit het stemlokaal te verwijderen met
de woorden„Pak em". De veld
wachter, aan dit bevel gehoorzamen
de, brengt den kiezer uit het lokaal,
waarbij eenig verzet wordt ondervon
den, wat aanleiding tot de tegenwoor
dige vervolging gaf. Tegen dezen
beklaagde werd een week gevange
nisstraf geëischt.
Uit de behandeling dezer zaak is
nog gebleken, dat ofschoon vader en
zoon de eerste en eenige van de te
Mersch zijnde 28 kiezers waren, die
zich in 't lokaal bevonden, de voor
zitter van dit voorval gebruik maakte
om de stemming tot 's anderendaags
te verdagen.
Hendrik de Jong.
Hendrik de Jong, geboren te Wees-
per- Carspel, 36 jaar oud, vroeger de
coratie-schilder. thans zonder beroep
en gedetineerd te Arnhem, stond
Dinsdag aldaar terecht ter zake van
oplichting der weduwe IS. geb. R., te
Arnhem, hofmeesteres op de stoom
boot „Concordia", varende tusschen
Rotterda u en Arnhem, eu wegens
diet stal van een portret en eenige
vellen postpapier en enkele envelop
pen, resp. ten nadeele van den loge
menthouder B. en diens gast, den
monteur P.
Uit hetgeen breedvoerig in de dag
vaarding is ten laste_ gelegd, is ge
bleken, dat de misdrijven waaraan
bekl. zich na zijn ontslag uit de ge
vangenis te Nieuwer-Amstel heeft
schuldig gemaakt, dus tusschen IS
Augustus" en 11 September 1897,
eigenlijk een voortzetting vormden
van zyn vroegere handelingen, zoo
algemeen in den lande en zelfs daar
buiten bekend.
Het waren dezelfde verschijnselen,
zelfs tot in de kleinste bijzonderheden,
en, mocht bekl. in uiterlyk er wat
minder goed uitzien dau toen hij in
1893 te Amsterdam werd veroordeeld,
innerlijk was hy dezelfde gebleven.
Even driest en onverschillig was
zijn houding als toen, en het mengsel
van cynisme en lafheid in zyn wijze
van doen niet minder verbazingwek
kend en tergend tevens
Het feit der oplichting komt hierop
neêr
Uit de gevangenis te Amsterdam
ontslagen, heeft bekl. na te Am
sterdam onder zyD werkelijken naam
tevergeefs getracht te hebben logies
in een klein logement te verkiygen
zich naar Arnhem begeven en daar,,
na by zyn broeder den neus gestoo-1
ten te hebben, onder valschen naam
onderdak bekomen in een logement
voor den kleinen burgerstand.
Volgens bekl. moest by wel een
valsciien naam aannemen, omdat zyn
werkelijke naani in Nederland zoo
bezoedeld was, dat hij nergens terecht
kon.
Van uit Arnhem maakte hy een
reisjes, o.a. Daar Rotterdam, Vlissin-
ged, Emmerik, enz.
Op een dier tochtjes maakte hy op
de stoomboot Concordia kennis met
de hofmeesteres, een weduwe van
middelbaren leeftijdzijn oude nei
gingen kwamen toen weer boven en
hoe onverklaarbaar ook by deze
zeer weinig imposante persoonlijkheid
hy had weder 't zelfde_ succes als
vroeger; zyu voorspiegelingen, dat
hy een vermogend man was met wel
2 ton in de wereld, dat hy machine
fabrikant te Utrecht was (compag
non der firma Smulders zei_ by by
andere gelegenheid), dat hij eigeu
huizen bezat, dat zyn papa en mama
onlangs gestorvan waren en hy nu
een vrouw zocht, enz., enz., zijn be
lofte, dat by de weduwe, op wie hy
zeide dol verliefd te zijn, zou trou
wen en met haar kalmpjes op een
vi'latje by Arnhem zou gaan wonen.
Dat alles had een magisehea invloed
op de eenvoudige weduwe, die dui
zelde van al dat toekomstige geluk.
Evenals vroeger voegde hy 't woord
bij de daadby ging met zijn aan
staande vrouw villa's zien te Arn
hem, Velp en Oosterbeek een huur
van f 1200 was hem zelfs niet te
duur eu confereerde met makelaars
en huiseigenaars.
H. de J.. maar zoo heette hy niet
voor de weduwe; zyn naam was
Angust Filtz voor haar en hy, de
rijke fabrikant, was een Ongeluks
vogel; hy had zijn portemonnaie ver
loren op de boot en daarom leende
hy nu successievelijk tot een bedrag
van f 18 van haar. Maarhy gaf
haar in ruil een gouden ring cadeau,
voor hem wel f 100 waard, volgens
een deskundige echter niet meer
dan f9.
Ten slotte kreeg de weduwe door
een aaneenschakeling van dingen, die
haar wel wat zonderling voorkwa
men, maar vooral door een telegram
dat hy haar toonde en op haar den
indruk maakte van valsch te zijn,
argwaan.
Zij ging stil op informatie uit te
Utrecht, en het bedrog, waai van zij
de dupe was, kwam uit.
Aangifte werd gedaan en in het
logement van B. werd de slimme
vogel geknipt met het bekende ge
volg.
Bij de toen gevolgde inbeslagname
van bökl.'s goed en de verdere in
structie kwam liet tweede feit aan
!t licht, de diefstal. Het bewuste
portret beweerd e bekl. van de vrouw
van den logementhouder gekregen te
hebbenzij had hem die beeltenis
van een harer vriendinnen te Ame-
rongen gegeven, omdat bij een vrouw
zocht; :t adres had zy ook opgege
ven; hij zou aan 't meisje schrijven
en zy zou ook per brief een goed
woordje voor hem doen.
De velletjes papier en de envelop
pen had zy hem ook gegeven om
brieven te schrijven. Dé vrouw en
haar raati getuigden echter, dat bekl.
dit alles had weggenomen, zonder
vergunning en het papier aan een der
logés toebehoorde.
Behalve deze beide getuigen traden
er 15 in dit geding op, die allen de
in de dagvaarding ten laste gelegde
feiten en nog veel meer min of meer
uitvoerig toelichtten en bevestigden.'
Bekl. zelf, even driest en onver
schillig als vroeger, die op ieder ver
hoor van een getuige wat te vragen
of te zeggen had met grooten omhaal
van woorden, ontkende ten deele
hy had geen geld geleend van de
weduwe en alle vertering op de boot
betaald.
De voorspiegelingen en beloften,
noemde hy nu eens flauwe grappen
en onzin, dan weer hield hy met klem
vol, dat zy verwezenlijkt zouden zyn
en dat hy nog met de weduwe zou
willen huwen, indien zy hem nu nog
zoo liefhad als toen.
Wat hy doen of laten wilde ging
noch den rechters nog iemand ander s
aanhy kon ruim genoeg leven, daar
toe had hy middelen en kanalen in
overvloed.
Het O.M., waargenomen uoor mr.
Poel Huddingh, achtte de gepleegde
feiten voldoende bewezen. Deze bekl.,
die door allerlei kunstgrepen en een
samenweefsel van verdichtingen reeds
meermalen eenvoudige lieden heeft
opgelicht en daarvoor reeds tweemaal
is veroordeeld, is een gevaarlijk sujet
en moet daarom in 't belang der maat
schappij ernstig gestraft worden.
Daarom eischte Z.Ed. Achtb. wegens
oplichting bij recidive en diefstal,
tweemalen gepleegd, eene gevange
nisstraf van 4 jaren.
Mr. F. N. Aberson, ambtshalve als
verdediger optredende, wees in zyn
scherpzinnig pleidooi er op, dat de
rechtbank deze zaak op zichzelf heeft
te beschouwen, absoluut afgescheiden
van de antecedenten van den bekl.
en de openbare meening omtrent hem.
Belast met de taak der verdediging
zou pl. echter toch het ten laste ge
legde ontzenuwen, en zoo kwam hy
tot de conclusie, dat noch de oplich
ting nog de diefstal zyn bewezen en
vroeg hy derhalve met overtuiging
vrijspraak en ontslag uit de veel te
langdurige voorloopigo hechtenis.
D:t verzoek werd door de recht
bank geweigerd en de uitspraak be
paald op Dinsdag 11 Januari.
Beleediging in eene
advertentie.
In October des vorigen jaars kwam
in de Geneeskundige Courant de vol
gende advertentie voor:
„Arts. Te Groede in Zeeland met
eene bevolking van 2465 zielen, al
waar vroeger tal van jaren twee. ja
zelfs verscheidene jaren drie genees
kundigen en een apotheker waren
gevestigd, die allen, een ruim bestaan
hadden, is thans slechts een arts aan
wezig, die zijne patiënten zeer ver
onachtzaamt, waardoor vele inge
zetenen genoodzaakt zijn de hulp uit
ver afgelegen gemeenten in te roe
pen, zoodat voor het meerendeel der
bevolking, en vooral bij de meerge-
goeden groote behoefte bestaat aan
een arts, die zijne zaken behartigt,
voor wien ongetwijfeld het vooruit
zicht bestaat op ruime inkomsten,
daar hy ook medicijnen mag leveren,
terwyl bovendien in twee aangren
zende gemeenten, op korten afstand
met 2350 zielen, geen geneeskundige
gevestigd is. Inlichtingen adres
Postk. Groede, Post restant lett.
A. G."
Op een aanklacht van deneenigen
destyds aldaar ge vestigden arts, J.
Prins Mellema, stond gisteren te
Middelburg terecht de 69-jarige secre
taris-ontvanger van Groede, die be
kende de advertentie te hebben doen
plaatsen en deswege door het O. M.
zyn veroordeeling hoorde vragen we
gens beleediging tot f 100 boete, subs.
15 dagen hechtènis.
GEMENGD NIEUWS
Een ramp.
Terwijl Maandagavond de candi-
daten, die bij de gemeenteraadsver
kiezing gekozen waren, een meeting
van 2000 personen in bet stadje Lon
don (Ontario) toespraken, zakte een
deel van de vloer in, waardoor 200
personen in den kelder te lande kwa
men 28 werden gedood, 100 gewond.
Een oude slang.
De gi ootste reuzenslang in den
Londenschen dierentuin is dezer dagen
overleden. Het beest had eene lengte
van meer dan 20 voet bereikt, alzoo
de grootste lengte, die men by reuzen
slangen waargenomen heeft. Een be-
wjs voor de bewering dat de slang
zich in de gevangenschap zeer wèl
moet hebben gevoeld, is het feit, dat
zij zich reeds sedert 1876 in den die
rentuin bevond, dus meer dan 21 jaar
in de gevangenschap doorgebracht
heeft. De slang behoorde tot de voor
namelijk in Azië voorkomende soort
python, werd in 1875 in Malakka
(Achter- lndië) door dr. Hampshire
gevangen en later ten geschenke ge
geven aan den dierentuin. In die 21
jaren heeft de slang niet minder dan
3500 eenden verorberd, waarvan haar
by eiken maaltijd 4 tot 6 voorgezet
werden. Do voedering bad elke week
slechts eenmaal plaats. Interessant is
het, dat de slang dikwijls zonder
eenige merkbare reden het voedsel
weigerde, zoodat het voorgekomen is,
dat zy meer dan eene maand hongerde.
Een tremen-botsing.
Maandagochtend even over zevenen
is de bchotsche Oostkust-sneltrein,
die Zondagavond om half twaalf
Londen (King's Cross) had verlaten,
volle vaart op een goederentrein ge
loopen. Te elfder ure zocht de goe
derentrein door met volle kracht te
ryden nog weg te komen, maar het
was te laat. De voorste van de twee
locomotieven van den sneltrein stei
gerde tegen den goederentrein open
viel om de andere locomotief en een
goederenwagen daarachter leden be
trekkelijk weinig, maar de volgende
personenwagens werden als in elkaar
geschovende o-eheelo trein werd uit
het spoor gelicht. Gedood werd een
reizigster, een onderwijzeres, die op
weg was naar een begrafenisern-
stig gewond een half dozijn andere
reizigers. De machinisten en stokers
der twee locomotieven zyn er vrij
goed afgekomen. Een paar sprongen
van de machine.
Gratie verleend.
De fransche anarchist Cyvoct, in
1883 veroordeeld als medeplichtig aan
een dynamiet-aanslag tc Lyon, maar
ten aanzien vau wiens schuld steeds
door sommigen twijfel gekoesterd is,
heelt geheele gratie gekregen. Toen
hij ter dood veroordeeld werd, was hy
22 jaarhij bleef steeds zijn schuld
ontkennen en zijn straf werd dadelijk
na het vonnis in levenslangen dwang
arbeid in Nieuw-Caledonië veranderd.
Er is een krachtige perscampagne
voor hem gevoerd, waarvan Ranc. de
bekende senator, voorzitter van de
Journalisten-vereeniging te Parijs, de
leider was. Deze deelt thans zeer ver
heugd in de Radical mede, dat de
gratie aan Cyvoct is toegekend op
initiatief van president Faure zelf.
Cyvoct wordt niet alleen op vrije
voeten gesteld, maar hy zal naar Frank
rijk kunnen terugkeeren.
Iiidië op de tentoonstelling
te Parijs.
Uit Bandoeng werd aan de Java-
Bode het volgende geschreven:
Voor den handelaar-industrieel kan
de wereldtentoonstelling te Parys in
1900 eene goede gelegenheid zijn om
zaken te maken met de producten
eener inl. nijverheid, nl. Singapama-
artikelen, bestaande in fraai en hecht
mand- en vlechtwerk als doozen,
mandjes, bakjes, nécessaires, reis
mandjes, kokers, matjes, hoeden enz.
enz. Deze voorwerpen, die naar ge
geven modellen door nog andere kon
den vermeerderd worden, bytyds in
eene groote verscheidenheid aange
maakt voor de genoemde tentoonstel
ling, zouden mogelijk te Parijs in den
smaak van het publiek vallen, aftrek
vinden, en aldus zou deze inland-
sche industrie in Parys een débouché
vinden, dat der bevolking ten goede
kwam.
Een Franschraan te Batavia heeft
wel succes behaald met zyn Tang-
gerangsche hoeden, welke hy naar
Parijs zond. Waarom zouden ook niet
de yingaparna-artikelenlmn weg kun
nen vinden in die wereldstad. Een
chapeau a la Singaparna klinkt min
stens even lief als een chapeau a la
Tanggerang. Gelukt do proef op de
tentoonstelling, dan is de weg ge
baand voor het vestigen van depóts
te Parijs, Weenen, Berlijn en 's Gra-
venhage (altemaal mode-steden).
Dan nog zou het ruitjesgoed (polèng
en djamlang) van Singapore een goed
figuur maken op de tentoonstelling.
De Soendaneezen in die streek ver
staan de kunst het katoengaren (kan-
tèh) stevig te spinnen en er een duur
zame kleur aan te geven.
Dit fabrikaat, veel gelijkende op
het bekende „blauw kielengoed," on
derscheidt zich door vele goede
eigenschappen. Het is sterk, wollig,
verschiet niet en is goedkoop. Moge
lijk dat by het exposeeren van dit
artikel de aandacht valt op de katoen
teelt in onze Oost.
Ook de krissen en messen van Tji-
keroeh zouden goed paradeeren op de
Paryscbe tentoonstelling. Misschien
zouden de Parijzenaars een ordinaire
golok (bedog) voor een historische,
d. i. Atjehsche, klewang aanzien.
Welk ondernemend man steekt de
handen uit de mouw om bytyds ge
reed te zyn zyn slag te slaan Waar
om zou onze goede Oost, behalve op
deze wereldtentoonstelling vertegen
woordigd te zyn, ook geen profijt van
haar kunnen trekken
Een leelijke narekening.
Een zeer onaangename narekening
hebben een aantal Berlijners ontvan-
even buiten het station Dunbar, in!£ea d*e lokalen in huur hebben in
ons in de voortzetting onzer reis en daarom besloten
wfi tot den avond te wachten.
Ik begaf my nog eens naar buiten, om een bezoek
aao de kampplaats te brengeu. Daar bemerkte ik
aan den zoom van het bosch een jongen man.
Zyne kleeding, voor de helft uit uniformstukken be
staande, de revolver in den gordel en andere ken-
teekenen deden my onmiddellijk begrijpen, dat ik een der
iosurgeuten voor my had, wien het wellicht gelukt was
te ontkomen of die aan den overval geen deel had ge
nomen. Ik begreep evenwel niet wat hem noopte hier
rond te dwalen, waardoor hy zich toch aan het gevaar
bloot stelde, gevangen genomen, of erger neergeschoten
te worden. Hy had mij eveneens gezien, maar myne
tegenwoordigheid scheen hem eerder aan te sporen om
te blyven, dan om te vluchten, t Was als zocht hy toe
nadering. Ik riep heui toe, hij autwoordde en even later
stonden wii tegenover elkander, 't Was een nog heel
jonge man met een bijzonder innemend uiterlyk, wien
het korte jacquet, de wyde aan de knieën opgehouden
paBtaloa en dè ronde képi uitstekend kleedden.
Was het toch vrees, waardoor hfi zoo schuw was, zoo
terughoudend onder liet spreken? Of was daaraan zyn
gebroken en myn allesbehalve mooi Engelsch de schuld?
Toen ik hem in zyne landstaal aansprak, werd hij mede
deelzamer. Hy verzocht my om myne bemiddeling: hy
zou zoo gaarne de gekwetsten en gesneuvelden - by
deze woorden trilde zijne stem, als stond hy op het
punt in tranen uit te barsten zien.
Ik kon hem met medewerking van de barones, die
by de Tursche autoriteiten zeer gezien was, daartoe wel
de gelegenheid verschaffen, maar maakte hem er toch
opmerkzaam op, dat hy doordoor tevens gevaar liep te
worden gevangen genomen. Niettegenstaande deze waar
schuwing bleef hy zyn dringend verzoek volharden. De
vreemde jonge man met zyn fijne sympathieke
trekken, zyn bescheiden optreden en wellevende hou
ding, boezemde mij warme belangstelling in en ik be
sloot hem zooveel mogelijk van dienst te zijn.
Omringd door eenige Tarksche soldaten en gevolgd
door twee officieren en de barones, begaven wy ons
near de alcadenhal, waar de dooden lagen. De vreemde
was oogonschynlyk kalm en rustig, maar de zenuwach
tige beweging zyner vingers verried de onrust die hem
verteerde.
Eiken gevallene beschouwde hy nauwkeurig en tel
kens was het alsof zyne lippen zich bewogen tot een
stil gebed. Eindelijk kwamen wy aan de plek waar de
schoone, krachtige man lag, die, naar het scheen, de
aanvoerder der insurgenten was geweest. Zyne doode-
lyke wonden waren vreeselyk geweest, maar nog op
het gelaat van den doode lag eene uitdrukking van
vroolykeri moed en geestdrift. Een blik slechts en
de vreemde snelde met een gillenden kreet op hem toe.
Hy knielde naast hem en zag hem onafgewend aan, hy
nam de koude band en drukte die in de zyne, hy kuste
het bleeke voorhoofd - en dan hurkte hij weer naast
hem neer als geloofde hij nog niet, dat het een doode
was, die daar lag, als moest hy wachten tot de be
zwijmde tot het bewustzijn terugkeerde. Opeens begon
hy te lachen, eerst zacht, daarop luide, eindelijk
kryscbend. waanzinnig. En toen begon hy met den doode
te spreken, duisterend, zoodat wy het niet konden
verstaan, zacht en overtuigend, als wilde hy hem over
reden. Plotseling sprong by op.
Met een eigenaardigen lach, die ons een huivering
door de leden joeg, met verhit gelaat ging hy eenigs
zins achteruit. Ik trad op hem toe en zeide
„Wees bedaard !B
Daar vlamde het in zyne oogen plotseling hel op, de
aderen op het zachte voorhoofd zwollen, wit schuim
stond op zyne lippen.
„Dood!" riep hij, „dood? Gij hebt hem vermoord!
Ge zyt moordenaars... moordenaars!"
En den arm als een knots zwaaiende, trok by de
revolver uit den gordelwy weken ontsteld terug
de officieren snelden toe... daar knalde een schot en
de ongelukkige jonge man zonk zonder een enkel geluid
te geven op den grond. Een der gendarmen had hem
uit zelfverdediging neergeschoten.
Ik boog my over den bewustelooze. Zyn gelaat was
doodsbleek, de lippen waren half geopend. Uit de borst
vloeide bloed. Ik trachtte het te stelpen en drukte er
mijn zakdoek op. Plotseling opende hy" de oogen en zag
mij aan, helder en zonder eenige zinnelooze uitdrukking.
Zyne lippen bewogen zich. I k hield myn oor aan zijnen
mond en hoorde hem fluisteren dorstdorstHaas
tig nam ik de veldfllesch van een der officieren en goot
hem eenige droppels tusschen de droge lippen. Maar
hield plotseling verschrikt op. Ik liad hem nog beter
in het gelaat geblikt, zoo fijn, zoo teer, dat ik onwil
lekeurig had uitgeroepen
Myn God het is eene vrouw
Een eigenaardig lachje vloog over het gelaat van de
stervende. Niettegenstaande den pijnlijken doodstrijd
schenen hare wijdgeopende oogen eene gelukkige uit
drukking aan te nemen, En zacht en innig, als het ge
ruisen van een zomeravondwind, fluisterde zij„Ja
ik ben eene vrouwen even later luide
„Zyne vrouw