der genie, evenals de artillerie en de geneeskundige dienst, zoo misdeeld zijn geworden bij de uitgereikte on derscheidingen, voorzeker bad men er anders den naam van Pfauner ook by aangetroffen. In elk geval zal het den aandach- tigen lezer der Atjehbrieven niet ontgaan zijn, dat by het nemen der sterke bentings Gleiëng het succes van dien dag, nadat drie compag nieën infanterie het hoofd hadden gestooten, te danken was aan het kranig optreden van een sergeant der genie-troepen. Door het werpen van een paar dynamiet-patronen (die slechts dertig seconden brandtyd hebber) werd de vijand, die zoo dap per stand hield, eerst uit het veld geslagen en gelukte liet den onzen in de benting te dringen. De flinke sergeant was Pfanner. Dit weinigje ter nagedachtenis van een algemeen gewaardeerd en dapper onderofficier. Straks als de nieuwe lijst, der be looningen, die juist is ingediend, zal afkomen, zal men er ook vrij zeker by lezen: „Ingeschreven als ridder der Mili taire Willemsorde vierde klasse, enz." Waarom toch altyd dat talmen Hoevelen die een koninklijke beloo ning verdiend hebben, zijn daarvan al niet de dupe geworden? Bijna een jaar is sedert den tijd dat de laatst verleende onderschei dingen verdiend zijn, verloopen. Nu is dan een nieuwe voordracht, men zegt tot de affaire van Segli, in zee gezonden. Waarom geschiedt zulks niet op regelmatige tijden, bijv. elk half jaar Welk een getal gelukki gen zou er niet meer door gemaakt worden, indien men dat wat meer a coenr behandelde! Een quaestie met Portugal De Mak. Ct. schrijft: Den 2den November jl. vertrokken van het eiland Kisser twee prauwen onder het bevel van den wijkmeester van Kota lama, Kaffin, naar Letti. Door den posthouder van Kisser was hun een behoorlijke zeepas uitgereikt, waarin duidelijk vermeld stond, dat zij voor zelfverdediging 5 geweren en 9 sabels aan boord hadden. Bovendien was Kaffin de overbrenger van drie dienstbrieven voor den posthouder van Letti. Door wind en stroom gedreven, werden de vaartuigen gedwongen, 4 uur na hun vertrek van Kisser, onder den wal van Portugeesch Timor ten anker te gaan en "daar een gunstig tij af te wachten, 's Avonds komt daar toevallig het Portugeesche oorlogs bootje Dilhy voorbij stoomen, ziet onze prauwen, pikt ze op, en sleept ze, niettegenstaande krachtig protest, naar de hoofdplaats Dilh\, waar de bodems van hunne roers' en zeilen ontdaan werden en den opvarenden (26 manoen en 4 vrouwen) daardoor de gelegenheid tot verder reizen ont nomen werd. Als reden wordt opge geven. dat men hen verdenkt kruit en geweren in de Portugeesche kolo nie te hebben willen binnensmokkelen (alsof men daar niet eens weet, dat Diihy de kruitvoorraadschuur is van de kleine b'oemla-eilanden). Wat zal er nu verder met onze ge vangen genomen onderdanen gebeu ren Zou ons gouvernement, dat lang niet karig is met het uitbetalen van een schadevergoeding aan een andere mogendheid, hier nu ook niet eens a's eischer willen optreden De Mak. Ct. schrijft „Een Hollandsch ingezetene van Timor Deli (Portugeesch) wenschte op Koninginnedag uiting aan zijn patriottische gevoelens te geven door het uitsteken "der driekleur. „Tot dat doel verzocht en verkreeg hij de noodige vergunning van den gouverneur, die de permissie verge zeld deed gaan van de uitdrukking van zijn leedwezen, dat hij niet aan dit feestbetoon kon deelnemen. Verleden jaar bad Z. E. op den Koninginnedag de Xederlandsche vlag van zijn paleis laten wapperen, en J tevens den resident van Timor een i gelukwensch voor onze Vorstin doen j toekomen. Niet alleen, dat in onze kolonie nimmer deze beleefdheid ge reciproceerd was geworden, 't geen toch wel gebeurde van de zijde der bestuurshoofden van de Straits eu British North Borneo, maar niet eens een antwoord op zyn folicitatieschry- ven mocht by ontvangen, waardoor zyn beleefdheidsvormen tegenover den buurman erg aan 't inkrimpen zyn." Te Seraarang is, onder het eere voorzitterschap van generaal Schnei der, een comité voor de kroningsfees ten gevormd. In het centraal comité zullen, volgens de Loc., zitting ne men de navolgende heerenP. F. Sevthoff, voorzitter: mr. W.Tadema, ondervoorzitterJ. H. Gaade, B. C. van de bande, mr. B. Nymann, O. Netscher, C. W. Hoffmann, J. J. van Oosterzee, H. J. Verdam, C. J. de Freytag, W. P. H. de Bruyn Kops, A. Do wie, P. Do wie, P. H. Soeters, A. F. van Such telen, H. Kerbert, thesaurierF. IF. Ch. N. van der Moore, secretaris. In een Atjeh-brief van de Sum. Ct., dd. Padai.g 6 Dcc. leest men on der meer het volgende „De officieren in de geconcentreerde linie schijnen in den laatsten tjjd niet te klagen te hebben over overmaat van gezondheid. Eeuige dagen gele den ging de afgetreden postcomman- dant van Pakan Kroeng Tjoet. die thans te Kota-Pohama werd inge deeld, naar het hospitaal, daarna een luitenant van Roempit en ten laatste een van Loknga. Het buitenleven schijnt hier ongezond te werken ook te oordeelen naar de humeuren. Een van de drie laatstbedoelden dreigde zyn onderbebbend kader na het min ste vergrijp steeds met degradatie, strafte een inlandseben korporaal die wachtcommandant was, met veertien dagen politiekamer, omdat rle plaats- corveërs eenige blaadjes, die van een in de beuteng staanden boom waren gewaaid, hadden vergeten op te vegen. Een zeer achtenswaardig sergeant werd na een twijfelachtig vergrijp tot degradatie voorgedragen en bij wyze van gratie gestraft met cachot. Met welke oogen zulke mensehen aangezien worden, kan iedereen be grijpen die nog gezond verstand ge noeg beeft om te beseffen dat een onderofficier of korporaal maar ge wone menschen zyn, al behooren ze tot de braafsten. „Hoe durft meu ingeval van nood op getergde menschen rekenen? De woorden zijn historisch gesproken door zeker kapitein, die gewond werd tijdens een beschieting: „Die kogel komt niet van den vijand!" Past het om zulke uitersten uit te lokken? En dit doet men door kader eu man schappen aan aanhoudende vernede ringen bloot te stellen, door hen te plagen. Heeren, wordt toch een wijs in 't belang van de zaak, die gij dient en niet minder van u-zelf. „Pakan Kroeng Tjoet is den 16en en'Belang den 30en November opge heven. Blijven nog de posten Kota- Pohama. Roempit, Lamjong, Tjot-Iri, Lampermei, Lambaroe, Tjot Goë, Ketapan Doewa, Lamdjamoe en Lamtih. „De gedeserteerde Europeesche fuselier Eibers, nu ongeveer een half jaar geleden in Lamkrak gekuipt, is den 2en dezer op Petjoet aan de galg gehangen. Eibers is in '84 van uit Toengkoeb weggeloopen. Nadien is hy een sobat-kras van den beruchten Toengkoe Mat-Amin en als Europeaan zoo goed als onherkenbaar geworden. Weinig heeft 't da» ook gescheeld of men had 't opgegeven om zyn identiteit eenigszins te bewijzen. Maar op de reeds bekende manier is bij in het hospitaal in de val geloopen. „Den 29en Nov. kwamen twee brigades by kampong Grot en zagen daar een Atjeher, gewapend met een rentjong, haastig de vlucht nemen. Een paar schoten werden den vluch teling achterna gezonden en daar mede werd hem 'het wapens dragen voorgoed afgeleerd. De man kreeg een kogel door het hartdat vol was van liefde, want de sukkel was op liefdesavonturen uit, naar latei- vernomen werd. Arme vrijer!" Leger en Vloot Koloniale Reserve. By de koloniale reserve werden in 1897 aangenomen 285 man voor 6, 29 voor 4 jaren en 25 bij het vaste personeel van de reconvalescenten af- deeling, te Zutplien voor 6 maanden. Bij genoemde afdeeling werden 403 militairen.wegens tijdelijke ongeschikt heid uit O.-Indië teruggekeerd, inge deeld. L'it O.-Indië keerden mede terug 115 reservisten, wegens eind van diensttijd of tydelyke ongeschiktheid. Aan 7S raan werd paspoort ver leend 204 verlieten het korps met gagemeut, varieerende tusschen f 100 en f 50022 werden wegens aanhou dend slecht gedrag met een briefje van ontslag uit den dienst verwijderd en 45 overleden in O.-Indië. Ln 1S97 vertrokken 4 detachemen ten te zamen sterk 410 onderofficie ren en soldateu naar Iridië, zoomede 32 vreemdelingen van de recouvales- centen-afdeeling. Op 1 Januari 1898 was de koloniale reserve sterk 2251 onderofficieren en soldaten, van wie 1404 gedetacheerd in O.-Indië. RECHTSZAKEN. Lastige stemmers. De behandeling eener strafzaak voor de arrondissements-rechtbank te Maastricht kan tot kenschetsing van toestanden in sommige dorpsgemeen ten bij verkiezingen dienen. Te Mesch moet eene verkiezing voor 2 ledea van den gemeenteraad plaats hebben. De eerste kiezers, die op den dag der stemming ter stem bus verschijnen, zijn een vader met zijn zoon. De eerste vraag van deu voorzitter van het stembureau aan den SOjarigen vader is Kumst te get verdeene (Komt gij wat verdienen?) Eu het antwoord„Nein ieh kom stumme. Het invullen van liet briefje wil den grijsaard echter niet goed lukken, waarom de zoon verzocht zijn vader te mogen bijstaan. Dit wordt geweigerd, wat eenige opmerkingen van den zoon uitlokt. De voorzitter gelast hierop den veldwachter dezen uit het stemlokaal te verwijderen met de woorden„Pak em". De veld wachter, aan dit bevel gehoorzamen de, brengt den kiezer uit het lokaal, waarbij eenig verzet wordt ondervon den, wat aanleiding tot de tegenwoor dige vervolging gaf. Tegen dezen beklaagde werd een week gevange nisstraf geëischt. Uit de behandeling dezer zaak is nog gebleken, dat ofschoon vader en zoon de eerste en eenige van de te Mersch zijnde 28 kiezers waren, die zich in 't lokaal bevonden, de voor zitter van dit voorval gebruik maakte om de stemming tot 's anderendaags te verdagen. Hendrik de Jong. Hendrik de Jong, geboren te Wees- per- Carspel, 36 jaar oud, vroeger de coratie-schilder. thans zonder beroep en gedetineerd te Arnhem, stond Dinsdag aldaar terecht ter zake van oplichting der weduwe IS. geb. R., te Arnhem, hofmeesteres op de stoom boot „Concordia", varende tusschen Rotterda u en Arnhem, eu wegens diet stal van een portret en eenige vellen postpapier en enkele envelop pen, resp. ten nadeele van den loge menthouder B. en diens gast, den monteur P. Uit hetgeen breedvoerig in de dag vaarding is ten laste_ gelegd, is ge bleken, dat de misdrijven waaraan bekl. zich na zijn ontslag uit de ge vangenis te Nieuwer-Amstel heeft schuldig gemaakt, dus tusschen IS Augustus" en 11 September 1897, eigenlijk een voortzetting vormden van zyn vroegere handelingen, zoo algemeen in den lande en zelfs daar buiten bekend. Het waren dezelfde verschijnselen, zelfs tot in de kleinste bijzonderheden, en, mocht bekl. in uiterlyk er wat minder goed uitzien dau toen hij in 1893 te Amsterdam werd veroordeeld, innerlijk was hy dezelfde gebleven. Even driest en onverschillig was zijn houding als toen, en het mengsel van cynisme en lafheid in zyn wijze van doen niet minder verbazingwek kend en tergend tevens Het feit der oplichting komt hierop neêr Uit de gevangenis te Amsterdam ontslagen, heeft bekl. na te Am sterdam onder zyD werkelijken naam tevergeefs getracht te hebben logies in een klein logement te verkiygen zich naar Arnhem begeven en daar,, na by zyn broeder den neus gestoo-1 ten te hebben, onder valschen naam onderdak bekomen in een logement voor den kleinen burgerstand. Volgens bekl. moest by wel een valsciien naam aannemen, omdat zyn werkelijke naani in Nederland zoo bezoedeld was, dat hij nergens terecht kon. Van uit Arnhem maakte hy een reisjes, o.a. Daar Rotterdam, Vlissin- ged, Emmerik, enz. Op een dier tochtjes maakte hy op de stoomboot Concordia kennis met de hofmeesteres, een weduwe van middelbaren leeftijdzijn oude nei gingen kwamen toen weer boven en hoe onverklaarbaar ook by deze zeer weinig imposante persoonlijkheid hy had weder 't zelfde_ succes als vroeger; zyu voorspiegelingen, dat hy een vermogend man was met wel 2 ton in de wereld, dat hy machine fabrikant te Utrecht was (compag non der firma Smulders zei_ by by andere gelegenheid), dat hij eigeu huizen bezat, dat zyn papa en mama onlangs gestorvan waren en hy nu een vrouw zocht, enz., enz., zijn be lofte, dat by de weduwe, op wie hy zeide dol verliefd te zijn, zou trou wen en met haar kalmpjes op een vi'latje by Arnhem zou gaan wonen. Dat alles had een magisehea invloed op de eenvoudige weduwe, die dui zelde van al dat toekomstige geluk. Evenals vroeger voegde hy 't woord bij de daadby ging met zijn aan staande vrouw villa's zien te Arn hem, Velp en Oosterbeek een huur van f 1200 was hem zelfs niet te duur eu confereerde met makelaars en huiseigenaars. H. de J.. maar zoo heette hy niet voor de weduwe; zyn naam was Angust Filtz voor haar en hy, de rijke fabrikant, was een Ongeluks vogel; hy had zijn portemonnaie ver loren op de boot en daarom leende hy nu successievelijk tot een bedrag van f 18 van haar. Maarhy gaf haar in ruil een gouden ring cadeau, voor hem wel f 100 waard, volgens een deskundige echter niet meer dan f9. Ten slotte kreeg de weduwe door een aaneenschakeling van dingen, die haar wel wat zonderling voorkwa men, maar vooral door een telegram dat hy haar toonde en op haar den indruk maakte van valsch te zijn, argwaan. Zij ging stil op informatie uit te Utrecht, en het bedrog, waai van zij de dupe was, kwam uit. Aangifte werd gedaan en in het logement van B. werd de slimme vogel geknipt met het bekende ge volg. Bij de toen gevolgde inbeslagname van bökl.'s goed en de verdere in structie kwam liet tweede feit aan !t licht, de diefstal. Het bewuste portret beweerd e bekl. van de vrouw van den logementhouder gekregen te hebbenzij had hem die beeltenis van een harer vriendinnen te Ame- rongen gegeven, omdat bij een vrouw zocht; :t adres had zy ook opgege ven; hij zou aan 't meisje schrijven en zy zou ook per brief een goed woordje voor hem doen. De velletjes papier en de envelop pen had zy hem ook gegeven om brieven te schrijven. Dé vrouw en haar raati getuigden echter, dat bekl. dit alles had weggenomen, zonder vergunning en het papier aan een der logés toebehoorde. Behalve deze beide getuigen traden er 15 in dit geding op, die allen de in de dagvaarding ten laste gelegde feiten en nog veel meer min of meer uitvoerig toelichtten en bevestigden.' Bekl. zelf, even driest en onver schillig als vroeger, die op ieder ver hoor van een getuige wat te vragen of te zeggen had met grooten omhaal van woorden, ontkende ten deele hy had geen geld geleend van de weduwe en alle vertering op de boot betaald. De voorspiegelingen en beloften, noemde hy nu eens flauwe grappen en onzin, dan weer hield hy met klem vol, dat zy verwezenlijkt zouden zyn en dat hy nog met de weduwe zou willen huwen, indien zy hem nu nog zoo liefhad als toen. Wat hy doen of laten wilde ging noch den rechters nog iemand ander s aanhy kon ruim genoeg leven, daar toe had hy middelen en kanalen in overvloed. Het O.M., waargenomen uoor mr. Poel Huddingh, achtte de gepleegde feiten voldoende bewezen. Deze bekl., die door allerlei kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtingen reeds meermalen eenvoudige lieden heeft opgelicht en daarvoor reeds tweemaal is veroordeeld, is een gevaarlijk sujet en moet daarom in 't belang der maat schappij ernstig gestraft worden. Daarom eischte Z.Ed. Achtb. wegens oplichting bij recidive en diefstal, tweemalen gepleegd, eene gevange nisstraf van 4 jaren. Mr. F. N. Aberson, ambtshalve als verdediger optredende, wees in zyn scherpzinnig pleidooi er op, dat de rechtbank deze zaak op zichzelf heeft te beschouwen, absoluut afgescheiden van de antecedenten van den bekl. en de openbare meening omtrent hem. Belast met de taak der verdediging zou pl. echter toch het ten laste ge legde ontzenuwen, en zoo kwam hy tot de conclusie, dat noch de oplich ting nog de diefstal zyn bewezen en vroeg hy derhalve met overtuiging vrijspraak en ontslag uit de veel te langdurige voorloopigo hechtenis. D:t verzoek werd door de recht bank geweigerd en de uitspraak be paald op Dinsdag 11 Januari. Beleediging in eene advertentie. In October des vorigen jaars kwam in de Geneeskundige Courant de vol gende advertentie voor: „Arts. Te Groede in Zeeland met eene bevolking van 2465 zielen, al waar vroeger tal van jaren twee. ja zelfs verscheidene jaren drie genees kundigen en een apotheker waren gevestigd, die allen, een ruim bestaan hadden, is thans slechts een arts aan wezig, die zijne patiënten zeer ver onachtzaamt, waardoor vele inge zetenen genoodzaakt zijn de hulp uit ver afgelegen gemeenten in te roe pen, zoodat voor het meerendeel der bevolking, en vooral bij de meerge- goeden groote behoefte bestaat aan een arts, die zijne zaken behartigt, voor wien ongetwijfeld het vooruit zicht bestaat op ruime inkomsten, daar hy ook medicijnen mag leveren, terwyl bovendien in twee aangren zende gemeenten, op korten afstand met 2350 zielen, geen geneeskundige gevestigd is. Inlichtingen adres Postk. Groede, Post restant lett. A. G." Op een aanklacht van deneenigen destyds aldaar ge vestigden arts, J. Prins Mellema, stond gisteren te Middelburg terecht de 69-jarige secre taris-ontvanger van Groede, die be kende de advertentie te hebben doen plaatsen en deswege door het O. M. zyn veroordeeling hoorde vragen we gens beleediging tot f 100 boete, subs. 15 dagen hechtènis. GEMENGD NIEUWS Een ramp. Terwijl Maandagavond de candi- daten, die bij de gemeenteraadsver kiezing gekozen waren, een meeting van 2000 personen in bet stadje Lon don (Ontario) toespraken, zakte een deel van de vloer in, waardoor 200 personen in den kelder te lande kwa men 28 werden gedood, 100 gewond. Een oude slang. De gi ootste reuzenslang in den Londenschen dierentuin is dezer dagen overleden. Het beest had eene lengte van meer dan 20 voet bereikt, alzoo de grootste lengte, die men by reuzen slangen waargenomen heeft. Een be- wjs voor de bewering dat de slang zich in de gevangenschap zeer wèl moet hebben gevoeld, is het feit, dat zij zich reeds sedert 1876 in den die rentuin bevond, dus meer dan 21 jaar in de gevangenschap doorgebracht heeft. De slang behoorde tot de voor namelijk in Azië voorkomende soort python, werd in 1875 in Malakka (Achter- lndië) door dr. Hampshire gevangen en later ten geschenke ge geven aan den dierentuin. In die 21 jaren heeft de slang niet minder dan 3500 eenden verorberd, waarvan haar by eiken maaltijd 4 tot 6 voorgezet werden. Do voedering bad elke week slechts eenmaal plaats. Interessant is het, dat de slang dikwijls zonder eenige merkbare reden het voedsel weigerde, zoodat het voorgekomen is, dat zy meer dan eene maand hongerde. Een tremen-botsing. Maandagochtend even over zevenen is de bchotsche Oostkust-sneltrein, die Zondagavond om half twaalf Londen (King's Cross) had verlaten, volle vaart op een goederentrein ge loopen. Te elfder ure zocht de goe derentrein door met volle kracht te ryden nog weg te komen, maar het was te laat. De voorste van de twee locomotieven van den sneltrein stei gerde tegen den goederentrein open viel om de andere locomotief en een goederenwagen daarachter leden be trekkelijk weinig, maar de volgende personenwagens werden als in elkaar geschovende o-eheelo trein werd uit het spoor gelicht. Gedood werd een reizigster, een onderwijzeres, die op weg was naar een begrafenisern- stig gewond een half dozijn andere reizigers. De machinisten en stokers der twee locomotieven zyn er vrij goed afgekomen. Een paar sprongen van de machine. Gratie verleend. De fransche anarchist Cyvoct, in 1883 veroordeeld als medeplichtig aan een dynamiet-aanslag tc Lyon, maar ten aanzien vau wiens schuld steeds door sommigen twijfel gekoesterd is, heelt geheele gratie gekregen. Toen hij ter dood veroordeeld werd, was hy 22 jaarhij bleef steeds zijn schuld ontkennen en zijn straf werd dadelijk na het vonnis in levenslangen dwang arbeid in Nieuw-Caledonië veranderd. Er is een krachtige perscampagne voor hem gevoerd, waarvan Ranc. de bekende senator, voorzitter van de Journalisten-vereeniging te Parijs, de leider was. Deze deelt thans zeer ver heugd in de Radical mede, dat de gratie aan Cyvoct is toegekend op initiatief van president Faure zelf. Cyvoct wordt niet alleen op vrije voeten gesteld, maar hy zal naar Frank rijk kunnen terugkeeren. Iiidië op de tentoonstelling te Parijs. Uit Bandoeng werd aan de Java- Bode het volgende geschreven: Voor den handelaar-industrieel kan de wereldtentoonstelling te Parys in 1900 eene goede gelegenheid zijn om zaken te maken met de producten eener inl. nijverheid, nl. Singapama- artikelen, bestaande in fraai en hecht mand- en vlechtwerk als doozen, mandjes, bakjes, nécessaires, reis mandjes, kokers, matjes, hoeden enz. enz. Deze voorwerpen, die naar ge geven modellen door nog andere kon den vermeerderd worden, bytyds in eene groote verscheidenheid aange maakt voor de genoemde tentoonstel ling, zouden mogelijk te Parijs in den smaak van het publiek vallen, aftrek vinden, en aldus zou deze inland- sche industrie in Parys een débouché vinden, dat der bevolking ten goede kwam. Een Franschraan te Batavia heeft wel succes behaald met zyn Tang- gerangsche hoeden, welke hy naar Parijs zond. Waarom zouden ook niet de yingaparna-artikelenlmn weg kun nen vinden in die wereldstad. Een chapeau a la Singaparna klinkt min stens even lief als een chapeau a la Tanggerang. Gelukt do proef op de tentoonstelling, dan is de weg ge baand voor het vestigen van depóts te Parijs, Weenen, Berlijn en 's Gra- venhage (altemaal mode-steden). Dan nog zou het ruitjesgoed (polèng en djamlang) van Singapore een goed figuur maken op de tentoonstelling. De Soendaneezen in die streek ver staan de kunst het katoengaren (kan- tèh) stevig te spinnen en er een duur zame kleur aan te geven. Dit fabrikaat, veel gelijkende op het bekende „blauw kielengoed," on derscheidt zich door vele goede eigenschappen. Het is sterk, wollig, verschiet niet en is goedkoop. Moge lijk dat by het exposeeren van dit artikel de aandacht valt op de katoen teelt in onze Oost. Ook de krissen en messen van Tji- keroeh zouden goed paradeeren op de Paryscbe tentoonstelling. Misschien zouden de Parijzenaars een ordinaire golok (bedog) voor een historische, d. i. Atjehsche, klewang aanzien. Welk ondernemend man steekt de handen uit de mouw om bytyds ge reed te zyn zyn slag te slaan Waar om zou onze goede Oost, behalve op deze wereldtentoonstelling vertegen woordigd te zyn, ook geen profijt van haar kunnen trekken Een leelijke narekening. Een zeer onaangename narekening hebben een aantal Berlijners ontvan- even buiten het station Dunbar, in!£ea d*e lokalen in huur hebben in ons in de voortzetting onzer reis en daarom besloten wfi tot den avond te wachten. Ik begaf my nog eens naar buiten, om een bezoek aao de kampplaats te brengeu. Daar bemerkte ik aan den zoom van het bosch een jongen man. Zyne kleeding, voor de helft uit uniformstukken be staande, de revolver in den gordel en andere ken- teekenen deden my onmiddellijk begrijpen, dat ik een der iosurgeuten voor my had, wien het wellicht gelukt was te ontkomen of die aan den overval geen deel had ge nomen. Ik begreep evenwel niet wat hem noopte hier rond te dwalen, waardoor hy zich toch aan het gevaar bloot stelde, gevangen genomen, of erger neergeschoten te worden. Hy had mij eveneens gezien, maar myne tegenwoordigheid scheen hem eerder aan te sporen om te blyven, dan om te vluchten, t Was als zocht hy toe nadering. Ik riep heui toe, hij autwoordde en even later stonden wii tegenover elkander, 't Was een nog heel jonge man met een bijzonder innemend uiterlyk, wien het korte jacquet, de wyde aan de knieën opgehouden paBtaloa en dè ronde képi uitstekend kleedden. Was het toch vrees, waardoor hfi zoo schuw was, zoo terughoudend onder liet spreken? Of was daaraan zyn gebroken en myn allesbehalve mooi Engelsch de schuld? Toen ik hem in zyne landstaal aansprak, werd hij mede deelzamer. Hy verzocht my om myne bemiddeling: hy zou zoo gaarne de gekwetsten en gesneuvelden - by deze woorden trilde zijne stem, als stond hy op het punt in tranen uit te barsten zien. Ik kon hem met medewerking van de barones, die by de Tursche autoriteiten zeer gezien was, daartoe wel de gelegenheid verschaffen, maar maakte hem er toch opmerkzaam op, dat hy doordoor tevens gevaar liep te worden gevangen genomen. Niettegenstaande deze waar schuwing bleef hy zyn dringend verzoek volharden. De vreemde jonge man met zyn fijne sympathieke trekken, zyn bescheiden optreden en wellevende hou ding, boezemde mij warme belangstelling in en ik be sloot hem zooveel mogelijk van dienst te zijn. Omringd door eenige Tarksche soldaten en gevolgd door twee officieren en de barones, begaven wy ons near de alcadenhal, waar de dooden lagen. De vreemde was oogonschynlyk kalm en rustig, maar de zenuwach tige beweging zyner vingers verried de onrust die hem verteerde. Eiken gevallene beschouwde hy nauwkeurig en tel kens was het alsof zyne lippen zich bewogen tot een stil gebed. Eindelijk kwamen wy aan de plek waar de schoone, krachtige man lag, die, naar het scheen, de aanvoerder der insurgenten was geweest. Zyne doode- lyke wonden waren vreeselyk geweest, maar nog op het gelaat van den doode lag eene uitdrukking van vroolykeri moed en geestdrift. Een blik slechts en de vreemde snelde met een gillenden kreet op hem toe. Hy knielde naast hem en zag hem onafgewend aan, hy nam de koude band en drukte die in de zyne, hy kuste het bleeke voorhoofd - en dan hurkte hij weer naast hem neer als geloofde hij nog niet, dat het een doode was, die daar lag, als moest hy wachten tot de be zwijmde tot het bewustzijn terugkeerde. Opeens begon hy te lachen, eerst zacht, daarop luide, eindelijk kryscbend. waanzinnig. En toen begon hy met den doode te spreken, duisterend, zoodat wy het niet konden verstaan, zacht en overtuigend, als wilde hy hem over reden. Plotseling sprong by op. Met een eigenaardigen lach, die ons een huivering door de leden joeg, met verhit gelaat ging hy eenigs zins achteruit. Ik trad op hem toe en zeide „Wees bedaard !B Daar vlamde het in zyne oogen plotseling hel op, de aderen op het zachte voorhoofd zwollen, wit schuim stond op zyne lippen. „Dood!" riep hij, „dood? Gij hebt hem vermoord! Ge zyt moordenaars... moordenaars!" En den arm als een knots zwaaiende, trok by de revolver uit den gordelwy weken ontsteld terug de officieren snelden toe... daar knalde een schot en de ongelukkige jonge man zonk zonder een enkel geluid te geven op den grond. Een der gendarmen had hem uit zelfverdediging neergeschoten. Ik boog my over den bewustelooze. Zyn gelaat was doodsbleek, de lippen waren half geopend. Uit de borst vloeide bloed. Ik trachtte het te stelpen en drukte er mijn zakdoek op. Plotseling opende hy" de oogen en zag mij aan, helder en zonder eenige zinnelooze uitdrukking. Zyne lippen bewogen zich. I k hield myn oor aan zijnen mond en hoorde hem fluisteren dorstdorstHaas tig nam ik de veldfllesch van een der officieren en goot hem eenige droppels tusschen de droge lippen. Maar hield plotseling verschrikt op. Ik liad hem nog beter in het gelaat geblikt, zoo fijn, zoo teer, dat ik onwil lekeurig had uitgeroepen Myn God het is eene vrouw Een eigenaardig lachje vloog over het gelaat van de stervende. Niettegenstaande den pijnlijken doodstrijd schenen hare wijdgeopende oogen eene gelukkige uit drukking aan te nemen, En zacht en innig, als het ge ruisen van een zomeravondwind, fluisterde zij„Ja ik ben eene vrouwen even later luide „Zyne vrouw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 2