Voor den Koning van Pruisen. Men kent het Fransehe spreekwoord „Travailler pour le roi de Prusse", letterlijk vertaald: Werken voor den koning van Pruisen, waardoor een arbeid wordt aangeduid, die meer schade an profijt oplevert. Ziehier, waar dit gezegde vandaan komt. Een anderhalve eeuw geleden re geerde in Pruisen, dat pas kort ge leden tot koninkryk was verheven, Frederik Willem Ien in het rjjk der mode, dat nog heel wat anders te beteekenen had, lieerschte de be roemde hofkapper Lubiu. Lubin was natuurlijk kapper aan het hof van Frankrijk, dat toen vooral den toon aangaf voor al wat de mode eo goeden smaak betrof. Lubin dan was de bouwmeester van die ingewikkelde haarwerken, waar door de dames nog grooter schenen dan met haar hooge aakken, en die een even vaste hand als een juisten blik vorderden. De kappers en pruikenmakers wer den in die dagen ook beschouwd als wezenlijke kunstenaars, en ouder alle ambachten hadden zij alleen het recht een degen te dragen. Onder de leerjongens van meester Lubin bevond zich een knaap, zacht en schuchter als een meisje, en die luisterde naar deu voornaam Leonard. Leonard was dol op zijn vak. maar behalve op de schoone kunst van pruikenmaken had hy ook zijn hart gezet op de kleine Olivette, dedoch- te; van zyn patroon. Dat was zijn ongeluk, want meester Lubin had plechtig verklaard, dat degene, die zijn schoonzoon wilde worden, eerst waardig moest zijn hem op te volgen, en om hem te kunnen opvolgen, moest hij eerst een gekroond hoofd hebben gekapt. „Aan mijn schoonzoon alleen geef ik het voorrecht van kapper van Zijne Majesteit, en alleen de kapper van Zyne Majesteit kan myn schoonzoon worden." Dat was zoo zyu redenee ring die het den aanstaanden schoon zoon allesbehalve gemakkelijk maakte. Op zekeren dag kreeg Leonard een briel vau een zyner ooms, schoenma ker van zyn ambacht en protestant vau zijn geloof; na de herroeping van het edict van Nantes had die oom Frankrijk verlaten en was te Berlijn gaan wonen. Zyn zaken bloeiden er en hy noo- digde zijn neef uit zich daar ook te komen vestigen, want al wat uit Frankrijk kwam, was daar zeer ge zien, ongetwijfeld in den geest van het spreekwoordNiemand is profeet in zijn eigen land. Leonard aarzelde. Zyu land en Olivette verlaten, dat was toch wel wat erg. Hy sprak er over met het meisje en deze gaf hem den raad te vertrekkenhet slimme ding had bij haar vader in de kaarten gekeken en wel bemerkt, dat deze zijn handigen helper niet goed kon missen. Hy zou dus wel gedwongen zyn schikkingen te maken, vooral als Leonard terugkeerde met den titel van „Hofkapper van Zyne Majesteit den koning van Pruisen." In overleg met haar hield hij dus het doel van zyn reis geheim en vroeg alleen bij zyn patroon een langdurig verlof aan daarop verliet by de Sei- nestad en trok naar de oevers van de Spree. Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCLXLVILI. Wanneer het j.»ar om is, dan ver diept zich de weetgierige inensch gaarne in een beschouwing over dat afgeloopen jaar en in hoeverre dat jaar verandering heett gebracht in 'zijn particulieren toestand en in dien van het algemeen. Met het algemeen bedoelt hij dan veelal de stad van zijn inwoning en, wanneer by bijzon der weetgierig is, ook den toestand van de portemonnaie van zyn vrien den en bekenden. Met myn eigen financieelen levens loop in 't vorig jaar zal ik den lezer niet vervelen: 'alleen wil ik verklaren dat ik niet van plan ben, dit jaar méér belasting te betalen dan het vorige jaar. 't Is al wèl zoo en den fiscus wordt (beleefd maar dringend) verzocht, daarvan goede nota te ne men. Wat na de portemonnaie van myn vrienden en bekenden betreft, die boezemt me niet de minste be langstelling in. Lk hoop, dat ze goed gespekt is geweest in 1897 en 't zou me spijten, als ze dit jaar niet nog een beetje ronder werd maar zoo lang men iny er niet met myn neus by roept, taxeer ik de zwaarte van andermans beurs van mijn leven niei. En zoo schiet dan alleen de vraag over, of de algemeene toestand van deze gemeente vooruitgegaan is of niet. By die vraag liebbeu we alle maal belang: de rjjke bewoner van Kenau- of Florapark, die hier geen Toonkunst- of Bachconcerten hooren zou, wanneer door achteruitgang de helft van de leden de contributie niet meer zon kunnen betalen; de winke lier, die aan bovenbedoelden ryken man levert en een schadepost zon iebben, wanneer deze verhuisde naar Zyn oom had hem niet bedrogen, hy had een schitterende en aristocra tische klandizie, waar de neef mee van genoot. De een zorgde voor de laarsjes en de ander voer de kapsels van al de fijne dames en heeren der hoofd stad, en Leonard was weldra te Ber lijn evenzeer in trek als meoster Lu bin te Parijs. Eén ding ontbrak er nog maar aan1 zyn gelukeen gekroond hoofd te kappen en achter zijn naam denzoo- zeer verlangden titel van hofkapper te mogen voegen. Wat een vreugde dus en wat een ontroering, toen de koningin hem liet ontbieden. Ongetwijfeld was het hof vanFre- derik Wilhelm wel niet als dat van Lodewyk XV, maar het was toch altyd het hof. Leonard begaf zich naar het paleis, op het vastgestelde uur, den degen op zij. den steek onder den arm. Hy werd binnengelatenOnder zyn bekwame handen verhieven zich de uitgekamde en gepoederde haren in bevallige krullen, licht en stevig te vens, tot een hoog kapsel op het voor hoofd zyner voorname klanten, die over zyn kunst verbaasd stonden. Leonard ontvimr de meest vleiende complimenten„Men zou wanen in Versailles te zynriep een der dames in verrukking. Dat was de aller hoogste lofspraak. Leonard maakte zich gereed om heen te gaan, toen een ruwe stem onaangenaam in zyn oor klonk en de volgende woorden losliet, even belee- digend voor zijn talent als voor de voorname hoofden, die zooeven aan zijn zorg waren toevertrouwd geweest. „Wat beteekend die maskerade hier Het was een mager, schraal en droog manneke met een woedend gezicht, dat de deur binnentrad. Hij droeg zyn wandelstok onder den arm en zijn hoed hield hy op. Die veelbeteekenende bizonderheid, gevoegd by den schrik, die op alle gezichten te lezen stond, gat den armen kapper te verstaan, dat de bin nentredende niemand anders was dan koning Frederik Wilhelm I, den ko ning-sergeant, zooals men hem noemde. 't Was geen gemakkelijke vorst, de vader van den ouden Frits. Aan zyn kinderen gaf by beschimmeld brood te eten en aan zyn vrouw wei gerde hij het geringste sieraad hy droeg versleten kleeren en zijn heele regeering door dezelfde koperen knoo- pen, die van zyne oude uuiform wer den afgetornd en op een nieuwe aan gezet. Zijn binnenkomen veroorzaakte dus een heel onaangename gewaarwording. De koningin stamelde eenige veront schuldigingen wegens de receptie van den nieuwen Fransehen gezant en haar verlangen om hem goed te ont vangen. Frederik viel haar brutaal in de rede „Ben je gek en denk je. dat ik heb ben wil, dat je je zoo opdirkt?" En zich tot Leonard wendend, die daar boven stond te kijken, ver volgde hij „Je hebt daar een aardig werkje gedaan, kereltje. Zie het zoo goed mogelijk te herstellen en knipoogen- blikkelijk al die krullen af! En wat u betreft, mevrouw," zoo wendde hy zich tot de koningin, die hem trachtte te bedaren, „ik zai u niet behandelen gelijk uw dochters, want het komt niet te pas, uni de koningin van Prui sen met korte haren loopt." Grebeden en smeekingen waren ver geef sch, er moest gehoorzaamd wor den. Toen de executie was afgeloopen richtte de koning kalm het woord tot den verbouwereerden kapper. „Elke arbeid is zyn loou waard," zei by „wat heeft de koningin u ge geven den Haag, omdat hy hier geen mooie concerten meer zou hooren de suppoosten, die voor deze concer ten noodig zijn ik wil maar zeggen, dat ten slotte de welvaart van deu een als met ijzeren ketenen is vast geklonken aan den voorspoed van den ander. „Hoe gaat het. in de zaken is de gebruikelijke vraag onder de handel- di'ijvenden wanneer zij elkaar ontmoe ten. En heel zelden is het antwoord: „heel best, 't gaat voorspoedig." Meest al trekt, men bij die vraag een ge zicht. alsof men een kiezelsteen in het keelgat heeft, die er niet recht door wil en geeft ten antwoord: ,,'t gaat wel. of 't is slapjes," of„och, ^oo zooIk zal niet zoggen dat de tij den schitterend zyn en de rijkdommen voor 't. oprapen liggen, maar zoo mi serabel als de menschen hem uitschil deren is de tyd nog niet. En van het betalen vooral van de gemeentebelas ting zyn Haarlems burgers nog niet zoo afkeeng, als men oppervlakkig wel deuken zou. Ik zeg dit maar niet zoo in 't wilde weg, maar zal n een bewys voor die stelling leveren. Een paar dagen na Nieuwjaar heeft onze gemeente-ont vanger in verschillende bladen een dankbetuiging geplaatst voor de vele tot. hem gerichte gelukwerischen by de wisseling van 't jaar. Is dat geen bewys, dat we er hem geen kwaad hart om toedragen, dat hy zooveel van onze lieve duiten in zyn brand kast bergt? Nog een ander bewys, dat de tyden voor Haarlem nog zoo heel slecht niet zyn. In het afgeloopen jaar zyn er veertien gezinnen naar Transvaal ver trokken, vier naar Amerika en een naar de Kaap. Ik vind dat niet veel op oen bevolking van ruim zestig duizend zielen. Waren de omstandigheden wer kelijk zóo treurig als wel eens be weerd wordt, dan zou die emigra tion gulden, Sire," antwoordde Leonard aarzelend. „Tien gulden Inderdaad, mevrouw, je bent niet zeer edelmoedig, en die jongen zou naar zyn land een klein idee meenemen van ons hof." „Sire, ik meendestamelde de koningin verbaasd over dat verwijt, dat. zy van haar sohraapzuchtigen man niet verwacht had. „Ik zal je diensten beter betalen, mijn jongen. Hoeveel beu ik je schuldig voor het uitvoeren van myn bevelen „Sire wat Uwe Majesteit goedvindt," antwoordde de kapper, die van den schrik begon te bekomen. „Dan zullen we zeggentwintig gulden, is dat goed „Zeker, Sire," antwoordde Leonard met een diepe buiging. „Ziedaar dan," zei de koning. „Ai! Ail" sclireeuwde de kapper. Als hagel kwamen de stokslagen op zyn rug neer, en de „koning-ser geant" telde maar door, zonder zich te haastenEen galden, twee gul den Yoor den eersten keer van zijn leven toonde Frederik Wilhelm zich goed- geefsch. Half lam geslagen kon Leonard naar huis gaan hij moest van Berlijn en de Pruisen niets meer hebben, maar keerde zoo gauw mogelijk naai* Frankrijk terug. Lubin was juist ge storven en bet kostte Leonard niet veel moeite diens opvolger te worden en met diens dochter te trouwen. Hij viel zeer in den smaak en mocht op zyn uithangbord laten schilderen ..Kapper aan de hoven van Frank rijk en Pruisen." Het recht van dit laatste had hij duur genoeg betaald. Nooit vertelde by iets van zijn avonturen aan het Pruisische hof, en als men in zyn bijzijn den spot dreef met de gierigheid van Frederik Wil- hel a, dan wreef hy mot een pijnlijk gezicht over zyn schouders en ant woordde „Ik vond dat. hij veel te royaal wasde hemel beware je, te werken voor den koning van Pruisen." BSSSiVEfaLAMD De toestand in de roosjes-industrie is te Amsterdam weer bijzonder slecht, schrijft het Weekblad van deu Dia- mantbewerkersbond. Er is bijna geen juwelier meer die uitgeeft. Het na tuurlijk gevolg van dozen toestand is, dat weder allerlei pogingen tot loonsontduiking hebben plaatsgehad, waaraan natuurlijk prompt de kop werd ingedrukt. Eveneens werd we der hier en daar een begin van bet gewone eigenwerkmakers-geknoei ont dekt, waartegen natuurlijk ook krach tig werd opgetreden. Verzet bij arrestatie. Een agent te Amsterdam betrapte Donderdagavond op heeterdaad een persoon, die met nog twee andere mannen op de Prins Hendrikkade beproefde een vlet te stelen. Twee kozen op het zien van den agent on middellijk het hazenpad, doch de eerst bedoelde trok by zijne arrestatie een lang broodmes, waarmede hy een anderen agent, die mede ter plaatse was verschenen, een diepe wonde aan de rechterhand toebracht en daarna zijn aanhouder trachtte te steken, die dar gelukkig ontweek. Onder zwaar verzet werd hy naar het bureau ge- j bracht. De gewonde agent werd ini bet Binnengasthuis verbonden. Vrijdagvoor middag te 10 uren onge veer 'ontstond te Leiden een hevige uitslaande brand in een perceel aan de Haarlemmerstraat tegenover de Donkersteeg, waarin gevestigd is het magazyu van manufacturen en mode artikelen van de firma Wisbrnn en tie wel drukker wezen. Misschien zal iemand er op wijzen, dat hier de jongelui niet bygerekend zijn, die naar Zuid-Af 'ika of naar onzen Oost vertrokken zijn, maar hun heengaan is geen bewys van gebrek aan voor spoed in de stad. wel een getuigenis, dat onze hollandsche jongens evenals vroeger, toen dan toch de tijden zoo goed heetten, niet altyd bij moeders pappot willen blijven en ook wel eens wat meer van de wereld willen zien. Een van de verschijnselen die be denkelijk zijn. dat is het bestaanvan de Haanemsche Handelsvereeniging. Een heel nuttige stichting, maar die er toch, wanneer de toestand uit pure rozengeur en maneschijn bestond, niet wezen zou. En bedenkelijk is het vooral, dat het do vereeuiging zoo goed gaat, dat ze uit de kamer in Felix Favore heeft kunnen ver trekken naar een afzonderlijke wo ning in de Lange Begijnestraat. He laas, wat hebben de trappen in Fe- lix dikwijis gekraakt onder de schre den van de financieel zwakkon, die om uitstel kwamen vragen voor de betaling van de schuld waarvoor ze waren aangeschreven. Wat al brie ven hebben er de bus verstopt, smee- kende, onverschilligeen kwaadaardige. Hoevelen hebben daar uiet io die kamer gertaan, soms met den mond vol tandon soms vol excuses, waar van de korte beteekenis was dat ze het niet hadden en of de schuldeischer nog wat geduld wou hebben een enkele maal iu tranen, nu en dan ook wel eens met bedreigingen, waarin de officier van justitie werd genoemd deze soort van schuldeischers wa ren veelal de ergste, hoewel ze als het er op aankwam, den officier van justitie toch maar liever niet in de zaak mengden. Ik vind het geheel in den haak, dat een leverancier die zyn gold niet krijgen kan op vreedzame manier, er op onvreedzame wys aan ziet te Liffinann. De geheele bovenste ver dieping, waarin zich een groote waarde aan magazijngoederen bevond, brandde uit. Er is ook ontzaglijke water schade. Te II '/a uur was vrees voor verdere uitbreiding geweken. Een grap uit het schoolleven. In een der sclioolarrondissementen van ons vaderland was een nieuwe opziener aangesteld. Een der hoofden van scholen iu dat arrondissement had vacantie en gedurende die rust dagen een bloedverwant, ook onder wijzer, te gast; op een goeden mor gen gaat men naar eea naburig dorp, om een collega te bezoeken, dieeeui- gen tyd later vacantie heeft en dus der woelige dorpsjeugd de beginseleu genoemd in art. 2 der wet in zake onderwijs, tracht in te prenten. Al pratende komt meu ouder de wande ling op het denkbeeld om den gast bij den collega, die bezocht, zal wor den, voor den nieuwen schoolopziener te laten doorgaan. De voorstelling als schoolopziener heeft werkelijk plaats en alle klassen worden bezocht; de indruk, die echter de nieuwe schoo'opziener maakt is voor het betrokken hoofd nu juist niet aange naam, wam op alles wordt aanmer king gemaaktvragen worden den leerlingen gesteld, die onmogelijk kun nen beantwoord worden enz. Op liet einde van den schooltijd wordt ge zegd: „Nu mynheer! uw school laat in vele opzichten te wenschen over: aardrijkskunde: min; geschiedenis: treurig; taal maar zóó! zóó!; en zin gen. ik kom in een der klassen en daar zingen waarachtig de jongens in liet morgenuureen „Avond- liedje!" Na schooltijd wordt echter bij moe der de vrouw aan de koffietafel de geheele grap verteld en hoewel collega wiens school inderdaad perfekt, ui orde is, in het begin kijkt als de traditioneele boer, die kiespijn beeft, lacht men ten slotte hartelijk om de welgeslaagde grap. wat wil echter het geval? Veer tien dagen later krijgt het beetgeno men hoofd by de morgenles werkelijk bezoek van den nieuwen schoolop ziener, die heel wat minder noten op zyu zang heeft dan voor twee weken de gefingeerde en na den middag gaat het hoofd, dat een vrijen namiddag heeft, mede naar den collega, wiens vacantie om is. De voorstelling volgt maar wat krygt de schoolopziener te hooren „Ja wel! mijn goede vriend, ga je gang maarde komst van zóó'n nieu wen schoolopziener kennen we hoor! De aardigheid is er nu af; je doet natuurlijk ailerlei onzinnige vragen, die door mijne leerlingen uiet beant woord kannen worden en dan luidt bet ten slotte: geschiedenis: slecht; taalzóó, zóó 1 en iD liet middaguur morgenliedjes zingen! Beproef de grap by een ander hoor!" Gfrooto verbazing, ja verontwaar diging by den schoolopziener, ver legenheid van collega en een lachend, guitig gezicht van die bezocht wordt* Ten slotte wordt eclitor de grap van vóór veertien dagen verteld en de schoolopziener is de eerste, die hartelyk om de welgeslaagde „ui" lacht, terwyl het betrokken hoofd, ondanks de welwillendheid van den schoolopziener, by de ontknoopiug op zyn beurt, den zoo straks genoem den door kiespijn gepiaagden boer vertoont. Roet uit sclioorsteenen. Roet uit sclioorsteenen, kachels enz. is een meststof, die aandacht ver dient. Maar men moet er zooveel doel ijk op letten, dat men goed roet heeft, d. i. met niet te veel asch ge mengd, of ook wel met andere din gen. want er is zelfs vervalsckt roet in dei: handel. Vooral goed is roet. komen. Men is 't hem schuldig en hij moet het hebben. Maar aan dén anderen kant is de Bandelsvei- eeniging oen geneesmiddel tegen een ziekte in den handel zelf tegen de lange credieten. Onze grootvaders kochten geen jas en geen linnenkast, onze grootmoe ders" geen schort en geen muts, of ze moesten het geld ervoor hebben lig gen. Tegenwoordig zijn in de meeste zaken credieten van een jaar iets heel gewoons en credieten van anderhalf, twee, drie jaar geen zeldzaamheid. Winkeliers die duizenden in het boek hebben staan, zyn soms verlegen om honderd gulden, die hun ontbreken om een wissel te betalen. 't Publiek dat koopt heeft, door die gemakkelijke credieten geen overzicht van wat het schuldig is en vallen de nieuwjaars- rekeningen tegen, dan wordt het ere- diet uitgerekt tot iu 't oneindige alsof het elastiek was totdat op 't laatst ook dit rekbaar elastiek knapt, m. a. w. net geduld van den schuldeischer opraakt en de pretentie terecht komt by de Handelsvereeniging. Ik wil niet zeggen, dat er geen voorteekenen zijn van betere tyden. Nieuwe firma's die zich vestigen, pas sen meer en meer of het contantsteisel toe, of, als ze dat niet aandurven, zenden maaudrkeningen, waardoor de crediteur, al betaalt hij ze ook niet, toch herinnerd wordt aan zyn schuld en op die manier teruggehouden van inkoopen, die boven zyu krachten gaan en waarvan teri slotte de leve rancier toch de dupe wordt. Laat ons dus, waardeerende wat er voor goeds is in den tegenwoordigen tyd, zoo hard als we kunnen en zooveel als we wil len, mopperen over de slechte gewoonte vau het geven en nemen van lange credieten. om liet ten slotte zoover te brengen, dat niemand meer koopt dan a contant en ook niemand op een andere voorwaarde dan die, meer ver- koopen wil. Ik wensch u allen en dat boven nit sclioorsteenen is ver zameld. Boven het eiude van de kachelpijp bevat roet net meeste asch, door de ascli uit de kachel, die met bot roet wordt meegevoerd. Negen deeleu roet met één deel zout (keukenzout) gemengd, geven een voortreffelijk en most voor tuinen. Bestrooit men zaadbedden voor groenten in den laten herfst met ecu mengsel van root, zout en (liefst) houtasch, dan blijven zy van onge dierte, speciaal van aard vlooien, ver schoond, en de jonge planten ont wikkelen zich. welig. Voor bieten, peen enz. er is iu het algemeen geen beter mestmiddel clan schoorsteen roet. Gazons, by regenachtig weder met een weinig roet bestrooid, geven een diep donkeren, overvloedigeu grasgroei. Ook op vruchtboomen werkt een iu den winter gebezigde rootbemesting zeer voortreffelijk. Men verzamele dus het. roet, om het ter bemesting te kunnen gebruiken en geve. noch werpe liet weg. (Mbld. t. d. verv.) fers Overwicht. Een koloniale special teil? Het Handelsblad schrijft: Wij waardeeren het dat in onze Volksvertegenwoordiging ook mauueu die onze „Oost" nooit bezochten, blij ken geven van belangstelling in deze kostbare bezitting. Maarzy stich ten allicht meer kwaad dan goed, wan neer zy bij hunne beschouwingen en adviezen lichtvaardig afgaan op enkele gegevens, en daarop dadelijk gereed staan, conclusion te bouwen. Zoo heeft, dunkt ons, de heer Van Asch van Wyck nogal gezondigd in de zitting der Eerste Kamer van 28 December jt. Hij maakte zich de echo van een Indisch courantenbericht betreffende den kolonel Van Hcutsz, en vorderde van den Minister de verklaring dat dat bericht bezijden de waarheid was.... Wel, hy had zelf kunnen lezen in het Bat. Nieuwsblad van November, dat bedoeld bericht alle kenmerk van waar heid miste! Hij meende dat al wat de landrente betrof van bet departement van bin- nenlandsch bestuur bij dat van finan ciën moest worden overgebracht, om- dal „de regeling der grondbelasting ia 1872 is tot stand gekomeL"op papier. Het was hem dus onbekend, dat de land routeregeling van 1872 nooit is uitgevoerd en dat de aanslag in de landrente nog steeds moet geschieden door de ambtenaren vau liet binneu- landsch bestuur. Hy wees op de brochures van den adsistent-resident Bchot over kolonisa tie iu Indië, en vindt daarin aanlei ding dezen heer aan te wijzen als be- hooreude tot de „uitstekende ambte naren." Wy hebben geen enkele reden om de verdiensten van den heer Schot „als ambtenaar" te verkleinen, maar de heer Van Asch van Wyck zal toch ook wel weten dat 's heeren Schot's adviezen voor kolonisatie door bevoegde beoordeelaren zeer ernstig bésLreden zijn Hij haalt een woord aan van een sinds vele jaren gepensionneerd amb tenaar, die verklaart dat „ontwikke ling door de Christelijke leer en door onderwys voor onze koloniën te ver werpen is" en neemt die woorden tot bewys, dat hetzelfde „standpunt helaas door velen in Indië wordtinge nomen". Wei neen, zeggen wij op onze beurt, de overgroote meerderheid der Euro peanen iu Indië staat op dat. standpunt nietvrjj algemeen wordt de arbeid der zendelingen door het Indisch pu bliek eu door de Indische pers gepre zen. De bedoelde ambteuaar is, in onze oogen, een autiquiieit. door en door conservatief gelijk er 30 of 40 jaar geleden nog velen waren; tegeu- mijzeiven toe, dat we dit schoone mo ment nog zullen mogen beieven. Wanneer we nu een kykje hebben genomen op de financicele welvaart, Van de gemeente, dan past een blik op de innerlijke welvaart. Hoe gaat het, met andere woorden, mot onze braafheid en burgerdeugd? Natuurlijk denk ik daarbij alleen aan de openbare braafheid, want hoe het daar binnen gesteld is, diep in 't. hart, kunnen wij niet nagaan. En dan zien we, dat onze kantonrechter vonnis wees in schrik niet 2108 strafzaken, maar gelukkig komen die niet alleen ten laste van liet. zondeoregister van de haarlemsche burgerij, doch behooren zo voor een groot deel op de reke ning van de omliggende gemeenten. Van de zes en negentig jachtdelicten zijn de raeesten niet in Haarlem be gaan er valt in deze gemeente niet. veel te schieten, behalve katten in de goot en bokken. Hoeveel van de 551 veroordeelingeu wegens dronkenschap er voor rekening van haarlemsche burgers komen, blijkt uit de opgaaf niet ik vrees, dat die statistiek niet mee zou vallen, wanneer ik be denk hoe dikwyls ik lieden op straat aautref, die by het gaan maar geen vrede kunnen hebben met de rechte lyn. Maar zeer zeker komt voor re kening van de haarlemsche burgerij, het leeuwendeel van de 667 overtre dingen der haarlemsche politieveror dening. Oppervlakkig beschouwd lijkt dat cyfer nog al hoog, hoewol gevraagd kan worden, of dat groote cijfer wel enkel en alleen aan het wetsovertre dende publiek, dan wel vom* een deel ouk aan onze politiewet ligt. Liever dan daarop in te gaan bekijk ik het cijfer van een ander standpaqt en kom dan tot de slotsom, dat het niet alleen niet hoog, maar zelfs belachelijk laag is. Nemen we aan dat van de ruim zestigduizend zielen een derde ge deelte in de termen valt om de poli stander van al wie koloniaal-liberaal zich uoemt (onder welke rubriek wij ook de antirevolutionna ren begrijpen). Vau die conservatieven, voor wie ver lichting, beschaving, anti-opiumbond, vrije arbeid als gruwelen in deooreu klinken, vindt men ook in Indië nog slechts enkelen. Blykt uit deze voorbeelden niet. vol doende. dat de heer Van Asch van Wyck, wil hij als koloniale speciali teit optreden, nog vod zal moeten leeren De buitenlandsclie pers bij de mimldigingsfeesten. De londensche correspondent van do N. Rott. Cl heeft in dit blad een artikel geplaatst, waarin hy, wijzende op het wenschelykc voor ons land van eene flinke belangstelling voor de buiten- laudsche pers bij de irhuldigingsfees ten van koningin Wilhelmina. er de aandacht op vestigt, dat wat de engelsche journalisten betreft het niet voldoende zal zyn hen alleen voor deze feesten uit te noodigen om van hunne komst verzekerd te zijn, en dat men vooral ook in de keuze der ge- noodigden zorgvuldig moet te werk gaan. Men zal gewonnen moeten geven, schrijft hy, dat het van het hoogste gewicht is, bovenal Engeland, Ylafc trouwens het hardnekkigst in onwe tendheid omtrent ons land en volk volhardt, behoorlijk in te lichten, met name over de beteekenis van de in huldigingsfeesten. De vertegenwoor digers^ die de groote engelsche bla den bij die schoone gelegenheid naar Nederland afvaardigen, kunnen veel doeu, om engelsche wanbegrippen over ons vaderland weg te nemen of althans te verminderen. Ik acht liet bepaald noodig de No- derlandsche journalisten, die moch ten denken, dat de engelsche pers bij zonder op een uituoodiging voor de inhuldigingsfeesten gestéld is eu da delijk bereid zon zyn een correspon dent te zenden, te waarschuwen, dat zy zich vergissen. Ik zal zeggen, waarom. Wij leven eenmaal in een tyd van plebiscieten, en zoo heb ik voor myn doel ook een plebisciet in liet klein gehouden. Mijn doel was uit te vinden, hoe- vele redactiën gevolg zouden geven aan eene uituoodiging uit Nederland, om de inhuldigingsfeesten bij te wo nen, bijaldien zij er eene ontvingen. Die vragen heb ik hun gesteld/on- geveer een maand geleden, en nu heb ik een stapeltje antwoorden voor my liggen. De uitkomst valt mij niet mede. Geen enkele redactie geeft te kennen, dat zy een uituoodiging zou aanvaar den. De meeste melden integendeel, dat zy geen plan hebben een eigen correspondent, naar Nederland te zen den, maar zich zullen behelpen met do telegrammen van nieuwsagent schappen, terwijl sommige erbij zet ten „hardly important enough for special representation" Hieruit volgt dus, dat vergelijkin gen met wat de engelsche "pers te Moskon of Kiel gedaan heeft, mank gaan, en dat het een toer zal wezen, de engelsche bladen, die men by de inhuldiging vertegenwoordigd zou willen zien, over to halen een „spe cial" af te vaardigen. Het komt mij daarom gewensebt voor, de engelsche pers voor te berei den op de dingen die komen zullen, en dat wel op zoo smakelijke wijze, dat deze of gene hoofdredacteur zwicht voor de verlokkingen, hem voor oogeu gehouden, en besluit oui nog mee te doen. Misschien lag het in de bedoeling der bijzondere com missie voor de buitenlandsclie pers te Amsterdam, om een dergelijke aan kondiging van de schoone zes dagen in Nederland hier rond te zenden. Doch dat zy het dar, spoedig en goed tie-verordening te overtreden, dan is dat, berekend naar 't cyfer 667, nog geen drie en een halven overtreder op iedere honderd. Eu wanneer men daarby nagaat, dat de politie-overtre- diugen meer onder de categorie pekel zonden, dan onder de afdeeling hals misdrijven behooren, dan is er oor- eerst nog geen geldige reden, om aan de openbare braafheid van de haar lemsche bnrgery te wanhopen. Boveudieu telt de politieverordening 211 artikelen, zoodatgomiddeld elk art. driemaal in een jaar is overtreden. Ook deze becijfering geeft reden tot ver heuging, zoodat we summa sumraarum reden hebben, ons zeiven geluk te wenschen met de houding, die Haar lems burgerij in 't afgeloopen jaar heeft aangenomenlegende politiemaat regelen. Men zou by'na zeggen, dat't de moeite niet waard is, tegenover zulke brave lieden oen nieuw politie bureau te laten bouwen. Overigens schijnt het, dat er in 1897 iu Haarlem iu 't geheel niet is gedobbeld. Niemand heeft gespeculeerd in effecten, in granen, koffie of sui ker; kaartspelen om geld kwam iu 't geheel niet voordobbelsteenen zyn nergens gezien. Groeten voortgang maakte liet kienen orn des keizers baard. Verluid is tevens, dat niemand kwaad heeft gesproken van vrienden of kennissen, noch jaloersch en af gunstig is geweest op zijn buurman, iu de suiker kwam nergens meel meer voor, in de melk ontbrak alle sloot water, zelfs in de goedkoopste koffie was geen spoor van surrogaat te vin den, de leden van don Raad spraken niet anders dan wyze woorden en deden dat kort en bondigiedereen werkte met opgewektheid en voor luieren gevoelden alle burgers een bartgrondigen afkeer. Maar ik moet er bijvoegen, dat ik .van al deze mooie dingen maar gedroomd heb. E FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6