Tweede Editie. Het meisje van den leien. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Zonderlinge redeneeringen. Z 15e Jaargang. Woensdag 19 Januari 1898, Mo 4464 HAARLEMS DAGBLAD AJBOZSriSTErMZErtsTTSFB,! J"S Yoor Haarlem per 3 maandenf 1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent, gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden,0.30 „de omstreken en franco per post0.371/2 A ov jjjjb^q?misrTT'Ftisr: -5 regels 50 Crs.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Ad verten tien worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14. Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor liet Buitenland: Compagnie Générale de PubUcité Wrangere G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs SJbis Faubourg Nontmartre. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f 0,75, elke regel meer j 0,15; Reclames per regel f 0,30. Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSandpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, bij d© tol; Spaarndam, C. HARTENDORP; ZandvoortG. ZWEMMER; Vel sen, W. J. RUIJTER BeverwijkJ. HOORNSHiUegomARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan. Onxe Agenten. Aan Haarlems Dagblad zyn de navolgende vaste Agenten verbonden: Yoor het kwartier Amsterdamsche Poort C. VINK, A. L. Dyserinckstr. 17. Voor het Rozen prieel K. VOS, Rozenpriëelsiraai 30. Voor het Leidschekwartier W. ZWART, Clercqslraal 136. Advertentiën worden zonder ver hooging van prys door hen aangeno men, terwyl ook voor Abonnementen op de Courant door hen wordt zorg gedragen. Hoof dkantoor Kleine Houtstraat 14. J. C. Peereboom, Directeur- Uitgever. Er is geen schooner gelegenheid voor liefhebbers van door cijfers ge staafde bespiegelingen, die tegenover elkaar staan als ja en neen, terwyl toch alle redenaars iets voor hun zeggen hebben, dan by belastingwet ten en belastingverordeningen. In dit opzicht is de discussie die Woensdag 12 Januari in onzen gemeenteraad werd gehouden over de door de com missie van financiën voorgedragen wij zigingen in de verordening betreffende het heffen der Inkomstenbelasting we der zeer leerzaam. Zwaar geharnaste ruiters kwamen in botsing m9t zeer licht gewapende cavalerie, en zy pa reerden beiden met eene verzekerd heid, als waren zy overtuigd, dat hun cijfers den eenig juisten blik op de zaak moesten geven, 't Was maar een spiegelgevecht, dat eindigde met den goeden raad te volgen van den strij der, die overigens 't minst van allen voor zijn zeggen had, om uit het strijdperk terug te treden, en daarin niet terug te keeren, voor men ini staat was geweest door onderling overleg in de kalmte der afdeelingen tot een juist oordeel te komen van hetgeen eigenlijk te beslissen zal vallen. De spreker, die dit resultaat ver kreeg, en daarbij zyne gewone han digheid en menschenkennis ten toon spreidde, was de heer Macaré. Zijn voorstel was als de olie op de baren, die reeds begonnen te zieden, en het was duidelijk, dat de gemeenteraads leden, die nog niet best wisten wat zy doen moesten, den heer Waller dan wel den heer Tjeenk Willink volgen, onmiddellijk besloten dat voorstel aan te nemen. Zelfs de twee hoofdaan voerders lieten min of meer mismoe dig de wapenen zinken. De heer Waller, omdat nu toch de wijzigingen met 1 Januari niet meer in werking konden treden, de heer Tjeenk Wil link.... ja, omdat het voorstel Macaré het zijne niet praejudicieerde, en de stemming over het voorstel Macaré zuiver moest zyn. En tot verhooging dier zuiverheid stemde ook de neer Willink vóór. De heer Macaré zou dan ook in alle opzichten de held van den dag geweest zynals by over de zaak zelve gezwegen had, en alleen gewe zen op het volkomen onvoorbereide daarvan. Doch de heer Macaré kwam ook met cijfers. En op welke wijze verkregen? Hy had eens eenige be lastingbiljetten opgevraagd. En nu vertelt hy het verkregen resultaat bij onderzoek van twee.... zegge twee. Eén getrouwde met f 1700 inkomen, éen vrijgezel met f 900 inkomen. En die twee bleken te passen in des heeren Macaré's stelsel. Zeer terecht zei daarop de heer Krol, dat hy daaraan weinig waarde hechtte; want zoo zei hij „ik „geloof, dat men steeds andere voor beelden geven kan", en „dat men „rekening moet houden met de regels „niet met de uitzonderingen." En als daarop een zoo scherpzinnig man als de heer Macaré niets anders weet te antwoorden dan„Mijn voorbeelden „zyn volstrekt geen uitzonderingen. „Ik heb ze op goed geluk af geno- „men en protesteer ten stelligste tegen „deze bewering van meneer Krol," dan zegt toch ieder die dat hoort „maar meneer Macaré, als gij die twee zegge twee voorbeelden goed geluk af genomen hebt uit c duizende belastingbiljetten, die jaarlijks worden uitgegeven, boe weet gij dan dat uw goed geluk u bij den regel en niet bij de uitzonderingen heeft doen te land komen „Hy ver sterkte zijn protest tegen den heer Krol vooral niet, toen hy er aan toe voegde „wat de vrijgezellen betreft, „geldt ook voor de alleenloopende „vrouwen, en ik weet niet of die wel „voldoende draagkracht zullen heb- „ben." 't Had al de aandacht getrok ken, dat een van de twee typen, diel de heer Macaré voor zijn betoog by-j bracht werd binnengeleid onder de; benaming „vrijgezel". Omvatte dit type ook de „vrygezellin" of te wel j „alleenloopende vrouw?" Ja, zegt dei beer Macaré wat voor den een geldt, geldt ook voor de andere. Maar ik weet alleen niet of die laat- ste soort wel „voldoende draagkracht" j zal hebben. Welnu, afgescheiden van alle andere levensomstandigheden.1 waarbij draagkracht een lioofdver- eischte is, behoort deze by belasting betalen "t allereerst in 't oog gehou- den te worden, ais men „vrygezellen" van beiderlei kunne wil gelijk stellen. Naast den heer Macaré staat in onvoldoendheid van gegevens, om i eenig stelsel aan te bevelen of af te breken, de beer Lodewyks. Toen wy de door hem in druk gegeven cijfers lazen, dachten wij by ons zeiven dat is onvolledig. De heer Tjeenk FEUILLETON. Naar hel engelsch. HOOFDSTUK IY. „O 1 liefelyk riekend rozelyn, Hoe kondt ge zulk een waaghals zijn, En in deez' koude winternachten Een zoelen zomerdag verwachten?" 6) Hij zet zijn voet reeds op den ladder. „Neen, neen." Zij maakt een beweging om hem terug te houden, gaat hem dan voor en beiden loopen eenigen tijd zwijgend door de dampige avondlucht voort. „Gij spraakt daar zooeven over uw thuis," zegt hij eindelijk. „Dat is die woning, niet waar? Maar een huis wil niet altyd zeggen een te huis en gij hebt my nog niets over u zelf verteld. Hebt gij vrienden?" „Ik heb alleen bloedverwanten," zegt ze langzaam. En daarop met een koelen glimlach„zooveel wist gij niet eens van my „Ik kom hier zoo zelden," herneemt Adare even blo zend. En dan op eens al zijn zelfbeheersching verlie zend „Ik weet dat gy verdik meen zeer onaange naam door myn familie behandeld zyt. Maar de meesten van ons wisten dit niet." Willink hield er een lang betoog over, dat wy echter volstrekt niet begre pen. Hij had, die cijfers lezende, in den heer Lodewyks ontdekt, „een „voorzichtig man, die om moeielyk- „heden heengaat, als by die op zijn „weg ODtmoet," en die „de cijfers „neemt daar waar de lynen elkaar „kruisen." Dat beeld is ons niet hel der. Kruispunten van lynen zyn ten allen tyde de gevaarlijkste bevonden, waar nooit een voorzichtig man komt, die „om moeielykheden heengaat." Eu dan zou volgens den heer Willink de heer Lodewyks daar nog wel staan roepen „komt maar hier, er liggen „geen voetangels en klemmen." Neen, meneer Willink, hier waart gij totaal mis. De heer Lodewyks is een eerlijk man, die, ziende waar hem de schoen wrong, toen zyn ey'fers werden aan gevochten, de ware reden zelf opgaf, door te verklaren, „ik had geen tyd de reeks verder uit te werken." Daar zat de knoop. De cijfers waren onvol ledig, en dit had den heer Lodewyks ook moeten weerhouden ze te publi- ceeren. Groote eerlijkheid en openhartig heid kunnen ook niet ontzegd worden aan de heeren Krol en Waller, zij het ook, dat zy daarbij hun ultracon servatief en voor den middenstand wreedaardig standpunt openlijk ten toon stelden. Laat de heer Waller gelijk hebben, als hij den heer Tjeenk Willink be trapt op twee beuzelachtige onjuist heden, die met groot vertoon als „Ha ters" worden gesignaleerdlaat hy zelfs gelijk hebben wat wy niet toe geven als hij de verhooging van den middenstand van 87Vj percent terug brengt tot 70 percent, by durft het evenmin loochenen als de heer Krol, dat bij de voorgestelde verandering van de verordening de middenstand, gerepresenteerd door enkele duizende aanslagen, het gelag betaalt, ten bate van nog geen tweehonderd der meest- gefortuneerden. Dat de wet ben dwong dit reeds nu te doen, durfden en kon den zy niet meer volhouden. Doch 't kan hun niet schelen, of de heer Borgesius de wet zal doen wijzigen ja dan neen, hun stelsel moet zege vieren en zoo spoedig mogelijk. Wantde personeele belasting in haar nieuwen vorm geeft aan den middenstand ontlasting. „Daarom zoo de heer Waller „Yind ik nu „het juiste tijdstip voor verandering „gekomen, omdat men, bij ontlasting „aan den eenen kant gemakkelijk aan „den anderen kant wat meer kan „vragen". En de heer Krol voegt er „aan toe: De middenklasse van f 1000 „a f 2500, die nu het meest zou wor- „den verhoogd, betaalt door den aftrek „voor personeel, bijeengenomen toch „minder. Daarom is het gewenscht nu „dadelijk de nieuwe verordening „in te voeren. Doet men dat later, j „dan zijn de belastingschuldigen aan j „de vermindering van de personeele 1 „belasting gewend". Ja, dat zou ook jammer zyn. Wati doet zoo'n malle rijkswetgever ook J den druk van de personeele belasting 1 te verminderen, 't Is immers een schan-1 daalWy zullen hem dat wel afleeren. „En deden ook geen moeite dit te onderzoeken." Haar toon klinkt niet langer zóó uitdagend en een zucht ontsnapt aan baar lippen. „Welnu, ik zal u alles ver tellen, wat er te vertellen is. Ik woon hier met een j nicht van mijn vader, Esther Deane. Zy heeft een wei- nig geld en ik wat meer en daarom zeide zy, dat het j 't beste was als wij maar samen gingen wonen." „Dat huis is dus uw eigendom?" „Jaals," en zy keerde haar gelaat van hem af„als zulk een oude ruïne tenminste nog dien naam ver dient." Zij voelt zich pijnlijk aangedaan, maar herstelt zich oogenblikkelyk. Dan schijnt zij weder geheel kalm te zijn geworden en als Adare zich nog verwondert over dezen plotselingen omkeer, daar hij bet Iersche karak ter nog te weinig kent, zegt zy „Gij zult mij wel heel ongastvrij vinden. Dat is myn huis en wilt gy niet even een kop thee gebruiken? Esther zal zeker wel...." „Vandaag niet, dank u. Ik ben bang dat ik anders te laat voor het diner kom. Maar als gy 't goed vindt op een anderen dag Hy zwijgt even in afwachting van haar antwoord. Maar zy zegt niets. Tot nu toe was haar geheele ma nier van doen zóó lieftallig- geweest, dat hy zich plot seling omkeert, om haar aan te zien. Voortdurend houdt zy haar oogen op den gjond ge vestigd, terwyl een blosje van verlegenheid, dit veron derstelt hy tenminste, haar wangen kleurt. Die middenstand moet geen vermin dering van belasting hebt>en, dat is maar gekheid, en vooral hy moet er niet aan wennen. En daarom, nu men in den Haag zulke dwaasheden uithaalt, zullen wy ten minste in Haar lem zorgen, dat zij geen effect sor- teeren. Als de wind er bijom dien middenstand het belasting be talen niet te verleeren; wat 150 ge fortuneerden naar ons oordeel teveel betalen, zullen wy door 4 a 5000 middenstanders wel laten opbrengen. Dochde nood is aan den man wy moeten volgens den heer Wal ler wanter staan steeds meer huizen leeg; het schoolgeld op de betalende scholen gaat steeds achter uit het belastbaar inkomen ver mindert steeds, en dat is geen toeval, maar dat komt alleen van onze tegen woordige belastingheffing met die fatale aegressie! Zou 't waar zijn? Er is over die boutade van den heer Waller al een en ander in en buiten den gemeente raad gezegd; wy zeiden er ook al iets over in onze Nabetrachting van den Gemeenteraad, en toen deed de heer Waller ons de eer aan zijne ey'fers op 't punt van de schoolgelden te noemen en duidelijk te maken. Wy willen nu voorloopig hierop niet verder ingaan, dan met een ver zoek aan de Raadsleden, die de quaes- tie in de afdeelingen gaan onderzoe ken, en die dan de gelegenheid heb ben die zaak onder de oogen te zien, zonder dat zy behoeven bang te zyn personen in het openbaar onaange naam te zyn of toestanden in het openbaar bloot te leggen, die, zag het geheele publiek ze eens goed zooals ze zyn, de positie van Haarlem niet zouden verbeteren. En dan kunnen in alle afdeelingen cijfers gevraagd worden, die de heer Waller geven kan, en op zijne toegejuichte boutade een eigenaardig licht doen vallen, waarvan hy als wethouder van onder wijs misschien'vreemd zal opkijken. Als wy de geschiedenis van Haar lem niet al te slecht bezien, en ook een niet al te onjuisten blik hebben op haar heden en haar toekomst, dan heeft onze goede stad haar opkomen den bloei niet alleen te danken aan haar schoone ligging, maar zochten gefortuneerden van allerlei aard haar, omdat de voorrechten, die de natuur haar schonk, jaren lang gepaard gin gen met voortreffelijk lager-, gymna siaal- en middelbaar onderwijs. Eu nu steke de heer Waller de handen eens in eigen boezem en vrage zieb af hoe staat het daarmee tegenwoordig? Wy weten het wel, als wy die vraag in den gemeenteraad deden, dan volgde daarop een nieuwe boutade, uitblin kende door nog grooter welsprekend heid, en die zou hierop neerkomen dat 't alles even voortreffelijk was. En dan zouden wy om de hier boven opgegeven reden in den ge meenteraad zwijgen, doch in de af deelingen niet. Wij zouden den heer Waller verzoeken de cijfers op te geven, waarmee de schoolgelden by den lieer Yan der Wilk vermeerderd zyn, en die welke de nieuwe Nas- sauschool van mej. De Yries verte genwoordigen en daarnaast te die waarmee de school van mej. Klomp en de H. B. School voor meisjes ver minderd zyn. Men zou een statistiek kunnen maken van de leerlingen, die van buitenaf 15 a 20 jaar geleden ons middelbaar- en hooger onderwijs bezochten en die dit thans doen. En 't zou moeilijk zyn eene statistiek te maken, doch wellicht zouden gege vens te vinden zyn omtrent een aan tal families, die er in de laatste jaren wel over dachten om hier te Haarlem de leegstaande huizen te komen be volken, doch prima quaiiteit onder wijs op den voorgrond stelden, en nu na bekomen informaties wegbleven. Dan behoefde men niet meer met den beer Waller te vragen „is het toeval" dat alle deze dingen voor Haarlem op :t oogenblik minder gnnstig staan, doch' zou wellicht kan nen constateeren, dat de leegstaande huizen, en vermindering van het be lastbaar inkomen en achteruitgang der schoolgelden een gemeenschappe- lijken grondslag hebben, waaraan het toeval geheel vreemd is. En als de beer Waller dan van dit nieuwe gezichtspunt de zaak bezag, dan wy zyn er zeker van zou bij zyn wreeden aanval op de beurzen van den middenstand laten varen, en zyn organiseerend talent, gepaard aan zyn niemand en niets ontziende wils kracht in dienst stellen, om in de toe komst Haarlem weder met reuzen schreden voorwaarts te doen snellen, al bleef de degressie in den Hoofde- lyken Omslag bestaan. Verbeterde communicatie met Amsterdam, maakt Haarlem met haar prachtige gezonde ligging meer en meer tot aangewezen woonplaats voor vrouw en kinderen van die gefortuneerde kooplieden, die over dag in de city hun werk hebben, 's avonds en 's nachts hier of in den omtrek willen doorbrengen. Doch dan moeten die gefortuneerden ook op het gebied van het onderwijs toe standen vinden, die hen niet drijven naar dure, bijzondere scholen, doch die hen permitteeren tegen redelyke prijzen van uitstekend lager-, middel baar- en gymnasiaal onderwijs te pro fiteered De afdeelingen van den Raad hebben nu den tijd, om de belastingverorde- ning voor de gemeecte van allekanten te bekijken. En dan is dit door ons aangewezen gezichtspunt allicht ook moeite van het overwegen waard. Politiek Overzicht. In de zitting der fransche Kamer van Maandag is de brandende quaestie van den dag opnieuw ter sprake ge komen. Cavaiguac beeft nml. het verzoek gedaan om de regeering te mogen interpelleeren over eene nota van Havas, welke als volgt luidt: Verscheidene dagbladen vragen den minister van oorlog de verklaring publiek te maken, door Dreyfus aan kapitein Lebrun-Renaud den dag van de uitvoering van het vonnis van den krijgsraad gedaan. Met die verkla ring publiek te maken, zou de re geering het gezag van het gewijsde overleveren aan de discussie en dus zelve schijnen er aan te twijfelen. Wy meenen te weten dat de regee ring van oordeel is niet het recht te hebben zulk eene mededeeling te doen, om overeenkomstige redenen, als waar om de krijgsraad in 1894 het „hnis clos" heeft bevolen." Naar aanleiding van het voorstel- Cavaignac stelde de premier voor de interpellatie te verdagen, en besprak de wenschelykbeid om voort te gaan met den gewonen arbeid. Hierdoor zou de Kamer het land geruststellen en bovendien moet de begrootiog nog worden aangenomen. Men late de Dreyfns-quaestie lig gen, van welke de" party-geest zich heeft meester gemaakt. Onze politiek van kalmeering heeft zoo binnen-als buitenslands uitstekende gevolgen ge had, aldus sprak de heer Méline. Wij vragen nu de Kamer zoo verstandig te zyn, om de buitensporige opwin ding te doen eindigen. Méline eindigde met te reppen van de eer van bet le ger en het ontzag voor de rechtspraak. Hy vroeg het vertrouwen van de Kamer. Met gejuich werd zyne rede begroet. Cavaignac maakte er de regeering een verwyt van, dat zy de interpella tie die de Pontbriand bad willen doen, verwart en op eene lyn stelt met deze van dien dag. Spreker meende dat de bewoordingen van de Havas-nota niet aannemelijk zyn. (Toejuiching links.) Hij voegde hieraan toe? dat de minis ter van ooi-log niét zwygeu mag, wan neer het leger wordt aangevallen. Levertujón stelde voor de beraad slaging eene maand te verdagen. Dit voorstel werd met 277 tegen 219 stemmen vei worpen. Duperrier stelde voor, de interpel latie aan de orde te stellen, na die welke aan de orde zyn. Cavaignac bestreed dit voorstel en verweet Méline dat deze zyn meening niet doet kennen. Méline hem in de rede vallende: Ik kan myn meening niet zeggen. Cavaignac drong weder op onmid dellijke beraadslaging aan. Méline sloot zich aan by de motie Duperrier. Hierover zou gestemd wor- don. Méline zeide nog dat als de Kamer besloot tot onmiddellijke be raadslaging het Ministeriezal aftreden. Het voorstel Duperrier werd aan genomen met 310 tegen 252stemmeu. De vergadering werd daarna ge sloten. De Nordd. Allg. Ztq. bespreekt opnieuw de Dreyfus-quaestie. Wat zij schryft is nu juist niet zoo bizonder gewichtig maar toch verdient het de aandacht, omdat zooals bekend is. de verklaringen van dit blad als half officieel kunnen worden beschouwd. Het schryft dan Het sehy'nt dat de vrijspraak van Esterbazv gerechtvaardigd is, want zelfs de IParysche correspondent van de „Frankfurter Ztg." Dr. Goldmann heeft als ooggetuige by het proces toegegeven, dat de mededeelingen der j getuigen en de door Dreyfus' verde- digers aangevoerde gronden althans zoover de zaak in het openbaar werd behandeld niet voldoende waren, Hy doet alsof by niets merkt en gaat voort: „Gy hebt toch nog een anderen bloedverwant, is 't niet.* Zy ziet hem even aan. een weinig verachtelijk en antwoordt „Per slot van rekening weet gij toch nog wel iets van me. Ja, Esther's broeder, Brian is voor een poosje overgekomen." Beduidde die blos misschien dat ny nu uit was, maar een anderen keer wellicht thuis zou zyn? „Een maand geleden is hy uit Australië, waar hy een schapenfokkerij heeft, teruggekeerd. Waarom hy I eigenlijk hier is, weet ik niet, maar ;Esther zegt voor I zaken. Het is op haar verzoek geschied." „Yoor zaken „Zoo zegt zy. Ik denk soms wel eens, dat zy ver langt met hem terug te gaan. En beiden willen my mede tronen. Maar deze bijzonderheden zullen u niet erg veel belang inboezemen. En gij wildet den weg naar huis weten?" „Ik geloof van ja. Ik." en hij lacht even, „had het by'na vergeten." „Dan is 't goed, dat ik er u aan herinneris het koeie antwoord. „Ziet gij dien heuvel ginds?" „Aan myn rechterhand?" „Ja. Gy moet dien overgaan en dan zult ge een zandweg voor u zien liggen. Als gij dien maar volgt, loopt gij recht op Carrig aan." Zy buigt eveD. „Goe den dag." „Yoor van avond," zegt hy haastig. „Wilt gij mg geen hand geven?" Zeer onwillig steekt zij haar handje uit en trekt het byna dadelijk terug. Wy wonen niet zoo heel ver van elkaar," zegt hy hoopvol, „en znllen elkander dus nog wel eens ont moeten." „Ik denk het niet. Ik," vervolgt zy met nadruk hem vast in de oogen ziende, „hoop het niet." „Hoop het wel „Yan ganscher harte," antwoordt zy vriendelijk. „Houdt mij niet voor al te lomp, maar geloof my het is wezenlijk beter dat onze kennismaking eindigt. Tus- schen onze huizen kan nooit vriendschap bestaan." „Die zal wel ontstaan," begint hij hartelijk, als sir Lucien u maar eens zag, wilde hy zeggen, maar by houdt zich gelukkig in, „als gij en sir Lucien elkaar maar ontmoettet." Het meisje maakt een afwerend gebaar en werpt baar hoofdje trotsch in den nek. „Ik heb geen verlangen sir Lucien teleeren kennen." zegt zij op bitteren toon. „Met dat al „O neenzegt ze hem plotseling driftig in de rede vallend. „Ga niet verder. Elk woord is een beleedi- ging. Oroept zy zoo smartelijk uit, alsof zy plotse ling een treurige pijn voelt. „Ik begrijp zelfs niet, hoe ik zoo vriendelijk tegen u heb kunnen zyn „Zóó vriendelijkToch waarlijk een povere vriend schap als gij bedenkt dat wij neof en nicht zijn „Een zeer misplaatste vriendschap," antwoordt zy opgewonden, „als ik bedenk, dat uw oom zelfs myu bestaan niet wil erkennen 1" „Hy is een oude gekzegt Adare luchthartig. „Wacht maar, tot ge myn zuster May eens ontmoet, die zal u wel eens het een en ander van hem vertellen. En iemand anders," voegt by er haastig bij. ..Het is weer een fout van hem, zooals hy er zooveel maakt, een misver stand een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 1