de verdachten paard en wagen niet
onbeheerd vonden staan, maar den
stal z^ju binnengedrongen eu brutaal
weg hebben ingespannen. Zonder
licht zyn zy toen den Loosduinschen
weg afgerend en om ongeveer 10
ure Vrijdagavond over de Loosduin-
sche brug Den Haag binnengereden.
De hit is reeds gevonden, naar men
zegt te Haarlem. De wagen is nog
zoek.
In een wachtkamer van het station
D. P. te Rotterdam werd Maandag
avond gegrepen een jongmensch, die
aldaar van een naar 's-Gravenhage
vertrekkende dame een portemonnaie
met f7.50 had gerold.
Mist.
Men meldt uit Vlissingen. dat de
Maandagochtend van daar vertrokken
dagmailboot dicht bij Sheerness op
het strand is geloopen. Het ss., dat
Dinsdagmorgen met assistentie vlot
is gekomen, heeft geen schade gele-
den.
De nachtmailboot Prins Hendrik
te 10 uur binnen, van Queensbro is
op reis naar Vlissingen tijdens dikken
mist in aanvaring geweest met het
bier ter reede geankerd liggend stoom
schip Avocet. De boegen de rader-
kast van de Prins Hendrik zijn
zwaar beschadigd.
De nachtmailboot is Dinsdagochtend
door dikken mist eerst te 9 u. 29
aangekomen. Passagiers en mail ver
trokken te 10 u. 29.
Tengevolge van zwaren mist over-
stoomde Maandag de Stellendamsche
stoomboot, Vooruitgang op het Ha
ringvliet den vischschokker H. V.
29, schipper Uiterlinde. Met veel
moeite werd de equipage gered door
den vischschokker H, V. 28. schipper
J. Dubbel.
Treurige toestand.
Uit Huizen wordt geschreven aan
de Tel:
Leest men zoo nu en dan uit land
bouwstreken, dat door het buitenge
woon zachte winterweder de arbeiders
altijd door nog eenig werk kunnen
vinden en bijgevolg de armoede niet
zoo groot is als bij strenge winters,
bij ons heerscbt onder de visschers-
bevolking zeer groote armoede. Sedert
weken ligt het grootste gedeelte der
vloot werkeloos in de haven; de eige
naars van schuiten, die het zoo eenigs-
zins kunnen stellen, varen niet uit,
omdat er zoo goed als niets gevangen
wordtvoor de knechts is dat echter
de grootste ramp, want z\j zijn tot
werkeloosheid gedoemdniet uitzeilen
beteekent voor hen gebrek lijden
gebrek lijden met geheel hun, vaak
groot, gezin.
En z\j, die van Maandag tot Zater
dag op zee zwalken'? Ja, zij hebben
voor zich zelf te eten, maar als Zater
dagavond het weekloon wordt uitbe
taald, en hun worden enkele centeD,
niet enkele guldens, neen, enkele eeD-
ten als hun verdiensten toegelegd,
dan brengt de komst van den vader
in het huisgezin geen uitkomst; in
het kort: armoede, groote armoede
heerscbt hier in menig gezin, en het
is dan ook geen wonder, dat vele
vaders, door den nood gedrongen, de
omliggende gemeenten bezoeken om
eenigen onderstand te vragen.
Opgravingen.
Een half unr ongeveer ten zuiden
van de kom der gemeente Oss, (N.
Br.) in de heide, liggen twee heu
veltjes, doorsneden van den publieken
weg. Die plaats, „St. Willebrordus"
genaamd, zou voorheen een kapel ge
dragen hebben en een putje, daar
door opgravingen opengelegd, ontving
den naam van Willebrordusputje.
Men beweert namelyk, dat de groote
bisschop van dien naam daar in 't
laatst der 7e eeuw predikte, en dat
bedevaarten naar die plaats koorts-
afwerend werkten. Een ingezetene
van de gemeente Oss, die dezer da
gen ter plaatse wederom opgravingen
deed, vond er een schilderijtje voor
stellende eeu Mariabeeldje met Kindje,
met moeilijk te ontcijferen Latijnsclie
opschriften alleen dat aan den voet is
duidelijk leesbaar en luidt „Willibrordi
Anne DCXCV". Men zet thans de
opgravingen voort, wijl men in de
hier en daar opgegraven foudamenten 1
de fundeering van de vroegere kapel
meent gevonden te hebben en hoopt
voorwerpen, daarop betrekking heb
bende, te zullen vinden.
De heer Van der Myle, arts te
Smilde, bericht, dat hij van vele kan
ten ondubbelzinnige blyken van sym
pathie heeft ontvangen met zijn plan
om aan Emile Zola per telegraaf een
betuiging van hulde te zenden. Wie
daaraan alsnog wil meedoen, zende
zijn kaartje aan den heer Van dor
Mijle met vermelding van qualiteit en
woonplaats, alsmede 60 cents voor de
kosten van overseining.
Koloniën,
Atjeh.
In een Atjeh-brief van de Sum
Ct. leest men onder meer het navol-
„Weer gaat er een praatje rond
van het schrijven van een brief aan
den gouverneur door een deserteur,
die zeer veel invloed heeft bij zijn
nieuwe concitoyens. In dat schrijven
moet hij de vreeselijkste bedreigingen
doen tegen den gouverneur en de
„keumpeni" in 't algemeen, zoo men
het wagen durft de expeditie naar
Pedir te ondernemen. Al is het
praatje niet geheel uit de lucht ge
grepen wat ik echter onderstel.
dan valt er aan zoo'n schrijven toch
niet de minste waarde te hechten.
„Wel zal het blijken, dat het een
groote fout is van de hooge regee
ring, niet gezorgd te hebben voor de
noodige middelen om de expeditie
naar Pedir te kunnen ondernemen
onmiddellijk na het verkregen succes
in de bovenstreken] XXII der Moe-
kims. Die expeditie toch en ook de
Atjeliers begrijpen ditl is een
noodzakelijk gevolg van ons voort
rukken. Het plan daartoe kan en
mag niet opgegeven worden. Maar in
de tegenwoordige omstandigheden zou
het een te groot waagstuk zijn om
tot de uitvoering over te gaan. Uit
stel zal dus wel geen afstel zijn doch
iederen dag vermeerderen de moeilijk
heden, die ons te wachten staan.
Tenzij wat niet te denken is
de tot tegenstand gezinde Atjehers
opeens tot inkeer mochten komen.
Daarop zal echter wel niemand meer
rekenen.
„Is Pedir eenmaal radicaal ten on
der gebracht, dan zal waarschijnlijk
het verzet overal doodbloeden, want
dan weet geen enkele vijandelijke
Atjeher meer waartoe verzet nog die
nen kan. Hierbij komt nog, dat, zoo
lang Pedir niet onderworpen is, we
gedwongen zullen zijn een oneven
redig groote troepenmacht in de bo
venstreken der XXII Moekims te
laten, zoodat, mocht de expeditie te
veel als een dubbeltjesquaestie van te
zwaarwichtigen aard beschouwd zijn,
ook hier de zuinigheid weer de wis
heid zal bedriegen.
„Wacht men op de opening van de
trambaan Glé-Kambing-Selimoen, dan
in 's hemelsnaam met, zoo mogelijk,
vertienvoudiging van krachten aan
het werk om zoo gauw mogelijk ge
reed te komen.
„De bandjirs hebben in den laat-
sten tijd weer menig offer geëiseht.
Bij Selimoen verdronk eenige dagen
geleden bij de aflossing der blokhuis-
wacht een Europeesch korporaal. Het
lijk van den ongelukkige werd nabij
Lampermei uit de Atjeh-rivier opge
haald. Het doode lichaam was blijk
baar reeds eerder op het droge ge
weest. en toen in handen gevallen
van onmenschelyke djabats. Het hoofd
was gespleten door een klewangbouw,
neus, lippen en ooren waren afgesne
den. De kleeding, waaraan dan ook
de identiteit van den afschuwelijk
verminkten doode herkend werd, be
stond nog uit een aan flarden ge
scheurd hemd, dito broek, slobkousen
eu schoenen.
„Den volgenden dag werden te
Lainbaroe opgevischt de lijken van
twee fuseliers, ook in de bovenstre
ken verdronken, door het hooge wa
ter. De lichamen waren nog geheel
gaaf, doch wapens en ledergoed waren
verdwenen, dus ook waarschijnlijk
door lijkberoovers en -schenners buit
gemaakt.
„Er kan niet genoeg aangedrongen
worden op een groote zorg om de
drijvende badinrichtingen in goeden
staat te houden. Vooral nu, in het
gevaarlijke jaargetijde. De toestand
van die inrichtingen vooral de com
municatie met den oever, iaat, wat
betreft huiten Kotaradja, dikwijls
Veel te wenschen over. Het mag dan
ook wel verwonderen dat er nog zoo
betrekkelijk weinig ongelukken ge
beuren.
„Te Selimoen moet het indenlaat-
sten tijd met de gezondheid der daar
gelegen troepen ook al niet heel gun
stig gesteld zjjn.
„Algemeen wordt nog steeds ge
klaagd over de voeding der troepen.
Het klinkt haast ongeloofelijk wat er
verteld wordt van de voeding in ver
band met de diensten die geklopt
moeten worden. Want al hebben er
geen vijandelijke ontmoetingen meer
plaats, de diensten blij ven toch zwaar,
en marschen in de moeilijke terreinen
van twaalf tot veertien uur, behoo-
ren niet tot de zeldzaamheden. En
daarbij geen of haast geen, en meestal
nog zeer slecht, eten 1
Koffie.
Uit Malang ontving de Loceen
kort verslag over eene daar door de
„Malangsche vereeniging van koffie
planters" gehouden vergadering. De
correspondent, zich wenschende te
beperken tot de voornaamste punten
voorkomende in de officieels notulen
yau bedoelde vergadering, schrijft on
der meer
„Wat ook de aandacht van onze
planters heeft getrokken, is het be
kende feit, dat een tijdje geleden door
een Soerahaja'sche firma Santoskoffie
op Java is ingevoerd, een keer zelfs
een party van 1000 picols. Dit heeft
den heer H. Elink Schuurman aan
leiding gegeven om bij de vereeniging
met kracht aan te dringen om zich
per goed gemotiveerd rekest te wen
den tot den gouverneur generaal ter
verkrijging van hooge invoerrechten
op Santoskoffie.
„Dit voorstel van den heer Schuur
man vond algemeen bijval en er werd
besloten het rekest in te dienon. Ook
het voorstel van den heer Koch om
bij de Kamers van Koophandel en
de zustervereenigingen adhaesie te;
verzoeken werd goedgekeurd. Wy1
voor ons gelooven echter, dat de plan
ters geen concurrentie te vreezen heb
ben van de Santoskoffie. Dat zy in
gevoerd wordt, zal wel zijn grond
hebben in de omstandigheid dat zy
veel goedkooper is dan Java-koffie.
Ook is het van algemeene bekend
heid dat het in Indië voor de verbrui
kers zeer moeilijk is kleine hoeveel
heden koffie tegen billijken prijs in
te koopen. Vooral in het binnenland
moesten daarom minstens twee maal
in het jaarkoffievenduties plaats heb
ben. waarop een ieder kleine partyen
kon koopen. Dat zou èu voor het
gouvernement èn voor de planters
nog dit voordeel hebben, dat ei veel
minder zou gesmokkeld worden. Hoe
goed het politietoezicht ook moge zyn,
toch is het nog altijd mogelijk van
de inlanders koffie te koopen en het
is dan ook van algemeene bekendheid,
dat bijna alle Europeanen in Indië
gesmokkelde koffie drinken. Kon men
hier echter op geregelde tyden tweede
kwaliteit koffie koopen voor een bil
lijken prijs, dan zouden do koffiedief-
stallen van zelf minder voorkomen en
er zou geen vreemde koffie ingevoerd
worden.
„Op een voorstel van de redaetieder
Nederlandsch-Indischo Landbouw
courant om dat blad tot orgaan van
de vereeniging te maken, zal wel niet
ingegaan worden. Wel schijnt de
„Vereeniging van Malangsche Koffie
planters" voornemens te zijn zelf een
orgaan op te richten, doch dan niet
in een vorm van een courant, maar
van een maandschrift. Vooral de werk
zame voorzitter, de heer Van Gogh,
schijnt daar zeer voor te ijveren.
„Een zeer eigenaardige quaestie is
zeker die welke betrekking heeft op
den aanslag in de bedrijfsbelasting
van de tuinmandoers. Deze belasting
schijnt alleen in de residentie Pasoe-
roean te bestaan en is gebaseerd op
een besluit van den resident van dit
gewest. Ofschoon de planters van de
onbillijkheid dezer belasting overtuigd
waren, hebben zy die tot heden toe
altijd betaald. Van ter zijde verneem
ik echter, dat één administrateur in
de afdeeling Malang dit jaar gewei
gerd heeft die belasting te voldoen
en thans schijnt werkelijk uitgemaakt
te zijn, dat zij door geen enkele wets
bepaling recht van bestaan heeft,
zoodat het doel van de vereeniging
afschaffing van de bedrijfsbelas
ting voer tuinmandoers volkomen
bereikt schijnt."
Lombok.
Uit Ampenan is dd. 6 December
aan de Loc. onder meer geschreven
„Kalm en rustig ging de afgeloo-
pen week voorbij. De westmoesson
schynt thans voorgoed zijn intrede
alhier gedaan te hebben. Byna dage
lijks regent het er, dientengevolge is
de warmte aanmerkelijk gedaald. Toch
komen onder het garnizoen nogal
enkele koortsgevallen voor, ofschoon
de algemeene gezondheidstoestand als
bevredigend mag worden beschouwd.
Even als elders doet ook hier de
westmoesson zyu intrede met hevige
winden."
Leger- en i/iooi
De tot luit.-kolonel bevorderde ma
joor W. F. ridder Van Rappard, van
den staf der art., P. C. de Wilde en
M. J. Telchuijs, mede van dien staf,
blyven in hun nieuwen rang onder
scheidenlijk, werkzaam als volgt:
Hoofd der IVe afd. van het Dep.
van Oorlog, eerste-officier by de Kou.
Mil. Academie te Breda en toegevoegd
aan den commandant der vest.-art. te
's-Gravenhage,
De tot- luit.-kol. bevorderde majoors
W. G. L. F. F. van Hoogenhuyze en
J. A. van Eybergen van dengenera-
len- en jhr. M. P. E. E. H. Stoop
van den provincialen staf, blijven in
hun nieuwen rang werkzaam onder
scheidenlijk als: chef van den staf
by den comm. der stelling van Amster
dam chef van den staf der le divisie
inf. te 's-Gravenhage en als prov.
adjudant vau Gelderland, standplaats
Arnhem.
De tot luitenant-kolonel bij de in
fanterie bevorderde majoors, jhr. L.
F. A. van der Goes, J. van der Horst
Bruijn en G. A. de Bruyn blyven
onderscheidenlijk als volgt werkzaam:
als commandant van het by mobilisatie
op te richten depot bataljon van het
regiment grenadiers en jagers, als
commandant van het 5e bataljon le
regiment infanterie te Helder, als
comm. van het 3e bataljon 3e regiment
inf. te Borgen-op-Zoom.
De tot majoor bij de inf. bevorderde
kapiteins worden als volgt ingedeeld:
de kapt. O. W. Westeronen van Mee
toren vanhetreg. grenadiers en jagers
als commandant van het 3e bat. le
reg. infanterie te Groningen, de kapt.
P. W. van de Yelde van het 4e reg.
inf. te Leiden als commaudaut van
het 5e bat. 4e reg. inf. te Gouda, en
de kapts. J. C. Morren van het 2e
reg. inf. te Nijmegen en D. Cheriex
vau het 5e reg. inf. te Amersfoort
bij liet 6e reg. inf. als bataljons-com
mandanten resp. te Geertruiden berg
en Breda.
De tot commandant van het 6e reg.
inf. benoemde luit.-kol. A. R. Kraijen-
hoff van de Leur, van het 4e reg.
inl'. te Gouda, krijgt Breda tot stand
plaats.
De tot le-luit. bevorderde 2e-luits.
A. M. C. Seeuwen, N. G. van Gemert,
H. J. Meyboom en E. Franken wor
den of blyven in hun nieuwen rang
als volgt ingedeeld5e reg. inf.
Utrecht, 5e id. Amersfoort, 5e id.
Utrecht en 8e id. Arnhem.
De kapitein B. W. Mensing, oud
directeur der Militaire School te Haar
lem, thaus bij het 3e bat. 2e reg. inf.
te Nijmegen, wordt overgeplaatst by
het regiment grenadiors en jagersde
le-luit. C. J. van Heusden van den
staf der artillerie, werkzaam by de
pyrotechnische werkplaatsen te Delft,
wordt overgeplaatst bij de 2e com
pagnie pantserfort-art, te IJmuiden.
gsh 'WeristsPSjjsJSewo
Cricket.
Men kan nauwelijks nog aan een
overwinning van het Engelsehe elftal
te Adelaide in de beslissende 3de
test-match gelooven als men ziet, dat
de Australiërs hun eerste innigs slo
ten met 573, en de Engelsehen Maan
dag aan het eind van het spel tegen
bet verlies vau zes wickets slechts
197 hadden behaald. De hoogste ge
tallen bij de Australiërs zyn: Dar
ling 178, Hill 81, Gregory 52, Iredale
84by de EngelschenHay ward 70,
Storer 24, Hirst (not out) 50.
Een protest.
Op de lijst, welke t,e Nijmegen
beeft gecirculeerd, komen meer dan
200 handteekeningen voor, omtepro-
testeeren tegen het besluit der alge
meene vergadering van den „Alge-
meenen Nederl. Wiolrydersbond", om
f 10.000 beschikbaar te stellen voor
een bloemen-corso te 's-Gravenliage,
tydens de inhuldigingsfeesten.
RECHTSZAKEN.
Naar aanleiding van de opmerking
van mr. A. Tak alhier, in het W. v.
h. R., over de noodzakelijkheid van
voorziening in de in onze wetgeving
bestaande leemte, tengevolge waarvan
zoowel petroleum- en gasmotoren, als
naphta- en benzine-booteu niet onder
worpen zyn aan de wettelijke voor
schriften omtrent stoomvaartuigen
deelen wij mede, dat de Staten van
Friesland in hunne jongste winter-
zitting eene zoodanige voorzie
ning hebben genomen. Daartoe is in
het reglement van politie op de wa
terstaatswerken, is onderhoud eu be
heer by de provincie Friesland eene
bepaling opgenomen, dat onder stoom-
booten worden verstaan alle schepen
die zich jdoor motoren, op of in het
schip geplaatst, kunnen voortbewe
gen, onverschillig wat de aard dier
motoren moge zyn.
Kwakzalverij.
Yoor het kantongerecht te Bolsward
is terechtgesteld zekere H. U., van
Alphen a/d. Rijn, die zich het laatst
te Hindeloopen metterwoon had ge
vestigd. Ofschoon zadelmaker van
beroep, meende hij ook voor wonder
dokter te moeten spelen. Het bewijs
was geleverd, dat hy eeD vrouw en
een man uit Hemelum tegen betaling
geneesmiddelen had verstrekt. De
politie bad verscheiden flessclien,
flesehjes, potjes en busjes in beslag
genomen, benevens een in perkament
gebonden boek van het jaar 1600,
waaruit de man zijn wetenschap
putte. Het bleek dat een patiënt reeds
was overleden eu dat de tweede, die
volgens den wonderdokter water tus-
schen vel en vleesch had, er nog niets
beter op was geworden. De kanton
rechter heeft eene geldboete van f 100
of hechtenis van dertig dagen geëischt.
Het vonnis waarbij Köller, de man
van liet „wereldadresboek" door de
Amsterdamsche rechtbank werd ver
oordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf,
werd Dinsdag door het Gerechtshof
bevestigd.
groote koningin zal worden. En n
beb ik Haar teruggezien als een dami
die, o, zoo goed de waarde van ee
glimlach kent a's or een vreemdeliti
voorbijgaat en van twee glimlachje
als die vreemdeling een Fransehina
is..I
Vanor vertelt van Hare popular
teit. Hij zag Haar beeltenis in al!
winkels en op allorloi snuisterijen. E
in don circus te Rotterdam heeft li
den bioscoop zien vertoonen. Toe
tenslotte het reusachtig portret va
koningin Wilhelmina op het doek g(
worpen werd, brachten de drieduizou
bezoekers Haar een botooging, zó
innig-hartelyk, dat het mij toelee
een volk te zien vau Ruys-Blas, inni
gehecht aan zya koningin.
Hy heeft Haar gezien in het Haaj
sche bosch, mennend een vierspa
met de zekerheid van een Romeii
schen wagenvoerder. Haar rijtuig
rolde tussehen de boomen, hoog
slank als pilaren in een tempel, va
dit kleine bosch, ontbladerd doordr
winter en een zachte zon beglansi
de wegen als om een feest van hi
bezoek der koninginne te vieren. Voi
de morgenwandelaars ging Zij bef
als een belofte van geluk, als ee
zonneverschyning, die zich verloor
de stille diepten van het woui
lachend visioen van oen moderi
Diana, die morgen gekroond wordt.
Manor's Fransch hart is beklen
by de gedachte aan de mogelijkhei
dat een prins uit Duitsc'hland li
Doornroosje wekken zal
GEKRENGD NIEUWS
Z.M. Koning Leopold van België
ontving Vrijdagmiddag j.l. de regee-
rings-commissarissen voor de Brus-
selsche tentoonstelling in 1897. Aan
den lieer Taco Mesdag, Nederlandse!)
regeerings-commissaris, gaf de Ko
ning herhaaldelijk de verzekering van
zyne ingenomenheid met de Neder-
landsche inzendingen in de afdeeling
„Sclioone Kunsten."
Te Brussel, in de van-Andergbem-
straat, woont een juffrouw, die nog
nooit van spaarbanken schynt gehoord
te hebben. Om haar spaarduitjes voor
diefstal veilig te bergen, legde zy haar
effecten op de vliering, op een balk
van het dak. Toen zy na eenigen tijd
eens ging kijken, was er byna niets
meer van overde ratten hadden bet
kostbare papier schoon opgepeuzeld
en de juffrouw was een f3000 kwijt.
Een Fransehman over onze
Koningin
George Vanor, die onlangs in ons
land voor verschillende afdeelingen
vau de „Alliance Fraueaise" gecau-
seerd beeft, geeft nu in" den Oil Bias
enkele aanteekeningen over Holland.
Na een inleiding over de werken van
Cornelis Troost, geeft hy enkele zeer
eigenaardige bijzonderheden overNe-
derlandsche journalistiek en begint
dan plotseling een enthousiasten lof
van koniugkf Wilhelmina.
O, de lieve kleine koningin, die in
alle Hollandsche harten gekoesterd
wordtroept bij uit. Drie jaren ge-
ledeu heb ik Haar bewonderd, be
vallig en ernstig, met het lieve voor-
komen van klein meisje, dat een
„Zoo, zyt ge daar, zyt ge daar," roept zy uit, naar
hen toe schommelend en het portier openend, terwijl zy
den livreiknecht met een triumfantelyk gezicht op zijde
duwt. „Zóo blij u alleu weer eens te zien. Maar waar
is Lucien? Zeg niet dat hy verhinderd is, want dat is
nonsens. Dat kennen wy al. Dat is eeu onmogelijkheid.
Gelouf my," zegt zy lachend, „het is wel een gek, die
op hem vertrouwt, wanneer hy een afspraak maakt."
Hier zwijgt zy, een weinig hijgend door het snelle
spreken, en barst dan in een luid, schor lachen uit over
haar eigen geestigheid.
Mrs. Clarence rilt even.
„Hijhy is onder wegzegt zy.deu eersten den besten
leugen, die haar maar invalt, te baat nemend.
„Hij drukte ons op het hart u toch vooral te zeggen,
dat niets hem terug zou houden, voegt haar broeder er
aan toe.
„Welnu, komt binnen, komt binnen", roept mevrouw
O'Flaherty gastvrij uit. „Thee is er in het prieel te kry*
gen en sodawater en het overige kunt gy in de biljart
kamer vinden," voegt zij er met een veelbeteekenend
knikje tegen Gilbert en Öwen aan toe, dezen wenk van
een knipoogje vergezold latende gaan.
„(«ij herinnert u de biljartzaal nog wel, mijnheer
Everard?" zegt ze tegen Eustace, die met Hilary iu de
dogcart achteraan is gekomen. „Myn man was eer
tijds de ziel van de spelers. Gy zult hen dan wel eens
verder rondleiden, hè?"
„Het zal my een waar genoegen zyn," zegt Everard.
„Maar gy zelf zult ons uw prachtige bezittingen wel
eens laten zien, niet waar?K
„O! gij hadt er vroeger altijd een bandje van iemand
een complimentje te maken", zegt mevrou w O'Flaherty
hom vriendschappelijk van onder haar matrozenhoedje
toeknikkend.
„Maar wilt gij niet eerst binnenkomen? Komt nu,"
vervolgt zij hartelijk, dan kunt gij eerst wat gebruiken
na uw rit."
Maar zy weigeren allen, en begeven zich met hun
gastvrouw naari den tuin, waar de andere gasten ver
zameld zijn.
Het is een zeer gemengd gezelschap. Sommige zeer
aardige, bevallig gekleede meisjes staan in groepjes bij
elkaar; dan zijn er anderen, die, al zyn z|j een weinig
zonderling opgedirkt, er tocb nog mede door kunnen
deze twee groepen worden geflankeerd door enkele ge-
noodigden, die er alleronmogelijkst uitzien.
Onder al deze personen merkt Hilary een kleine slan
ke, allerliefste jonge dame op, die zich over den oever
van een riviertje buigt, eu peinzend bladen en takjes
in het water werpt.
Het is AmberMet een enkelen oogopslag heeft by
haar herkend, Wie ter wereld zou op haar kunnen ge-'
lijken Wie bezat zulk eeu teint eu zoo'n aardig eenigs-
zins hooghartig opgetrokken kinnetje?
„Daar zyn wij nu allemaal by elkaar!" roept de gast
vrouw met haar schelle stem uit. „Ik geloof niet, dat er
nog meer gasten moeten komen. „Welnu," zegt zij met
een vroolyken blik de aanwezigen monsterend, „kiest nu
maar ieder een dame en ga dan een wandelingetje op
de plaats doen. De tuin is prachtig en wy kannen toch
niet allen tennissen."
Een onrustbarende stilte volgt op dit bevel, en zelfs
do „opgedirkten" wachten wat er nu gebeuren zal. Me
vrouw heeft vergeten de gasten aan elkaar voor te
stellen.
Mrs Clarence en May trachten met moeite hun lach
lust te bedwingen, maar Owen kijkt bedroefd. Mevrouw
O'Flaherty merkt zyn neerslachtigheid op.
„Wat scheelt er aan vraagt zy bezorgd.
„Ik vind het zóo moeilijk een meisje te kiezen," zegt
Owen bescheiden.
„Mijn lieve jongen," roept mevrouw uit. „Ziet gy die
meisjes daar staan, dat zijn de Moore's, je kent ze wel.
Niet? 01 maar dat doet er niet toe. Ge zult eens zien
hoe verrukt ze zyn als gy hen vraagt, want om je de
waarheid te zeggeD, zy hebben den geheelen dag al naat
je uitgezien. Beste Owen, partijtjes komen hier nooit
tot hun recht, want we hebben altijd gebrek aan heeren.
Maar nu gij allen gekomen zijt, vroolijken wy weer
een beotje op. Ik wil je in myn gehoim inwijden," zegt
zij fluisterend haar arm door den zijne steken, „ik ben
van plan een ba! te geven."
„Mevrouwdan is de eerste wals voor my," roept
Owen opgewonden uit.
„Och, loop heenOp mijn woord, ik weet niet hoe
jelui jongens soms aan je invailen komt. Maar luister
nu Owen, ik heb gedacht, als ik een bal geef, mag sir
Lucien dit van zyn kant ook wel doen. Hy is ons dat
tenminste wel verschuldigd. Maar hy is zoo'n oude.
knorrepot, er is niet veel met hem te beginnen. En
dan te moeten denken, dat hij no^ in leven en gezond
en wel is en myn arme, lieve Denis
Een dure roos.
De hertog van Marlborough bezoc
onlangs, in gezelschap eener lady,
kweekery van den heer Coroler
Londen. Plotseling bleef de jon
dame, met een uitroep van bewom.
ring staan voor eene naar li
zweemende roos, die midden in ei
serre stond.
De hertog plukt die af en reik
haar op galante wijze aan zijn gezt
lin over. Den volgenden dag echt
zond de kweeker hem een nota v
150 pd. st. voor die roos.
De hertog had er natuurlijk ge
lust in voor een bloem f 1800 te
talen, maar de kweeker liet liet
niet by rusten en vervolgde hem g
rechtelijk.
Voor het gerecht zeide hijDe
roos was de schoonste die er bestoi
hij had er tien jar8u over gewer
om haar in deze kleur te krijgen
wilde er zaad van wiunen.
Verbitterd riep de hertog: „W
donkerder ofwat lichter rechtvaardi
nog geen honderd vyftig pond."
werden deskundigen over gehoord,
de zeldzaamheid en waarde dezer ro-
bevestigden, en de hertog werd
betaling der honderd vyftig pond ve
oordeeld.
„Dit is zeker een goed middel
ons de galanterie jegens de dames
te ieeren," zei hy, "vertrekkende
den rechter.
Eon mijn-ongeluk.
Volgens een telegram uit Beuth
heeft; iu de „Königiu-Luise" myne
ernstig ongeluk plaats gehad by h
afdammen van een brandende la?
Tot nog toe zyn 14 dooden te vo<
schijn gehaald, terwijl zich nog
mijnwerkers onder den grond l
vinden.
Een Duitsch zendeling
mishandeld.
Rew'ers bureau to Kanton mei
dat bij het plaatsje Langthen
zendeling Horaeyer van het stati
Naiu-jung der Berlynsche missie
beroofd en gekwetst.
Na de tnsschenkomst van d
Duitschen consul te Kanton nam
gouverneur-generaal onmiddellijk te
graphisch de noodige maatregelen
het geven van voldoening voor 1
voorval.
Het Japansche leger.
Uit Kobe wordt gemeld, dat
Japansche regeering de bodoeli
heeft, het leger in vredestijd
100.000 mau, iu oorlog op 450,0
man te brengen.
Eigenaardig voegt men daarbij c
voor het afmaken van de Siberisc
spoorwegbaan daar tegenover dc
Rusland slechts een onbeduiden
troepenmacht gesteld kan worden
Een der hoofden van den Cubaa
„En hoe gaat het uw papa?" vervolgt mevrouw b:
aandoening bedwingend. „Al sinds zes 'maauden heb
geen letter van hem gezien, ofschoon wy, zooals
weet, toch neef en nicht zijn en lady Kilfern altyd
van my heeft gehouden." (Hoe vreemd het ook schijn
moge, het was de waarheid, ofschoon lady Kilfern e
koude, hooghartige vrouw en een dochter van een 1
ronet van zeer ouden adel in Engeland was) „Hoe gs
het met zijn rheumatiek?"
„O 1 wel een weinig beter."
„Eu hoe staat het met zijn bezittingen Haar oog
zien hem doordringend aanhaar nieuwsgierigheid
opgewekt. „Gij behoort eigenlijk een oogje in het z
te houden, dat weet je. Hoe staat het met de pachti
ze zyn zeker weer Jager," zegt zij op een toon, i
duidelijk uitdrukt, dat zij hier zeker van is en ge
antwoord behoeft.
„Neen hooger," zegt Mc Grath, terwijl by naar
lucht wyst.
„De huurders betalen zooveel dit jaar, dat, ge zult 1
bijna niet kunnen gelooven, mijn vador hun smoeken mi
hot met wat minder te dóen."
Wordt vervolgd.