Tweede Editie.
Hel meisje van Gen Iota.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Onze Agenten.
J. C. Peereboom,
FEUILLETON.
15e Jaargang.
Vrijdag 4 Februari 1898,
Ito 4478
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.30
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden„1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post 0.371/o
AT) V-hJi^TEa^r'-L'I h i ET:
1 - 5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naai' plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Ad venen tien worden aangenomen deor onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14. Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de PubUcité Etrang'ere G. L. LAÜBE <t- Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betredende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën var. 15 regels f0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel ƒ0,30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: Bloemendaal, Sandpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, bij d© tol; Spaamdam, C. HARTENDORP; Zandvoort. G. ZWEMMER:
W. J. RUIJTER Beverwijk,,J. HOORNS; HülegomARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
Aan Haarlem's Dagblad zijn de
navolgende vaste Agenten verbonden:
Voor het kwartier Amsterdamsche
Poort
0. VINK, A. L. Dyserinckstr. 17
Voor het Rozenpriëel
K. VOS, Bozenpriëelstraat 30.
Voor het Leidschekwartier
W. ZWART, Clercqstraat 136.
Advertentiën worden zonder ver
hooging van prys door hen aangeno
men, terwijl ook voor Abonnementen
op de Courant door hen wordt zorg
gedragen.
Hoof dkantoor
Kleine Houtstraat 14.
Directeur- Uitgever.
Qffïcieele Berichten»
De Burgemeester van Haarlem,
Brengt by deze ter algemeene ken
nis, dat in Februari a.s. zal worden
aangevangen met de opneming der
veranderingen in de gebouwde en on
gebouwde eigendommen onder deze
gemeente gelegen en wel door den
landmeter B. J. C. L. Schregardns,
in de sectiën A—C en door den land
meter D. Vonk in de sectiën D—G.
Haarlem, 31 Januari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
BOREEL.
Opheffing der Meisjesschool.
Een der groDden, waarmee de wijzi
ging der verordening op den Hoofdely-
ken Omslag door een der Wethouders
werd aanbevolen, wasde achteruit
gang der schoolgelden.
Het schynt nu, dat B.en W. daartegen
toch geen ernstig bezwaar hebben, als
er maar kan aangetoond worden, dat
er op eene andere manier voor de finan-
tiën der gemeente wat uit te halen is.
Niet alleen toch, dat zy op het ter
rein van het Middelbaar Onderwijs
door de vereeniging van 5-jarigen en
3-jarigen cursus H. B. School voor
jongens een toestand geschapen heb
ben die dit onderwijs ten zeerste
benadeelt, maar zij laten op datzelfde
gebied en op dat van het Hooger On
derwijs toestanden voortbestaan, die
voor meergegoeden allerminst aanlok
kelijk zijn om Haarlem als woonplaats
te kiezen. Dat hierin de oorzaak ligt
van de kolossale toename van het bij
zonder onderwijs, er de schoolgelden
op die manier uit de stadskas verhui
zen naar de zakken van particulie
ren, hebben wy in ons laatste artikel
„Zonderlinge Redeneeringen" reeds
aangetoond. B. en W. gaan nn op
dezen weg voort door allemaal met
zuinigheids- en bezuinigingsargumen
ten, een voorstel te doen tot ver
knoeiing van ons Lager Onderwijs, en
wij vinden deze poging duidelijk om
schreven in de gedrukte stukken uo.
13, den 13n Januari 1898 door B.en
W. bij den gemeenteraad ingezonden.
Er zijn hier 3 opleidingsscholen, 2
voor jongens en ééne voor meisjes.
Als B. en W. zeggen, dat dit te veel
is voor de behoeften, dan willen wy
dit op gezag van dit college aanne
men. Wel is de 2e opleidingsschool
voor jongens nog pas kort geleden
gesticht, doch wy begrijpen levendig,
dat beide scholen met stoom zijn ach
teruitgegaan sedert het Middelbaar
Onderwijs in het hart getroffen
werd door de laatste wijzigin
gen in de organisatie en de toestand
van het gymnasium steeds minder leer
lingen doet aankomen. Had men dan
ook by het stichten dier 2e opleidings
school reeds kunnen vermoeden wat
B. en W. met het M. O. in het schild
voerden, zeker zou het stichten van
die 2e opleidingsschool wel achter
wege zijn gebleven. De scherpzinni-
gen onder onze raadsleden zouden
dan hebben gewaarschuwd en gezegd
maak die kosten niet, uwe plannen
met het M. O. zullen de school van
den heer Hubregtse van zelf wel zóo
ontvolken, dat de overvloed van leer
lingen, waarover gij nu klaagt, geheel
zal komen te vervallen. En de feiten,
die wy thans beleven, zouden hen
volledig in het gelijk hebben gesteld.
Natuurlijk zouden wij nu het liefst,
met het oog op de toekomst onzer
stad, voorstellen van B. en W. te
onderzoeken krijgen, die ten doel had
den herstel van ons Middelbaar-, re
formatie van ons Hooger Onderwijs,
en dan zou men eens zien hoe de
toenemende bevolking van meerge
goeden die twee scholen van de hee-
ren Hubregtse en Brouwer weder
deed aanzwellen, en hoe de wethou
der van onderwijs zich verkneukelen
zou in toenemende schoolgelden. Doch
hoe gaat het met zaken, die men door
misplaatste zuinigheid heeft laten ver
worden wil men ze daarna weer in
orde brengen, dan kosten zij oneindig
veel meer, dan wanneer men ze naar
den eisch in goeden staat had gehou
den. Wy vreezen, dat de man die
later geroepen zal worden, om dezen
steeds acbteruitgaanden boedel te aan
vaarden als hy tenminste een open
oog heeft voor de gebreken en het
'goede wil heel wat kwade noten
'met den gemeenteraad zal hebben te
kraken. Wy durven echter niet te
hopen, dat onze beschouwingen het
'bestaande college van B. en W. tot
heter inzicht zullen brengen, en vol-
staan dus met wat de principieele
quaestie betreft dit weinige over
het voorstel in het midden te bren
gen. By wat wy er aan toevoegen,
plaatsen wy ons op het standpunt
.van B. en W. en zeggen alleen: a's
1 gjj toch wilt doorgaan op den per-
nicieusen wegwaarop gij u bevindt,
doet het dan beter, eenvoudiger en
zuiniger.
Het bouwen en inrichten van de
2e opleidingsschool is, met het oog op
de uitgevoerde plannen betreffende
het M. O. en het intact laten van
het gymnasium, een fout geweest. Gy
verkeert nu in den toestand, dat de
3 opleidingsscholen te weinig leer
lingen hebben, en gij hebt behoefte
aan eene 2e Burgerschool. Welnu,
brengt de jongen van den heer Brou
wer terug naar den heer Hubregtse,
laat de opleidingsschool voor meisjes
iDtact, en plaatst den heer Brouwer
met zyn personeel in de 2e Burger
school. Dan zjjt gy gereed op de
meest eenvoudige wijze, en gij kunt
de verbouwing van de meisjesschool
besparen.
Wy vinden in de toelichting op het
voorstel van B. en W. niets, dat
hiertegen pleit. Het zit over het ge
heel zeer luchtigjes in elkaar en cijfers
worden aan de Raadsleden zorgvul
dig onthouden. Wy lezen alleen in
de toelichting, dat er een zekere ver
menging van meisjes en jongens zal
plaats hebben, en dat er klassen zul
len ontstaan, gedeeltelijk bestaande
uit jongens èn meisjes, gedeeltelijk
uit jongens en meisjes ieder afzon
derlijk. Hoeveel klassen? Geen ant
woord. „De leerlingen der lagere
„klassen van de Meisjesschool wor-
„den ingedeeld in de klassen der
„twee Jongensscholen.In welke
klassen? Geen antwoord.
„terwijl die der hoogere klas-
„sen voorloopig, als overgangsmaat
regel, stellig als afzonderlijke klas-
„sen moeten blijven bestaan."
Dus, als overgangsmaatregel
voorloopigmaar stellig. B. en
W. schynen die vermenging van jon
gens en meisjes dus allerminst secuur
te vinden. Doch hoe dan later?
„Of en in hoever later ook de meis
jes der hoogere klassen met de jon
gens in eene en dezelfde klasse zullen
vereenigd worden, blyve overgelaten
aan de ervaringHoe is het mo
gelijk Lezen wy dan niet eenige
regels vroeger in de toelichting, dat
„de vroeger reeds meermalen gevoerde
..gedachtenwisseling over de vereeni-
„ging van jongens en meisjes in eene
„school ons (dat wil zeggen B. en W. i
„bevestigd heeft in onze overtuiging,
„dat daartegen geene gegronde bezwa
ren bestaan."
Waar is hier de logica Eerst zegt
menwy hebben de stellige overtui
ging, dat op de lagere scholen ver
eeniging van jongens en meisjes uit
stekend kan, en men laat er onmid
dellijk op volgen voorloopigmaar
stelligin de hoogere klassen de
meisjes alleen.
Doch 't is waarB. en W. wen-
schen in dit opzicht ook iets over te
laten aande ervaring. Wel klopt
dit weer niet precies met de reeds
genoemde „stellige overtuiging", maar,
wie een beroep doet op te verkrijgen
ervaring vindt altijd een geopend oor.
Doch wy vragen alweerwelke er
varing? En dan antwoorden B. en
W.„de ervaring, die by de vast
stelling van het leerplan in dit op-
„zicht uitspraak zal moeten doen."
Dat is eene ervaring dusbij
voorbaat. Want het leerplan stelt men
vast als de school begint. Als de
Raad dit zonderlinge voorstel mocht
goedkeuren, moeten er voor de twee
scholen Hubregtse en Brouwer, scho
len met jongens èn meisjes „in de
lagere klassen", voorloopigdoch
stelligondanks eene gevestigde
overtuiging dat 't best anders kan
in de hoogere klassen meisjes afzon
derlijk en jongens afzonderlijk
leerplannen vastgesteld worden. En
nu bestaat er twijfel of dat later wel
zoo blijven zal. Welnu, zeggen B.en
W„ wy moeten beginnen met leer
plannen op te maken, en by het vast
stellen van die leerplannen doen wy
ervaring op, en die ervaring zal uit
spraak doen, of van het plan dat wij
u voordrasren ook voor de toekomst
iets terecht zal komen.
Stapt nu maar in 't schuitje
heeren raadsleden, en vaart maar
rustig mee. Waar gjj te land komt
zal de ervaring, by 't vaststellen
der leerplannen op te doen, u
wel doen zien. Doch 't kan toch ook
zijn, dat gy 't gevaarlijk vindt zoo
maar den blauwen nevel in te varen,
met een stuurman aan :t roer, die n
belooft, dat de ervaring hem wel den
weg zal wyzen, welnu leest dan eerst
eens het krachtig adres van meer dan
100 ouders en voogden der op de
school van mej. Klomp gaande kin
deren, en deDkt dan daarbij eens aan
de part. scholen die deze leerlingen
bijzonder gaarne zullen ontvangen, en
hoe er nog huizen genoeg leegstaan,
om nieuwe bijzondere scholen daarin
op te richten. Of ook, vraagt den
wethouder van onderwijs eens, of hy
die meergenoemde ervaring, by 't
vaststellen van de leerplannen op te
doen niet eens nog wat vroeger op
zou willen doen, vóór de raad zich
aan dit noodlottig voorstel heeft ver
hangen, en of hy het voorstel van
B. en W. met de toelichting niet zou
willen aanvullen door op te geven:
le hoeveel leerlingen gaan er op
de 3 opleidingsscholen, die nu in twee
scholen zullen worden vereenigd?
2e welke klassen wilt gij op die
twee scholen inrichten voor jongens
en meisjes samen, en hoe is daar de
verhouding van jongens tot meisjes?
3e hoeveel klassen op iedere school
zullen bestaan nit enkel jongens en
enkel meisjes; hoeveel leerlingen zul
len elk dier klassen hebben?
4e hoe ziet het leerplan voor ieder
dier scholen er uit. en wat zegt „de
ervaring by het vaststellen van dat
leerplan opgedaan" over den maat
regel, die voorloopigmaar stellig
tot afscheiding van jongens en meisjes
in die klassen moet genomen worden
Zyn die vier vragen beantwoord,
dan is er ten minste eenige kans dat
de raadsleden wat weten van den koers,
dien men uitzeilt. En dan kan men te
vens beoordeelen of 't noodig is de pl. m.
f 9000, die er na aftrek der Rykssub-
sidie zal te betalen blyven, nit te
geven voor de verbouwing van de
meisjesschool, terwijl die absoluut
onnoodig zyn, als men de scholen
van de heeren Brouwer en Hubregtse
kan combineeren.
Vergeet het ook niet, mijne heeren
raadsleden ai is dit betrekkelijk
een particulier belang dat het ge
volg van den maatregel wezen zal
ontslag aan 10 vrouwelijke ambtena
ren, nml. het hoofd der school» 3 on
derwijzeressen le klasse, 5 onderwij
zeressen 2e klasse en eene vakonder
wijzeres. Wel zegt de toelichting:
„dat dit niet wil zeggen, dat geene
„van die onderwijzeressen na 1 Sep
tember 1898 in dienst der gemeente
„zou kunnen blijven" doch wat heb
ben die dames aan dezen schralen
troost? Zy zitten op een schop
stoel. en de besten zullen spoedig een
ffoed heenkomen zoeken. Heeft men
dus uog enkelen van haar noodig,
dan zal men de minder goeden weer
moeten aanstellen.
En de anderen Zy ontvangen by
hun ontslag een wachtgeld, wat het
hoofd betreft voor 5 jaren, wat de
andere onderwijzeressen betreft voor
2 jaren, beloopende de helft van haar
tractement. Zy ontvangen dit van
Rijkswege volgens art. 39 der school
wet. En dan daD staan zy aan den
idyk. Verdient het geen onderzoek,
en hebben de raadsleden niet te we
ten, en nog veel meer, hebben die
dames geen recht te weten, wel weer
voor aanstelling in aanmerking te ko
men De „ervaring bij het vaststellen
van de leerplannen op te doen" kan
hierover te gel ijker tijd wel uitspraak
doen. Wy herhalen dus, laat men be
ginnen met die leerplannen te eischen.
Eindelijk. Hoe denken de school
opzieners, hoe denkt de schoolcom
missie over dit plan Er blijkt vol
strekt niet, dat B. en W. met hen
hebben geraadpleegd. Wy weten het
wel, dat dit niet te pas komt by bo
vengenoemde „stellige overtuiging"
waarvan B. en W. uitgaan, doch die
autoriteiten zyn er nu toch eenmaal,
ons dunkt, het zou de argumenten
van de toelichting aai zienlijk verster
ken, indien B. en W. hunne adviezen
konden overleggen, en het bleek daar
uit, dat deze heeren het met B. en W.
eens waren, 't Zou aanbeveling ver
dienen die adviezen alsnog in te win
nen.
ST AOS NIEUWS
eerste en derde pagina.
Haarlem, 3 Febr. 1898.
Geslaagd voor de diploma's A en
B der Nederl. Stenografen-Vereeni
ging „I. Pitman", Mej. F. Vaarzon
Morel alhier.
e. dat de visschery met het staande
spieringnet zal zyn gesloten van 1
Maart tot 1 November 1898;
f. dat de visschery met alle overige
vischtuigen, uitgezonderd die met
aalkorven, aaldobbers eu palingfuiken,
die met het schepnet of de gebbe voor
kleine vischjes te vangen voor de aa".-
dobbers en die op snoek in de ge
meente Texel zal zyn gesloten van 15
Maart tot 1 Juli 1898 en
g. dat gedurende den gesloten visch-
tyd sub f vermeld ook het visschen
met den hengel in de hand is ver
boden.
Naar wy vernemen zyn de ver
schillende voorwerpen, die by het bou
wen van de nieuwe sluis te Spaam
dam gevonden zyn, als bijlen, zwaar
den, degens, helmen etc. in handen
gesteld van den stedelijk archivaris,
den heer C. J. Gonnet.
Zy zullen eerlang in het Stedelyk
Museum op 't Stadhuis een plaatsje
vinden.
Boekerij Museum van Kunst
nijverheid.
Gedurende de maand Januari wer
den 202 boek- en plaatwerken naar
verschillende plaatsen in ons land in
bruikleen gezonden.
De heer H. C. Louwerse alhier is
door de Arrond. Rechtbank benoemd
tot lid van de Cummissie tot herzie
ning der grondlasten voor het district
Haarlem.
Woensdagavond vergaderden een
aantal bewoners van de eerste Kleine
Houtstraat (van de Anegang tot de
Ged. Oude Gracht) in Café Brink-
mann, tot bespreking van de versie
ring en verlichting van die straat by
de a. s. Kroningsfeesten.
Tot Bestuur werden gekozen de
heeren (alphab.) P. Baggerman, A. J.
C. van Gemund, J. M. Heck, J. C.
Peereboom eu H. Reinbardt. Binnen
kort zullen de bewoners weer wor
den opgeroepen, tot het beoordeelen
van plannen en teekeningen.
j Door den Commissaris der Konin
gin in N. H. wordt ter kennis ge-
bracht
a. dat de jacht op houtsnippen zal
worden gesloten 30 April 1898 met
zonsondergang
b. dat de jacht op eenden zal wor
den gesloten 28 Febrnari 1898 met
zonsondergang
c. dat de jacht op ander waterwild
zal worden gesloten 26 Maart 1898
met zonsondergang
d. dat het weispel van kwartelen
met steekgaren of vliegnet zal mogen
worden uitgeoefend van 2 Mei toten
met 15 Juli 1898;
BINNENLAND
Dit de „Staats-Courant".
Kon. besluiten.
Benoemd tot burgemeestervan de
gemeente Barradeel L. W. de Vries
van de gemeente Wyk en Aalburg
en de gemeente Veen R. J. van Da
veren van de gemeente Wanneper-
veen C. van de Ötadt Wzn.
Pensioen verleend ten laste van den
Staat A. Koenders, ten bedrage van
335 'sjaars.
Aan A. G. Westerouen van Mee-
teren, notaris te 's-Gravenhage, ver-
Hof verleend tot het aannemen der
j versierselen van ridder in de orde van
Isabella la Catolica, hem door de
Koningin-Regentes van Spanje ge-
I schonken.
20)
Naar het engelsch.
„O 1 dat is onmogelijk," roept May uit, „hy zou de
muziek hooren en zeker naar beneden komen."
„Maar hy is in bed."
„Dat doet er niet toe. Hy zou toch beneden komen
in zyn prachtige
„Kamerjapon" vult Owen bozorgd aan. „O, houd op!
Laten wy dat voorkomen!"
„Werkelyk Owen, nu moet ik toch zeggen," begint
zyn zuster zeer verontwaardigd.
„Dat hoeft niet. Er komt geen „moet" by te pas;
gy kunt het overige wel by u honden.
„Maar luister nn eens, ik weet een prachtig spel, en
hy kan ons dan onmogelyk hooren."
„Och we kennen je spelen wel," zegt Grey veront
waardigd.
„Ik meen het nu werkelyk eerlijk. Het is een heel
grappig spel. Twee van ons gaan nit de kamer en be
denken een spreekwoord of zoo iets het doet er niet
toe welk verkleeden zich en komen dan weer bin
nen."
„Okomen zij terug Everard vraagt dit op zeer
belangstellenden toon, maar Owen neemt geen notitie
van zyn woorden.
„Zy komen dan verkleed binnen, en de anderen moe
ten dan het sprekwoord of de charade raden, weet ge
't niet?"
„Ik geloof, dat we dit spel allemaal kennen," zegt
Dolly. „Het is zeer vervelend, en ik kan my den Iaat-
sten keer, toen we 't speelden zeer goed herinneren. Het
ligt my nog versch in 't geheugen. Gy gingt met Edie
Bathurst de kamer nit en beneden bleeft ge wel een
half uur weg. Wy verveelden ons intusschen doodelyk,
want je hadt ons in ryen geplaatst en wel zoo, dat
ieder naast iemand zat, waarmee hy niet kon op
schieten."
„Maar dat is een verschrikkelijke geschiedenis !"rjept
Owen verontwaardigd uit.
„Maar in elk geval Edie is hier van avond niet."
„Neen, den hemel zy dank," zegt mrs Clarence.
„Verstoppen is een veel aardiger spel," zegt May
opkykend. „Twee van ons moeten hier blyven om te
zoeken en d anderen gaan zich twee aan twee ver
stoppen en als wy stil zyn en sir Lucien is in bed,
dan zal by nooit bemerken wat wy uitvoeren."
„Dat is het prachtigste spel van de heele wereld,"
zegt Grey opstaande. Is het een afspraakje tusschen
hen beiden „Wil je je met my verstoppen, May
May had nog maar half uitgesproken, als Everard
vrymoedig op Amber toestapt. „Ik meen dat ik gehoord
heb, dat gy met onze spelen niet heel goed bekend zyt,
juffrouw O'Connell." Zyn stem klinkt zacht en z er
vriendelijk.
„Dat ben ik ook niet glimlachend. Hilary, die
naast haar zit, houdt zyn adem in. Hy weet, wat er
volgen zal.
„Laat my u dit dan leeren." Hij zwijgt, om op 't
effect te werken. „Juffrouw Adare heeft gezegd, dat
wy ons twee aan twee moeten verstoppen. Wilt gy met
mij gaan?"
„Gaarne," zegt Amber, met een gelukkig gelaat de
kamer rondkijkend, waar de heeren berig zyn zich een
dame te kiezen, wat aanleiding geeft tot groote vroo-
lykheid.
„Welnu, kom dan," zegt Everard.
Hy neemt haar by de hand en samen begeven zy
zich naar de deur, waardoor reeds een ander paar, May
en Owen, is verdwenen.
Dolly's gelaat is grappig om te zien. Stom van ver
bazing kijkt rij naar May; slechts vyf minuten gele
den had zy het verzoek van Grey aan May gehoord.
Had zy geweigerd Klein dwaas kindof heeft die
lastige Owen alles in de war gebracht? Nu is zy dich
ter by de waarheid. Het tête-a-tète van Gilbert en
May had Owen verstoord en niet in staat zynde om
het* verlangen den band tusschen haar en Grey nog
nauwer te halen, had zy er in toegestemd zich met Owen
te verstoppen. Op dit oogenblik biedt Hilary Dolly den
arm en zegt„Kom."
Daar Grey haar bjjna tegelijkertijd is genaderd en
dezelfde bedoeling schijnt te hebben, duwt zij Hilary
vriendelijk op zyde.
„Neen, ik zal maar met Grey gaan. Blyft gy hier en
bewaak de eindpaalDie eindpaal is oen van sir
Lucien's mooiste divans, welke zy voor 't gemak in 't
midden der kamer hebben geplaatst. Eigenlijk zegt zij
dit met de bedoeling, om hem gelegenheidtegevenover
het verstoppen van Amber met Everard na te denken.
Want dat zal spoediger dan iets anders, de verhouding
tnsschen hem Amber tot een crisis brengen.
„Ik dacht dat het bepaald was, dat er twee achter
bleven, om te zoekenDat is niet mooi," zegt Hilary
glimlachend. Hy heeft getracht den aanval van mis
noegen te onderdrukken en dit is hem volkomen gelakt.
„Er is niemand voor je overgebleven," roept zy vroo-
lyk uit met Grey de kamer verlatend. „Kom, zoek ons
maar, maar niet eerder voor ik roepklaar."
Met gefronst voorhoofd loopt Hilary de kamer op en
neer in afwachting van het atgesprokken sein.
Eindelijk weerklinkt het lang verwachte woord door
de gang (zoo zacht mogelijk, opdat het sir Lucien's
kamer niet bereiken zal) en hy begint met een vuur,
als hij nog nooit zoo by dit spel heeft getoond, te zoe
ken. Voorzichtig maar vlag kykt by nu eens ondereen
tafel, dan weder achter een deur of gordijn. Eindelyk
op een onderdrukt gilletje afgaande, J ontdekt hij de
schuilplaats van May en Owen, die zich achter de gor
dijnen in de bibliotheek hebben verborgen maar als
Hilary haar grijpen wil, duwt zy hem ondeugend ge
noeg Owen in de armen en sluipt achter hen om naar
de kamer en bereikt het eerst de eindpaal.
„Gevangenzegt Hilary tot Owen, en begint op
nieuw te zoeken. Dolly, die" altijd heel ving is. zon ze
ker ontsnapt zijn als zy niet met den kant van haar