ken na de uitvoering van Rims-
ky Korsakoff's „Scheherazade". H H.
M.M. werden bjj aankomst ontvan
gen door liet bestuur van bet ge
bouw, met den heer Kes, die de
hooge bezoeksters ook weder uitgeleide
deden, bjj welke laatste gelegenheid
H.H. M.M. den bekwamen dirigent
complimenteerden.
De heer Kcs werd bg zgne ver
schijning te midden van bet orkest
door het publiek warm toegejuicht.
Het concert ving aan met het „Wil
helmus in de oude toonzetting. In
den loop van den avond, na de uit
voering van een door hem geïnstru
menteerd nummer, ontving de dirigent
van eenige kunstvrienden een lauwer
krans van grooten omvang.
Schipbreukelingen.
Woensdagavond arriveerden aan het
Centraalstation te Rotterdam de schip
breukelingen van bet Spaansche stoom
schip Trtano, geladen met ijzererts
en komende van Bilbao, dat bij het
binnenloopen op de Zuiderpier ge
strand is.
In allerijl werd de bemanning ten
getale van 27 personen, allen Span
jaarden. door de stoomreddingsboot
fered en aan wal gebracht. De kapitein
ieef aau den Hoek van Holland
overnachten, de stuurlieden en het
scheepsvolk daarentegen vertrokken
per spoor naar Rotterdam, alwaar
zij in het Zeemanshuis werden opge
nomen.
Het eenige wat zij nog konden
medenemen was een klein gedeelte
van hunne bagage, de trommel met
scheepspapieren en de zeekijker, alles
bij elkaar een handwagentje vol. Ook
de scheepshond behoorde onder de
geredden.
Meer dood dan levend kwamen zij
half verkleumd van koude aan in
het Zeemanshuis; het machineperso-
neel was bijna niet gekleed en barre
voets. Groot was dan ook hunne
dankbaarheid, dat zij na een barren
storm er het leven hadden afgebracht
en liefderijk werden opgenomen. De
consul van Spanje, de heer S. R.
Stokvis heeft zich hun lot aange
trokken.
Dorpszedea.
Evenals in den voorgaanden herfst
in de gemeente Beilen, heeft thans
ook te Drouwen, gem. Borger, tus-
schen twee personen een liefdeshisto
rie plaats gehad, waarin de dorps
jeugd meende zich te moeten men
gen. Er werd jl. Zaterdagavond een
pseudo-bruiloft aangericht waarbij
veel volk op de been was en toen nu
de betTOkken persoon ziju huis geslo
ten hield, werd de afsluiting verbro
kt., en hadden er zoodanige wanor
delijkheden plaats, dat een rechter
lijke vervolging niet zal uitblijven.
Reeds zjjn eenige personen ter ver
antwoording voor den rechter-com-
missaris te Assen opgeroepen. Reeds
meermalen hebben dergelijke bruilof
ten rechterlijke vonnissen tengevolge
gehad.
Dynamiet
't Was in de Hofstraat te Gronin
gen, dat Dinsdagnacht een heer bij
zijn thuiskomst tot de vreese!ijke ont
dekking kwam, dat in de vensterbank
een voorwerp was nedergelegd van
zeer verdacht voorkomen, 't Was een
bijna bolvormig potje met overslaand
deksel en er zat een hengsel aan met
een vrij lang touw. De heer riep de
politie en onder aanmaningen tot
ui:erste voorzichtigheid liet hij den
agent het akelige ding meenemen
naar het bureau. De dienstdoende in
specteur, die uiet zoo bevreesd was,
bekeek net van alle kanten en be
sloot eindelijk den pot te openen. Het
deksel werd weggenomen en met een
klein sissertje wipte daarop eene stop
eraf.
Hij inspectie van den inhoud bleek
de. dynamietbom te zijneen half
geledïtrd potje gember.
(N. Gr. CL)
Koloniën.
BATAVIA, 4 Januari.
Atjeh.
De tocht naar Reung-Reung.
De Atjeh-correspondent van de
„Sum. Ct." geeft eene beschrijving
van dezen tocht, waaraan wij het
volgende ontleenen
Den 24en December heerschte te
Indrapoeri groote vroolgkheid. De le
en 2e compagnie van het 9e bataljon
waren aangewezen om deel uit te
maken van de colonne naar Reung-
Reung, en in den morgen om half
7 gingen zjj op marsch naar 8elimoeu.
Tot Gleiëng toe ging het heel plei-
zierig, het weer was frisch en droog.
Maar Gleiëng eenmaal voorbij tot op
een klein uurtje afstand van 8eli-
moen, begon het op z'n Atjehsch te
regenen, zoodat bet niet lang duurde
of niemaad had meer een drogen
draad aan het ljjf. Het hinderlijkste
was dat de trein niet meer vooruit
kon. Toen werd het aanpakken voor
Jan en alle man.
Ware er geen buitengewone krachts
inspanning aangewend, de marsch,
dien een gewone colonne in ruim
drie uren ten einde brengt, zou zeker
tot den volgenden dag geduurd heb
ben. Nu kwamen de compagnieën en
de trein omstreeks halfzes te 8eli-
moen aan. Men had er dus elf uren
over gedaan. Na aankomst der beide
compagnieën werd onmiddellijk bekend
gemaakt, dat den volgenden ochtend
om 6 ure moest worden aangetreden
aan de overzijde der kali.
Op dat uur stonden daar gereed
zes compagnieën infanterie, namelijk
de le en 2e compagnie van het 9e
bataljon te Indrapoer i, de 3e com
pagnie van het 7e, vroeger te Gleiëng,
thans te Selimoen ge letacheerd, een
compagnie van het 12e te Gleiëng
onder kapitein de Jeer. De overige
compagnieën waren gedeelten van het
12e te Selimoen. Nog behoorden tot
de colonne een peloton cavalerie on
der den ritmeester Happé, 2 stukken
geschut en de nood.ge ambulance.
De overste Krul! was commandant
van het geheel, bestaande uit onge
veer 800 man.
Spoedig begon de marsch. Voorop
die van het 12e bataljon, gecomman
deerd door den overste Morees, met
de cavalerie tot zijdekkingdaarna
de artillerie en de ambulance, ouder
dekking van die van het 9e bataljon.
Omstreeks 4 ure in den namiddag
kwam de colonne in de nabijheid van
Masdjid Goenoeng Biram. Menscheen
niets kwaads te vermoeden, want de
Atjehers waren er luid aan het bid
den.
Het 12e zwermde een tirailleur voor
uit en er werd spoedig daarop van
uit de masdjid gevuurd. Toen de
colonne bleef avanceereu. kozen de
verdedigers der masdjid spoedig liet
hazenpad. Maar van uit de heuvels
ten zuiden van Biram werd nog door
een dertigtal Atjehers doorgevuurd.
Bij die bende was Toekoe Mampreh'
gemakkelijk te herkennen, want zjjn
reuzengestalte is op verren afstand
waar te nemen. Ook dat volkje dreef
spoedig af.
Masdjid Goenoeng Biram is een
zeer groot steenen gebouw. Van haar
grootte krijgt men eenig denkbeeld,
als men weet dat de troepen van het
12e en het 7e er des avonds introkken
om er den nacht door te brengen en
er voldoende plaats vonden.
Het 9e, de artillerie en de cavalerie
bleven om de masdjid gelegerd. Geen
schgu van moeilijkheid werd onder
vonden.
Den volgenden morgen om 8 ure
ging de colonne verder. Een compag
nie van liet 12e bleef achter om de
masdjid te bezetten. Ook liet elke
compagnie haar kok thuis om voor
het eten te zorgen.
Thans ging het 9e voorop. Eerst
kwam men in kampong Lam-Toma.
Alle bewoners hadden die verlaten.
Het ging dus onmiddellijk op Reung-
Reung. De le compagnie van het 9e
ging in zuid-oostelijke richting het
heuvelterrein in, terwijl de 2e com
pagnie de rechterflank bleef bezetten.
Dit duurde tot 11 ure; toen werd de
laatste heuveltop tegen de rivier ge
legen beklommen. Deze top hadden
Atjehers bezet gehouden van het
oogenblik af. dat de 2e compagnie het
heuvelterrein inging, en zij bleveu
daar zoolang mogelyk zitten vuren.
Maar én wegens den tamelijk grooten
afstand, èn het gering aantal schoten,
had ook dit vuur niet veel te be-
teekenen. Toen de djahats dan ook
opmerkten dat de „Keumpenie" niet
veel om hun vuur gaf en elk oogen
blik nader kwam, vonden zij het ge
raden om maar weg te gaan. Toen
die laatste heuveltop beklommen was,
kreeg de compagnie rust. Schoon de
luidjes tamelijk vermoeid waren,
maakte dat rusten toch hun ergernis,
of liever hun jaloezie, gaande. Zij
moesten het werkeloos aanzien, dat
het 12e op het eigenlijke Reung-Reung I
aanrukte. Doch daar bleef het vol
maakt rustig. De mannelijke bevol
king was kalm aau den veldarbeid.
Het 12e ging dus nog een beetje
in het gebergte tippelen, maar ont
moette daar niets. Toen keerde die
troep weer op Reung-Reung terug en
de beide achtergebleven compagn.|van
be 9i sloten zich bij de colonne aan,
die rustig naar huis Masdjid Goe
noeng Biram, terugmarcheerde,
zonder op de gebruikelijke wijze te
worden thuis gebracht. Om 6 uur
's avonds kwamen de troepen in het
bivak terug.
„Zij haddon vervolgt nu de cor
respondent terreinen bezocht waar
misschien nog nooit een Europeaan
den voet gezet had. Het succes hier
behaald is dau ook inderdaad groot,
want alles te zamen genomen, zijn
er op de colonne geen 700 schoten
gelost, en dan nog, op welke wijze
Geen enkel verlies is door de onzen
geleden en of wij den vijand dooden
of gewonden bezorgd hebben, is niet
bekeud. De meeste kans hebben we
daarvoor gehad op den 30en bg het
beschieten van de masdjid.
„Toen de troep thuis kwam, ram
melend van honger, natuurlijk, want
voor het uitrukken was een harde kaak
met wat kaas en een weinig soep en
rgst. verstrekt en later niets meer.
dacht ze nu eeus ferm te eten te krij
gen. Maar ondanks alle grootspraak
van zekere zijde kaa gerust beweerd
worden op grond van de nu bijna
tweejarige ervaring, dat onze inten
dance van de voeding te velde nog
bjjlauge geen „kaas gegeten heeft",
of dat ze wel weet hoe het behoort,
maar zekere zuinige, dommelende
stief-moeder te veel naar deoogen ziet.
Ook nu was het weer de oude ge
schiedenis met. een half onderblikje
volksspgs moesten de lieden het maar
stellen. „Ik behoef je niet te vertel
len". zoo schrijft mij een hoogst ach
tenswaardig onderofficier „dat de
menschen na het nuttigen van dat
beetje voedsel nog rammelden van
honger. Zelfs zag ik Europeanen bg
dwangarbeiders om eten bedelen
Schandaliger kan het al niet. Is het
niet om te trillen van verontwaardi
ging zulke tekortkomingen te zien.
niet een enkelen keer, maar bjj na
altijd; uiet in omstandigheden
dat de hooggeklommen nood met
alle genomen voorzorgsmaatregelen
spot Toch, dit heeft slechts zelden
plaats!) maar bij een gelegenheid
als deze, nu er hoegenaamd niets is
gebeurd, dat veel verschilt van een
gewone velddienstoefening in het gar
nizoen gehouden
Aan het slot van deze corresponden
tie lezen wg nog:
Den 27en 's namiddags om 4 ure
kwam de colonne te Selimoen binnen.
Den volgenden ochtend gingen de
beide compagnieën van het 9e naar
Indrapoeri terug. Die terugmarsch
ging heel wat vlugger iu zjjn werk
dan de heenmarsch op den 24en.
De lieden voelden zich weer goed te
spreken toen zij, thuis gekomen, zich
spoedig konden te goed doen aan een
flinken pot „snert" en een vol blik
„rats".
Ten slotte kan nog gemeld worden,
dat de werkzaamheden aan de spoor
baan naar Selimoen boven verwach
ting goed vooruit gaan. De aanleg is
reeds tot over de Kroeng Djerir ge
vorderd. De Atjehers doen ons haast
geen overlast aan.
Eenige dagen geleden zijn te Kota
Radja achter slot en grendel gezet
Panglima Hassan met tien discipelen.
Deze lieden kwamen van Kroeng
Raba. en behoorden tot het „legioen"
van Toekoe Oemar.
De sawah's tusschen Lambaroe en
Indrapoeri leveren een prachtig ge
zicht op. Overal heeft de bevolking
van den lieven vrede geprofiteerd om
den zoo lang verwaarloosden veldar
beid weer met frisscben moed aan te
vatten.
Letteren en Kunst
Toorop.
„Elzevier's geïllustreerd maand
schrift" geeft deze maand een artikel
over Jan Toorop van de hand van
Ph. Zilcken, die mededeelt alle par
ticuliere gegevens en verklaringen over
den aard van zgn streven aan den
schilder zelf te danken te hebben.
Jan Toorop is in 1860 te Poerwo-
redjo, een afgelegen hoofdplaats op
Java, geboren. Zijn vader, laatstelijk
resident van Sambas (N.-Borneo), was
van Noorsche afkomst; zijn moeder
het kind van eeu Engelschman en
eene Javaansche.
In zgn jeugd, reeds op zevenjarigen
leeftijd schepte hij er vermaak in vis-
schen na te teekenen.
Op dertienjarigen leeftijd kwam hg
naar Nederland, ten einde voor Indisch
ambtenaar te worden opgeleid.
Hg volgde gedeeltelijk den cursus
voor middelbaar teekenonderwgs aan
de Polytechnische School, waar bg
o. m. ornament en koppen naar 't antiek
teekende onder leiding van A. le Comte
en Tetar van Elvenvroeger had hg
reeds les gehad vau den genre-schil
der Haaxman.
In 880 leerde Toorop toevallig een
liefhebber van schilderijen kennen,
den heer Alm, die zooveel belofte in
Toorop zag, dat op zijn aandringen
de jongeman naar de Academie van
Beeldende Kunsten te Amsterdam ge
zonden werd. Hg werkte hier van
Oct. '81 tot Oct. '83 zeer hard. Daar
na studeerde hij te Brussel. Hij werd
daar herhaaldelijk bekioond op con
cours. Hg genoot in die jaren een
subsidie van f 800 's jaars, hem namens
wijlen Koning Willem III toegekend.
Toorop studeerde weinig op de
academie, des te meer op straat waar
hem de volkstypen zeer aantrokken.
In de musea maakte hg vooral studie
van Quentin Metsys en Memling. Zoo
ontstond een schilderij „Respect a la
Mort", werklieden bezig met groote
straat-keien een der nieuwe boulevards
vau Brussel te plaveien, voor eeu lijk
wagen die passeert, eerbiedig hunne
petten afnemend.
Dit schilderij, zeer oorspronkelijk
van behandeling, trok de aandachten
was zgn eerste succes. De „Socicté
des Yingt", die in die dagen ontstond,
vond in Toorop een krachtigen stcuu.
Op de eerste tentoonstelling exposeerde
Toorop daarLa dame en blanc",
een slanke, blonde vrouw, zittend in
een lumineus, teer, helder en blank
interieur.
Met Henry de Groux ging Toorop
ietwat later wonen in een gehucht
uabg Brussel, Macuelen-Haeren, waar
hg veel schilderde en voor goedkoope
prijzen zijn arbeid van de hand deed.
Vervolgens maakte Toorop kunst
reizen naar Parijs, Florence en Venetië.
Teruggekeerd in Brussel maakte hg
kennis met miss A. Hall, die later
zijn vrouw zou worden. Toorop ging
naar Londen en leerde Whistier per
soonlijk kennen. Hij schilderde hier
zijn „Thames", een portret van zijn
aanstaande schoonmoeder en het „Trio
fleuri", drie levensgroote vrouwefigu
ren in een tuin.
De beide eerste stukken zond hg
naar een tentoonstelling van „Arti et
Amicitiae" te Amsterdam, waar alleen
de „Thames" werd aangenomen, maar
zeer hoog geplaatst en het andere
stuk geweigerd. Later werden beide
stukken bijzonder hoog geapprecieerd.
Van Londen ging Toorop af en toe
een maand naar Brussel, exposeerde
er in '86 veel van zgn Londensch
werk, dat heftig werd aangevallen,
doch door Verhaëren, Maas en Destrée
werd verdedigd. In de lente van 1886
trouwde hij te Kenley en ging van
daar naar 's Gravenhage, waar hg nu
in de Prins Hendrikstraat woont.
Een algemeene zenuwaandoening,
waarvan een der gevolgen een oog
ziekte was, overviel hem spoedig na
zijn huwelijk, tengevolge van o ver
arbeid.
Na langdurige verpleging hersteld,
legde hg zich een tgd lang op de stip
pelmanier toe.
In 1892 had te Amsterdam de eerste
keuze-tentoonstelling plaats van de
werken van Toorop.
Hier exposeerde h\j o.m. de „Jonge
Generatie", de „Tuin der weeën" en
de „Rodeurs".
I n 1893 hield Toorop een zeer com
plete tentoonstelling in den Haagschen
Kunstkring en te Leiden.
Dat jaar werd bg ook uitgenoodigd
tot een expositie van zijn werken te
München, waar hg veel eer beleefde.
Cyrano de Bergerac.
De N. R. C. schrijft het volgende:
„Een fonkelnieuw en prachtig nieuw-
tje, een nieuwtje om heel bljj mee te
zijnde Vereenigde Tooneelisten zul-
len nog in dit seizoen Cyrano de
i Bergerac spelen, voor hen vertaald
j door Willem Kloos.
j De eer van deze toekomstige ver-
heugenis komt den heer Jan C. de
Vos toe. Nadat bij het stuk te Parijs
had gezien, is hg aan den heer Kloos
gaan vragen, om het voor onze
Tooneelisten te bewerken, en heden
is de dichter het antwoord komen
brengen.
Iedereen heeft nu wel van het stuk
gehoord. Het is dus overbodig, nog
te zeggen, hoe men het te Parijs als
een bigde boodschap heeft aangehoord,
het beschouwend als een renaissance
van liet vervallen Fransch tooneel.
Rostand, de dichter, en Coquelin,
de vertolker, zgn de helden van den
dag.
Ook de heer Kloos moet verklaard
hebben, véél moois in het stuk te
vinden, en het met genoegeu te willen
vertalen.
Van Zuylen zal waarschijnlijk de
hoofdrol spelen."
Sport en Wedstrijiüen.
Het bloemencorso van den
Alg. Ned. Wielr. Bond.
Op een uitnoodiging van den A.
N. W. B. aan H. M. de Koningin is
bericht ontvangen„dat H. M. de
Koningin welwillend de uitnoodiging
van het bloemenfeest (dat de A. N.
W. B. zich voorstelt ter gelegenheid
van de inhuldigingsfeesten in Den
Haag te organiseeren) aanvaarden
zal". Naar men mededeelt zal
men, aangezien de stoet het konink
lijk paleis niet kan passeeren, aparte
tribunes voor de Koninginnen, de
vorstelijke familie en de leden der
regeeringscolleges laten bouwen.
Automobilen.
Het Amsterdamsehe comité van den
automobilen-wedstrijd Pargs—Am
sterdam heeft van den voorzitter der
„Automobilen Club de France", baron
Van Zuylen, eeu brief ontvangen,
waarbij het bericht, dat wg giste
ren aan de Nijm. Crt. ontleenden,
bevestigd wordt.
Bedoeld comité hoopt Zondag, wan
neer de heer Meyan per automobile
te Amsterdam zal zijn aangekomen,
met dezen heer over den wedstrijd
nader in overleg te kunnen treden
en de uitschrgvers van den .vedstryd
op hun voornemen terug te doen ko
men, deze in de maand Juli te doen
plaats hebben.
Het bestuur «au „Aren»" heeft
den lieer Meyan welwillend aangebo
den zijn machine in het circus te
stallen.
RECHTSZAKEN.
Een duelquaestie.
Voor de Haagsche rechtbank werd
Doederdag behandeld het bekende
duel, tusschen twee Haagsche heeren
gevoerd op den löden Dec. te 3 uren
namiddags op de buitenplaats Blan
kenburg onder de gemeente Wasse
naar, waaromtrent destijds reeds eenige
bijzonderheden werden medegedeeld.
Ken der duellisten, de commies bij
het departement van binnenlandsche
zaken S., was verschenen. Zijne tegen
partij, de advocaat v. O., niet, zoodat
tegen dezen verstek werd verleend.
Als secondanten waren bij het duel
tegenwoordig vier jongelui, benevens
een geneesheer. Het tweegevecht werd
gevoerd met niet zware, scherp ge
slepen gevechtssabels. Een der duel
listen werd, gelijk reeds gemeld werd,
gewond aan het hoofd, de ander aan
oor en hals.
Aanleiding tot het gevecht was eene
beleediging op 12 December in de
Witte Sociëteit, waarbij de advocaat
den ander de woorden had toegevoegd:
„je bent een gemeene, vuile ploert
een patser" waarop de beleedigde had
geantwoord„ge zult nader van mij
hooren." Daarop was volkomeD „in
den vorm", eene uitdaging gevolgd,
nadat v. O. geweigerd had de excuses
vau S. aan te nemen en van hem
eene verklaring had geëischt, die hem
volgens de eenparige verklaring van
de getuigen de achting van alle fat
soenlijke menschen zou hebben doen
verliezen.
Twee der getuigen, de secondanten
van S., waren vau gevoelen dat het-
jgeen aan de beleediging was vooraf-
gegaan, de zaak tot geen eerezaak
maakte. Een der secondanten van de
j tegenpartij was van dezelfde meening,
terwijl de andere meende dat S., be
houdens enkele uitzonderingen, de van
hem gevorderde verklaring in hoofd
zaak wel had kunnen onderteekenen.
De beklaagde S. lichtte nader toe,
dat hem dit onmogelijk as. daar hg
dan feiten zou bevestigen, die hij steeds
ontkend had. Toen alsnu alle pogin
gen waren mislukt ook zelfs nog
op het gevechtsterrein om eene
verzoening tot stand te brengen, wer
den de geveebtsvoorwaarden „behoor
lijk geregeld". Een der getuigen trad
als gevechtsleider op en onder meer
werd bepaald, dat wanneer een dei-
partijen in inferieure conditie mocht
geraken, het gevecht zou worden ge
staakt. Na een zeer kort gevecht,
waarbij beide duellisten op elkaar
insloegen, verklaarde de geneesheer
dr. T. een der duellisten, v. O., iu
inferieure conditie en gaf de leider
het sein tot staken, waaraan onmid
dellijk voldaan werd. Beide duellisten
bleken toen gewond, gelijk hierboven
werd gemeld. De wonden waren even
wel van dien aard, dat de gekwetsten,
wanneer zg geen verband hadden
moeten dragen, niet eens thuis hadden
behoeven te blijven.
De subsi-officier vau justitie mr.
Van den Brandeler begon zijn requisi
toir met eene korte herinnering aan
het ontstaan van het tweegevecht, een
formaliteit die nu eenmaal in de maat
schappij zoodanig is ingeworteld, dat
er veel zedelijke inoed vereischt wordt
om zich daaraan te onttrokken. Zeer
scherp zette liet O. M. voorop, dat
bier van geen eerezaak sprake kan
zijn. Het gebeurde in een andere stad
moge afkeurenswaardig zijn en den
wrevel hebben opgewekt van v. O.,
zeer zeker bestond daarin geen reden
voor hem om eeu duel te provoceeren
en ongetwijfeld had hg veel beter
gedaan de excuses van 8. aan te nemen
dan hem te dwingen eene verklaring
te onderteekenen, die ook mr. v. d.
Brandeler van oordeel was dat hg
niet onderteekeoen k^n zonder zich
onmogelijk te maken. Bovendien staat
hetgeen elders is voorgevallen niet in
verband met het duel. Hoe groot de
pressie echter ook zij die op S. is
uitgeoefend, de wet verbiedt het duel.
De pressie in aanmerking nemende,
vorderde het O. M. de veroordeeliug
van v. O. tot 1 maand en van 8. tot
5 dagen hechtenis.
Uitspraak over 8 dagen.
Een paarden-quaestie.
De tweede kamer der rechtbank te
Amst. wees Dondei dag vonnis in zake
de quaestie tusschen de heeren Augus-
tinus en Koster over het reüpaard
„Ninus", bg laatstgenoemde op 23
October 1895 na de rennen te Heem
stede ter stalling gegeven. De ge
schiedenis is vroeger uitvoerig mede
gedeeld.
Aan den eischer in reconventie, den
heer Augustinus, was door de recht
bank opgelegd te bewijzen, dat door
hem het betwiste paard werd ter
stalling afgegeven. Dit geschiedde
door middel van twee getuigen.
De rechtbank nam bij haar beslissing
echter aan, dat de bewijsvoering on
voldoende was en mitsdien de vorde
ring van den eischer niet kon toege
wezen worden.
Dieven aan het Centraal
Station.
J. Frans en J. Dankers, beklaagd
van diefstal van pakketten aau het
Centraal Station, werden Donderdag
door de rechtbank te Amsterdam ver
oordeeld tot 2 en 3 jaar gevangenis
straf, onder aftrek van den tjjd der
preventieve hechtenis.
J. Kugter, die wegens heling der
goederen had terechtgestaan, word
wegens gebrek aan bewijs vrijgespro
ken.
GELENGD NIEUWS.
Een gevaarlijke panter.
Te Nantes in Frankrijk had in de
menagerie Emanuel een ontzettend
ongeluk plaats. Een der bezoekers,
zekere Deuiand liet zijn 4jarig nichtje
Madeleine Robert, dat hg op den arm
droeg, de roofdieren zien, waarin het
kind veel schik had. Voor de kooi
van den panter Sultane gekomen, be
merkte hg, dat het dier kalm tegen
de tralies lag, schijnbaar slapend,
waarop hij het' kind vlak bg het dier
bracht, opdat zij het zou kuunen
streelen. Op het oogenblik, dat de
kleine de hand naar den panter uit
strekte, sprong deze plotseling brul
lend op, greep het hoofd van het arme
kind tusschen zgn klauwen en sloeg
er verscheidene malen de tanden in
Gilbert treedt op dat oogenblik de vestibule iu. Hg
doorzoekt haar vlug en May, die bevend in haar schuil
hoek zit, hoort aan zijn tred, hoe vreeseljjk verbitterd hij
is. Zal hjj haar vinden Nu hoopt ze van ja, dan weer
van neen. De omstandigheden schijneu het noodzakelijk
te maken dat Mc Grath zijn arm om haar heen slaat.
Als Grey nadert duwt May den lastigen Owen van
zich af.Maar helaasde jas verbergt hen beiden zoo
goed voor het oog van Grey (zelfs hun voeten zgn niet
te zien) dat deze, na nog een vluchtigen blik in het
rond en op de porte-manteau te hebben geworpen, waar
niets aan te zien is dan een oude jas en hoed, de vesti
bule weder verlaat.
„Zeide ik je niet, dat het 't beste plaatsje van de
wereld waszegt Mc Grath trotscb. „Die idioot heeft
er niet eens aan gedacht om hier te zoeken."
„Er zgn nog meer idioten op de wereldzegt juf
frouw Adare dubbelzinnig en haar kans schoon ziende
snelt zij weg en bereikt veilig en wel de divan.
Mc Grath sneït haar met spoed achterna, dien hg nog
vergroot, omdat hg merkt, dat Grey hem gezien heeft
en op den voet volgt.
Owen komt met zoo'n vaart de kamer binnenstormen
dat May haastig van de divan opstaat om hem gele
genheid te geven de eindpaal te bereiken. Met een
triumfeerend gelaat valt hg op de divan nederEen
vreemd gekraak, een geluid als van splijtend hout.... en
de divan heeft zijn tgd gehad. Zjj is niet meer. En
Owen zit nu plat op den grond en ziet verbaasd om
zich heen, evenals Marios tusschen de puinhoopen
HOOFDSTUK XVIIl.
„Met het oog kunnen we alleen maar kijken,
De ooren niet gebiênwees stil
Ons lichaam zal overal gevoelig blijken,
Hetzij dan met of zonder onzen wil.
Buiten, bij het licht van de liefelijke maan, gaat het
geheel anders toe. Het is een van die avonden, welke
eigenlijk niet zoo laat in den herfst thuis hooren, maar
u doen denken aau een zomeravond. Als Hilary en Am
ber de trap voor de veranda afdalen, komt" hun een
frisch koeltje te gemoet, wat een heerlijk gevoel van
verademing bij hen teweegbrengt. Daar binnen in de
kamer was het zoo warm.
Amber wendt haar bekoorlijk gelaat naar de heldere
lucht boven baar cn staat stil, als om des te meer te
kunnen genieten van de heerlijke, frissche lucht, terwijl
Hilary haar met gejaagd kloppend hart gadeslaat. Reeds
zoolang heeft hg naar het oogenblik gesnakt met haar
alleon te zgn en nu is het eindelijk daar. Toen zg de
kamer verlieten om zich te gaan verbergen, heeft hg
haar naar do ontbijtzaal medegetroondeen poosje ke
ken zg door het open venster, dat de stralen der maan
ongehinderd doorliet en toen zonder een woord te spre
ken, hadden zij het spel er aan gegeven om die enkele
oogenblikken, die zij anders achter gordijnen of deuren
moesten doorbrengen, van den heerlijke avond te ge
nieten.
„De volle maan ziet vau uit den wolkeloozen hemel,
naar...."
Amber ongetwijfeldHoe kon zij ook een blik uit
zulke lieve oogen weerstaan? Toch vergeet zjj de pjjn-
boomen niet, maar giet haar zilver licht over hen uit
om ook aau hen een deel van haar pracht mee te deeleri.
Schaduwrijke plokken, die als 'tware u nooden om in
haar koelte te komen uitrusten, worden afgewisseld door
breede strepen licht alles spreekt van kalmte en
vrede. Er heerscht een doodelijke stilte om hen heen,
die alleen verbroken wordt door het gemurmel van een
beekje, dat achter het boseh stroomt en ook 's nachts
haar lied zingt, zich er weinig om bekommerend, dat
niemand luistert en onverschillig voor het feit, dat de
geheele wereld slaapt behalve zg.
„Ik heb den geheelen dag beproefd je alleen te spre-
ken te krijgen," zegt Adare„maar er kwam telkens
iets tusschen. Wist gij het glimlachend.
„Hoe kon ik weten, dat gij mij alleen wenschtet te
spreken Wel", terwijl zg hem vriendschappelijk maar
verwonderd toelacht, „en waarom dan
„Wat een vraag," een beetje spijtig misschieD. Kan
zij 'tniet zien? Weet zij 'tniet? „Ten eerste," gaat hjj
voort haar ernstig aanziend, „om u dit te geven."
Hij steekt zjjn hand in den zak van zijn jas en haalt
er twee kleine, mooie doosjes uit.
„Ik" en hy opent de doosjes, „zou gaarne willen, dat
gjj deze in plaats van die andere droegt, die gjj tot
mijn spjjt, door myn schuld hebt moeten missen. ,.Hjj
legt de twee ringen in zjjn handen en houd ze haar voor.
Het is bepaald een onmogelijkheid, dat een vrouw
deze ringen zou versmaden de diamanten en saffie
ren, die er in gevat zjjn, flonkeren verrukkelijk in het
maanlicht.
„Voor my zegt Amber. Zjj kjjkt hem aan, als heeft
zjj niet goed gehoord. In haar verrassing is zjj een stap
achteruitgegaan. Maar hun schoonheid oefent zulk een
macht op haar uit, dat zjj weer naderbij komt. Maar
toch kan zjj 't niet over zich verkrijgen de sieraden
.aan te raken.
„Een kleine vergoedingzegt hjj eeu weinig zenuw
achtig lacheod. „Eiken keer, dat ik naar uw vingers
j keek, dacht ik aan de ringen, waar gjj zoo gehecht
aan waart en dan verfoeide ik mjj zelf. 1 k kreeg een
1 gevoel, alsof ik een dief wasMaar als gjj er deze
I wilt aanstekenWaarom neemt ge ze niet Zjjt ge
j nog boos op mjj O zeg dat nietZe zouden reeds
eerder hier zijn geweest, maar ik wilde ze precies ver-
vaardigd hebben als die andere ik weet wel dat
deze lang zoo mooi niet zjjn, en dat nam nog al tjjd
weg, maar ge wilt ze van mij wel aannemen, nietwaar
Gjj..." Hij aarzelt. Er ligt een uitdrukking in haar
oogen, die hij niet begrijpt. „Wilt ge ze eens aanpassen?
j „OneenZg staat nog onbewegelijk voor hem,
maar toch krygt hjj een gevoel, alsof zjj voor hem te
ruggedeinsd is. Hij ziet haar vragend aan, meteen blik,
waarin al de teederheid, die bij voor haar gevoelt, ligt
uitgedrukt.
Wordt vervolgd.