ken na de uitvoering van Rims- ky Korsakoff's „Scheherazade". H H. M.M. werden bjj aankomst ontvan gen door liet bestuur van bet ge bouw, met den heer Kes, die de hooge bezoeksters ook weder uitgeleide deden, bjj welke laatste gelegenheid H.H. M.M. den bekwamen dirigent complimenteerden. De heer Kcs werd bg zgne ver schijning te midden van bet orkest door het publiek warm toegejuicht. Het concert ving aan met het „Wil helmus in de oude toonzetting. In den loop van den avond, na de uit voering van een door hem geïnstru menteerd nummer, ontving de dirigent van eenige kunstvrienden een lauwer krans van grooten omvang. Schipbreukelingen. Woensdagavond arriveerden aan het Centraalstation te Rotterdam de schip breukelingen van bet Spaansche stoom schip Trtano, geladen met ijzererts en komende van Bilbao, dat bij het binnenloopen op de Zuiderpier ge strand is. In allerijl werd de bemanning ten getale van 27 personen, allen Span jaarden. door de stoomreddingsboot fered en aan wal gebracht. De kapitein ieef aau den Hoek van Holland overnachten, de stuurlieden en het scheepsvolk daarentegen vertrokken per spoor naar Rotterdam, alwaar zij in het Zeemanshuis werden opge nomen. Het eenige wat zij nog konden medenemen was een klein gedeelte van hunne bagage, de trommel met scheepspapieren en de zeekijker, alles bij elkaar een handwagentje vol. Ook de scheepshond behoorde onder de geredden. Meer dood dan levend kwamen zij half verkleumd van koude aan in het Zeemanshuis; het machineperso- neel was bijna niet gekleed en barre voets. Groot was dan ook hunne dankbaarheid, dat zij na een barren storm er het leven hadden afgebracht en liefderijk werden opgenomen. De consul van Spanje, de heer S. R. Stokvis heeft zich hun lot aange trokken. Dorpszedea. Evenals in den voorgaanden herfst in de gemeente Beilen, heeft thans ook te Drouwen, gem. Borger, tus- schen twee personen een liefdeshisto rie plaats gehad, waarin de dorps jeugd meende zich te moeten men gen. Er werd jl. Zaterdagavond een pseudo-bruiloft aangericht waarbij veel volk op de been was en toen nu de betTOkken persoon ziju huis geslo ten hield, werd de afsluiting verbro kt., en hadden er zoodanige wanor delijkheden plaats, dat een rechter lijke vervolging niet zal uitblijven. Reeds zjjn eenige personen ter ver antwoording voor den rechter-com- missaris te Assen opgeroepen. Reeds meermalen hebben dergelijke bruilof ten rechterlijke vonnissen tengevolge gehad. Dynamiet 't Was in de Hofstraat te Gronin gen, dat Dinsdagnacht een heer bij zijn thuiskomst tot de vreese!ijke ont dekking kwam, dat in de vensterbank een voorwerp was nedergelegd van zeer verdacht voorkomen, 't Was een bijna bolvormig potje met overslaand deksel en er zat een hengsel aan met een vrij lang touw. De heer riep de politie en onder aanmaningen tot ui:erste voorzichtigheid liet hij den agent het akelige ding meenemen naar het bureau. De dienstdoende in specteur, die uiet zoo bevreesd was, bekeek net van alle kanten en be sloot eindelijk den pot te openen. Het deksel werd weggenomen en met een klein sissertje wipte daarop eene stop eraf. Hij inspectie van den inhoud bleek de. dynamietbom te zijneen half geledïtrd potje gember. (N. Gr. CL) Koloniën. BATAVIA, 4 Januari. Atjeh. De tocht naar Reung-Reung. De Atjeh-correspondent van de „Sum. Ct." geeft eene beschrijving van dezen tocht, waaraan wij het volgende ontleenen Den 24en December heerschte te Indrapoeri groote vroolgkheid. De le en 2e compagnie van het 9e bataljon waren aangewezen om deel uit te maken van de colonne naar Reung- Reung, en in den morgen om half 7 gingen zjj op marsch naar 8elimoeu. Tot Gleiëng toe ging het heel plei- zierig, het weer was frisch en droog. Maar Gleiëng eenmaal voorbij tot op een klein uurtje afstand van 8eli- moen, begon het op z'n Atjehsch te regenen, zoodat bet niet lang duurde of niemaad had meer een drogen draad aan het ljjf. Het hinderlijkste was dat de trein niet meer vooruit kon. Toen werd het aanpakken voor Jan en alle man. Ware er geen buitengewone krachts inspanning aangewend, de marsch, dien een gewone colonne in ruim drie uren ten einde brengt, zou zeker tot den volgenden dag geduurd heb ben. Nu kwamen de compagnieën en de trein omstreeks halfzes te 8eli- moen aan. Men had er dus elf uren over gedaan. Na aankomst der beide compagnieën werd onmiddellijk bekend gemaakt, dat den volgenden ochtend om 6 ure moest worden aangetreden aan de overzijde der kali. Op dat uur stonden daar gereed zes compagnieën infanterie, namelijk de le en 2e compagnie van het 9e bataljon te Indrapoer i, de 3e com pagnie van het 7e, vroeger te Gleiëng, thans te Selimoen ge letacheerd, een compagnie van het 12e te Gleiëng onder kapitein de Jeer. De overige compagnieën waren gedeelten van het 12e te Selimoen. Nog behoorden tot de colonne een peloton cavalerie on der den ritmeester Happé, 2 stukken geschut en de nood.ge ambulance. De overste Krul! was commandant van het geheel, bestaande uit onge veer 800 man. Spoedig begon de marsch. Voorop die van het 12e bataljon, gecomman deerd door den overste Morees, met de cavalerie tot zijdekkingdaarna de artillerie en de ambulance, ouder dekking van die van het 9e bataljon. Omstreeks 4 ure in den namiddag kwam de colonne in de nabijheid van Masdjid Goenoeng Biram. Menscheen niets kwaads te vermoeden, want de Atjehers waren er luid aan het bid den. Het 12e zwermde een tirailleur voor uit en er werd spoedig daarop van uit de masdjid gevuurd. Toen de colonne bleef avanceereu. kozen de verdedigers der masdjid spoedig liet hazenpad. Maar van uit de heuvels ten zuiden van Biram werd nog door een dertigtal Atjehers doorgevuurd. Bij die bende was Toekoe Mampreh' gemakkelijk te herkennen, want zjjn reuzengestalte is op verren afstand waar te nemen. Ook dat volkje dreef spoedig af. Masdjid Goenoeng Biram is een zeer groot steenen gebouw. Van haar grootte krijgt men eenig denkbeeld, als men weet dat de troepen van het 12e en het 7e er des avonds introkken om er den nacht door te brengen en er voldoende plaats vonden. Het 9e, de artillerie en de cavalerie bleven om de masdjid gelegerd. Geen schgu van moeilijkheid werd onder vonden. Den volgenden morgen om 8 ure ging de colonne verder. Een compag nie van liet 12e bleef achter om de masdjid te bezetten. Ook liet elke compagnie haar kok thuis om voor het eten te zorgen. Thans ging het 9e voorop. Eerst kwam men in kampong Lam-Toma. Alle bewoners hadden die verlaten. Het ging dus onmiddellijk op Reung- Reung. De le compagnie van het 9e ging in zuid-oostelijke richting het heuvelterrein in, terwijl de 2e com pagnie de rechterflank bleef bezetten. Dit duurde tot 11 ure; toen werd de laatste heuveltop tegen de rivier ge legen beklommen. Deze top hadden Atjehers bezet gehouden van het oogenblik af. dat de 2e compagnie het heuvelterrein inging, en zij bleveu daar zoolang mogelyk zitten vuren. Maar én wegens den tamelijk grooten afstand, èn het gering aantal schoten, had ook dit vuur niet veel te be- teekenen. Toen de djahats dan ook opmerkten dat de „Keumpenie" niet veel om hun vuur gaf en elk oogen blik nader kwam, vonden zij het ge raden om maar weg te gaan. Toen die laatste heuveltop beklommen was, kreeg de compagnie rust. Schoon de luidjes tamelijk vermoeid waren, maakte dat rusten toch hun ergernis, of liever hun jaloezie, gaande. Zij moesten het werkeloos aanzien, dat het 12e op het eigenlijke Reung-Reung I aanrukte. Doch daar bleef het vol maakt rustig. De mannelijke bevol king was kalm aau den veldarbeid. Het 12e ging dus nog een beetje in het gebergte tippelen, maar ont moette daar niets. Toen keerde die troep weer op Reung-Reung terug en de beide achtergebleven compagn.|van be 9i sloten zich bij de colonne aan, die rustig naar huis Masdjid Goe noeng Biram, terugmarcheerde, zonder op de gebruikelijke wijze te worden thuis gebracht. Om 6 uur 's avonds kwamen de troepen in het bivak terug. „Zij haddon vervolgt nu de cor respondent terreinen bezocht waar misschien nog nooit een Europeaan den voet gezet had. Het succes hier behaald is dau ook inderdaad groot, want alles te zamen genomen, zijn er op de colonne geen 700 schoten gelost, en dan nog, op welke wijze Geen enkel verlies is door de onzen geleden en of wij den vijand dooden of gewonden bezorgd hebben, is niet bekeud. De meeste kans hebben we daarvoor gehad op den 30en bg het beschieten van de masdjid. „Toen de troep thuis kwam, ram melend van honger, natuurlijk, want voor het uitrukken was een harde kaak met wat kaas en een weinig soep en rgst. verstrekt en later niets meer. dacht ze nu eeus ferm te eten te krij gen. Maar ondanks alle grootspraak van zekere zijde kaa gerust beweerd worden op grond van de nu bijna tweejarige ervaring, dat onze inten dance van de voeding te velde nog bjjlauge geen „kaas gegeten heeft", of dat ze wel weet hoe het behoort, maar zekere zuinige, dommelende stief-moeder te veel naar deoogen ziet. Ook nu was het weer de oude ge schiedenis met. een half onderblikje volksspgs moesten de lieden het maar stellen. „Ik behoef je niet te vertel len". zoo schrijft mij een hoogst ach tenswaardig onderofficier „dat de menschen na het nuttigen van dat beetje voedsel nog rammelden van honger. Zelfs zag ik Europeanen bg dwangarbeiders om eten bedelen Schandaliger kan het al niet. Is het niet om te trillen van verontwaardi ging zulke tekortkomingen te zien. niet een enkelen keer, maar bjj na altijd; uiet in omstandigheden dat de hooggeklommen nood met alle genomen voorzorgsmaatregelen spot Toch, dit heeft slechts zelden plaats!) maar bij een gelegenheid als deze, nu er hoegenaamd niets is gebeurd, dat veel verschilt van een gewone velddienstoefening in het gar nizoen gehouden Aan het slot van deze corresponden tie lezen wg nog: Den 27en 's namiddags om 4 ure kwam de colonne te Selimoen binnen. Den volgenden ochtend gingen de beide compagnieën van het 9e naar Indrapoeri terug. Die terugmarsch ging heel wat vlugger iu zjjn werk dan de heenmarsch op den 24en. De lieden voelden zich weer goed te spreken toen zij, thuis gekomen, zich spoedig konden te goed doen aan een flinken pot „snert" en een vol blik „rats". Ten slotte kan nog gemeld worden, dat de werkzaamheden aan de spoor baan naar Selimoen boven verwach ting goed vooruit gaan. De aanleg is reeds tot over de Kroeng Djerir ge vorderd. De Atjehers doen ons haast geen overlast aan. Eenige dagen geleden zijn te Kota Radja achter slot en grendel gezet Panglima Hassan met tien discipelen. Deze lieden kwamen van Kroeng Raba. en behoorden tot het „legioen" van Toekoe Oemar. De sawah's tusschen Lambaroe en Indrapoeri leveren een prachtig ge zicht op. Overal heeft de bevolking van den lieven vrede geprofiteerd om den zoo lang verwaarloosden veldar beid weer met frisscben moed aan te vatten. Letteren en Kunst Toorop. „Elzevier's geïllustreerd maand schrift" geeft deze maand een artikel over Jan Toorop van de hand van Ph. Zilcken, die mededeelt alle par ticuliere gegevens en verklaringen over den aard van zgn streven aan den schilder zelf te danken te hebben. Jan Toorop is in 1860 te Poerwo- redjo, een afgelegen hoofdplaats op Java, geboren. Zijn vader, laatstelijk resident van Sambas (N.-Borneo), was van Noorsche afkomst; zijn moeder het kind van eeu Engelschman en eene Javaansche. In zgn jeugd, reeds op zevenjarigen leeftijd schepte hij er vermaak in vis- schen na te teekenen. Op dertienjarigen leeftijd kwam hg naar Nederland, ten einde voor Indisch ambtenaar te worden opgeleid. Hg volgde gedeeltelijk den cursus voor middelbaar teekenonderwgs aan de Polytechnische School, waar bg o. m. ornament en koppen naar 't antiek teekende onder leiding van A. le Comte en Tetar van Elvenvroeger had hg reeds les gehad vau den genre-schil der Haaxman. In 880 leerde Toorop toevallig een liefhebber van schilderijen kennen, den heer Alm, die zooveel belofte in Toorop zag, dat op zijn aandringen de jongeman naar de Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam ge zonden werd. Hg werkte hier van Oct. '81 tot Oct. '83 zeer hard. Daar na studeerde hij te Brussel. Hij werd daar herhaaldelijk bekioond op con cours. Hg genoot in die jaren een subsidie van f 800 's jaars, hem namens wijlen Koning Willem III toegekend. Toorop studeerde weinig op de academie, des te meer op straat waar hem de volkstypen zeer aantrokken. In de musea maakte hg vooral studie van Quentin Metsys en Memling. Zoo ontstond een schilderij „Respect a la Mort", werklieden bezig met groote straat-keien een der nieuwe boulevards vau Brussel te plaveien, voor eeu lijk wagen die passeert, eerbiedig hunne petten afnemend. Dit schilderij, zeer oorspronkelijk van behandeling, trok de aandachten was zgn eerste succes. De „Socicté des Yingt", die in die dagen ontstond, vond in Toorop een krachtigen stcuu. Op de eerste tentoonstelling exposeerde Toorop daarLa dame en blanc", een slanke, blonde vrouw, zittend in een lumineus, teer, helder en blank interieur. Met Henry de Groux ging Toorop ietwat later wonen in een gehucht uabg Brussel, Macuelen-Haeren, waar hg veel schilderde en voor goedkoope prijzen zijn arbeid van de hand deed. Vervolgens maakte Toorop kunst reizen naar Parijs, Florence en Venetië. Teruggekeerd in Brussel maakte hg kennis met miss A. Hall, die later zijn vrouw zou worden. Toorop ging naar Londen en leerde Whistier per soonlijk kennen. Hij schilderde hier zijn „Thames", een portret van zijn aanstaande schoonmoeder en het „Trio fleuri", drie levensgroote vrouwefigu ren in een tuin. De beide eerste stukken zond hg naar een tentoonstelling van „Arti et Amicitiae" te Amsterdam, waar alleen de „Thames" werd aangenomen, maar zeer hoog geplaatst en het andere stuk geweigerd. Later werden beide stukken bijzonder hoog geapprecieerd. Van Londen ging Toorop af en toe een maand naar Brussel, exposeerde er in '86 veel van zgn Londensch werk, dat heftig werd aangevallen, doch door Verhaëren, Maas en Destrée werd verdedigd. In de lente van 1886 trouwde hij te Kenley en ging van daar naar 's Gravenhage, waar hg nu in de Prins Hendrikstraat woont. Een algemeene zenuwaandoening, waarvan een der gevolgen een oog ziekte was, overviel hem spoedig na zijn huwelijk, tengevolge van o ver arbeid. Na langdurige verpleging hersteld, legde hg zich een tgd lang op de stip pelmanier toe. In 1892 had te Amsterdam de eerste keuze-tentoonstelling plaats van de werken van Toorop. Hier exposeerde h\j o.m. de „Jonge Generatie", de „Tuin der weeën" en de „Rodeurs". I n 1893 hield Toorop een zeer com plete tentoonstelling in den Haagschen Kunstkring en te Leiden. Dat jaar werd bg ook uitgenoodigd tot een expositie van zijn werken te München, waar hg veel eer beleefde. Cyrano de Bergerac. De N. R. C. schrijft het volgende: „Een fonkelnieuw en prachtig nieuw- tje, een nieuwtje om heel bljj mee te zijnde Vereenigde Tooneelisten zul- len nog in dit seizoen Cyrano de i Bergerac spelen, voor hen vertaald j door Willem Kloos. j De eer van deze toekomstige ver- heugenis komt den heer Jan C. de Vos toe. Nadat bij het stuk te Parijs had gezien, is hg aan den heer Kloos gaan vragen, om het voor onze Tooneelisten te bewerken, en heden is de dichter het antwoord komen brengen. Iedereen heeft nu wel van het stuk gehoord. Het is dus overbodig, nog te zeggen, hoe men het te Parijs als een bigde boodschap heeft aangehoord, het beschouwend als een renaissance van liet vervallen Fransch tooneel. Rostand, de dichter, en Coquelin, de vertolker, zgn de helden van den dag. Ook de heer Kloos moet verklaard hebben, véél moois in het stuk te vinden, en het met genoegeu te willen vertalen. Van Zuylen zal waarschijnlijk de hoofdrol spelen." Sport en Wedstrijiüen. Het bloemencorso van den Alg. Ned. Wielr. Bond. Op een uitnoodiging van den A. N. W. B. aan H. M. de Koningin is bericht ontvangen„dat H. M. de Koningin welwillend de uitnoodiging van het bloemenfeest (dat de A. N. W. B. zich voorstelt ter gelegenheid van de inhuldigingsfeesten in Den Haag te organiseeren) aanvaarden zal". Naar men mededeelt zal men, aangezien de stoet het konink lijk paleis niet kan passeeren, aparte tribunes voor de Koninginnen, de vorstelijke familie en de leden der regeeringscolleges laten bouwen. Automobilen. Het Amsterdamsehe comité van den automobilen-wedstrijd Pargs—Am sterdam heeft van den voorzitter der „Automobilen Club de France", baron Van Zuylen, eeu brief ontvangen, waarbij het bericht, dat wg giste ren aan de Nijm. Crt. ontleenden, bevestigd wordt. Bedoeld comité hoopt Zondag, wan neer de heer Meyan per automobile te Amsterdam zal zijn aangekomen, met dezen heer over den wedstrijd nader in overleg te kunnen treden en de uitschrgvers van den .vedstryd op hun voornemen terug te doen ko men, deze in de maand Juli te doen plaats hebben. Het bestuur «au „Aren»" heeft den lieer Meyan welwillend aangebo den zijn machine in het circus te stallen. RECHTSZAKEN. Een duelquaestie. Voor de Haagsche rechtbank werd Doederdag behandeld het bekende duel, tusschen twee Haagsche heeren gevoerd op den löden Dec. te 3 uren namiddags op de buitenplaats Blan kenburg onder de gemeente Wasse naar, waaromtrent destijds reeds eenige bijzonderheden werden medegedeeld. Ken der duellisten, de commies bij het departement van binnenlandsche zaken S., was verschenen. Zijne tegen partij, de advocaat v. O., niet, zoodat tegen dezen verstek werd verleend. Als secondanten waren bij het duel tegenwoordig vier jongelui, benevens een geneesheer. Het tweegevecht werd gevoerd met niet zware, scherp ge slepen gevechtssabels. Een der duel listen werd, gelijk reeds gemeld werd, gewond aan het hoofd, de ander aan oor en hals. Aanleiding tot het gevecht was eene beleediging op 12 December in de Witte Sociëteit, waarbij de advocaat den ander de woorden had toegevoegd: „je bent een gemeene, vuile ploert een patser" waarop de beleedigde had geantwoord„ge zult nader van mij hooren." Daarop was volkomeD „in den vorm", eene uitdaging gevolgd, nadat v. O. geweigerd had de excuses vau S. aan te nemen en van hem eene verklaring had geëischt, die hem volgens de eenparige verklaring van de getuigen de achting van alle fat soenlijke menschen zou hebben doen verliezen. Twee der getuigen, de secondanten van S., waren vau gevoelen dat het- jgeen aan de beleediging was vooraf- gegaan, de zaak tot geen eerezaak maakte. Een der secondanten van de j tegenpartij was van dezelfde meening, terwijl de andere meende dat S., be houdens enkele uitzonderingen, de van hem gevorderde verklaring in hoofd zaak wel had kunnen onderteekenen. De beklaagde S. lichtte nader toe, dat hem dit onmogelijk as. daar hg dan feiten zou bevestigen, die hij steeds ontkend had. Toen alsnu alle pogin gen waren mislukt ook zelfs nog op het gevechtsterrein om eene verzoening tot stand te brengen, wer den de geveebtsvoorwaarden „behoor lijk geregeld". Een der getuigen trad als gevechtsleider op en onder meer werd bepaald, dat wanneer een dei- partijen in inferieure conditie mocht geraken, het gevecht zou worden ge staakt. Na een zeer kort gevecht, waarbij beide duellisten op elkaar insloegen, verklaarde de geneesheer dr. T. een der duellisten, v. O., iu inferieure conditie en gaf de leider het sein tot staken, waaraan onmid dellijk voldaan werd. Beide duellisten bleken toen gewond, gelijk hierboven werd gemeld. De wonden waren even wel van dien aard, dat de gekwetsten, wanneer zg geen verband hadden moeten dragen, niet eens thuis hadden behoeven te blijven. De subsi-officier vau justitie mr. Van den Brandeler begon zijn requisi toir met eene korte herinnering aan het ontstaan van het tweegevecht, een formaliteit die nu eenmaal in de maat schappij zoodanig is ingeworteld, dat er veel zedelijke inoed vereischt wordt om zich daaraan te onttrokken. Zeer scherp zette liet O. M. voorop, dat bier van geen eerezaak sprake kan zijn. Het gebeurde in een andere stad moge afkeurenswaardig zijn en den wrevel hebben opgewekt van v. O., zeer zeker bestond daarin geen reden voor hem om eeu duel te provoceeren en ongetwijfeld had hg veel beter gedaan de excuses van 8. aan te nemen dan hem te dwingen eene verklaring te onderteekenen, die ook mr. v. d. Brandeler van oordeel was dat hg niet onderteekeoen k^n zonder zich onmogelijk te maken. Bovendien staat hetgeen elders is voorgevallen niet in verband met het duel. Hoe groot de pressie echter ook zij die op S. is uitgeoefend, de wet verbiedt het duel. De pressie in aanmerking nemende, vorderde het O. M. de veroordeeliug van v. O. tot 1 maand en van 8. tot 5 dagen hechtenis. Uitspraak over 8 dagen. Een paarden-quaestie. De tweede kamer der rechtbank te Amst. wees Dondei dag vonnis in zake de quaestie tusschen de heeren Augus- tinus en Koster over het reüpaard „Ninus", bg laatstgenoemde op 23 October 1895 na de rennen te Heem stede ter stalling gegeven. De ge schiedenis is vroeger uitvoerig mede gedeeld. Aan den eischer in reconventie, den heer Augustinus, was door de recht bank opgelegd te bewijzen, dat door hem het betwiste paard werd ter stalling afgegeven. Dit geschiedde door middel van twee getuigen. De rechtbank nam bij haar beslissing echter aan, dat de bewijsvoering on voldoende was en mitsdien de vorde ring van den eischer niet kon toege wezen worden. Dieven aan het Centraal Station. J. Frans en J. Dankers, beklaagd van diefstal van pakketten aau het Centraal Station, werden Donderdag door de rechtbank te Amsterdam ver oordeeld tot 2 en 3 jaar gevangenis straf, onder aftrek van den tjjd der preventieve hechtenis. J. Kugter, die wegens heling der goederen had terechtgestaan, word wegens gebrek aan bewijs vrijgespro ken. GELENGD NIEUWS. Een gevaarlijke panter. Te Nantes in Frankrijk had in de menagerie Emanuel een ontzettend ongeluk plaats. Een der bezoekers, zekere Deuiand liet zijn 4jarig nichtje Madeleine Robert, dat hg op den arm droeg, de roofdieren zien, waarin het kind veel schik had. Voor de kooi van den panter Sultane gekomen, be merkte hg, dat het dier kalm tegen de tralies lag, schijnbaar slapend, waarop hij het' kind vlak bg het dier bracht, opdat zij het zou kuunen streelen. Op het oogenblik, dat de kleine de hand naar den panter uit strekte, sprong deze plotseling brul lend op, greep het hoofd van het arme kind tusschen zgn klauwen en sloeg er verscheidene malen de tanden in Gilbert treedt op dat oogenblik de vestibule iu. Hg doorzoekt haar vlug en May, die bevend in haar schuil hoek zit, hoort aan zijn tred, hoe vreeseljjk verbitterd hij is. Zal hjj haar vinden Nu hoopt ze van ja, dan weer van neen. De omstandigheden schijneu het noodzakelijk te maken dat Mc Grath zijn arm om haar heen slaat. Als Grey nadert duwt May den lastigen Owen van zich af.Maar helaasde jas verbergt hen beiden zoo goed voor het oog van Grey (zelfs hun voeten zgn niet te zien) dat deze, na nog een vluchtigen blik in het rond en op de porte-manteau te hebben geworpen, waar niets aan te zien is dan een oude jas en hoed, de vesti bule weder verlaat. „Zeide ik je niet, dat het 't beste plaatsje van de wereld waszegt Mc Grath trotscb. „Die idioot heeft er niet eens aan gedacht om hier te zoeken." „Er zgn nog meer idioten op de wereldzegt juf frouw Adare dubbelzinnig en haar kans schoon ziende snelt zij weg en bereikt veilig en wel de divan. Mc Grath sneït haar met spoed achterna, dien hg nog vergroot, omdat hg merkt, dat Grey hem gezien heeft en op den voet volgt. Owen komt met zoo'n vaart de kamer binnenstormen dat May haastig van de divan opstaat om hem gele genheid te geven de eindpaal te bereiken. Met een triumfeerend gelaat valt hg op de divan nederEen vreemd gekraak, een geluid als van splijtend hout.... en de divan heeft zijn tgd gehad. Zjj is niet meer. En Owen zit nu plat op den grond en ziet verbaasd om zich heen, evenals Marios tusschen de puinhoopen HOOFDSTUK XVIIl. „Met het oog kunnen we alleen maar kijken, De ooren niet gebiênwees stil Ons lichaam zal overal gevoelig blijken, Hetzij dan met of zonder onzen wil. Buiten, bij het licht van de liefelijke maan, gaat het geheel anders toe. Het is een van die avonden, welke eigenlijk niet zoo laat in den herfst thuis hooren, maar u doen denken aau een zomeravond. Als Hilary en Am ber de trap voor de veranda afdalen, komt" hun een frisch koeltje te gemoet, wat een heerlijk gevoel van verademing bij hen teweegbrengt. Daar binnen in de kamer was het zoo warm. Amber wendt haar bekoorlijk gelaat naar de heldere lucht boven baar cn staat stil, als om des te meer te kunnen genieten van de heerlijke, frissche lucht, terwijl Hilary haar met gejaagd kloppend hart gadeslaat. Reeds zoolang heeft hg naar het oogenblik gesnakt met haar alleon te zgn en nu is het eindelijk daar. Toen zg de kamer verlieten om zich te gaan verbergen, heeft hg haar naar do ontbijtzaal medegetroondeen poosje ke ken zg door het open venster, dat de stralen der maan ongehinderd doorliet en toen zonder een woord te spre ken, hadden zij het spel er aan gegeven om die enkele oogenblikken, die zij anders achter gordijnen of deuren moesten doorbrengen, van den heerlijke avond te ge nieten. „De volle maan ziet vau uit den wolkeloozen hemel, naar...." Amber ongetwijfeldHoe kon zij ook een blik uit zulke lieve oogen weerstaan? Toch vergeet zjj de pjjn- boomen niet, maar giet haar zilver licht over hen uit om ook aau hen een deel van haar pracht mee te deeleri. Schaduwrijke plokken, die als 'tware u nooden om in haar koelte te komen uitrusten, worden afgewisseld door breede strepen licht alles spreekt van kalmte en vrede. Er heerscht een doodelijke stilte om hen heen, die alleen verbroken wordt door het gemurmel van een beekje, dat achter het boseh stroomt en ook 's nachts haar lied zingt, zich er weinig om bekommerend, dat niemand luistert en onverschillig voor het feit, dat de geheele wereld slaapt behalve zg. „Ik heb den geheelen dag beproefd je alleen te spre- ken te krijgen," zegt Adare„maar er kwam telkens iets tusschen. Wist gij het glimlachend. „Hoe kon ik weten, dat gij mij alleen wenschtet te spreken Wel", terwijl zg hem vriendschappelijk maar verwonderd toelacht, „en waarom dan „Wat een vraag," een beetje spijtig misschieD. Kan zij 'tniet zien? Weet zij 'tniet? „Ten eerste," gaat hjj voort haar ernstig aanziend, „om u dit te geven." Hij steekt zjjn hand in den zak van zijn jas en haalt er twee kleine, mooie doosjes uit. „Ik" en hy opent de doosjes, „zou gaarne willen, dat gjj deze in plaats van die andere droegt, die gjj tot mijn spjjt, door myn schuld hebt moeten missen. ,.Hjj legt de twee ringen in zjjn handen en houd ze haar voor. Het is bepaald een onmogelijkheid, dat een vrouw deze ringen zou versmaden de diamanten en saffie ren, die er in gevat zjjn, flonkeren verrukkelijk in het maanlicht. „Voor my zegt Amber. Zjj kjjkt hem aan, als heeft zjj niet goed gehoord. In haar verrassing is zjj een stap achteruitgegaan. Maar hun schoonheid oefent zulk een macht op haar uit, dat zjj weer naderbij komt. Maar toch kan zjj 't niet over zich verkrijgen de sieraden .aan te raken. „Een kleine vergoedingzegt hjj eeu weinig zenuw achtig lacheod. „Eiken keer, dat ik naar uw vingers j keek, dacht ik aan de ringen, waar gjj zoo gehecht aan waart en dan verfoeide ik mjj zelf. 1 k kreeg een 1 gevoel, alsof ik een dief wasMaar als gjj er deze I wilt aanstekenWaarom neemt ge ze niet Zjjt ge j nog boos op mjj O zeg dat nietZe zouden reeds eerder hier zijn geweest, maar ik wilde ze precies ver- vaardigd hebben als die andere ik weet wel dat deze lang zoo mooi niet zjjn, en dat nam nog al tjjd weg, maar ge wilt ze van mij wel aannemen, nietwaar Gjj..." Hij aarzelt. Er ligt een uitdrukking in haar oogen, die hij niet begrijpt. „Wilt ge ze eens aanpassen? j „OneenZg staat nog onbewegelijk voor hem, maar toch krygt hjj een gevoel, alsof zjj voor hem te ruggedeinsd is. Hij ziet haar vragend aan, meteen blik, waarin al de teederheid, die bij voor haar gevoelt, ligt uitgedrukt. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 2