Een zonderling avontuur.
Jong, kloek en slim hy was te
Marseille geboren was Ferréal ge
woon zich nergens over te verwonde-
reu. Hp kwam niets te kort, had een
aardig inkomen, leefde vrooly'k in zijn
vpf en twintig jaren en lachte met de
toekomst.
Te Parijs ontmoette hp Agnes. Het
was een aardig, braaf en goed meisje
dat zei hp baar ook. en na een korte
kennismaking besloten ze te trouwen.
„Heb je nog ouders?" vroeg Fer
réal.
„Ja. myn vader leeft nog."
„Waar is hp
„Te Brest."
„Wat doet hp
„Hij repareert lek geworden sche
pen."
Een schoonvader, die schepen repa
reert, is nogal aannemelijk.
„Ik ga heen," zei Ferréal.
„Waarom
"Om mpnheer uw vader uw hand
te vragen. Zie je, zoo ben ik nu
eenmaal, ik stel niets tot morgen uit.
Ik hou veel van je, jij ook van
my, hé?"
„Ja."
„Na, de trein vertrekt van avond
om acht uur; dan ben ik morgen te
Brest. Ik ga naar hot dok en spreek
uw vaderom drie uur neem ik den
trein en ben overmorgen avond om
zeven uur weer hier."
Zij bloosde, glimlachte en reikte
hem de hand tot afscheid.
Ferréal nam een rjjtnig en verwon
derde er zich niet over, dat de koetsier
dronken wasevenmin stond hp er
van te kijken dat de beambte aan
het loket hem ongeldige Roemeensehe
munt teruggaf en dat hem in de
wachtkamer zijn valies ontstolen werd.
't Was ook niets bijzonders voor hem,
dat de trein onderweg derailleerde en
hp er met een gekwetsten neus afkwam.
Het ergste was nog het tijdverlies
ten gevolge van dat ongeval.
Vier en twintig uur later dan bp
gedacht had kwam hij te Brest en
sloeg haastig de rue de Siam in.
„Waar is het dok vroeg bp.
„Penfeld. derde gebouw links."
Ferréal bad nooit van het Penfeld
gehoord, maar iemand als bp had geen
verderen uitleg noodig. Hy liep recht
vooruit als iemand, die zijn weg kent,
sloeg eens rechts en een paarkeeren
links iD en zag eindelijk op een
bordje Penfeld-kadeals slim Mar-
seillaan begreep hp, dat hp op den
goedeQ weg was.
Hij volgde de kade, brak bijna de
beenen over de kabels, struikelde
over de ringen, werd opzy geduwd
door zakkendragers en kwam einde
lijk voor een gebouw, waar met zwarte
letters op tabakspruimkleurigen grond
te lezen was. Dok.
Dat hp het zoo gauw gevonden
had, verwonderde hem niet meer dan
de rest.
Hy bemerkte een deur, deed zo
open on kwam in een donkere zaal,
waar op een veldbed een matroos zyu
pijp lag to ronken.
„Mijnheer Kénézek vroeg Fer
réal Kénézek was de familienaam
van zijn aangebedene.
„Die is hier niet."
„Waar dau."
„Wel aan 't werk."
„Waar ?u
„Daar beneden." Met zyn duim
deed de matroos een allesbehalve
duidelijke aanwijzing.
„Goed ik zal naar hem toegaan",
zei Ferréal.
„Jij, manneke?"
„Waarom niet?"
„Dat zou wei aardig zpn."
„Kom, geen praatjes, ik moet Kéné
zek spreken, er is groote haast bij
en ik heb geen minuut te verhezen."
De matroos stond op. „Dus ben je
ook van de party?"
Ferréal begreep die vraag niet.
„Te drommel," zeide bij, als eenig
antwoord.
„Goed, ik zal je bij hem brengen,
't Is hier vlak bij. Hier kan je je
aankleeden."
Zich aankleeden Ieder ander dau
Ferréal zou daar verwonderd over
gestaan hebben, maar lip niet
De matroos deed een paar schreden
naar de deur, maar eensklaps keerde
hp zich om. „Neen, geen gekheid",
zei hp, en nam een vettig lijstje van
den muur, waarvan hp de volgende
vragen begon voor te lezen
„Je bent niet dronken?"
„Ik Ik heb nog geen glas water
op."
„Heb je langer dan een uur geleden
gegeten
„Drie uur geleden."
„Ben je niet bezweet
„Ik hen droog als een lei."
„Een lei- dadelijk."
Ferréal begon te denken, dat hp
voor den gek gehouden werd.
„Ben je goed gezond?" vroeg de
matroos verder.
„Ja."
„En kalm."
„Ja."
„Goed. 'Kleed je maar uit."
Zonder tegenspraak gehoorzaamde
Ferréal. De matroos opende een koffer
en haalde er een muts, een vest, een
broek en schoenen uit, die een zon
derlinge lucht van teer en zeewier
verspreidden. Daarop haalde de ma
troos een groenachtig kleediugstuk
voor den dagjas en broek uit één
stuk. Met de behendigheid van een
kamerdienaar hielp hp Ferréal aanklee
den, trok hem een paar zware schoe
nen aan, hielp bom in het vest en
haalde een leeren kraag op, die juist
op de schouders paste.
Ferréal liet geduldig met zich sol
len, de matroos zette hem nog een
metalen kap op en begOD te pralen
van „Knoopen dich tui aken. over de
knoopsgaten het koper beslag dicht
doen, alle schroeven aan den kraag
aandraaien" enz.
Het duurde lang, maar Ferréal was
geduldig. Hij zei slechts.
„Weet je zeker, dat ik Kénézek zal
aantreffen
„O, die zal niet wegvliegen", lachte
de matroos, en voegde er by „Nu
kom je niets meer ie kort dan deu
telmdien zullen we ginds opzetten.
De matroos nam een groote bal, die
in een leeren zak zat, ouder den arm
en geleidde hein naar buiten. Na een
korte wandeling kwamen zy op een
pier, die uitliep in een water van een
meter of twintig diepte. Dichtbij de
pier lag een groot schip met zwarten
romp.
„Wat is er dat voor een?" vroeg
Ferréal.
„De Duguay Trouin, een leelyk gat
om to stoppen."
De matroos wenkte nu een kame
raad, die achter Ferréal kwam te
staan.
„Alles goed?"
„Ja."
„Opgelet. Je ziet de lei en de grif
fel aan je gordel!"
„Ja," zei Ferréal.
Dat was zijn laatste woord. Met
een snelle beweging stolpten de twee
matrozen hem den koperen helm op
z\jn hoofd en schroefden dien op zpn
schouders vast. Nu was deMarseil-
laan wel wat verwonderdhij zag
bjjna niets meer en kreeg het benauwd,
maar protesteeren Hielp niet. Opeens
voelde hy zich opgeheven en scheen
te zweven, hij kreeg een gevoel van
koude en 'hoorde het bruisen boven
zijn hoofdby opende de oogen en
door de kykgiazen van zijn iielm zag
hy een visch voorbyzwemmen.
Ferréai daalde betrekkeiyk snel.
Eindelijk zag hy den bodem en op
eenigen afstand een monster met groe
ten kop en oogen, dat met haastige
schreden naar hem toe kwam. De
zonderlinge gedaante nam de lei van
zijn gordel, schreef er wat op en liet
het zien.
„Ik ben Kénézek, wat wil je?6
't Was een plechtig oogenblik voor
Ferréal, hy duizelde én was niets op
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraaije.
cccv.
De voorwaarden, waaronder wordt
voorgesteld aan de heeren Yan den
Arend on Van der Steur concessie
te geven voor hunne eiectriscbe banen
in de stad en die naar Bloemendaal
en Zandvoort die voorwaarden zyn
dunkt me, niet drukkend. Natuurlijk
worden de heeren wel aan banden
gelegd wat de snelheid aangaat en
de tarieven en dergelijke meer, maar
de vergoeding die zo aan de stad
zullen moeten betalen, is niet hoog]
Op zyn meest kan deze voor de aan
gevraagde lijnon f2400 per jaar te
dragen, dat is nog geen vijftig gulden
per week. En kan de onderneming
dat, niet, dragen, nu dan is ze ook al
lang niet levensvatbaar meer.
vroeger had de speciale tramcom
missie. als ik me niet vergis, heel
andere plannen met die concessievoor
waarden. Ze wou er in hebben, dat
de heeren Van den Arend en Van der
Steur de lijnen ook electrisch zouden
verlichten. Ha, dat zou een weelde
zpn geweest, om de beele stad te
kunnen doorwandelen onder deu bleek-
fantastischen schyn van electrisch
lichtdat ons, noch de gemeente
kas, een cent zou kosten. Wat zouden
we aan de spits hebben gestaan van
alle beschaafde steden in Nederland
Helaas, in de voorwaarden staat van
electrisch licht niets meer te lezen.
De tramcommissie kikt er niet meer
van en :t is dus niet onwaarschijnlijk,
dat de concessionarissen zich erover
uitgelaten hebben, dat op deze voor
waarde. de heele concessie wel eens
zou kunnen afstuiten.
zyn gemakmaar eeuige slagen met
de luchtpomp, die hem versche lucht
toevoerde, deden hem zyn bedaard
heid terugvinden. Op zyn beurt nam
hy zyn lei en schreef met eenige
moeite
„lk heet Ferréal, woon te Parijs
bezit 10.000 livres. Ik hou van je
dochter Agnes en vraag u om haar
hand."
De oude gromde onder zyn helm
met een bos wier veegde hy zyn iei
af en schreef.
„Stem je dus toe" schreef Ferréal
nog eens.
„Ja. 'k ben bly, dat ze is opge
ruimd. Maar na, d... d... op, ik heb
het druk."
Ferréal wilde in zijn blijdschap zijn
schoonvader om den hals vliegen,
maar het ging met dien helm niet.
„D...d... óp", schreef de oude nog
eens, en daar Ferréal niet wist hoe
hy het aan moest leggen om weer
naar boven te komen, trok de duiker
bij hem aan de noodlijn. Ferréal voel
de zich omhoog hyschen, en midden
door een schaal spieringen kwam by
weer aan de oppervlakte.
„Dat heteekent niets", zei de ma
troos, die smakelijk het glas rum uit
dronk, door Ferréal hem aangeboden.
„In uw plaats had ik nog tien minu
ten gewacht, 't Is nu tien minuten
voor vijven en om vyf uur moet Ké
nézek boven komen."
„Een man als ik wacht geen tien
minuten."
Te Parijs teruggekeerd, huwde hy
met de dochter van den duiker en,
niot beter te weten zijn zy altijd ge
lukkig geweest.
Enfin, we zullen ons er in troos
ten, dat de tram ons in 't donker laat,
al zon bet voor 't Spaarnc en de
Turfmarkt een heele zegen zyu ge
weest, dat ze in 't bezit waren geko
men van behoorlijke verlichting'. Nu
moeten ze het maar met anderhalven
lantaren blijven doen, aangezien zoo
als hekend is, de straatverlichting fei
telijk wordt overgelaten aan de win
keliers en er op het Öpaarne nog
maar heel weinig winkels gevestigd
zyn.
Op 't gebied van slechte straatver
lichting kan do Bakenessergracht ook
een woordje meepraten. Dezo smalle
gracht, waarop althans aan den zuid
kant, wel een bord mocht staan
„Levensgevaarlijk voor kroeglooper
en andere onvaste voetgangers," deze
smalle gracht, zeg ik,is's avonds gehuld
in een geheimzinnig halfduister. Mis
schien is dat iets anders dan toeval,
Wellicht heeft bet gemeentebestuur
gedacht, dat het verstandig zou zyn
en goed, om dit onsmakelijke water,
een reservoir van stillevens in soorten
en kleuren van een dooien hond
af tot een pot zonder oor toe om
dit onsmakelijke water althans des
avonds aan het oog van den bewoner
en den wandelaar te ontrukken. En uit
dat oogpunt beschouwd schijnt het iro
nie, dat juist op de Bakenes
sergracht de inrichting voor X-
stralen is gevestigd. Wanneer de
deur van liet etablissement een oogen
blik openstaat en zoo'n X-straal maakt
van de gelegenheid gebruik om tc
ontsnappen en valt in zyn haast hals
over kop in de Bakenessergracht, dan
j zal er een waro paniek ontstaan onder
de stekelbaarzen, zoetwaterbaaien en
j andere brakwatervisschen op den bo
dera van deze onwelriekende gracht.
Ik zeg dat niet uit medelijden met
Onder alle ambten moet dat van
defectieve of geheim politie-dienaar
toch wel een der moeilijkste zyn,
zeide ik een in een gezelschap.
Hoegenaamd niet. antwoordde
mijn vriend X., een Fin, onlangs uit
Rusland teroggekeerd, dat kan soms
minder moeilijk zyu dat men gelooft;
ik tenminste heb dit ondervonden.
- Maar, herhaalde men langs alle
kanten, wat hebt ge te dien opzichte
dan ondervonden?
- Meer dan ge denkt, verklaarde
hy, daar ik tijdens mijn reis in St.
Petersburg zelf dienst deed als de-
tectieve.
Gij? klonk het als uit éen mond
en meer dan éen stoel werd onbe
merkt eenigszins weggeschoven van
den man, die zoo openlijk bekende,
dat hij behoorde tot die tegen alle
wet en recht in, zoozeer verachte
menschen.
Gy, zeide ik ook, en met al den
ijver des reporters schoof ik my
heel dicht by hem.
Hy schoen het eene evengoed te
hebben opgemerkt als het andere, en
nadat ik hem had aangezet tot ver
tellen, wat hij klaarblijkelijk op het.
hart had, begon by met de gewone
Finsche kalmte
Tijdens mijne reis naar St. Pe
tersburg was myn hoed erg toege
takeld. zoodat ik reeds den dag na
niyne aankomst er aan moest den
ken een nieuwe te koopen. Op het
Nevsky Prospekt gekomen, ging ik
in den eersten den besten hoeden
winkel en deed er een keus tusschen
eenige vilten hoeden, die op de toon
bank lagen. Ik nam myn portefeuille
uit den zak om te betalen, teen de
juffrouw mij deed opmerken, dat de
hoed besteld was, en zy hem dus aan
mij niet kon verkoopen.
Ik paste dus een ander van de
hoeden die daar naast deu eersten
lagen, maar na deed men my opmer
ken, dat al de hoeden, twaalf in ge
tal, die naast elkander op de toon
bank lagen, verkocht waren en slechts
op afhalen wachtten.
Het waren gewone hoeder, in
lichtgrijs vilt, maar met smallere ran
den rond den bol. dan gewoonlijk
gebruikt, worden. Zy waren alle juist
de stomme dieren. Integendeel zou ik
hun met pleizier hot heele voortbe
staan onmogelijk maken door de Ba
kenessergracht heelemaal te dempen.
Landgenoot noch vreemdeling kun
nen zich het tegenwoordig «loei en
nut van de Bakenessergracht als water
begrijpeu. De scheepvaartbeweging
die er heersebt kan, ik vraag ver
schooning voor het stoute beeld, op
een theeschoteltje liggen en de eenige,
die er denkelijk wei veel moeilijkheid
van zou ondervinden als ze gedempt
werd, is de heer H. van Breemen Hzn.
Evenwel, hy is geen man om alleen
te willen tegenhouden wat andereu
een algemeen belang mochten vinden
en wanneer zyn turf (ge weet wel
oud en droog) niet meer in schuiten
aan de wal kon komen, dan zou hy
er wel wat anders op verzinnen, al
moest hy ze uit de negorij van de
veenen per schietblaasbalg naar Haar
lem transporteeren.
Oom Henri, zooals hy in de wan
deling geuoetnd wordt, is nu van
twee kiesvereenigingen de candidaat
voor de Kamer van Koophandel en ik
zou denken dat hij er wel in za! komen
ook. Indertijd heeft, men hem in den
Raad willen hebben, maar dat ging
niet omdat zyn zwager er al in zit
ja, van je familie moet je het niet
hebben en deze zwagerschap niet
„koud" genoeg was zooa's dat heet.
om zyn verkiezing mogelijk te makou.
Maar in de Kamer van Koophandel
vindt oom Henri zulke beletselen niet
eu wanneer hy er in komt, dan hoop
ik dat hij eens een woordje zal laten
vallen over de demping van de Bake
nessergracht.
Als 'tinaar niet te veel geld kost,
want dat beeft de gemeentekas niet.
En de menschen die dacbteD, dat er
„geld als water" zou z\jn te verdie-
gelijk, en hoegenaamd niet buitenge- j
woon, en indien ik ze tnsschen een
paar dozyu andere hoeden van onge
lijk fatsoen had geplaatst, zou ik ze
heel zeker op 't zicht niet herkend
hebben. Maar ik weet niet hoe het
kwam dat ik nu als onwillekeurig
een van de twaalf hoeden wilde beb-
ben.
j Natuurlijk Finsche koppigheid,
1 merkte ik aan.
Hoegenaamd niet, antwoordde
j hy, en ging voort.
Men wees ray een heelen hoop
andere hoeden, maar geen enkel viel
in mijn smaak, en daar ik aandrong,
slaagde men er eindelijk in, een hoed
te vinden, die met een smalleren rand
rond den bol, juist gelijk kon gemaakt
worden aan de twaalf andere, en ik
kreeg den hoed, dien ik wenschte, of
beter gezegd, ik mocht hem zeer duur
betalen.
-— Zeer tevreden omdat ik mijnen
wil had weten door te drijven, ging
ik heen en weer op de Nevsky
Prospekt, soms hier en daar stilstaande
voor de winkel vensters, om het talent
der Russen in het uitstallen te be-
wonderen.
Zoo stond ik daar voor den
winkel van een juwelier heel onbe-1
kommerd, terwijl tallooze ruiters en
voetgangers dooreen wemelden. Eens-
klaps meende ik op te merken dat!
iemand licht den zak van myn jas
aanraakte.
Een gauwdief, men bestal u
riep ik levendig.
Hoegenaamd niet, zeide myn
vriend de Fin kalm. Ik ben gewoon
te reizen en ik weet dat de zakken
van een overjas slechts dienen voor
het gemak der gauwdieven. Er zat
by roy niets in en ik kon dos zeer
gerust zijn. Ik bleef dus ook kalm
staaD, zonder mij in 't minst te laten
storen door deze mislukte poging.
Kort daarna meende ik weer te ge-
voelen dat iemand een bezoek aflegde
in inlin zakik keerde my haastig
om. maar zag niemand, dien ik kon
verdenken. Geheel instinctmatig stak
ik intusschen myne handen in mijne
zakken en tot myne groote verbazing
vond ik in myn eigen ledigen zak een
gouden horloge met ketting.
Ik bezag verbaasd de vondst en
dacht na of ik soms in het hotel mijn
eigen horloge koD verwisseld hebben,
en hoe dit dan toch in den zak van
niyn overjas kon zyn terechtgekomen.
Maar neen. ik bad myn horloge
als gewoonlijk in myn vestzak en ten
slotte meende ik het geval te moeten
toeschrijven aau een vergissing van
een der hotelbedienden. Nauwelijks
was ik van myne verbazing bekomen
of weer voelde ik duidelijk, dat iemand
myn zak aanraakte. Weer keerde ik
mij om en nogmaals zocht ik tever
geefs den verdachten persoon.
Myne hand opnieuw in mijn zak
stekende, vond ik er een dameshor
loge-in, met brillat ten bezet.
Ik begon nu te gelooven, dat
de goede Petersburgers zinneloos ge
worden waren, en zy iny voor een
wandelenden horlogewinkel aanzagen,
maar toen kort. daarna betzelfde spel
weer begon, werd ik kwaad en meende
ik het mikpunt te zijn eener dwaze
scherts, welke ik aanstonds besloot
niet. langer te laten voortdnrendaar
om wendde ik my lot een politieagent,
om verklaring 'van het geheim te
vragen.
En zoo werd gy als dief aange
houden, merkte ik snel op.
Hoegenaamd niet, zeide de Fin.
met zyn gewoon flegma. De politie
agent zeide onmiddellijk tegen my
Gy zijt ten heler, lk protesteerde,
maar hy ging veort: Houd u volko
men kalm eu stilhy zag rond, alsof
hy vreesde dat iemaud onze samen-
-praak zou opmerken. Sta nu maar
juist op dezelfde plaats, waar gy vroe
ger gestaan hebt. ging bij voort en
wat er ook gebeure.'dóe niets opmer
ken en blyf daar stil, tot ik u kom
t alen. Doe zooals ik u zeg en herin
ner u. dat gij bewaakt wordt.
Alhoewel zeer stil, had hy toch
op zoo stelligeu toon gesproken, dat
ik hem gehoorzaamdebuitendien
boezemde het my zelf belang in, te j
zien, hoe deze geschiedenis zou afloo-
pen, hoewel ik er bijna evenveel hekel
aan had met de Russische politie ken
nis te maken als met deze dieven.
Daar stond ik nu weer voor het
juweliersvenster eu weer begon de
geheimzinnige goudregen in myne
zakken. De uurwerkenzaak ging maar
voort, nu en dan eens afgewisseld
door eene beurs, een riug, ander sie
raad, en onmogelijk was het, tusschen
het voorbijgaande volk degene of
dengene te ontdekken, die mij met
zyn vertrouwen vereerde.
Ik had daar over de twee uren
gestaan, toen de zaak scheen op te
houden en nu begon ik mij daarover
evenveel te verbazen, als toen het spel
begon, want ik begreep evenmin wat
er rondom my en met my gebeurde.
Ik begon mijn geduld te verlie
zen en dacht er reeds over na mijn
post, trots alles, te verlaten, toen mijn
oude nieuwe kennis, de politieman,
kwam en my verzocht hem te volgen.
Op het politiebureel bevrijdde
men my van mijn ouvrjjwilligen draag
baren horloge- en juwelierswinkel,
dankte my in vriendelijke bewoordin
gen, omdat ik do politie zoo gewillig
myne hulp verleend had, en bood my
zelfs een geschenk aan voor den last,
dien men my had veroorzaakt, aan
gezien, dank aan my, de zaak voor
treffelijk gelukt was.
Hebt gij een dief doen aanhou
den vroeg ik met belangstolliog.
Ja, de gebeele bende, de dieven
en den heler.
Meent gy my zeide ik eenigszins
verwonderd.
Ja, u en de twaalf anderen.
Waren er twaalf? vroeg ik ver
bluft.
Ja, natuurlijk, twaalf buiten u
gij waart de dertiende.
Maar, hoe legdet gy het aan
vroeg ik bijua met. bewondering'
—"Het was de eenvoudigste /.aak
van de wereld, zeide bij, gy hadt een
herkenningsteeken.
Ik een herkenningsteeken her
haalde ik met verbazing geslagen.
Ja zeker, zeide hy, daarop
wierp hy de deuren open van een
groote kastdie herkent gij wel, niet
waar?
De boedenriep ik ait, en be
greep op het oogenblik alles zeer
duidelijk, alsof er een licht voor my
opging, de hoeden
Ja. de vilthoeden, met den smal-
len rand roiul den bol, ging hy voort,
daar liggen zy alle, uitgenomen de
uwe.
En de eigenaars?
Achter slot en grendel, allen,
uitgenomen gy.
En zyn dat de dieven?
Juist, zij zitten vast, dank aan
u. zeide hy lachend om mijne onver
hólen bewondering.
Daarop bood hij mij een nieuwen
hoed aan.
Dien gij aanvaarddet? vroeg
iemand in het kleine gezelschap.
Hoegenaamd niet, ging de Fin
voort. Ik was nu.eenmaal aan dien
hoed gewend en wilde hem vooral
terug hebben. Ik aau vaardde evenmin
het geschenk.
Daar hadt gij gelijk in, zeide ik
lachend.
Dat weet ik al niet, zeide de
Fin nadenkend, want toen ik heenging
cn wilde zien of het geen tyd was om
te gaan eten, was myu eigen horloge
verdwenen.
Verloren?
Feen, gestolon.
En vundt gij het nooit terug?
Neen, dat was terecht geko
men in de zakken van een gewonen
heler.
N.
tien aan de gemeentelijke waterleiding,
zuiieii zich naar het scbyni daarin
vergissen. Wanneer ten minste de
becijfering van Burgemeester en Wet
houders juist is. dan zal de opbrengst
wezen 112.000 gulden. Het werk kost,
geloof ik. in 't geheel zoowat twaalf
maal honderdduizend galden, wat aan
rente en aflossing een som vereischt
van f61.600, zoadat dau een bate van
vijftigduizend gulden zou overblijven.
(Althans wanneer de begrooticg niet
wordt overschreden, wat naar de lezer
misschien wel eens gehoord heeft, in
Haarlem een enkelen keer kan komen
te gebeuren). En nu vind ik vijftig
duizeud gulden lang niet onaardig,
'tis wat. je noemt een burgermans
kapitaaltje, maar meevallen doet het
cijfer me niet. Vooral niet, omdat
als ik goed begrepen heb, de onkos
ten van het bedrijf (onderhoud, saia-
rissen en andere onkosten) er ook nog
af moeteu. Maar misschien zijn Bur
gemeester en Wethouders al te voor
zichtig geweest in de ramiug van den
opbrengst on valt deze by ondervin
ding nog mee't Zou nu tegenvallen,
wanneer er van de heele grootsche
en kostbare onderneming niet meer
overschoot dan een jaarlyksch saldo
van dertig- of veertigduizend gulden,
dat al heel gauw in de begrooting
zal zijn opgezogen.
En toch moet de mensch zich al
tijd op tegenvallers voorbereiden.
Pakt le zaak goed uit, dan heeft hy
nog aityd den tyd het zich te laten
meevallen. Zoo kan ik me bij voor
beeld begrijpen, dat het deu baar-
lemseheu^ winkeliers zal zijn tegen
gevallen, dat toen de leden van den
I haarlemsehen Gemeenteraad aau den
burgemeester van Haarlem eeu ca-
deau vereerden, dit geschenk gekocht
is te Amsterdam. En 't is nog een
Hotberichten.
De luitenant-generaal van deD
generalen staf A. Kool, heeft Don-
geluk dat het te Amsterdam is aan
geschaft 't had net zoo goed te
Brussel, Parijs of Londeu kunnen
zyn besteld. Daar is immer*, alles
nog veel fijner en beter en goedkoo-
per o ja. vooral veel goedkooper!
dan in Amsterdam
Dat was dus een tegenvaller voor
de haarlemscho winkeliers, zooals ik
zei. Maar misschien kan deze later
nog in een meevallor veranderen, wan
neer de burgemeester behoefte mocht
gevoelen aan een pendant van het
beeld, dat thans aau Z.E.A. is ver
eerd. Naast dat beeld, la Charité,
zou bijvoorbeeld passen La Fidélile
de getrouwheid ook die aan
de gemeente der inwoning.
'k Heb wel eeus hooren zeggen, dat
alleen ouderen op deze en andere ma
nieren teleurstellingen beloven, maar
daarvan geloof ik niemendal. Zelfs
de jeugd is niet „onbezorgd" en onder
vindt strijd in de wereld. Vooral wan
neer ze optreedt op een manier, die
niet is overeenkomstig haar jaren, een
fout, die men in onzen tijd nogal eens
gelegenheid heeft om waar te nemen.
Zit het in de opvoeding van onze
kinderen, kan het misschien aan de
voeding liggen of komt het door de
lucht, dat zy hun neus met ietwat
komische, maar daarom niet minder
ongepaste vrijmoedigheid steken in
bitterequaesties, die volwassenen tegen
elkaar in liet harnas jagen En wat
anders heeft men te denken van een
leerling van de Hoogere Burgerschool,
een schooljongen dus, die in zijn
klasse vóór den aanvang van de les,
j spotprenten uit fransche kranten op
Zola, aan den wand hing.
j Hy wou daarmee zyn opinie, ja
waarlijk zijn veertien- of vijftienjarige
i opinie over de Dreyfus- qaaestie aan
zyn omgeving mededoelen. 't Bekwam
derdag het onderricht aan de Konin
gin in hetgeen tot dc inrichting en
het gebruik van het leger in betrek
king staat, geëindigd, terwijl de schoat-
by nacht. Stokhnyzeu zijn voordrach
ten omtrent de marine-wetenschap
voor H.M. zal aanvangen.
Hare Majesteiten hebben deze week
op zicht ontvangen de chromo-lito-
graphie vervaardigd door de firma L.
van Leer te Arasterdam naar het
ponret van de Koningin, geschilderd
door mej. Therese Sehwartze. Hare
Majesteileu waren met de uitvoering
dezer lithographic zeer ingenomen.
Behalve dat door beide Koninginnen
een exemplaar van de chromolitho-
graphie is aangekocht, heeft de
Koningin-Regentes tevens aangekocht
de oorspronkelijke schilderij van mej'
Therese Sehwartze.
Op 10 Maart a.s. zal ten Hovo een
diner plaats hebben voor militaire
autoriteiten.
H.H. M.M. de Koninginnen brach
ten voor de eerste maal in dit too-
neeljaar Donderdagavond een bezoek
aan de Fransche Opera te 's G-ra-
venhage. Aan den ingang tot de
vorstelijke loge ontvangen door de
directeuren van den Fransehen schouw
burg, do heeren Van Bij le vélt eu
Lefèvre, namen de hooge bezoeksters
ten 8 uur, vóór den aanvang der
voorstelling, al buigende do gebrui
kelijke begroeting door het publiek
beantwoordende, in de logo plaats,
zoodat Zy de groote ouverture van
Rossini's werk, onder de leiding van
deu ln orkestmeester, den heer Bar-
wolf, door liet orkest voorgedragen,
hebbeD gehoord.
De jonge Koningin droeg een wit
zijden avondtoilet met een snoer van
fonkelende diamanten om den bals.
Haar moeder een donkere robe met
een broche van brillanten op de
borst.
Het Koninklijk bezoek eindigde
na den dans met. boor in her derde
bedrijf en bij het verlaten vau de
schouwburg-zaal gaf de Regentes aan
de uitleidende directeuren ae hoop te
kennen, nog meermalen een voorstel
ling der Franschen by te wonen.
Aardbeving op Amboina.
Heden, Zaterdag, wordt te 's Gra-
venhage eene hoofdcommissie gecon
stitueerd voor de noodlijdenden te
Amboina, op initiatief van den oud-
gouverneur-generaai Pijuacker Hor
dijk.
Persoonlijke dienstplicht.
Uit Den Haag meldt men. dat de
groote meerderheid der talrijke leden
van de Tweede Kamer, die deelnamen
aau het sectie-onderzoek tot wijziging
van de militiewet, waartoe ook onder
scheidene anti-revolutionairen behoo-
ren, zich moet verklaard hebben voor
het beginsel van persoonlijken dienst
plicht eu tevens voor het behoud der
vrijstellingen.
De kans op de aanneming van het
wetsontwerp in hoofdzaak zou dien
tengevolge zeer groot zyn.
Het sectie-onderzoek der overige
wetsontwerpen is Donderdag geëin
digd, behalve van eene afdeeliug, die
Vrijdag nog bijeenkwam.
De directeuren der ZuïdhoUandsche
Maatschappij tot redding van ïSchip-
breukeliugen te Rotterdam heeft de
gouden medaille toegekend aan Wil
liam G. Randies, gezagvoerder van
het Amerikaanscir stoomschip St.
Louis, dat de schipbreukelingen van
de Yeendam gered heeft; voorts de
zilveren medailles aan George Segrave,
eerste-, George Ernest Beckwith Oude,
tweede-, Hector Roland Campbell
extra tweede-officier van de St. Louis.
respect, bevelvoerders der booten
waarmee de opvarenden van de Veen-
lam werden overgebracht; eindelijk
nog een gouden medaille aan kapt.
G. y tenger der V eend am. voor het
uitstekend handhaven der orde en het
beleidvol inschepen der schipbreuke-
hem niet best, want eerst kreeg hy
een berisping van den leeraar eu
daarna had hij het te kwaad met zyn
medeleerlingenomdat dezen ook
een opinie over de Zoia-zaab hadden
en een andere, dan de zijne
Als 't. niet zoo treurig was. dan
was 't om te lachen. Als we zoo maar
voortgaan, dan beleef ik deu tijd nog,
waarin zuigelingen brochures schrij
ven over bimetallisme.
Maar ik wil den lezer niet laten
onder den droevigen indruk van dit
toekomstbeeld en liever eens de aan
dacht vestigen van allen, die gewoon
zyn op Zaterdagavond wannéér myn
Halletje uit den oven komt, eon kaar
tje te leggen, op een spel, dat in
Duitschland ontstaan is cn hier lang
zamerhand vasten voet gaat krijgen-
Ik bedoel skat. Het moet z\jn ont
staan in eeu tyd, waarin do Jandbouw
den toon aaugaf, want de vier boe
ren zijn de hoogste troevenwelis
waar telleu ze by de puutenbereke-
ning niet hoogmaar niet hoog
geteld worden daar zyn boeren wel
aan gewoon. Het wordt gespeeld
door drie personenzoodat twee
tegen éen spelen, wat evenwel geen
onbillijkheid is, omdat ieder om beur
ten tot de twee kan behooreu. Vor
der is 'teen spel van toeval en geluk,
wat het met \ele auderen gemeeu
heeft en de regelen zyu talrijk genoeg,
om er hier deu lezer niet mee te ver
velen. Reeds bestaau er skatclubjes
in Haarlem, en in een van de groote
café's is onlangs met succes eeu skat-
wedstryd gehouden. En daarbij za^
ik het laten blijven, want om u dc
waarheid te zeggen moet ik naar myn
skatpartijtje.
FIDELIO.