Een zonderling avontuur. Jong, kloek en slim hy was te Marseille geboren was Ferréal ge woon zich nergens over te verwonde- reu. Hp kwam niets te kort, had een aardig inkomen, leefde vrooly'k in zijn vpf en twintig jaren en lachte met de toekomst. Te Parijs ontmoette hp Agnes. Het was een aardig, braaf en goed meisje dat zei hp baar ook. en na een korte kennismaking besloten ze te trouwen. „Heb je nog ouders?" vroeg Fer réal. „Ja. myn vader leeft nog." „Waar is hp „Te Brest." „Wat doet hp „Hij repareert lek geworden sche pen." Een schoonvader, die schepen repa reert, is nogal aannemelijk. „Ik ga heen," zei Ferréal. „Waarom "Om mpnheer uw vader uw hand te vragen. Zie je, zoo ben ik nu eenmaal, ik stel niets tot morgen uit. Ik hou veel van je, jij ook van my, hé?" „Ja." „Na, de trein vertrekt van avond om acht uur; dan ben ik morgen te Brest. Ik ga naar hot dok en spreek uw vaderom drie uur neem ik den trein en ben overmorgen avond om zeven uur weer hier." Zij bloosde, glimlachte en reikte hem de hand tot afscheid. Ferréal nam een rjjtnig en verwon derde er zich niet over, dat de koetsier dronken wasevenmin stond hp er van te kijken dat de beambte aan het loket hem ongeldige Roemeensehe munt teruggaf en dat hem in de wachtkamer zijn valies ontstolen werd. 't Was ook niets bijzonders voor hem, dat de trein onderweg derailleerde en hp er met een gekwetsten neus afkwam. Het ergste was nog het tijdverlies ten gevolge van dat ongeval. Vier en twintig uur later dan bp gedacht had kwam hij te Brest en sloeg haastig de rue de Siam in. „Waar is het dok vroeg bp. „Penfeld. derde gebouw links." Ferréal bad nooit van het Penfeld gehoord, maar iemand als bp had geen verderen uitleg noodig. Hy liep recht vooruit als iemand, die zijn weg kent, sloeg eens rechts en een paarkeeren links iD en zag eindelijk op een bordje Penfeld-kadeals slim Mar- seillaan begreep hp, dat hp op den goedeQ weg was. Hij volgde de kade, brak bijna de beenen over de kabels, struikelde over de ringen, werd opzy geduwd door zakkendragers en kwam einde lijk voor een gebouw, waar met zwarte letters op tabakspruimkleurigen grond te lezen was. Dok. Dat hp het zoo gauw gevonden had, verwonderde hem niet meer dan de rest. Hy bemerkte een deur, deed zo open on kwam in een donkere zaal, waar op een veldbed een matroos zyu pijp lag to ronken. „Mijnheer Kénézek vroeg Fer réal Kénézek was de familienaam van zijn aangebedene. „Die is hier niet." „Waar dau." „Wel aan 't werk." „Waar ?u „Daar beneden." Met zyn duim deed de matroos een allesbehalve duidelijke aanwijzing. „Goed ik zal naar hem toegaan", zei Ferréal. „Jij, manneke?" „Waarom niet?" „Dat zou wei aardig zpn." „Kom, geen praatjes, ik moet Kéné zek spreken, er is groote haast bij en ik heb geen minuut te verhezen." De matroos stond op. „Dus ben je ook van de party?" Ferréal begreep die vraag niet. „Te drommel," zeide bij, als eenig antwoord. „Goed, ik zal je bij hem brengen, 't Is hier vlak bij. Hier kan je je aankleeden." Zich aankleeden Ieder ander dau Ferréal zou daar verwonderd over gestaan hebben, maar lip niet De matroos deed een paar schreden naar de deur, maar eensklaps keerde hp zich om. „Neen, geen gekheid", zei hp, en nam een vettig lijstje van den muur, waarvan hp de volgende vragen begon voor te lezen „Je bent niet dronken?" „Ik Ik heb nog geen glas water op." „Heb je langer dan een uur geleden gegeten „Drie uur geleden." „Ben je niet bezweet „Ik hen droog als een lei." „Een lei- dadelijk." Ferréal begon te denken, dat hp voor den gek gehouden werd. „Ben je goed gezond?" vroeg de matroos verder. „Ja." „En kalm." „Ja." „Goed. 'Kleed je maar uit." Zonder tegenspraak gehoorzaamde Ferréal. De matroos opende een koffer en haalde er een muts, een vest, een broek en schoenen uit, die een zon derlinge lucht van teer en zeewier verspreidden. Daarop haalde de ma troos een groenachtig kleediugstuk voor den dagjas en broek uit één stuk. Met de behendigheid van een kamerdienaar hielp hp Ferréal aanklee den, trok hem een paar zware schoe nen aan, hielp bom in het vest en haalde een leeren kraag op, die juist op de schouders paste. Ferréal liet geduldig met zich sol len, de matroos zette hem nog een metalen kap op en begOD te pralen van „Knoopen dich tui aken. over de knoopsgaten het koper beslag dicht doen, alle schroeven aan den kraag aandraaien" enz. Het duurde lang, maar Ferréal was geduldig. Hij zei slechts. „Weet je zeker, dat ik Kénézek zal aantreffen „O, die zal niet wegvliegen", lachte de matroos, en voegde er by „Nu kom je niets meer ie kort dan deu telmdien zullen we ginds opzetten. De matroos nam een groote bal, die in een leeren zak zat, ouder den arm en geleidde hein naar buiten. Na een korte wandeling kwamen zy op een pier, die uitliep in een water van een meter of twintig diepte. Dichtbij de pier lag een groot schip met zwarten romp. „Wat is er dat voor een?" vroeg Ferréal. „De Duguay Trouin, een leelyk gat om to stoppen." De matroos wenkte nu een kame raad, die achter Ferréal kwam te staan. „Alles goed?" „Ja." „Opgelet. Je ziet de lei en de grif fel aan je gordel!" „Ja," zei Ferréal. Dat was zijn laatste woord. Met een snelle beweging stolpten de twee matrozen hem den koperen helm op z\jn hoofd en schroefden dien op zpn schouders vast. Nu was deMarseil- laan wel wat verwonderdhij zag bjjna niets meer en kreeg het benauwd, maar protesteeren Hielp niet. Opeens voelde hy zich opgeheven en scheen te zweven, hij kreeg een gevoel van koude en 'hoorde het bruisen boven zijn hoofdby opende de oogen en door de kykgiazen van zijn iielm zag hy een visch voorbyzwemmen. Ferréai daalde betrekkeiyk snel. Eindelijk zag hy den bodem en op eenigen afstand een monster met groe ten kop en oogen, dat met haastige schreden naar hem toe kwam. De zonderlinge gedaante nam de lei van zijn gordel, schreef er wat op en liet het zien. „Ik ben Kénézek, wat wil je?6 't Was een plechtig oogenblik voor Ferréal, hy duizelde én was niets op Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraaije. cccv. De voorwaarden, waaronder wordt voorgesteld aan de heeren Yan den Arend on Van der Steur concessie te geven voor hunne eiectriscbe banen in de stad en die naar Bloemendaal en Zandvoort die voorwaarden zyn dunkt me, niet drukkend. Natuurlijk worden de heeren wel aan banden gelegd wat de snelheid aangaat en de tarieven en dergelijke meer, maar de vergoeding die zo aan de stad zullen moeten betalen, is niet hoog] Op zyn meest kan deze voor de aan gevraagde lijnon f2400 per jaar te dragen, dat is nog geen vijftig gulden per week. En kan de onderneming dat, niet, dragen, nu dan is ze ook al lang niet levensvatbaar meer. vroeger had de speciale tramcom missie. als ik me niet vergis, heel andere plannen met die concessievoor waarden. Ze wou er in hebben, dat de heeren Van den Arend en Van der Steur de lijnen ook electrisch zouden verlichten. Ha, dat zou een weelde zpn geweest, om de beele stad te kunnen doorwandelen onder deu bleek- fantastischen schyn van electrisch lichtdat ons, noch de gemeente kas, een cent zou kosten. Wat zouden we aan de spits hebben gestaan van alle beschaafde steden in Nederland Helaas, in de voorwaarden staat van electrisch licht niets meer te lezen. De tramcommissie kikt er niet meer van en :t is dus niet onwaarschijnlijk, dat de concessionarissen zich erover uitgelaten hebben, dat op deze voor waarde. de heele concessie wel eens zou kunnen afstuiten. zyn gemakmaar eeuige slagen met de luchtpomp, die hem versche lucht toevoerde, deden hem zyn bedaard heid terugvinden. Op zyn beurt nam hy zyn lei en schreef met eenige moeite „lk heet Ferréal, woon te Parijs bezit 10.000 livres. Ik hou van je dochter Agnes en vraag u om haar hand." De oude gromde onder zyn helm met een bos wier veegde hy zyn iei af en schreef. „Stem je dus toe" schreef Ferréal nog eens. „Ja. 'k ben bly, dat ze is opge ruimd. Maar na, d... d... op, ik heb het druk." Ferréal wilde in zijn blijdschap zijn schoonvader om den hals vliegen, maar het ging met dien helm niet. „D...d... óp", schreef de oude nog eens, en daar Ferréal niet wist hoe hy het aan moest leggen om weer naar boven te komen, trok de duiker bij hem aan de noodlijn. Ferréal voel de zich omhoog hyschen, en midden door een schaal spieringen kwam by weer aan de oppervlakte. „Dat heteekent niets", zei de ma troos, die smakelijk het glas rum uit dronk, door Ferréal hem aangeboden. „In uw plaats had ik nog tien minu ten gewacht, 't Is nu tien minuten voor vijven en om vyf uur moet Ké nézek boven komen." „Een man als ik wacht geen tien minuten." Te Parijs teruggekeerd, huwde hy met de dochter van den duiker en, niot beter te weten zijn zy altijd ge lukkig geweest. Enfin, we zullen ons er in troos ten, dat de tram ons in 't donker laat, al zon bet voor 't Spaarnc en de Turfmarkt een heele zegen zyu ge weest, dat ze in 't bezit waren geko men van behoorlijke verlichting'. Nu moeten ze het maar met anderhalven lantaren blijven doen, aangezien zoo als hekend is, de straatverlichting fei telijk wordt overgelaten aan de win keliers en er op het Öpaarne nog maar heel weinig winkels gevestigd zyn. Op 't gebied van slechte straatver lichting kan do Bakenessergracht ook een woordje meepraten. Dezo smalle gracht, waarop althans aan den zuid kant, wel een bord mocht staan „Levensgevaarlijk voor kroeglooper en andere onvaste voetgangers," deze smalle gracht, zeg ik,is's avonds gehuld in een geheimzinnig halfduister. Mis schien is dat iets anders dan toeval, Wellicht heeft bet gemeentebestuur gedacht, dat het verstandig zou zyn en goed, om dit onsmakelijke water, een reservoir van stillevens in soorten en kleuren van een dooien hond af tot een pot zonder oor toe om dit onsmakelijke water althans des avonds aan het oog van den bewoner en den wandelaar te ontrukken. En uit dat oogpunt beschouwd schijnt het iro nie, dat juist op de Bakenes sergracht de inrichting voor X- stralen is gevestigd. Wanneer de deur van liet etablissement een oogen blik openstaat en zoo'n X-straal maakt van de gelegenheid gebruik om tc ontsnappen en valt in zyn haast hals over kop in de Bakenessergracht, dan j zal er een waro paniek ontstaan onder de stekelbaarzen, zoetwaterbaaien en j andere brakwatervisschen op den bo dera van deze onwelriekende gracht. Ik zeg dat niet uit medelijden met Onder alle ambten moet dat van defectieve of geheim politie-dienaar toch wel een der moeilijkste zyn, zeide ik een in een gezelschap. Hoegenaamd niet. antwoordde mijn vriend X., een Fin, onlangs uit Rusland teroggekeerd, dat kan soms minder moeilijk zyu dat men gelooft; ik tenminste heb dit ondervonden. - Maar, herhaalde men langs alle kanten, wat hebt ge te dien opzichte dan ondervonden? - Meer dan ge denkt, verklaarde hy, daar ik tijdens mijn reis in St. Petersburg zelf dienst deed als de- tectieve. Gij? klonk het als uit éen mond en meer dan éen stoel werd onbe merkt eenigszins weggeschoven van den man, die zoo openlijk bekende, dat hij behoorde tot die tegen alle wet en recht in, zoozeer verachte menschen. Gy, zeide ik ook, en met al den ijver des reporters schoof ik my heel dicht by hem. Hy schoen het eene evengoed te hebben opgemerkt als het andere, en nadat ik hem had aangezet tot ver tellen, wat hij klaarblijkelijk op het. hart had, begon by met de gewone Finsche kalmte Tijdens mijne reis naar St. Pe tersburg was myn hoed erg toege takeld. zoodat ik reeds den dag na niyne aankomst er aan moest den ken een nieuwe te koopen. Op het Nevsky Prospekt gekomen, ging ik in den eersten den besten hoeden winkel en deed er een keus tusschen eenige vilten hoeden, die op de toon bank lagen. Ik nam myn portefeuille uit den zak om te betalen, teen de juffrouw mij deed opmerken, dat de hoed besteld was, en zy hem dus aan mij niet kon verkoopen. Ik paste dus een ander van de hoeden die daar naast deu eersten lagen, maar na deed men my opmer ken, dat al de hoeden, twaalf in ge tal, die naast elkander op de toon bank lagen, verkocht waren en slechts op afhalen wachtten. Het waren gewone hoeder, in lichtgrijs vilt, maar met smallere ran den rond den bol. dan gewoonlijk gebruikt, worden. Zy waren alle juist de stomme dieren. Integendeel zou ik hun met pleizier hot heele voortbe staan onmogelijk maken door de Ba kenessergracht heelemaal te dempen. Landgenoot noch vreemdeling kun nen zich het tegenwoordig «loei en nut van de Bakenessergracht als water begrijpeu. De scheepvaartbeweging die er heersebt kan, ik vraag ver schooning voor het stoute beeld, op een theeschoteltje liggen en de eenige, die er denkelijk wei veel moeilijkheid van zou ondervinden als ze gedempt werd, is de heer H. van Breemen Hzn. Evenwel, hy is geen man om alleen te willen tegenhouden wat andereu een algemeen belang mochten vinden en wanneer zyn turf (ge weet wel oud en droog) niet meer in schuiten aan de wal kon komen, dan zou hy er wel wat anders op verzinnen, al moest hy ze uit de negorij van de veenen per schietblaasbalg naar Haar lem transporteeren. Oom Henri, zooals hy in de wan deling geuoetnd wordt, is nu van twee kiesvereenigingen de candidaat voor de Kamer van Koophandel en ik zou denken dat hij er wel in za! komen ook. Indertijd heeft, men hem in den Raad willen hebben, maar dat ging niet omdat zyn zwager er al in zit ja, van je familie moet je het niet hebben en deze zwagerschap niet „koud" genoeg was zooa's dat heet. om zyn verkiezing mogelijk te makou. Maar in de Kamer van Koophandel vindt oom Henri zulke beletselen niet eu wanneer hy er in komt, dan hoop ik dat hij eens een woordje zal laten vallen over de demping van de Bake nessergracht. Als 'tinaar niet te veel geld kost, want dat beeft de gemeentekas niet. En de menschen die dacbteD, dat er „geld als water" zou z\jn te verdie- gelijk, en hoegenaamd niet buitenge- j woon, en indien ik ze tnsschen een paar dozyu andere hoeden van onge lijk fatsoen had geplaatst, zou ik ze heel zeker op 't zicht niet herkend hebben. Maar ik weet niet hoe het kwam dat ik nu als onwillekeurig een van de twaalf hoeden wilde beb- ben. j Natuurlijk Finsche koppigheid, 1 merkte ik aan. Hoegenaamd niet, antwoordde j hy, en ging voort. Men wees ray een heelen hoop andere hoeden, maar geen enkel viel in mijn smaak, en daar ik aandrong, slaagde men er eindelijk in, een hoed te vinden, die met een smalleren rand rond den bol, juist gelijk kon gemaakt worden aan de twaalf andere, en ik kreeg den hoed, dien ik wenschte, of beter gezegd, ik mocht hem zeer duur betalen. -— Zeer tevreden omdat ik mijnen wil had weten door te drijven, ging ik heen en weer op de Nevsky Prospekt, soms hier en daar stilstaande voor de winkel vensters, om het talent der Russen in het uitstallen te be- wonderen. Zoo stond ik daar voor den winkel van een juwelier heel onbe-1 kommerd, terwijl tallooze ruiters en voetgangers dooreen wemelden. Eens- klaps meende ik op te merken dat! iemand licht den zak van myn jas aanraakte. Een gauwdief, men bestal u riep ik levendig. Hoegenaamd niet, zeide myn vriend de Fin kalm. Ik ben gewoon te reizen en ik weet dat de zakken van een overjas slechts dienen voor het gemak der gauwdieven. Er zat by roy niets in en ik kon dos zeer gerust zijn. Ik bleef dus ook kalm staaD, zonder mij in 't minst te laten storen door deze mislukte poging. Kort daarna meende ik weer te ge- voelen dat iemand een bezoek aflegde in inlin zakik keerde my haastig om. maar zag niemand, dien ik kon verdenken. Geheel instinctmatig stak ik intusschen myne handen in mijne zakken en tot myne groote verbazing vond ik in myn eigen ledigen zak een gouden horloge met ketting. Ik bezag verbaasd de vondst en dacht na of ik soms in het hotel mijn eigen horloge koD verwisseld hebben, en hoe dit dan toch in den zak van niyn overjas kon zyn terechtgekomen. Maar neen. ik bad myn horloge als gewoonlijk in myn vestzak en ten slotte meende ik het geval te moeten toeschrijven aau een vergissing van een der hotelbedienden. Nauwelijks was ik van myne verbazing bekomen of weer voelde ik duidelijk, dat iemand myn zak aanraakte. Weer keerde ik mij om en nogmaals zocht ik tever geefs den verdachten persoon. Myne hand opnieuw in mijn zak stekende, vond ik er een dameshor loge-in, met brillat ten bezet. Ik begon nu te gelooven, dat de goede Petersburgers zinneloos ge worden waren, en zy iny voor een wandelenden horlogewinkel aanzagen, maar toen kort. daarna betzelfde spel weer begon, werd ik kwaad en meende ik het mikpunt te zijn eener dwaze scherts, welke ik aanstonds besloot niet. langer te laten voortdnrendaar om wendde ik my lot een politieagent, om verklaring 'van het geheim te vragen. En zoo werd gy als dief aange houden, merkte ik snel op. Hoegenaamd niet, zeide de Fin. met zyn gewoon flegma. De politie agent zeide onmiddellijk tegen my Gy zijt ten heler, lk protesteerde, maar hy ging veort: Houd u volko men kalm eu stilhy zag rond, alsof hy vreesde dat iemaud onze samen- -praak zou opmerken. Sta nu maar juist op dezelfde plaats, waar gy vroe ger gestaan hebt. ging bij voort en wat er ook gebeure.'dóe niets opmer ken en blyf daar stil, tot ik u kom t alen. Doe zooals ik u zeg en herin ner u. dat gij bewaakt wordt. Alhoewel zeer stil, had hy toch op zoo stelligeu toon gesproken, dat ik hem gehoorzaamdebuitendien boezemde het my zelf belang in, te j zien, hoe deze geschiedenis zou afloo- pen, hoewel ik er bijna evenveel hekel aan had met de Russische politie ken nis te maken als met deze dieven. Daar stond ik nu weer voor het juweliersvenster eu weer begon de geheimzinnige goudregen in myne zakken. De uurwerkenzaak ging maar voort, nu en dan eens afgewisseld door eene beurs, een riug, ander sie raad, en onmogelijk was het, tusschen het voorbijgaande volk degene of dengene te ontdekken, die mij met zyn vertrouwen vereerde. Ik had daar over de twee uren gestaan, toen de zaak scheen op te houden en nu begon ik mij daarover evenveel te verbazen, als toen het spel begon, want ik begreep evenmin wat er rondom my en met my gebeurde. Ik begon mijn geduld te verlie zen en dacht er reeds over na mijn post, trots alles, te verlaten, toen mijn oude nieuwe kennis, de politieman, kwam en my verzocht hem te volgen. Op het politiebureel bevrijdde men my van mijn ouvrjjwilligen draag baren horloge- en juwelierswinkel, dankte my in vriendelijke bewoordin gen, omdat ik do politie zoo gewillig myne hulp verleend had, en bood my zelfs een geschenk aan voor den last, dien men my had veroorzaakt, aan gezien, dank aan my, de zaak voor treffelijk gelukt was. Hebt gij een dief doen aanhou den vroeg ik met belangstolliog. Ja, de gebeele bende, de dieven en den heler. Meent gy my zeide ik eenigszins verwonderd. Ja, u en de twaalf anderen. Waren er twaalf? vroeg ik ver bluft. Ja, natuurlijk, twaalf buiten u gij waart de dertiende. Maar, hoe legdet gy het aan vroeg ik bijua met. bewondering' —"Het was de eenvoudigste /.aak van de wereld, zeide bij, gy hadt een herkenningsteeken. Ik een herkenningsteeken her haalde ik met verbazing geslagen. Ja zeker, zeide hy, daarop wierp hy de deuren open van een groote kastdie herkent gij wel, niet waar? De boedenriep ik ait, en be greep op het oogenblik alles zeer duidelijk, alsof er een licht voor my opging, de hoeden Ja. de vilthoeden, met den smal- len rand roiul den bol, ging hy voort, daar liggen zy alle, uitgenomen de uwe. En de eigenaars? Achter slot en grendel, allen, uitgenomen gy. En zyn dat de dieven? Juist, zij zitten vast, dank aan u. zeide hy lachend om mijne onver hólen bewondering. Daarop bood hij mij een nieuwen hoed aan. Dien gij aanvaarddet? vroeg iemand in het kleine gezelschap. Hoegenaamd niet, ging de Fin voort. Ik was nu.eenmaal aan dien hoed gewend en wilde hem vooral terug hebben. Ik aau vaardde evenmin het geschenk. Daar hadt gij gelijk in, zeide ik lachend. Dat weet ik al niet, zeide de Fin nadenkend, want toen ik heenging cn wilde zien of het geen tyd was om te gaan eten, was myu eigen horloge verdwenen. Verloren? Feen, gestolon. En vundt gij het nooit terug? Neen, dat was terecht geko men in de zakken van een gewonen heler. N. tien aan de gemeentelijke waterleiding, zuiieii zich naar het scbyni daarin vergissen. Wanneer ten minste de becijfering van Burgemeester en Wet houders juist is. dan zal de opbrengst wezen 112.000 gulden. Het werk kost, geloof ik. in 't geheel zoowat twaalf maal honderdduizend galden, wat aan rente en aflossing een som vereischt van f61.600, zoadat dau een bate van vijftigduizend gulden zou overblijven. (Althans wanneer de begrooticg niet wordt overschreden, wat naar de lezer misschien wel eens gehoord heeft, in Haarlem een enkelen keer kan komen te gebeuren). En nu vind ik vijftig duizeud gulden lang niet onaardig, 'tis wat. je noemt een burgermans kapitaaltje, maar meevallen doet het cijfer me niet. Vooral niet, omdat als ik goed begrepen heb, de onkos ten van het bedrijf (onderhoud, saia- rissen en andere onkosten) er ook nog af moeteu. Maar misschien zijn Bur gemeester en Wethouders al te voor zichtig geweest in de ramiug van den opbrengst on valt deze by ondervin ding nog mee't Zou nu tegenvallen, wanneer er van de heele grootsche en kostbare onderneming niet meer overschoot dan een jaarlyksch saldo van dertig- of veertigduizend gulden, dat al heel gauw in de begrooting zal zijn opgezogen. En toch moet de mensch zich al tijd op tegenvallers voorbereiden. Pakt le zaak goed uit, dan heeft hy nog aityd den tyd het zich te laten meevallen. Zoo kan ik me bij voor beeld begrijpen, dat het deu baar- lemseheu^ winkeliers zal zijn tegen gevallen, dat toen de leden van den I haarlemsehen Gemeenteraad aau den burgemeester van Haarlem eeu ca- deau vereerden, dit geschenk gekocht is te Amsterdam. En 't is nog een Hotberichten. De luitenant-generaal van deD generalen staf A. Kool, heeft Don- geluk dat het te Amsterdam is aan geschaft 't had net zoo goed te Brussel, Parijs of Londeu kunnen zyn besteld. Daar is immer*, alles nog veel fijner en beter en goedkoo- per o ja. vooral veel goedkooper! dan in Amsterdam Dat was dus een tegenvaller voor de haarlemscho winkeliers, zooals ik zei. Maar misschien kan deze later nog in een meevallor veranderen, wan neer de burgemeester behoefte mocht gevoelen aan een pendant van het beeld, dat thans aau Z.E.A. is ver eerd. Naast dat beeld, la Charité, zou bijvoorbeeld passen La Fidélile de getrouwheid ook die aan de gemeente der inwoning. 'k Heb wel eeus hooren zeggen, dat alleen ouderen op deze en andere ma nieren teleurstellingen beloven, maar daarvan geloof ik niemendal. Zelfs de jeugd is niet „onbezorgd" en onder vindt strijd in de wereld. Vooral wan neer ze optreedt op een manier, die niet is overeenkomstig haar jaren, een fout, die men in onzen tijd nogal eens gelegenheid heeft om waar te nemen. Zit het in de opvoeding van onze kinderen, kan het misschien aan de voeding liggen of komt het door de lucht, dat zy hun neus met ietwat komische, maar daarom niet minder ongepaste vrijmoedigheid steken in bitterequaesties, die volwassenen tegen elkaar in liet harnas jagen En wat anders heeft men te denken van een leerling van de Hoogere Burgerschool, een schooljongen dus, die in zijn klasse vóór den aanvang van de les, j spotprenten uit fransche kranten op Zola, aan den wand hing. j Hy wou daarmee zyn opinie, ja waarlijk zijn veertien- of vijftienjarige i opinie over de Dreyfus- qaaestie aan zyn omgeving mededoelen. 't Bekwam derdag het onderricht aan de Konin gin in hetgeen tot dc inrichting en het gebruik van het leger in betrek king staat, geëindigd, terwijl de schoat- by nacht. Stokhnyzeu zijn voordrach ten omtrent de marine-wetenschap voor H.M. zal aanvangen. Hare Majesteiten hebben deze week op zicht ontvangen de chromo-lito- graphie vervaardigd door de firma L. van Leer te Arasterdam naar het ponret van de Koningin, geschilderd door mej. Therese Sehwartze. Hare Majesteileu waren met de uitvoering dezer lithographic zeer ingenomen. Behalve dat door beide Koninginnen een exemplaar van de chromolitho- graphie is aangekocht, heeft de Koningin-Regentes tevens aangekocht de oorspronkelijke schilderij van mej' Therese Sehwartze. Op 10 Maart a.s. zal ten Hovo een diner plaats hebben voor militaire autoriteiten. H.H. M.M. de Koninginnen brach ten voor de eerste maal in dit too- neeljaar Donderdagavond een bezoek aan de Fransche Opera te 's G-ra- venhage. Aan den ingang tot de vorstelijke loge ontvangen door de directeuren van den Fransehen schouw burg, do heeren Van Bij le vélt eu Lefèvre, namen de hooge bezoeksters ten 8 uur, vóór den aanvang der voorstelling, al buigende do gebrui kelijke begroeting door het publiek beantwoordende, in de logo plaats, zoodat Zy de groote ouverture van Rossini's werk, onder de leiding van deu ln orkestmeester, den heer Bar- wolf, door liet orkest voorgedragen, hebbeD gehoord. De jonge Koningin droeg een wit zijden avondtoilet met een snoer van fonkelende diamanten om den bals. Haar moeder een donkere robe met een broche van brillanten op de borst. Het Koninklijk bezoek eindigde na den dans met. boor in her derde bedrijf en bij het verlaten vau de schouwburg-zaal gaf de Regentes aan de uitleidende directeuren ae hoop te kennen, nog meermalen een voorstel ling der Franschen by te wonen. Aardbeving op Amboina. Heden, Zaterdag, wordt te 's Gra- venhage eene hoofdcommissie gecon stitueerd voor de noodlijdenden te Amboina, op initiatief van den oud- gouverneur-generaai Pijuacker Hor dijk. Persoonlijke dienstplicht. Uit Den Haag meldt men. dat de groote meerderheid der talrijke leden van de Tweede Kamer, die deelnamen aau het sectie-onderzoek tot wijziging van de militiewet, waartoe ook onder scheidene anti-revolutionairen behoo- ren, zich moet verklaard hebben voor het beginsel van persoonlijken dienst plicht eu tevens voor het behoud der vrijstellingen. De kans op de aanneming van het wetsontwerp in hoofdzaak zou dien tengevolge zeer groot zyn. Het sectie-onderzoek der overige wetsontwerpen is Donderdag geëin digd, behalve van eene afdeeliug, die Vrijdag nog bijeenkwam. De directeuren der ZuïdhoUandsche Maatschappij tot redding van ïSchip- breukeliugen te Rotterdam heeft de gouden medaille toegekend aan Wil liam G. Randies, gezagvoerder van het Amerikaanscir stoomschip St. Louis, dat de schipbreukelingen van de Yeendam gered heeft; voorts de zilveren medailles aan George Segrave, eerste-, George Ernest Beckwith Oude, tweede-, Hector Roland Campbell extra tweede-officier van de St. Louis. respect, bevelvoerders der booten waarmee de opvarenden van de Veen- lam werden overgebracht; eindelijk nog een gouden medaille aan kapt. G. y tenger der V eend am. voor het uitstekend handhaven der orde en het beleidvol inschepen der schipbreuke- hem niet best, want eerst kreeg hy een berisping van den leeraar eu daarna had hij het te kwaad met zyn medeleerlingenomdat dezen ook een opinie over de Zoia-zaab hadden en een andere, dan de zijne Als 't. niet zoo treurig was. dan was 't om te lachen. Als we zoo maar voortgaan, dan beleef ik deu tijd nog, waarin zuigelingen brochures schrij ven over bimetallisme. Maar ik wil den lezer niet laten onder den droevigen indruk van dit toekomstbeeld en liever eens de aan dacht vestigen van allen, die gewoon zyn op Zaterdagavond wannéér myn Halletje uit den oven komt, eon kaar tje te leggen, op een spel, dat in Duitschland ontstaan is cn hier lang zamerhand vasten voet gaat krijgen- Ik bedoel skat. Het moet z\jn ont staan in eeu tyd, waarin do Jandbouw den toon aaugaf, want de vier boe ren zijn de hoogste troevenwelis waar telleu ze by de puutenbereke- ning niet hoogmaar niet hoog geteld worden daar zyn boeren wel aan gewoon. Het wordt gespeeld door drie personenzoodat twee tegen éen spelen, wat evenwel geen onbillijkheid is, omdat ieder om beur ten tot de twee kan behooreu. Vor der is 'teen spel van toeval en geluk, wat het met \ele auderen gemeeu heeft en de regelen zyu talrijk genoeg, om er hier deu lezer niet mee te ver velen. Reeds bestaau er skatclubjes in Haarlem, en in een van de groote café's is onlangs met succes eeu skat- wedstryd gehouden. En daarbij za^ ik het laten blijven, want om u dc waarheid te zeggen moet ik naar myn skatpartijtje. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6