De scirit ier Woestijn Een twintigtal jaren geleden., vertelt oen oud majoor, lag ik ergens in de pro vincie Constantine in garnizoen. Ik ben nu oud en stijf, maar toen had ik de reputatie en ik geloof dat ik ze ver diende ook van een behendig en stoutmoedig jager te zijn. Gevaarlijke ontmoetingen heb ik genoeg gehad, en ik kan u verzekeren, dat ik ze altijd met opgewektheid heb onder de oogen gezien, behalve één keer. Maar toen was ik ook niet de eenige, die beefde. Tegen het midden van Maart waren wij op weg gegaan, een officier der spahi's .een kolonist en ik, om wilde zwijnen te jagen, die de akkers met gerst vernielden, midden in het bosch, op een dertig kilometer afstand van het garnizoen. Tegen zonsondergang kwa men wij bij een Arabische hoeve, een el lendige» gourbi van klei, met een stal, en omgeven door een vierdubbele, stevi ge cactushaag. Wij sprongen uit den za del en wilden binnengaan, maar onze paarden durfden niet, ze weken terug en steigerden, en met slagen moesten x« er toe gedwongen worden, door de poort te gaan. Nauwelijks waren ze bin nen, of ze begonnen te rillen en te be ven. „Zij ruiken den leeuw." zei de Ara bier. ..want die mijnheer heeft van nacht rondom mijn huis gezworven. Spot er niet meehij zal uw paard of dat uwer vrienden verslinden. Je deedt beter, terug te keeren." Ik had nog nooit een leeuw in het wild geziende vertelseltjes van zijn schrikwekkend gebrul en van zijn kracht die hem iu staat stelt met. een os iu den bek over heggen en ravijnen te sprin gen deden mij glimlachen Bovendien mistrouwde ik den Arabier, die allicht uit eigenbelang zoo kon spreken. De avond was gevallen en de maan kwam op. Een kwartier later begaven wij ons met het geweer aan den riem, nog lachend om de vrees van onzen gastheer, naar den akker, waar de wil de zwijnen huishielden. „Het was een groote, hellende vlak te, beneden begrensd door eeu beek met steile oevers. Wij stonden op één lijn, op een honderd meters beneden mij vloeide de beek en ik rook een scherpen geur der laurierstruiken, die er welig groeiden maar wegens het dicht gebladerte kon ik het water zelf niet zien. Gij kunt u de heerlijkheden van dat eerste half uur wachten niet voorstellen het was dood stil en bloedrood steeg de maan boven den woestijnrand omhoog. Zoodra zij den mist verdreven had, i hoorde ik een gebrul als van een stier het kwam uit het kreupelhout, dat den bergtop bedekte, die het verst rechts i van mij af lag. „Dat is een verdwaalde stier," dacht j ik, „als hij dozen kant uitkomt, zal hij dc wilde zwijnen verjagen." Maar die illusie was gauw verdwenen 011 mijn gevoel van teleurstelling maakte plaats voor een klimmend gevoel van oubehaagelijkheid. Het geluid kwam na derbij en werd krachtiger, het greep mij aan als het geroffel van vijftig tamboers te gelijk, en het eindigde met oen machtig gereutel, waarna het scheen, dat het. woud ledig was en dat j zelf? de bladeren zich niet meer durfden j bewegen. Ik wist er nu alles van. Ik hield mijn adem in, den vinger aan den trek- j kor van mijn geweer, slechts één ding hopende, dat nl. de gevreesde vijand zich zoo spoedig mogelijk zou verwijde ren, opdat wij den gourbi van den Ara bier zouden kunnen bereiken. Ik meen de hem door de struiken te kooren schu ren. zelfs aan den kant waar hij onmo gelijk zijn kon. Spoedig zag ik hem in het vollle licht. Over de vlakte schreed een leeuwin, langzaam, met opgeheven kop. brullend uit. volle longen. Ik had geen lust om te schieten. Ik boog mij een beetje voorover, en de leeuwin kwam langzaam naar beneden zonder van richting te veranderen .Zij ging drinken. Slechts enkele meters was zij van mij af, maar door de laurierstrui ken was zij voor mij geborgen ik hoor de het doffe dreunen van een sprong, vervolgeus het geklok van een tong in het water. Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCCXX. Al vijf minuten geleden had ik den titel boven dit Zaterdagavond-praatje geschreven, toen ik nog niet wist waar over het handelen zou. Deze gewaarwor ding kent iedereen, die wel eens ver plicht was een brief aan dezen of genen te schrijven en met geen menschenmo- gelijkheid een geschikt onderwerp daar voor bedenken kon. Je bijt dan op je pen, wat een groote dwaasheid is aange zien dat leelijk smaakt, kijkt eens rond naar de platen of schilderijen aan den wand, gaat eens achterover in je stoel liggen, wrijft eens over je neus, trekt eens aan je haar als dat aanwezig is en besluit eindelijk, den brief morgen eens te schrijven. De nacht zal misschien raad schaffen. Maar niet voor den „krantenschrijver" die voor zijn rubriek zorgen moet. Voor héïn is geen uitstel weggelegd. De zet ter wacht. Morgen is het te laat. En geen akeliger denkbeeld, dan dat men te laat is. Daar weten zij van mee te praten, die den vorigen Zondag op het renpaard Truc Blue haddeii gewed en te laat tot de ontdekking kwamen, dat dc jockey die het paard bereed, onder weg lichter was geworden, zoodat het paard niet voor een prijs in aanmerking kwam cn de toeschouwers, die op hem gewed hadden, hun duiten kwijt waren. Een aardig vak, die harddraverijen Nooit heb ik in de gelederen zoo on bewegelijk gestaanik ademde niet meer. Ieder oogonblik verwachtte ik den grooten kop van het dier met den half- geopenden muil en de phosphor-kleurige oogen voor mijn voeten te zien opdui ken. Maar 't kwam geheel anders uit. De leeuwin sprong opnieuw de beek over en volgde kalm den oever langs mijn gezellen. Zij kwam langs den loop hunner gewe ren, maar niemand schoot. Het gebrul verdween in de verte. Na verloop van een kwartier, hoorde ik aan mijn linkerzijde den kreet„Hoe, Hoe!" Een beetje verderop werd geant woord en eindelijk gaf ik hetzelfde af gesproken si gil aal Toen wij op den akker elkaar ont moetten, dc officier, de kolonist en ik, drukten wij elkaar met bijzondere har telijkheid dc hand. „Wij gaan naar huis, niet waar?" vroeg de burger. „Zeker." antwoordde ik, „want we zullen toch geen wild meer te zien krij- gen." Te midden van den weg klommen wij voorzichtig omhoogmaar wij keken meer om dan vóór ons. En dat was maar goed ook, want we waren nog niet halfweg, of de leeuwin had de lucht van ons gekregen, verliet het kreupelhout en begon ons te volgen. Ze was op een zestig schreden af stand. Wij stonden stil, zij stond ook stil. Wij gingen verder, zij volgde ons weer en bleef op denzelfden afstand. „We zijn verloren, als ze met ons het bosch ingaat," zei de spahi, ,,'t is beter ze nu m 't volle licht neer te schieten." Wij zagen om de leeuwin stond on bewegelijk, verzilverd door de maan met haar staart de lenden zweepend, zag zij ons aan op de grens van het gerstveld. De officier der spahi's en de koolnist knielden om beter te kunnen mikken. Ik bleef overeind staan. „Op het commando van een, twee, drie." zei ik. „zullen wij gelijktijdig vuur geven." Ik begon „Een twee Op dat oogenblik hief de kolonist zijn wapen op. „Ik schiet zeker mis. ik voel het," zei hij. „Ik zie den loop van mijn geweer niet meer," zei de officier der spahi's op zijn beurt. Alleen kon ik niet schieten .Mijn ge zellen stonden op en de terugtocht werd voortgezet ik durf niet zeggen in goede ored. Zij die veel gelezen hebben over de dappere daden der leeuwendoo- ders, mogen gerust met ons spotten ik zal er de waarheid niet om verdraaien. Wij waren met drie vastberaden man nen. dat herhaal ik twee van ons had den op het slagveld herhaaldelijk den dood onder de oogen gezien en waren koelbloedig op hun post gebleven te midden van don kogelregen ieder van ons zou geen oogenblik geaarzeld heb ben, zich voor anderen op te offeren. En nu in dat woud, in dien nacht, ver volgd door dat monster, dat wij tus- schen de struiken zagen opdoemen en verdwijnen, waren wij laf. ja, allemaal laf. Zij. die langs den kant van den weg liepen, drongen ongemerkt hoe lan ger hoe meer naar liet midden en dre ven den middelste naar den kant. tot dat. zij op hun beurt weer werden ver dreven. Wij legden een kilometer af zonder met dat spelletje op te houden en zonder dat er iemand een verwijt vair maakte. Wij werden eerst beschaamd, toen het gevaar voorbij was en toen wij in het gezicht van den goiu-bi kwamen een weinig verlegen drukten de offieier der spahi's en ik den kolonist den hand, zeg gende „Pardon, mijnheer, onze plaats was naast uwij hebben die plaats niet al tijd bewaard." „Inderdaad." zei de andere, „ik heb gedaan zooals uwij hebben elkaar niets te verwijten." De Arabier wachtte op ons. Glim lachend luisterde hij naar ons verhaal,; met dien lach. die zich bepaalt tot de oogen en die maar zelden afdaalt tot den mond. Daarna spreidde hij de mat ten voor ons uit onr te slapen. „De leeuw is nu voor mij." sprak hij. „Daar gij hem in het bosch niet hebt durven aanvallen, moet ge hem door mij laten vangen in den greppel, dien en wedrennenDaar wordt nou nooit nee letterlijk nooit mee geknoeid. Je hoort er nooit van, dat een paard inge houden wordt omdat hij niet winnen mag je hoort nooit van afspraakjes, dat die en die het maar winnen moet, in éen woord, het is allemaal altijd zuiver spel. In andere vakken heb je dat zoo niet. Nu gebeurt er dit, dat het licht niet kan verdragen, dan weer wat an ders. Maar op wedstrijden met paarden gaat 't altijd zoo eerlijk toe, dat oneer lijke mensehen er uit pure schaamte geen voet meer durven zetten. Ze zijn er niet op hun gemak zijn, ze voelen er zich niet thuis. Ik heb dat ook eens aan Wouter ge zegd, maar die begon toen weer zoo min achtend te grinneken. Toen zweeg ik maar, want in zijn oogen is er niets goeds in dc wereld. Hij zou den groot- sten strever naar menschenmin en on derlinge verdraagzaamheid tot een men- schenhater maken. „Fidelio," zei hij nog gisteren, „je bent altijd zoo tuk op een nieuwtje, wel nu ik zal je er een bezorgen. Ik ben aangezocht om zitting te nemen in de commissie die een vergelijkend examen zal afnemen aan de sollicitanten naar de betrekking van havenmeester." „Dat is een groote onderscheiding," zei ik, „die moet je bepaald aannemen." ,,'k Weet het nog niet," gaf hij ten antwoord, „de sollicitanteu loopen zoo uiteen, zie je. Nu hoor ik dat de exa mencommissie ook za! bestaan uit negen menschen van de meest verschillende bedrijven." „En welk vak vertegenwoordig jij ik gegraven heb. Ik zal zijn huid voor 50 franks verkoopen. en vijftig franks krijg ik van het Arabisch bureau. Hij is nu niet meer van u." Tegen een uur of twee in den mor gen, terwijl ik onvast sliep door het lawaai van honden, paarden, schapen en koeien, die binneu de cactushaag stonden opgesloten, hoorde ik een vree- selijk geblaf van honden, die zich ver drongen en verscholen tegen dc deur van den gourbi. Daarop werd het doo.. stil. Opeens bonsde eene zware massa le gen op den muur, waar mijn hoofd tegen rustte. Toen was het een helsch lawaai van verschrikte dieren, een mengeling van geluiden, een getrappel en gestamp, dat slechts door een kort gebrul even overstemd werd. Wij sprongen op en grepen naar on ze geweren. De Arabier was eveneens opgestaan en ging met ons naar buiten, en in de ongelooflijke verwarring van dieren en menschen zochten wij met moeite éen uitweg. Een gevoel van drift maakte zich van mij meester, ik had hoegenaamd geen vrees meer en zocht naar de leeuwin te midden van de door elkaar krioelende dieren, die zich wond den aan de doornen der cactushaag en die in hun wild door elkander rennen in het flauwe maanlicht nauwelijks her kenbaar waren. De vrouw van den Arabier kwam ons eindelijk waarschuwen en zeggen, wat er gebeurd was. Zij vertelde, dat de leeuwin met een half dozijn schapen in den kuil was gevallen, dien de Arabier ter diepte van zeven meter achter de heg had gegraven. De eigenaar van den gourbi trad op mij toe. „Kom en wreek je nu," zei hij. Ik had er niet veel trek in, en et oppasser van den luitenant der spahi gaf de leeuwin het genadeschot. (Hg2-) BINNENLAND Hofbericht. Hare Majesteiten ontvingen heden te Soestdyk den Saltan van Siak in audiëntie. De inhuldiging van H. M. de Ko ningin in de Nieuwe Kerk te Amster dam zal worden opgeluisterd door vrouwenkoor, onder leiding van Men gelberg. De Pedir-expeditie. De correspondent te Batavia der N. R. Ct. seinde onder dagteekening van Donderdag: „Het veertiende bataljon gaat naar Padang Tidji. Twee bataljuus gaan naar Koeaia Gigieng. Het aanleggen van een weg naar Padang Tidji wordt met kracht doorgezet. Zaterdag zal een groote tocht naar Endjoeng on dernomen worden." Padang Tidji ligt by en ten oosten van de waterscheiding tussciien Groot- Atjeh en het Pedirsche. Er kan dus verwacht worden, dat er spoedig een goede communicatieweg tnsschen Seli- moen en Segli zal zijn tot stand ge bracht. Koeaia Gigieng ligt op 6 kilometer ten oosten van Segli en de Eudjoeng- rivier beeft baar koeaia weder 8 ki lometer oostelijker. Het staatje Endjoeng bohoort tot de federatie van Pedir. Ten oosten wordt het begrensd door een heuvel rug, die tot aan zee voortloopt. De 30 kilometers diepe zoogenaamde Pe dirsche vlakte eindigt daar, want meer oostelyk in Panteh-Radja is de vlakke kuststrook slechts een paar kilometers breed. De buitenlandsehe pers en de Inhuldigingsfeest en. Thans kan worden medegedeeld, dat de vertegenwoordiging van de voornaamste Eurojjeesche dagbladen by de Sepiembor-feesten reeds ver zekerd is. Binnen eenige dagen zal het defini tief programma namens het buiten- landsch comité worden openbaar ge maakt. Wat tot nu toe gepubliceerd werd was onvolledig en slechts een schema dan V' vroeg ik een beetje stekelig, ange- zien hij nooit iets uitvoert voor de kost. „Ik ben de vertegenwoordiger van het renteniersvak,zei hij bedaard en daar behoef je nu zoon gezicht niet bij te zetten, want 't is tegenwoordig lang niet gemakkelijk om je kapitaal goed en so lide te beleggen. Maar oni op de com missie terug te komenik vrees, dat we het met ons negenen niet eens zul len worden over de eischem, waaraan de aanstaande havenmeester moet. voldoen. Ik bijvoorbeeld vind het al heel knap wanneer een havenmeester zijn admini stratie met een behoorlijk leesbare hand kan bijhoudeneen ander meent mis schien, dat hij een goed figuur moet maken in pyekker en met een zuidwes ter opeen derde zal allicht van oor deel zijn, dat hij in staat moet wezen een fregat van een korvet of een roeiboot van een sleepboot tc onderschei den een vierde stelt denkelijk als eiseh, dat hij moet kunne» zwemmen als een bruinvisch kortom de gevoelens van de leden der examencommissie over de eischen, waaraan de nieuwe havenmees ter moet voldoen, zullen wel hemels breed verschillen, net als de opvatting die de sollicitanten zelvcn van de be trekking hebben. „Ik zon in ieder geval den nieuwen titularis voor niet langer dan één jaar benoemen," zei ik, „Waarom t' „Omdat de queastie voor het heffen van haven- en kaaigeld, die nu in on derzoek is, wel eens tot algeheel ophef fing daarvan kon leiden èn dan is er ook geen havenmeester meer noodig." aan de buitenlandsehe dagbladredac ties toegezonden, ten einde deze in te lichten omtrent hetgeen het Comité hun kan aanbieden. De faciliteiten, die de Haagscbe sabcommissie gedurende het bezoek der buitenlandsehe journalisten aan de residentie wist te verkrijgen, geven blyk van eene hoffelijkheid, die gelij ken tred houdt met die te Amsterdam en Rotterdam aan den dag gelegd. Een paar zalen van de by uitstek gunstig gelegen Teekenacademie zul len voor journalistischen arbeid en gezellige samenkomsten gelegenheid geven en een afzonderlijke tribune zal bij den intocht van H. M. ter be schikking van de pers worden gesteld. Door het bestuur der „Witte Socië teit" zjjn gedurende de feestdagen de 80cieteitslokalen voor de in Den Haag vertoevende journalisten van buiten de stad opengesteld. Omtrent eene officieele receptie van gemeentewege zal eerst na het optreden van den nieuwen burgemeester kunnen worden beslist. Door de firma Begeer te Utrecht is aan het comité voor de ontvangst van de buitenlandsehe pers bij de inliuldigingsfeesten de toezegging ge daan, dat een herinneringsmedaille, uitsluitend voor dit doel door een be kend Nederlandsch kunstenaar ont worpen en in haar werkplaatsen ge slagen, ter zijner beschikking zal worden gesteld, ten einde uitgereikt te worden aan de buitenlandsehe jour nalisten, die bier verwacht worden Reuter seint uit New-York Het vêrtrek van de Obdamvan de Holland-Amerika lyn, dat op mor gen was bepaald, is afgelast. Naar men verneemt, wil de Amerikaansche regeering het schip huren of koopeu. Historische optocht. Op 31 Augustus zal te Edam een historische optocht worden gehouden; liet plan ontworpen door den archi varis den beer W. J. Kernkamp, en den directeur van het musenm, den heer W. Jz. Tuyn, zal iu verschil lende groepen een voorstelling geven van Edam's historiegeschiedenis in levende beelden derhalve. De groe pen die op den voorgrond treien zyn die van graaf Willem V, Willem I, Prins Maurits, Willem IV, Willem V eu Koning Willem II, ieder om ringd van een staf van personen, die mede Edam bezochten. Onder deze is ook een schepen van EdamMoens. Een zyner nazaten in Engeland heeft dit vernomen, en zond een belangrijke bijdrage. Deze heer Moens is dezelfde, die indertijd iu Italië door roovers werd gevangen genomen, en tegen hoogon losprijs vrijgelaten is. Herstemming Prov. Staten. Purmerend. Geldige stemmen 1925. Gekozen J. Koopman (lib.) met 1221 en S. Appel (aftr. lib.,) met 896 stom men. Verder bekwamen J. Wildschut (lib.) 830 ei K. Kaaskooper (lib.) 674 stemmen. Tegen ^den uitslag der verkiezing iu district VII, Amsterdam, waar de heer Sutorins gekozen is met eene meer derheid van slechts 6 stemmen, is protest aangeteekend met het oog op sommige biljetten, omtrent wier waarde de verschillende stembureelen niet eenstemmig zyn. Een hulde aan mr. De Meester. Vrijdagmiddag vervoegden zich iu het departement van Financiën, in de kamer van den heer mr. Th. H. de Meester, benoemd vice-president van den Raad van Indië, afgetreden ad ministrateur der generale thesaurie aan genoemd ministerie, de ambtena ren van die afdeeiin ten einde deu vertrek kenden chef eeu bewys van hulde aan te bieden, bestaande in een album met bunne portretten iu kabi- netformaat. Namens hen werd tot den heer De Meester liet woord gericht door den hoofdcommies graaf Van Bogeudorp, die het leedwezen zyner collega's be tuigde over het heengaan van den chef, die met strikte onpartijdigheid ,Als het daarom te doen is, kunnen we den nieuwen havenmeester wel voor! twee jaar benoemen," zei Wouter koel tjes, want het voorstel is nu in handen van een raadscommissie en die zal geen haast hebben." Zie je, dat vond ik nu weer niet aar dig. Wat heb je er aan, om altijd zoo scherp te wezen s Wees vriendelijk, aar dig en goedig, tegen de menschen, dat is mijn leusZoo was ik deze week op den velddag van het Leger des Heils te Velsen en kocht er aan de cantine een broodje en een kop koffie. Een vriende lijke zuster, dat wil zeggeu niet een zus ter van mij, maar een van het leger, vroeg of het smaakte. Wat zal ik nu, zoo dacht ik, het goeie mensch verdriet aandoen door te zeggen„zuster, 't is wel wat oud en er 'kon wel wat meer boter op wezen," neen, ik knikte maar en zei met een vollen mond, dat het best smaakte. Als je in de wereld niet wat ovr je kant laat gaan. dan is 't ten slotte geen leven meer. Dat hebben de schuld ei schors van Buddenborgook begrepen, die vijf procc-nt van hunne vordering hebben binnen gekregen en dus vijf en negentig procent over hun kant hebben moeten laten gaan. Anders hadden ze denkelijk nog minder gehad of in 't ge heel niets. Zoo zal ook onze commissaris van politie wel denken, nu hij geen bureau ministre en kostbare overgordijnen krij gen zal maar dan toch wel een flinke stevige tafel waarop geschreven en een stuk of wat flinke kastjes daarop, waar in geborgen kan worden. de belangen van het ambtenaarsper- soneel behartigde, welke belangen in zyne banden veilig waren. Na hem sprak nog de heer Woifson. Het album, den heer De Meester aangeboden, is gebonden in donker kalfsleder met licht fond van dezélfde stol en versierd met een oud zilveren schild en dito slot. Op bet schild zyn de jaartallen 1892—1898 gesneden. Het album be vat op de le bladzijde een opdracht aan den aftredenden chef, in calligra- fisch schrift vervaardigd door den heer Hoevenaar, commies bij gemelde af- deeling. De heer De Me. ster dankte, zeer bewogen, voor de hem aangeboden herinnering én verzekerde hoe pijnlijk 't hem viel te moeten scheiden van eene betrekking, die hy met zooveel genoegen bekleed had, dank zy de medewerking, welke hy van af zyn optreden bij de ambtenaren had ge' vonden. Do beteekenis van celstraf. De redactie van De Jonge Gids heeft eene enquête ingesteld' omtrent de wjjze, waarop dusgenaamde „politieke" misdadigers in onze gevangenissen behandeld worden. Zy richtte daarom aan oen tal van personen, door haar als politieke veroordeelden beschouwd, eene circulaire ter begeleiding van eeu lyst van zestien vragen omtrent de wyze. waarop do hun opgelegde ge vangenisstraf op hen was toegepast. In die circulaire werd uitgegaan van de gedachte, dat in ons land een af schuwelijk gevangenissysteem bestaat en dat de personen, die om een poli tiek misdrijf gemarteld worden, eent erbarmelijke behandeling in de gevan genis ondergaan. In de Mei- en Juni- afleveringen van het Tijdschrift publi ceert de redactie een reeks van ant woorden, niet alleen vau vroegere ge vangenen maar ook enkele die de redactie heeft ontvangen van door haar als deskundigen beschouwde personen, aan wie zy de vraag had voorgelegd, welke hunne meening was over het tegenwoordig celsysteem iu het alge meen. Ook aan prof. Bimons werd een antwoord op die vraag verzocht. Hy geeft dit in Hel Paleis v. Just, eu bespreekt de resultaten der enquête met een enkel woord, en knoopt daar aan eenige beschouwingen over het thans bij ons toegepaste gevangenis stelsel vast. Het volgende is aan het artikel van den hoogleeraar ontleend: „De uitslag der enquête was groo- tendeels, zooals die kon worden ver wacht en bracht wat de hoofdzaak aangaat bekende omstandigheden aan het licht. Ons gevangenisregime is bekend en bekend is het tevens, dat noch bjj zoogenaamde beginselenwet, noch by den algemeen maatregel ter uitvoering van die wet bijzondere bepalingen zyn gegeven ten opzichte vanj.de zoogenaamde politieke veroor deelden, van hen wier misdrijf uit politieke of sociale motieven voort spruit. Alle voorschriften dus omtrent voeding, liggiDg, kleeding, arbeid, lectuur, bezoeken gelden ook voor hen, indien ten hunnen aanzien eene uitzondering in de practyk mocht worden gemaakt, dan zou dit een voudig kunnen steunen op een vrij zinnige opvatting der genoemde be palingen van de wet en van dealge- meone of bijzondere reglementen. Het is nu zeker niet bevreemdend, dat do nauwgezette toepassing dier alge- nieene voorschriften ten hunnen aan zien op de persouen. aan wie de vragen bier gericht werden, een zeer ongunstigen indruk moest maken. Zonder eeuigen twijfel draagt ods stelsel van afzonderlijke opsluiting een zeer ernstig karakter; het ver blijf in de cel, de voeding en de wyze, waarop zy toegediend wordt, het dragen der gevangeniskieeding, de dikwerf weinig opwekkende arbeid on bovendien het besef dat men niet anders is dan een nummer, onderwor pen aan het weinig vrijheid van be weging latend gevangenisregime dit alles te zamen stempelt de gevange nisstraf tot een zeer sterk aangrijpend leed. En voor hen, wier misdrijf een politiek karakter draagt, is dat leed dubbel grievend. De meeste gevange- En wat gordijnen betreft, blauw Lan caster is ook lieel mooi en geeft een in druk van ernst en waardigheid, die in hét bureau van een politiecommissaris lf£hg niet onbeduidend mag heeten. Verbeeld je, dat de commissaris roode overgordijnen had met koperen embras- seswat zou dat niet een vroolijken in druk maken. Een boef die tot bekente nis moest worden gebracht, zou dooi zulke wereldsche fraaiigheid onmogelijk in de daarvoor vereischte ernstige stem ming kunnen komen. Wil men op zulke personen een diepen indruk maken, dan kan het schilderen van doodshoofden en gekruiste doodsbeenderen op de blauwe Lancaster gordijnen geen kwaad. Vóóral bij avond zal dat een groot ef fect geven. Bij voorbeeld wanneer de moordenaars van den Raamsingel eens gevonden worden Maar vooreerst zal dat wel niet ge beuren. Ik ben intusschen benieuwd naar de rekeuing van het ameublement. Voor den heer Schürmann, als zuinige huis-, tuin- of gemeentevader, is het- te hopen, dat het totaalcijfer laag zal wezen. We leven in een goeien tijd, zou men zoo zeggen. Er wordt gelet op inkrimping van de uitgaven en op vergrooting van de inkomsten, wat blijkt uit de inschrij ving naar de staanplaatsen op de ker mis. Hoe die zijn weten we nog niet, maar wel, dat ze een heel eind gestegen zijn vergeleken bij vroeger. De opbrengst zal een duizend gulden of drie vier boven het vroegere cijfer worden. Nu doet zich evenwel een eigeoaar- nen gevoelen, de eeu meer de ander minder, maar toch alien iu zekere mate, dat zy de hun opgelegde straf verdienen en erkennen het goed recht der ban toegediende bestraffing; zy gevoelen zich schuldig en beschouwen dus huu verblyf in de gevangenis als eene rechtmatige vergelding. „Geheel anders gesteld is het met hen, die als aanhangers van het socia lisme zién laten verleiden tot een handeling, welke met onze maatschap pelijke ordening in strijd wordt geacht en daarom strafbaar is gesteld.Zij be schouwen de hun opgelegde straf als een onrecht, want zy meenden een goede daad te hebben verricht;, toen zy de als strafbaar geoordeeld handeling pleegden; zij zien in hunne opsluiting een daad van tegenweer door eene maatschappij, wier samenstelling zy afkeuren, wier goed recht zy betwis ten, tegen welker inlichting hunne wapenen gericht zyn. terwijl de hun opgelegde straf juist ter haudhaviDg dier inrichting strekt. Mokkend en wrokkend betreden zy de gevangenis de gevoelens, waarmee zy de straf ondergaan, maken de werking dier straf voor hen dubbel pijnlijk en be nevelt hun blik by bet vellen van eeu meer algemeen oordeel over de betee kenis onzer celstraf. Daarom moeten hunne waarnemingen met oenige om zichtigheid worden behandeld en mag vooral aan hunnen eindindruk, indien het te doeu is om een oordeel over ons gevangenisstelsel in het algemeen, geen to groote beteekenis worden toe gekend. De hoogleeraar laat bij zyno be schouwingen het gi ondbeginsel van ons nog geldend strafrecht onaanj roerd. Dat de celstraf ten aanzien van hen, die zich politieke gevangennoe- men, een ernstig, diep treffend leed is, mag, zegt de hoogleeraar verder, geen reden tot afkenriDg van de cel straf wezen. Maar bo vendien moet by het vellen van een oordeel nog eene andere overweging in aanmerking komen. „Aan elke straf, aan elke vrijheid straf zyn groote bezwaren verbonden, die niet licht mogen worden ge teld, maar waarover moet worden] heengestapt ter wille van bet te be reiken doel. De straf is noodzakelijk en van alle straffen, die de geschie-j denis van het strafrecht, die de we tenschap ons doet kennen, is althans voor ons land de vrijheidstraf de eenig mogelijke. Men kan hare toe passing beperken door meerdere op legging vau geldboeten, door toelating der voorwaardelijke veroordceling, men kan haar als middelpunt van ons straf stelsel niet missen. „Nu hebben ervaring en wetenschap meer dan voldoende uitspraak gedaan over de in de gemeenschap to onder gane gevangenisstrafgeen stelsel van classificatie kan de bezwaren on dervangen aan dat systeem verbonden eu zoo blijft, waarlijk niet als op zich zelf zonder ernstige bezwaren, maar als vergeleken, met andere stelsels het minst verwerpelijke, het systeem der afzonderlijke opsluiting het cenig aanneembare." De grootste, (ie meest beteekenende grief, die tegen de celstraf wordt aan gevoerd, is, dat zij lichamelijk en geestelijk afstompt, tot. kienking der geestvormogens voert, alle energie en geestkracht doodt eu dus een ver zwakt en verslapt individu aan de maatschappij teruggeeft. Ook mr. v. Gigcli verklaart, dat by gelegenheids- misdadigers, die tot lange celstraf veroordeeld zijn, na hun ontslag bijna zonder uitzondering slechts als ge knakte, voor liet. gebeele leven ver nietigde menschen heeft teruggezien. „Ik kan die meening biet onderschrij ven. Zeker kan men het den heer Domcla Nienweahuis toegeven, dat zoo'n opsluiting geen goed doet en dat vooral net gevoel van vrijheidsbe- rooving nadeelig op het zenuwleven werkt, dat iu dé gevangenis een ge- voeligen knak krygt. Maar tnsschen deze uitspraak en eene bewering als die van mr. Yan Gigch, ligt nog een afstand en juist de heer Domela Nieu- wenhuis, de man van beschaving cn ontwikkeling, op uien van alle poli tieke veroordeelden de ondergane ge vangenisstraf wel den strengsten in druk moest maken en die, meen ik, dige quaestie cp. Kan een kermisgast, die aan de inschrijving heeft deelgeno men en toch nog een plaats wil hebben op de kennis die plaats krijgen? Zegt men neen, want hij had zich maar moe ten aanmelden bij de inschrijving, dan verliest men uit het oog, dat kermisrei zigers; over 't algemeen niet veel lezen •n dat het hun niet zoo heel kwalijk s te nemen, al? ze de advertentie» voor de inschrijving niet liebbon gelezen. In Duitschland bestaat er een courant voor 'kermisreizigers, die er vrij algemeen gelezen schijnt te worden, maar liier in Nederland bezitten we zoo'n orgaan niet. Dit als wenk voor een ondernemende» boekdrukker die in den zomer slap te wel wat werk gebruiken kan, Maar laat men de kermisreizigers die niet ingeschreven hebben, wel toe op de onbezette plaatsen, dan doet zich de vraag op hoevee! staangeld moeten ze dan betalen Het is geekleinigheid, om daar voor een tarief vast tc stellen. En lukt dat niet, dan zal men dit jaar geen groo te kermis zien. Een zoogenaamde para- delent bijvoorbeeld is er in 't geheel niet en het «aantal tenten en la-amen is bo vendien niet groot. Maar het volgende jaar. dan zal de bom pas goed losbarsten, als alle kra mers, die dit jaar de inschrijving verge ten hebben, er aan zullen meedoen. We worden nog rijk van die kermis, boe ren burgers cn buitenluiwe worden nog rijk FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6