De scirit ier Woestijn
Een twintigtal jaren geleden., vertelt
oen oud majoor, lag ik ergens in de pro
vincie Constantine in garnizoen. Ik ben
nu oud en stijf, maar toen had ik de
reputatie en ik geloof dat ik ze ver
diende ook van een behendig en
stoutmoedig jager te zijn. Gevaarlijke
ontmoetingen heb ik genoeg gehad, en
ik kan u verzekeren, dat ik ze altijd
met opgewektheid heb onder de oogen
gezien, behalve één keer.
Maar toen was ik ook niet de eenige,
die beefde. Tegen het midden van Maart
waren wij op weg gegaan, een officier
der spahi's .een kolonist en ik, om wilde
zwijnen te jagen, die de akkers met
gerst vernielden, midden in het bosch,
op een dertig kilometer afstand van het
garnizoen. Tegen zonsondergang kwa
men wij bij een Arabische hoeve, een el
lendige» gourbi van klei, met een stal,
en omgeven door een vierdubbele, stevi
ge cactushaag. Wij sprongen uit den za
del en wilden binnengaan, maar onze
paarden durfden niet, ze weken terug
en steigerden, en met slagen moesten
x« er toe gedwongen worden, door de
poort te gaan. Nauwelijks waren ze bin
nen, of ze begonnen te rillen en te be
ven.
„Zij ruiken den leeuw." zei de Ara
bier. ..want die mijnheer heeft van
nacht rondom mijn huis gezworven.
Spot er niet meehij zal uw paard of
dat uwer vrienden verslinden. Je deedt
beter, terug te keeren."
Ik had nog nooit een leeuw in het
wild geziende vertelseltjes van zijn
schrikwekkend gebrul en van zijn kracht
die hem iu staat stelt met. een os iu den
bek over heggen en ravijnen te sprin
gen deden mij glimlachen Bovendien
mistrouwde ik den Arabier, die allicht
uit eigenbelang zoo kon spreken.
De avond was gevallen en de maan
kwam op. Een kwartier later begaven
wij ons met het geweer aan den riem,
nog lachend om de vrees van onzen
gastheer, naar den akker, waar de wil
de zwijnen huishielden.
„Het was een groote, hellende vlak
te, beneden begrensd door eeu beek met
steile oevers.
Wij stonden op één lijn, op een
honderd meters beneden mij vloeide de
beek en ik rook een scherpen geur der
laurierstruiken, die er welig groeiden
maar wegens het dicht gebladerte kon
ik het water zelf niet zien. Gij kunt u
de heerlijkheden van dat eerste half uur
wachten niet voorstellen het was dood
stil en bloedrood steeg de maan boven
den woestijnrand omhoog.
Zoodra zij den mist verdreven had, i
hoorde ik een gebrul als van een stier
het kwam uit het kreupelhout, dat den
bergtop bedekte, die het verst rechts i
van mij af lag.
„Dat is een verdwaalde stier," dacht j
ik, „als hij dozen kant uitkomt, zal hij
dc wilde zwijnen verjagen."
Maar die illusie was gauw verdwenen
011 mijn gevoel van teleurstelling maakte
plaats voor een klimmend gevoel van
oubehaagelijkheid. Het geluid kwam na
derbij en werd krachtiger, het greep
mij aan als het geroffel van vijftig
tamboers te gelijk, en het eindigde met
oen machtig gereutel, waarna het
scheen, dat het. woud ledig was en dat j
zelf? de bladeren zich niet meer durfden j
bewegen.
Ik wist er nu alles van. Ik hield
mijn adem in, den vinger aan den trek- j
kor van mijn geweer, slechts één ding
hopende, dat nl. de gevreesde vijand
zich zoo spoedig mogelijk zou verwijde
ren, opdat wij den gourbi van den Ara
bier zouden kunnen bereiken. Ik meen
de hem door de struiken te kooren schu
ren. zelfs aan den kant waar hij onmo
gelijk zijn kon.
Spoedig zag ik hem in het vollle licht.
Over de vlakte schreed een leeuwin,
langzaam, met opgeheven kop. brullend
uit. volle longen.
Ik had geen lust om te schieten. Ik
boog mij een beetje voorover, en de
leeuwin kwam langzaam naar beneden
zonder van richting te veranderen .Zij
ging drinken. Slechts enkele meters was
zij van mij af, maar door de laurierstrui
ken was zij voor mij geborgen ik hoor
de het doffe dreunen van een sprong,
vervolgeus het geklok van een tong in
het water.
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCCXX.
Al vijf minuten geleden had ik den
titel boven dit Zaterdagavond-praatje
geschreven, toen ik nog niet wist waar
over het handelen zou. Deze gewaarwor
ding kent iedereen, die wel eens ver
plicht was een brief aan dezen of genen
te schrijven en met geen menschenmo-
gelijkheid een geschikt onderwerp daar
voor bedenken kon. Je bijt dan op je
pen, wat een groote dwaasheid is aange
zien dat leelijk smaakt, kijkt eens rond
naar de platen of schilderijen aan den
wand, gaat eens achterover in je stoel
liggen, wrijft eens over je neus, trekt
eens aan je haar als dat aanwezig is en
besluit eindelijk, den brief morgen eens
te schrijven. De nacht zal misschien
raad schaffen.
Maar niet voor den „krantenschrijver"
die voor zijn rubriek zorgen moet. Voor
héïn is geen uitstel weggelegd. De zet
ter wacht. Morgen is het te laat. En
geen akeliger denkbeeld, dan dat men
te laat is. Daar weten zij van mee te
praten, die den vorigen Zondag op het
renpaard Truc Blue haddeii gewed en
te laat tot de ontdekking kwamen, dat
dc jockey die het paard bereed, onder
weg lichter was geworden, zoodat het
paard niet voor een prijs in aanmerking
kwam cn de toeschouwers, die op hem
gewed hadden, hun duiten kwijt waren.
Een aardig vak, die harddraverijen
Nooit heb ik in de gelederen zoo on
bewegelijk gestaanik ademde niet
meer. Ieder oogonblik verwachtte ik den
grooten kop van het dier met den half-
geopenden muil en de phosphor-kleurige
oogen voor mijn voeten te zien opdui
ken. Maar 't kwam geheel anders uit.
De leeuwin sprong opnieuw de beek
over en volgde kalm den oever langs
mijn gezellen.
Zij kwam langs den loop hunner gewe
ren, maar niemand schoot.
Het gebrul verdween in de verte. Na
verloop van een kwartier, hoorde ik aan
mijn linkerzijde den kreet„Hoe,
Hoe!" Een beetje verderop werd geant
woord en eindelijk gaf ik hetzelfde af
gesproken si gil aal
Toen wij op den akker elkaar ont
moetten, dc officier, de kolonist en ik,
drukten wij elkaar met bijzondere har
telijkheid dc hand.
„Wij gaan naar huis, niet waar?"
vroeg de burger.
„Zeker." antwoordde ik, „want we
zullen toch geen wild meer te zien krij-
gen."
Te midden van den weg klommen wij
voorzichtig omhoogmaar wij keken
meer om dan vóór ons. En dat was
maar goed ook, want we waren nog niet
halfweg, of de leeuwin had de lucht van
ons gekregen, verliet het kreupelhout
en begon ons te volgen.
Ze was op een zestig schreden af
stand. Wij stonden stil, zij stond ook
stil. Wij gingen verder, zij volgde ons
weer en bleef op denzelfden afstand.
„We zijn verloren, als ze met ons het
bosch ingaat," zei de spahi, ,,'t is beter
ze nu m 't volle licht neer te schieten."
Wij zagen om de leeuwin stond on
bewegelijk, verzilverd door de maan
met haar staart de lenden zweepend,
zag zij ons aan op de grens van het
gerstveld.
De officier der spahi's en de koolnist
knielden om beter te kunnen mikken.
Ik bleef overeind staan.
„Op het commando van een, twee,
drie." zei ik. „zullen wij gelijktijdig vuur
geven."
Ik begon „Een twee
Op dat oogenblik hief de kolonist zijn
wapen op.
„Ik schiet zeker mis. ik voel het,"
zei hij.
„Ik zie den loop van mijn geweer
niet meer," zei de officier der spahi's
op zijn beurt.
Alleen kon ik niet schieten .Mijn ge
zellen stonden op en de terugtocht werd
voortgezet ik durf niet zeggen in
goede ored. Zij die veel gelezen hebben
over de dappere daden der leeuwendoo-
ders, mogen gerust met ons spotten ik
zal er de waarheid niet om verdraaien.
Wij waren met drie vastberaden man
nen. dat herhaal ik twee van ons had
den op het slagveld herhaaldelijk den
dood onder de oogen gezien en waren
koelbloedig op hun post gebleven te
midden van don kogelregen ieder van
ons zou geen oogenblik geaarzeld heb
ben, zich voor anderen op te offeren.
En nu in dat woud, in dien nacht, ver
volgd door dat monster, dat wij tus-
schen de struiken zagen opdoemen en
verdwijnen, waren wij laf. ja, allemaal
laf. Zij. die langs den kant van den
weg liepen, drongen ongemerkt hoe lan
ger hoe meer naar liet midden en dre
ven den middelste naar den kant. tot
dat. zij op hun beurt weer werden ver
dreven. Wij legden een kilometer af
zonder met dat spelletje op te houden
en zonder dat er iemand een verwijt
vair maakte.
Wij werden eerst beschaamd, toen het
gevaar voorbij was en toen wij in het
gezicht van den goiu-bi kwamen een
weinig verlegen drukten de offieier der
spahi's en ik den kolonist den hand, zeg
gende
„Pardon, mijnheer, onze plaats was
naast uwij hebben die plaats niet al
tijd bewaard."
„Inderdaad." zei de andere, „ik heb
gedaan zooals uwij hebben elkaar
niets te verwijten."
De Arabier wachtte op ons. Glim
lachend luisterde hij naar ons verhaal,;
met dien lach. die zich bepaalt tot de
oogen en die maar zelden afdaalt tot
den mond. Daarna spreidde hij de mat
ten voor ons uit onr te slapen.
„De leeuw is nu voor mij." sprak hij.
„Daar gij hem in het bosch niet hebt
durven aanvallen, moet ge hem door
mij laten vangen in den greppel, dien
en wedrennenDaar wordt nou nooit
nee letterlijk nooit mee geknoeid. Je
hoort er nooit van, dat een paard inge
houden wordt omdat hij niet winnen
mag je hoort nooit van afspraakjes, dat
die en die het maar winnen moet, in
éen woord, het is allemaal altijd zuiver
spel. In andere vakken heb je dat zoo
niet. Nu gebeurt er dit, dat het licht
niet kan verdragen, dan weer wat an
ders. Maar op wedstrijden met paarden
gaat 't altijd zoo eerlijk toe, dat oneer
lijke mensehen er uit pure schaamte
geen voet meer durven zetten. Ze zijn
er niet op hun gemak zijn, ze voelen er
zich niet thuis.
Ik heb dat ook eens aan Wouter ge
zegd, maar die begon toen weer zoo min
achtend te grinneken. Toen zweeg ik
maar, want in zijn oogen is er niets
goeds in dc wereld. Hij zou den groot-
sten strever naar menschenmin en on
derlinge verdraagzaamheid tot een men-
schenhater maken.
„Fidelio," zei hij nog gisteren, „je
bent altijd zoo tuk op een nieuwtje, wel
nu ik zal je er een bezorgen. Ik ben
aangezocht om zitting te nemen in de
commissie die een vergelijkend examen
zal afnemen aan de sollicitanten naar
de betrekking van havenmeester."
„Dat is een groote onderscheiding,"
zei ik, „die moet je bepaald aannemen."
,,'k Weet het nog niet," gaf hij ten
antwoord, „de sollicitanteu loopen zoo
uiteen, zie je. Nu hoor ik dat de exa
mencommissie ook za! bestaan uit negen
menschen van de meest verschillende
bedrijven."
„En welk vak vertegenwoordig jij
ik gegraven heb. Ik zal zijn huid voor
50 franks verkoopen. en vijftig franks
krijg ik van het Arabisch bureau. Hij is
nu niet meer van u."
Tegen een uur of twee in den mor
gen, terwijl ik onvast sliep door het
lawaai van honden, paarden, schapen
en koeien, die binneu de cactushaag
stonden opgesloten, hoorde ik een vree-
selijk geblaf van honden, die zich ver
drongen en verscholen tegen dc deur
van den gourbi. Daarop werd het doo..
stil.
Opeens bonsde eene zware massa le
gen op den muur, waar mijn hoofd tegen
rustte. Toen was het een helsch lawaai
van verschrikte dieren, een mengeling
van geluiden, een getrappel en gestamp,
dat slechts door een kort gebrul even
overstemd werd.
Wij sprongen op en grepen naar on
ze geweren. De Arabier was eveneens
opgestaan en ging met ons naar buiten,
en in de ongelooflijke verwarring van
dieren en menschen zochten wij met
moeite éen uitweg. Een gevoel van drift
maakte zich van mij meester, ik had
hoegenaamd geen vrees meer en zocht
naar de leeuwin te midden van de door
elkaar krioelende dieren, die zich wond
den aan de doornen der cactushaag en
die in hun wild door elkander rennen
in het flauwe maanlicht nauwelijks her
kenbaar waren.
De vrouw van den Arabier kwam ons
eindelijk waarschuwen en zeggen, wat
er gebeurd was. Zij vertelde, dat de
leeuwin met een half dozijn schapen in
den kuil was gevallen, dien de Arabier
ter diepte van zeven meter achter de
heg had gegraven.
De eigenaar van den gourbi trad op
mij toe.
„Kom en wreek je nu," zei hij.
Ik had er niet veel trek in, en et
oppasser van den luitenant der spahi
gaf de leeuwin het genadeschot.
(Hg2-)
BINNENLAND
Hofbericht.
Hare Majesteiten ontvingen heden
te Soestdyk den Saltan van Siak in
audiëntie.
De inhuldiging van H. M. de Ko
ningin in de Nieuwe Kerk te Amster
dam zal worden opgeluisterd door
vrouwenkoor, onder leiding van Men
gelberg.
De Pedir-expeditie.
De correspondent te Batavia der
N. R. Ct. seinde onder dagteekening
van Donderdag:
„Het veertiende bataljon gaat naar
Padang Tidji. Twee bataljuus gaan
naar Koeaia Gigieng. Het aanleggen
van een weg naar Padang Tidji wordt
met kracht doorgezet. Zaterdag zal
een groote tocht naar Endjoeng on
dernomen worden."
Padang Tidji ligt by en ten oosten
van de waterscheiding tussciien Groot-
Atjeh en het Pedirsche. Er kan dus
verwacht worden, dat er spoedig een
goede communicatieweg tnsschen Seli-
moen en Segli zal zijn tot stand ge
bracht.
Koeaia Gigieng ligt op 6 kilometer
ten oosten van Segli en de Eudjoeng-
rivier beeft baar koeaia weder 8 ki
lometer oostelijker.
Het staatje Endjoeng bohoort tot
de federatie van Pedir. Ten oosten
wordt het begrensd door een heuvel
rug, die tot aan zee voortloopt. De
30 kilometers diepe zoogenaamde Pe
dirsche vlakte eindigt daar, want
meer oostelyk in Panteh-Radja is de
vlakke kuststrook slechts een paar
kilometers breed.
De buitenlandsehe pers en de
Inhuldigingsfeest en.
Thans kan worden medegedeeld,
dat de vertegenwoordiging van de
voornaamste Eurojjeesche dagbladen
by de Sepiembor-feesten reeds ver
zekerd is.
Binnen eenige dagen zal het defini
tief programma namens het buiten-
landsch comité worden openbaar ge
maakt.
Wat tot nu toe gepubliceerd werd
was onvolledig en slechts een schema
dan V' vroeg ik een beetje stekelig, ange-
zien hij nooit iets uitvoert voor de kost.
„Ik ben de vertegenwoordiger van het
renteniersvak,zei hij bedaard en daar
behoef je nu zoon gezicht niet bij te
zetten, want 't is tegenwoordig lang niet
gemakkelijk om je kapitaal goed en so
lide te beleggen. Maar oni op de com
missie terug te komenik vrees, dat
we het met ons negenen niet eens zul
len worden over de eischem, waaraan de
aanstaande havenmeester moet. voldoen.
Ik bijvoorbeeld vind het al heel knap
wanneer een havenmeester zijn admini
stratie met een behoorlijk leesbare hand
kan bijhoudeneen ander meent mis
schien, dat hij een goed figuur moet
maken in pyekker en met een zuidwes
ter opeen derde zal allicht van oor
deel zijn, dat hij in staat moet wezen
een fregat van een korvet of een
roeiboot van een sleepboot tc onderschei
den een vierde stelt denkelijk als eiseh,
dat hij moet kunne» zwemmen als een
bruinvisch kortom de gevoelens van
de leden der examencommissie over de
eischen, waaraan de nieuwe havenmees
ter moet voldoen, zullen wel hemels
breed verschillen, net als de opvatting
die de sollicitanten zelvcn van de be
trekking hebben.
„Ik zon in ieder geval den nieuwen
titularis voor niet langer dan één jaar
benoemen," zei ik,
„Waarom t'
„Omdat de queastie voor het heffen
van haven- en kaaigeld, die nu in on
derzoek is, wel eens tot algeheel ophef
fing daarvan kon leiden èn dan is er
ook geen havenmeester meer noodig."
aan de buitenlandsehe dagbladredac
ties toegezonden, ten einde deze in te
lichten omtrent hetgeen het Comité
hun kan aanbieden.
De faciliteiten, die de Haagscbe
sabcommissie gedurende het bezoek
der buitenlandsehe journalisten aan
de residentie wist te verkrijgen, geven
blyk van eene hoffelijkheid, die gelij
ken tred houdt met die te Amsterdam
en Rotterdam aan den dag gelegd.
Een paar zalen van de by uitstek
gunstig gelegen Teekenacademie zul
len voor journalistischen arbeid en
gezellige samenkomsten gelegenheid
geven en een afzonderlijke tribune
zal bij den intocht van H. M. ter be
schikking van de pers worden gesteld.
Door het bestuur der „Witte Socië
teit" zjjn gedurende de feestdagen de
80cieteitslokalen voor de in Den Haag
vertoevende journalisten van buiten
de stad opengesteld. Omtrent eene
officieele receptie van gemeentewege
zal eerst na het optreden van den
nieuwen burgemeester kunnen worden
beslist.
Door de firma Begeer te Utrecht
is aan het comité voor de ontvangst
van de buitenlandsehe pers bij de
inliuldigingsfeesten de toezegging ge
daan, dat een herinneringsmedaille,
uitsluitend voor dit doel door een be
kend Nederlandsch kunstenaar ont
worpen en in haar werkplaatsen ge
slagen, ter zijner beschikking zal
worden gesteld, ten einde uitgereikt
te worden aan de buitenlandsehe jour
nalisten, die bier verwacht worden
Reuter seint uit New-York
Het vêrtrek van de Obdamvan
de Holland-Amerika lyn, dat op mor
gen was bepaald, is afgelast. Naar
men verneemt, wil de Amerikaansche
regeering het schip huren of koopeu.
Historische optocht.
Op 31 Augustus zal te Edam een
historische optocht worden gehouden;
liet plan ontworpen door den archi
varis den beer W. J. Kernkamp, en
den directeur van het musenm, den
heer W. Jz. Tuyn, zal iu verschil
lende groepen een voorstelling geven
van Edam's historiegeschiedenis in
levende beelden derhalve. De groe
pen die op den voorgrond treien zyn
die van graaf Willem V, Willem I,
Prins Maurits, Willem IV, Willem
V eu Koning Willem II, ieder om
ringd van een staf van personen, die
mede Edam bezochten.
Onder deze is ook een schepen van
EdamMoens. Een zyner nazaten in
Engeland heeft dit vernomen, en zond
een belangrijke bijdrage.
Deze heer Moens is dezelfde, die
indertijd iu Italië door roovers werd
gevangen genomen, en tegen hoogon
losprijs vrijgelaten is.
Herstemming Prov. Staten.
Purmerend. Geldige stemmen 1925.
Gekozen J. Koopman (lib.) met 1221
en S. Appel (aftr. lib.,) met 896 stom
men. Verder bekwamen J. Wildschut
(lib.) 830 ei K. Kaaskooper (lib.) 674
stemmen.
Tegen ^den uitslag der verkiezing iu
district VII, Amsterdam, waar de heer
Sutorins gekozen is met eene meer
derheid van slechts 6 stemmen, is
protest aangeteekend met het oog op
sommige biljetten, omtrent wier waarde
de verschillende stembureelen niet
eenstemmig zyn.
Een hulde aan mr. De Meester.
Vrijdagmiddag vervoegden zich iu
het departement van Financiën, in de
kamer van den heer mr. Th. H. de
Meester, benoemd vice-president van
den Raad van Indië, afgetreden ad
ministrateur der generale thesaurie
aan genoemd ministerie, de ambtena
ren van die afdeeiin ten einde deu
vertrek kenden chef eeu bewys van
hulde aan te bieden, bestaande in een
album met bunne portretten iu kabi-
netformaat.
Namens hen werd tot den heer De
Meester liet woord gericht door den
hoofdcommies graaf Van Bogeudorp,
die het leedwezen zyner collega's be
tuigde over het heengaan van den
chef, die met strikte onpartijdigheid
,Als het daarom te doen is, kunnen
we den nieuwen havenmeester wel voor!
twee jaar benoemen," zei Wouter koel
tjes, want het voorstel is nu in handen
van een raadscommissie en die zal geen
haast hebben."
Zie je, dat vond ik nu weer niet aar
dig. Wat heb je er aan, om altijd zoo
scherp te wezen s Wees vriendelijk, aar
dig en goedig, tegen de menschen, dat is
mijn leusZoo was ik deze week op den
velddag van het Leger des Heils te
Velsen en kocht er aan de cantine een
broodje en een kop koffie. Een vriende
lijke zuster, dat wil zeggeu niet een zus
ter van mij, maar een van het leger,
vroeg of het smaakte. Wat zal ik nu,
zoo dacht ik, het goeie mensch verdriet
aandoen door te zeggen„zuster, 't is
wel wat oud en er 'kon wel wat meer
boter op wezen," neen, ik knikte maar
en zei met een vollen mond, dat het best
smaakte.
Als je in de wereld niet wat ovr je
kant laat gaan. dan is 't ten slotte geen
leven meer. Dat hebben de schuld
ei schors van Buddenborgook begrepen,
die vijf procc-nt van hunne vordering
hebben binnen gekregen en dus vijf en
negentig procent over hun kant hebben
moeten laten gaan. Anders hadden ze
denkelijk nog minder gehad of in 't ge
heel niets.
Zoo zal ook onze commissaris van
politie wel denken, nu hij geen bureau
ministre en kostbare overgordijnen krij
gen zal maar dan toch wel een flinke
stevige tafel waarop geschreven en een
stuk of wat flinke kastjes daarop, waar
in geborgen kan worden.
de belangen van het ambtenaarsper-
soneel behartigde, welke belangen in
zyne banden veilig waren.
Na hem sprak nog de heer Woifson.
Het album, den heer De Meester
aangeboden, is gebonden in donker
kalfsleder met licht fond van dezélfde
stol en versierd met een oud zilveren
schild en dito slot.
Op bet schild zyn de jaartallen
1892—1898 gesneden. Het album be
vat op de le bladzijde een opdracht
aan den aftredenden chef, in calligra-
fisch schrift vervaardigd door den heer
Hoevenaar, commies bij gemelde af-
deeling.
De heer De Me. ster dankte, zeer
bewogen, voor de hem aangeboden
herinnering én verzekerde hoe pijnlijk
't hem viel te moeten scheiden van
eene betrekking, die hy met zooveel
genoegen bekleed had, dank zy de
medewerking, welke hy van af zyn
optreden bij de ambtenaren had ge'
vonden.
Do beteekenis van celstraf.
De redactie van De Jonge Gids heeft
eene enquête ingesteld' omtrent de
wjjze, waarop dusgenaamde „politieke"
misdadigers in onze gevangenissen
behandeld worden. Zy richtte daarom
aan oen tal van personen, door haar
als politieke veroordeelden beschouwd,
eene circulaire ter begeleiding van eeu
lyst van zestien vragen omtrent de
wyze. waarop do hun opgelegde ge
vangenisstraf op hen was toegepast.
In die circulaire werd uitgegaan van
de gedachte, dat in ons land een af
schuwelijk gevangenissysteem bestaat
en dat de personen, die om een poli
tiek misdrijf gemarteld worden, eent
erbarmelijke behandeling in de gevan
genis ondergaan. In de Mei- en Juni-
afleveringen van het Tijdschrift publi
ceert de redactie een reeks van ant
woorden, niet alleen vau vroegere ge
vangenen maar ook enkele die de
redactie heeft ontvangen van door haar
als deskundigen beschouwde personen,
aan wie zy de vraag had voorgelegd,
welke hunne meening was over het
tegenwoordig celsysteem iu het alge
meen.
Ook aan prof. Bimons werd een
antwoord op die vraag verzocht. Hy
geeft dit in Hel Paleis v. Just, eu
bespreekt de resultaten der enquête
met een enkel woord, en knoopt daar
aan eenige beschouwingen over het
thans bij ons toegepaste gevangenis
stelsel vast.
Het volgende is aan het artikel van
den hoogleeraar ontleend:
„De uitslag der enquête was groo-
tendeels, zooals die kon worden ver
wacht en bracht wat de hoofdzaak
aangaat bekende omstandigheden aan
het licht. Ons gevangenisregime is
bekend en bekend is het tevens, dat
noch bjj zoogenaamde beginselenwet,
noch by den algemeen maatregel ter
uitvoering van die wet bijzondere
bepalingen zyn gegeven ten opzichte
vanj.de zoogenaamde politieke veroor
deelden, van hen wier misdrijf uit
politieke of sociale motieven voort
spruit. Alle voorschriften dus omtrent
voeding, liggiDg, kleeding, arbeid,
lectuur, bezoeken gelden ook voor
hen, indien ten hunnen aanzien eene
uitzondering in de practyk mocht
worden gemaakt, dan zou dit een
voudig kunnen steunen op een vrij
zinnige opvatting der genoemde be
palingen van de wet en van dealge-
meone of bijzondere reglementen. Het
is nu zeker niet bevreemdend, dat
do nauwgezette toepassing dier alge-
nieene voorschriften ten hunnen aan
zien op de persouen. aan wie de
vragen bier gericht werden, een zeer
ongunstigen indruk moest maken.
Zonder eeuigen twijfel draagt ods
stelsel van afzonderlijke opsluiting
een zeer ernstig karakter; het ver
blijf in de cel, de voeding en de wyze,
waarop zy toegediend wordt, het
dragen der gevangeniskieeding, de
dikwerf weinig opwekkende arbeid
on bovendien het besef dat men niet
anders is dan een nummer, onderwor
pen aan het weinig vrijheid van be
weging latend gevangenisregime dit
alles te zamen stempelt de gevange
nisstraf tot een zeer sterk aangrijpend
leed. En voor hen, wier misdrijf een
politiek karakter draagt, is dat leed
dubbel grievend. De meeste gevange-
En wat gordijnen betreft, blauw Lan
caster is ook lieel mooi en geeft een in
druk van ernst en waardigheid, die in
hét bureau van een politiecommissaris
lf£hg niet onbeduidend mag heeten.
Verbeeld je, dat de commissaris roode
overgordijnen had met koperen embras-
seswat zou dat niet een vroolijken in
druk maken. Een boef die tot bekente
nis moest worden gebracht, zou dooi
zulke wereldsche fraaiigheid onmogelijk
in de daarvoor vereischte ernstige stem
ming kunnen komen. Wil men op zulke
personen een diepen indruk maken, dan
kan het schilderen van doodshoofden
en gekruiste doodsbeenderen op de
blauwe Lancaster gordijnen geen kwaad.
Vóóral bij avond zal dat een groot ef
fect geven. Bij voorbeeld wanneer de
moordenaars van den Raamsingel eens
gevonden worden
Maar vooreerst zal dat wel niet ge
beuren.
Ik ben intusschen benieuwd naar de
rekeuing van het ameublement. Voor
den heer Schürmann, als zuinige huis-,
tuin- of gemeentevader, is het- te hopen,
dat het totaalcijfer laag zal wezen. We
leven in een goeien tijd, zou men zoo
zeggen. Er wordt gelet op inkrimping
van de uitgaven en op vergrooting van
de inkomsten, wat blijkt uit de inschrij
ving naar de staanplaatsen op de ker
mis. Hoe die zijn weten we nog niet,
maar wel, dat ze een heel eind gestegen
zijn vergeleken bij vroeger.
De opbrengst zal een duizend gulden
of drie vier boven het vroegere cijfer
worden.
Nu doet zich evenwel een eigeoaar-
nen gevoelen, de eeu meer de ander
minder, maar toch alien iu zekere
mate, dat zy de hun opgelegde straf
verdienen en erkennen het goed recht
der ban toegediende bestraffing; zy
gevoelen zich schuldig en beschouwen
dus huu verblyf in de gevangenis als
eene rechtmatige vergelding.
„Geheel anders gesteld is het met
hen, die als aanhangers van het socia
lisme zién laten verleiden tot een
handeling, welke met onze maatschap
pelijke ordening in strijd wordt geacht
en daarom strafbaar is gesteld.Zij be
schouwen de hun opgelegde straf als
een onrecht, want zy meenden een
goede daad te hebben verricht;, toen zy
de als strafbaar geoordeeld handeling
pleegden; zij zien in hunne opsluiting
een daad van tegenweer door eene
maatschappij, wier samenstelling zy
afkeuren, wier goed recht zy betwis
ten, tegen welker inlichting hunne
wapenen gericht zyn. terwijl de hun
opgelegde straf juist ter haudhaviDg
dier inrichting strekt. Mokkend en
wrokkend betreden zy de gevangenis
de gevoelens, waarmee zy de straf
ondergaan, maken de werking dier
straf voor hen dubbel pijnlijk en be
nevelt hun blik by bet vellen van eeu
meer algemeen oordeel over de betee
kenis onzer celstraf. Daarom moeten
hunne waarnemingen met oenige om
zichtigheid worden behandeld en mag
vooral aan hunnen eindindruk, indien
het te doeu is om een oordeel over
ons gevangenisstelsel in het algemeen,
geen to groote beteekenis worden toe
gekend.
De hoogleeraar laat bij zyno be
schouwingen het gi ondbeginsel van
ons nog geldend strafrecht onaanj
roerd.
Dat de celstraf ten aanzien van
hen, die zich politieke gevangennoe-
men, een ernstig, diep treffend leed
is, mag, zegt de hoogleeraar verder,
geen reden tot afkenriDg van de cel
straf wezen. Maar bo vendien moet by
het vellen van een oordeel nog eene
andere overweging in aanmerking
komen.
„Aan elke straf, aan elke vrijheid
straf zyn groote bezwaren verbonden,
die niet licht mogen worden ge
teld, maar waarover moet worden]
heengestapt ter wille van bet te be
reiken doel. De straf is noodzakelijk
en van alle straffen, die de geschie-j
denis van het strafrecht, die de we
tenschap ons doet kennen, is althans
voor ons land de vrijheidstraf de
eenig mogelijke. Men kan hare toe
passing beperken door meerdere op
legging vau geldboeten, door toelating
der voorwaardelijke veroordceling, men
kan haar als middelpunt van ons straf
stelsel niet missen.
„Nu hebben ervaring en wetenschap
meer dan voldoende uitspraak gedaan
over de in de gemeenschap to onder
gane gevangenisstrafgeen stelsel
van classificatie kan de bezwaren on
dervangen aan dat systeem verbonden
eu zoo blijft, waarlijk niet als op zich
zelf zonder ernstige bezwaren, maar
als vergeleken, met andere stelsels
het minst verwerpelijke, het systeem
der afzonderlijke opsluiting het cenig
aanneembare."
De grootste, (ie meest beteekenende
grief, die tegen de celstraf wordt aan
gevoerd, is, dat zij lichamelijk en
geestelijk afstompt, tot. kienking der
geestvormogens voert, alle energie en
geestkracht doodt eu dus een ver
zwakt en verslapt individu aan de
maatschappij teruggeeft. Ook mr. v.
Gigcli verklaart, dat by gelegenheids-
misdadigers, die tot lange celstraf
veroordeeld zijn, na hun ontslag bijna
zonder uitzondering slechts als ge
knakte, voor liet. gebeele leven ver
nietigde menschen heeft teruggezien.
„Ik kan die meening biet onderschrij
ven. Zeker kan men het den heer
Domcla Nienweahuis toegeven, dat
zoo'n opsluiting geen goed doet en
dat vooral net gevoel van vrijheidsbe-
rooving nadeelig op het zenuwleven
werkt, dat iu dé gevangenis een ge-
voeligen knak krygt. Maar tnsschen
deze uitspraak en eene bewering als
die van mr. Yan Gigch, ligt nog een
afstand en juist de heer Domela Nieu-
wenhuis, de man van beschaving cn
ontwikkeling, op uien van alle poli
tieke veroordeelden de ondergane ge
vangenisstraf wel den strengsten in
druk moest maken en die, meen ik,
dige quaestie cp. Kan een kermisgast,
die aan de inschrijving heeft deelgeno
men en toch nog een plaats wil hebben
op de kennis die plaats krijgen? Zegt
men neen, want hij had zich maar moe
ten aanmelden bij de inschrijving, dan
verliest men uit het oog, dat kermisrei
zigers; over 't algemeen niet veel lezen
•n dat het hun niet zoo heel kwalijk
s te nemen, al? ze de advertentie» voor
de inschrijving niet liebbon gelezen. In
Duitschland bestaat er een courant voor
'kermisreizigers, die er vrij algemeen
gelezen schijnt te worden, maar liier in
Nederland bezitten we zoo'n orgaan niet.
Dit als wenk voor een ondernemende»
boekdrukker die in den zomer slap te wel
wat werk gebruiken kan,
Maar laat men de kermisreizigers die
niet ingeschreven hebben, wel toe op de
onbezette plaatsen, dan doet zich de
vraag op hoevee! staangeld moeten ze
dan betalen
Het is geekleinigheid, om daar
voor een tarief vast tc stellen. En lukt
dat niet, dan zal men dit jaar geen groo
te kermis zien. Een zoogenaamde para-
delent bijvoorbeeld is er in 't geheel niet
en het «aantal tenten en la-amen is bo
vendien niet groot.
Maar het volgende jaar. dan zal de
bom pas goed losbarsten, als alle kra
mers, die dit jaar de inschrijving verge
ten hebben, er aan zullen meedoen. We
worden nog rijk van die kermis, boe
ren burgers cn buitenluiwe worden
nog rijk
FIDELIO.