toe Scletnit Tyrol. De zon was in gouden glans onderge gaan achter de Tinuekloof. alleen nog de laatste gulden strepen waren aan den zachtrooden hemel zichtbaar. Daar stond in de deur der kloostermeierij op Saben eene trotsclie, rijzige vrouw, die in haar eenvoudig geplooid, maar elegant reis gewaad eerder op eene vorstin geleek. En eene vorstin was ze ook, zoo al niet door geboorte dan toch door den adel van het genie, die enkelen door het ge luk gezegenden reeds van de eerste kin derjaren af is geschonken. Lucie was schilderes, en hare land schappen droegen zulk een eigenaardigen stempel, dat ze onwillekeurig, den be schouwer wisten te boeien. Thans, nu ze op een studiereis was, had ze voor onbepaa'.dcn tijd hare tenten hier opge slagen En nu stond ze tegen den deur post geleund en staarde in den goudglans van den avondhemel en verzamelde stof voor haar eerstvolgend groot werk Naast haar op de bank voor het huis zat de knappe dochter van het huis, met sneeuwwit linnen op haren schootwaar aan ze naaide ook zij staarde met pein- zeuden blik de zon na, maar van de trotschheid, die bij de vreemde werd op gemerkt. viel bij haar niets te bespeuren. Zaclit klonken van Saben naar haar toe de avondklokken, en Ccnz boog het hoofd. Zoo vreedzaam als het landschap waarover het klokgeluid golfde, was haar hart. en zooals liet licht der ondergaande zon warm en schitterend uit de wolken straalde, zoo scheen ook in haar binnen ste een licht, zacht glanzend en leven wekkend. maar dat licht ging uit van een paar blauwgrijze oogen, die blikse men konden als de oogen van een ade laar en dan weer peinzend staren als die van een droomend roodborstje. Hij echter, wien deze oogen toebehoor den. was een groote sterke knaap, een beeldsnijder uit het Grödener dal, die altijd gaarne bereid was om het hout- snijmes te verruilen tegen den bergstok en op de hoogste Alpengletsscliers te klauteren, ten einde dan naar beneden te zien in liet dal, waar hij thuis behoor de en dat zoo klein aan zijne voeten lag, als kwam het uit eene doos met. kinder speelgoed. Want daar boven werd zijn borst ruimer, en hoe moeielijker en on- gebaander het pad was geweest., waar hij langs was gegaan, des te vroolijker werd hij te moede. Zoo kwam het dat hij dikwijls als gids naar het Heilige Kruis of Latzfond naar boven klom, of soms ook nog verder naai den Cassianstop. Dan gebeurde het ook wel. als de nacht hem overviel, dat hij in de Sabener meierij eene rustplaats en een nachtleger verlangde. Als Jürgen dan van zijne Alpentoeh- ten. vertelde, zat Cenz luisterend naast hem, en zij verbaasde zich over de af wisselende uitdrukking in do oogen van den jongen man, die altijd de gedachten van Jürgen weerspiegelden als een open geslagen boek. Zoo was liet reeds lange jaren geweest, van den. tijd af dat Cenz een klein meisje en Jürgen een half op geschoten jongen was. Toen ze grooter werden, had Cenz dikwijls naar hem uitgezien en Jürgen nam haar dan tot welkomstgroet een grooten ruiker Alpen- bloemen van de hoogste rotsen mee, en zijne oogen hadden dan altijd de zeld zame teedere, droomende uitdrukking, en de trotsclie adelaarsblik, die hem bo ven de bergen eigen was, bleef uitge- bluscht. Cenz echter gevoelde, zonder dat ze er over nadacht, dat hij iets miste, als hij beneden in het dal was, en zij deed daar om geen moeite om hem vast te houden, ofschoon het haar gemakkelijk zou zijn gevallen. Toch hing haar hart aan hem met elke vezel en ze wist met al zijne onuitge sproken wenschen en liefhebberijen re- HaaHemntep Halieïjes Een Zat er dagavond praal)e. CCCXXIV. Heel in 't geheim hebben de leden van den Raad dezer dagen met elkaar vergaderd Men weet niet. welke voor zorgsmaatregelen al niet genomen waren om te zorgen, dat het publiek en vooral die mensehén van de pers er toch niets van te weten zouden komen. Maar toen ik eerst den heer Leupen met den hoo- gen zijden zag voorbijgaan en toen den heer Nieuwenhuyzen Kruseman endaar- na den lieer de Breuk, aljemaal onder hooge drukking. toen begreep ik dat er wat gewichtigs aan de hand moest wezen en tippelde hen na. tot. dat ik hen een voor een had zien binnengaan, in een van onze groote cafe's. Ik ze na, dat spreekt van zelf. In de gang stond een kellner, zwartgerokt en witgedast, pas geschoren en met een paar oogen als Cerberus, de helhond zelf. ..Kellner". zeg ik, „wat is dat voor een vergadering van leden van den 'Raad „Leien van den raad, meneer?" zei hij zoo onnoozel alsof hij ingeval van nood geen gulden van eon dubbeltje kon on derscheiden. „ik begrijp niet wat u be doelt." „Zoo." zei ik, „hoelang ben je hier?" „Twaalf jaar." zei hij. „Wel zoo' En ken jij dan de steunpi laren niet van onze Haarlemsche maat schappij Meneer Sn eitjes, meneer Hu- gerdioltz, meneer van den Berg? En dio daar nu net de trap opgaat, ken je dien ook niet „Nooit meer gezien.' zei de vent met een strak gezicht. „Hoor eens." zei ik, „je overdrijft je rol. Die meneer, die daar het laatst de trap opging, was meneer Schürmann en dat je dien niet zoudt kennen dat is al te mal. Iedereen kent hem. Maar ik wil je kening te houden, maar nooit verried zij haar gevoel door woord of blik. En Jürgen Hij had zich nooit reken schap gegeven omtrent het gevoel, dat hem tot Cenz trok had zij naar ande ren gekeken, dan was het hem duidelijk geworden thans liep hij rond als iemand, die met open oogen droomt. Op zekeren avond nu. dat hij weer in de Sabener meierij zijn intrek had ge nomen had hij Lucie gezien, ze scheen hein schoon en heerlijk en hoog verheven als de rotstoppen van zijne geliefde bergen: met. een zijner adelaarsblikken had hij hare gestalte op genomen. en zonder zich te bezinnen had hij de Alpenbloemen, welke hij voor Cenz had geplukt, in Lucie's handen gelegd. Een eigenaardige glimlach was daar bij om den mond der vreemde gekomen wat was de boer voor haar, voor wie mannen hadden geknield om haar te huldigen, die een naam in de wereld hadden, door den adel der geboorte zoo wel als door de positie, die ze zichzelf had veroverd. Ze had den ruiker wel met een vriendelijk knikje aangenomen, maar dien toen weer onverschillig ter zijde gelegd. Sedert was Jürgen dikwijls boven ge weest- op de Sabener hoeve, maar bloe men had hij van dc bergen niet meer mee naar benoden gebracht. Lucie daar entegen was met hem op de dichtsbij gelegen Hoogalpcn gestegenzij vond liet voor afwisseling wel eens aardig om door iemand bemind te worden, die be neden haar stand was. Een prins had ze reeds onder hare aanbidders gehad, een boer nog nooit, dat was haar vreemd en daarom stookte zij het vuurtje aan. Ook heden verwachtte zij den jongen man. want liet uur. waarop hij zou ko men, wa.s reeds eenige minuten voorbij. Lucie liaatte echter niets meer dan te moeten wachtten. Daarom trok ze haar voorhoofd in tamelijk ongenadige rim- •ure.\u[je peds}OJ nu ua&mp uocp 'spd ,.Jo laat lang op je wachten'" zei ze verwijtend en hare stem klonk scherp. Hij boog het hoofd, als een schooljon gen, die bestraft is. „En toch heb ik bijna den gansclien weg dravende afgelegdzei hij be schroomd. „Dan hadt je vroeger op weg moeten gaan, maar me dunkt, dat je aan alles hebt. gedacht, maar niet daaraan, dat je beloofd hadt te komen Hij was dichter op haar toegetreden, en ook op zijn gelaat was te lezen, hoe zeer hij er onder leed, dat hij dus werd behandeld, zonder daartegen te kunnen of te willen opkomen. ,,JT moest zoo niet spreken, juffrouw u moest me niet. zoo verachten, omdat, u hooger staat dan ik. omdat u in eene andere wereld leeft dan de arme boer Zo draaide zich op hare. hielen om. „Waarom blijft je altijd in je onderge schikte positie? Waarom span je alle lcrachtcn niet in voor eene daad, waar door je hooger klimt?" Krampachtig tastten zijne vingers naar den breeden gordel, dien hij volgens het gebruik zijner landgenooten om de zijde droeg als wilde hij steun zoeken bij die stevige stof „Wat kan ik doen, dat mij met u ge lijk stelt?" Toen lachte ze, en het klonk hard en veelbelovend tegelijk, toen ze zich geheel naar hem toedraaide. „Wie verlangend naar de hoogte opziet., moet er ook naar streven haar te bereiken liet gaat met de hoogten in de maatschappij evenals met die der bergen. Volbreng iets, dat je naam beroemd maakt, en ik zal de eerste zijn die je weg effent, naar het doel, dat je voor den geest zweeft." „Wat kan ik echter doen?" vroeg hij kleinmoedig, „ik heb niets geleerd!" Toen koerde zij zich ongeduldig om. ..Moet dan alles geleerd worden? Kan men dan niets leeren uit eigen la-acht? Jo bent een handig bergbeklimmerbe klim nu eens dc Sabener rots aan dien eens wat anders laten zien. Kijk hier," ia meteen haalde ik een rijksdaalder mt den zak, „ken jij Koning Willem den Derde?" „Wat goed," zei hij. „maar ik heb gewoonlijk niet veel portretten van den Koning in mijn bezit." „En ken jo Koningin Wilhelmina ook? vroeg ik en liet hem een muntbiljetje kijken. „Dat zou ik denken, maar op dat pa pier zie ik maar zelden de portretten van de Koningin," „Ik zie dat je dat aan je hart gaat en dat pleit voor je Oranjeliefde. Luister eens, in dezen tijd wordt er meer en meer voor geijverd, dat ieder een portret van de leden der Koninklijke familie in huis heeft. Dit portret van den Koning zal ik je geven, wanneer je me vertelt wat voor vergadering het is en dat van de Koningin krijg je, wanneer ik gelegenheid heb om te hooren wat er in de vergadering verhandeld wordt." ,,'t Zou bijna landverraad en afvallig heid wezen wanneer ik nog langer wei gerde," zei de kellner. Ik wil u dan ver tellen, dat op de vergadering al de leden van don Baad zijn uitgenoodigd en op een paar na ook gekomen zijn .De burge meester is er niet bij en de secretaris ook niet. Maar waarover gesproken zal worden, weet ik niet." Een oogenblik daarna gingen we sa men zachtjes dc trap op. die de leden van den Raad ook beklommen hadden en slopen een deur voorbij. „Hier wordt do vergadering gehouden." fluisterde de kellner. ~sat u nu hier in deze kast dan kunt u alles hooren en door een reet van de deur ook zien. Houdt u van uien vroeg hij daar op een smalle deur openende en de vraag was niet overbodig, want er kwam een uiengeur uit. dat ik opeens een tranen stroom vergoot. Nu heb ik, van kinds been af altijd een innigen afkeer van uien gehad, maar het hielp niet en man moedig stapte ik do k.ost. in, die vol gens zeggen van den kellner, een pas kant, waai- weliswaar reeds velen naar beneden zijn gestort maar nog niemand naai- boven gekomen is. Volbreng je het geen nog niemand deed, dan sta je met andere aanspraken tegenover de ïnen- schen want iedere groote daad be hoort beloond te worden.' Jürgen had gedurende den tijd, dat ze sprak, in lievigen tweestrijd met zick- zelven gestaan. Haar wensch was krank zinnig. hij zei het tot zich zeiven. hoe zij de zaak ook bekeekmaar zij wilde het. Toen Lucie het laatste woord met een eigenaardigen nadruk sprak, grepen zijne vingers nog vaster om den lederen gor del „En mijn loon?" Zij echter lachte„wil je dat nu al weten? Dwaas, ik meende, dat het loon der overwinning onverwacht moest ko men als een KerstgeschenkEn ze gaf hem weer een genadig knikjedaarop stak ze hem de hand toe. „Welnu, zul je het wagen met zulk een vooruitzicht Toen aarzelde hij niet meer, maar sloeg krachtig met zijn hand in de hare „Ik doe het." Naast hem klonk een kreet, terwijl Lucie in huis ging. „Jurgen met wijd geopende oogen was Cenz op hem toe gevlogen „Jürgen, neem het terug, dat vj-eeselijke woordHet is immers niet mogelijk aan den gladden dalkant naar boven te klimmen, je zult tusschen de rotsen verpletterd worden, trotseer den hemel niet!" Hij drukte de handen voor de oogen, alsof hij daardoor de waarschuwing kon afwijzen „ik kan niet anders, ik heb het beloofd." Toen wrong ze de handenO, Jürgen, Jürgenen toen ze den woesten maar vastberaden blik in zijne oog zag. vroeg ze„wanneer wil je liet doen Hij vatte haren schouder, als wilde hij daarop steunen„Morgen voor de zon haar hoogste punt heeft bereikt, moet. ik op Saben zijn. Langzaam richtte hij zich op liefkozend met den ouden lieven blik in de oogen, streek hij haar over het haar: „bid voor mij, als Toen ging hij naar het dal. Den volgenden morgen, toen de zon pas was opgegaan, klopte Cenz aan Lu cie's deur. Maar ze kreeg geen antwoord. „Dan zal ik alleen gaan," dacht ze, ..liet is ook beter zoo-" Wat liaar anders 't naast aan 't hart lag, de huishouding, ze dacht er thans met aan ze dacht alleen aan Jürgen. Dat was dan ook alles, waaraan ze nog vermocht te denken. De zon wierp hare heldere stralen over het dal, toen Jürgen zijn gevaarlijken tocht, begon, terwijl Cenz boven op het- platvorm bij de lage borstwering, waar eens zuster Althéa in de diepte was gesprongen, op de knieëen lag .Ze hoopte niet meer, ze kon haast niet meer bidden hare gedachten en hare oogen hingen nog slechts aan hem, die daar beneden in de rollende gesteen ten naar boven begon te klimmen, lang zaam, zoo langzaam, dat ook de stout moedigste den moed zou verliezen. Soms vatte hij een alleenstaand bos gras of een armzalige struik, die midden in 't ge steente wortel had geschoten, maar liet gras werd uit den bodem getrokken en de zwakke struik hield onder zijn ge wicht geen stand. Zoo moest hij telkens weer andere steunpunten zoeken. Maar schrede voor schrede vorderde hij toch. Wel bloedde hij reeds lüt verscheidene wonden aan de handen en de naakte knieën, en de zon scheen onverdragelijk fel op hem neer maar waar terugkeeren een zekeren dood beteekent is er alleen voorwaartsstreven mogelijkook Jür gen verloor elk gevoel, ook dat van lichamelijke pijn en van een verzengen den zonnegloed door het gevaar, door de drift, die den verdrinkende nog eenmaal aan de oppervlakte van het water brengt de zucht naar levensbehoud. Voor Cenz slopen ondertusschen de uren ontzettend traag voorbijze zag hem, wien haar gansche hart behoorde, boven den afgrond hangen, terwijl de steenbrolvken hem onder de handen en ontruimde provisiekast was. Hij nam het portret van de Koningin in ontvangst en ging heen. Ik tuurde door een reet van de deur naar binnen en kon vrijwel de geheelo kamer over zien. De Raadsleden zaten aan een groe ne tafel, de heer Macaré gaf een harden slag met den hamer en stond op. „Collega's, raadsbroederszoo zeide hij. „het doel van deze bijeenkomst is u allen min of meer bekend. Het is om liet kort te zeggen, zooals wij dat in den Raad gewoon zijn. niet. waar. het is be vordering van de onderlinge gezelligheid. Gewoonlijk ontmoeten wij elkaar in bij eenkomsten, die ongetwijfeld bijzonder nuttig, maar daarom juist niet altijd heel amusant zijn. Dit moet en zal anders worden. Vermen wij niet de een en der tig uitverkorenen in deze gemeente Is het dan billijk, dat we elkaar alleen zien en spreken, wanneer er droge? debatten worden gehouden en droge zaken moeten besproken worden? Medeuitverkorenen dat moet niet zijn, de boog kan niet altijd gespannen blij ven. Ver van alle groene tafels, dorre notulenboeken en reglementen van orde stel ik u voor eene vereeniging in 't leven te roepen, die den naam zal dragen van Vereeniging tot bevordering van het ge noegen onder de leden van Haarlem's gemeenteraad." „Wou u er een debatingclub van ma ken vroeg de heer Nieuwenhuijzen Kruseman. „Asjeblieft niet!" riepen de heeren Sabelis en van Thiel uit een mondde heer Schürmann zei„debatteeren doen we in den Raad al meer dan te veel" en de heer De Kan ter bromde voor zich heen„een debatingclub't Zou wat dat is alleen pleizierig voor rechtsgeleer de heeren. Met alle respect voor een an der gevoelen." „Het mijne bijvoorbeeld," zei de heer Macaré. „Geen betermiddel tot scher- jvnr van 't vernuft, dan deb ateeren Uk voor mij leef er voor en er in wanneer ik niet in de Tweede Kamer debatteer, voeten wegrolden en elk volgend oogen blik weer nieuw levensgevaar bracht. Het angstzweet kwam haar op het voor hoofd, de oogen wilden hunnen dienst weigeren, en nog steeds wilde het vreese- iijk lijden geen eind nemen. Maar zooals het aardsche voorbij gaat, ging ook langzamerhand de voormiddag vcorbij, en toen de middagsklokken van Klausen luidden en die van Saben ant woordden, had Jürgen den laatsten top op eene manshoogte na beklommen. Hij greep reeds naar het bovenste steunpunt toen het juist op deze plaats door den regen ondermijnde gesteente losliet en met een donderend geraas in de diepte stortte -- maar op hetzelfde oogenblik werd van boven ecu arm over den af grond uitgestrekt en een sterke meisjes hand trok den jongeling, die zijn steun had verloren, met inspanning van alle krachten omhoog. Nu lag Jurgen eenige minuten volko men uitgeput in de armen der vrouw, die hem had gered voor eene andere, welke hem en zijn offer niet waardig was, en die hem had gejaagd in nood en angst en doodsgevaar. Dat alles kwam hem met verrassende duidelijkheid voor den geest. „Cenz.' riep hij. en zijne oogen blon ken weer zoo goedig en zacht, als altijd, wanneer hij naar haar keek, „Cenz, me dunkts jo hebt me vandaag zoo trouw gesteund, dat er tusschen ons van schei den geen sprake meer is!" Toen sprongen haar de lieete tranen uit de oogenwat de pijnlijke angst niet had vermogen te doem dat deed een enkele liefdevolle blik van hem toch weerde ze hem vriendelijk af, en terwijl ze den arm om hem heen legde om hem te steunen, zei ze. door hare tranen lachend „Ga nu mee naar beneden dat ik je gewonde handen verbinden kan Toen zo beneden aankwamen, wilde Lucic den jongen man met loftuitingen overladen. Maar Jurgen stuitte haren woordenvloed. „Laat me eerst uitrusten, me dunkt, ik heb dat verdiend." En toen hij des avonds met. verbonden handen naast Cenz op de bank voor het huis zat en zag hoe de ondergaande zon langzaam achter de bergen verdween, sprak hij. glimlachend tot de vreemde, die nog voor kort. zijne gedachten geheel vervulde „ik heb leeren inzien, dat het dwaasheid is de hoogten te willen berei ken." Lucie keek hem aan, maar begreep hem niet. „Maar je hebt. toch je doel bereikt1" Toen knikte hij glimlachend: „Ja, omdat een reddende hand mij voor 't vallen, heeft bewaard, ze kon mij eens een tweeden keer ontbreken, ik heb aan den eenen keer genoeg En hij sloeg zijn arm om Cenz en kus te haar op de roodej lippen. Den volgenden dag was Lucic vertrok ken. Jurgen echter bracht weldra Cenz als boerin op zijne hoeve, en beiden zijn een gelukkig paar geworden en zien met bijna heiligen schroom naar het gesteen te der Sabener rots, dat ze eens samen heeft gebracht. Jürgen heeft liet. berg- klimmen er aan gegeven het verlangen naar de hoogten is bij hem voorgoed uitgedoofd, sedert hij in zijn huis bezit, wat. hij van harte liefheeft en dat zijne gansche naar geluk dorstende ziel ver vult. 8 B N I- a N O Atjeh. De correspondent te Batavia van het „Hbld." seinde Vrijdag: „Op het bericht dat er viianden zouden zijn gezien by Groene-Groeng 3 b y Toeugkoeb. is daarheen nit- gerukt. Eene colonne, die op den 18o vertrok, vond do kampongs verlaten, do v\jand vuurde op grooten afstand. Een andere colonne marcheerde over Garoet en den Glé Gapoei naar Ke- mala en Tjot Broerong om Omar te //.eken dan doo ik het in de Rechtbankals er cok daar niet gedebatteerd behoeft te worden, dan doe ik het in den Raad. Maar op 't oogenblik is het daarvoor de tijd toch niet. Ik wou aan de vergade ring voorstellen om gezamenlijk op reis te gaan." Deze woorden werden door algemeen zwijgen gevolgd. Blijkbaar hadden de Raadsleden hierop niet gerekend. Wat mij betreft, ik was er ook niet op voor zien geweest en evenmin op de verschij ning van een grooten bromvlieg, die bij het leegmaken van de provisiekast on beheerd was achtergelaten en zich daar over nu scheen te willen wreken door op de meest onhebbelijke manier om mijn hoofd te gonzen." Daarbij was do atmosfeer in de kast niet vrij van pepennoleculen die mij in groot niesgevaar brachten. „Wou u gemeenteraadsvergaderingen in andere plaatsen bezoeken vroeg de heer Beijnes, maar een algemeen „O. neen. dank je weltoonde aan. dat de vrager met dit denkbeeld geen instem ming verwierf. Niettemin ging hij voort „mijnheer de voorzitter, ik ben, waar we ook heengaan, voor het denkbeeld. De Raad verdient wel eens wat ontspan ning. Hij heeft, veel belangrijks afgedaan en evenveel tot nader uitgesteld 't is een zwaar werk, mijnheer de voorzitter. En aangezien ik meestal de eerste beu die op de presentielijst teeken, beloof ik ook do eerste aan 't station te zullen we zen, wanneer we gezamenlijk uitgaan „Jo woont er vlak bij." zei de heer Loomeijer, ..dat is een klein kunstje." „Ik wil wel mee," zei de heer Krol, maar 't moet een aardig reisje wezen, niet zoo'n versleten tochtje, den Rijn langs bijvoorbeeld of naar Zwitserland. Ik ben aan de Noordkaap geweest, ik he-b Amerika gezien en Egypte: als de reis niet heel ver weg is, ga. ik niet mee." „Ik hou niet erg van reizen," zei de heer De Kanter. „Waarvoor gaat een mensch op reis Voor ontspanning, niet Het gerucht loopt dat de preten dent-sultan niet de hoofden confe reert." Het blad teekent er by aan De actie, waarvan dit beriebt mel ding maakt, moet zeker worden op gevat als een van die patrouilleerin- gen, die nog lang noodig zullen blij ven en die indertijd reeds generaal Van der Heyden onvermijdelijk aclitte toi geleidelijke pacificatie van een ge bied waar het ernstige verzet gebro ken is. Aan wezenlijken tegenstand moet, blijkens het vuren op grooten afstand door den vijand, niet worden gedacht. Bjj afzending van dit telegram schijnt de colonne, die naar Kemala enz. was gezonden, nog niet te zijn teruggekomen. Er staat althans Diet bij of men iets van Oemar had gemerkt. De correspondent te Batavia, der „N. R. Ct." seinde denzelt'den dag: „Drie compagniën van het 3e batal jon zijn Maandag op een tocht door het bi oorden van Sama lndra door den vijand achtervolgd. Wjj leden geen verliezen Luitenant-kolonel Wil- lems is daarop Woensdag met eau grooter troepenmacht over Garot en Kong Kung langs Ie rivier naar Keu- mala Raja en Tjot Moeroeng getrok ken. De pretendent-sultan, Oemar en de hoofden zijn hier ontboden om re kenschap te geven van den hernieaw- deu tegenstand." Ter aanvulling van de lijst van ouderscheidingen in het Legioen van Eer, wordt nog medegedeeld dat het grootkruis der orde ook verleend is aan mr. W. H. de Beaufort, minister van buitenlandsche zakenhet ridder kruis aan den heer S. J. A. Morel, commies by dat departement. Een der zusters van H. M. de IConingiu-Regeutes, de vorstin van Bentbeim Steinfurt, vertoefde Vrijdag streng incognito te Amsterdam eu bracht met haar kinderen en gevolg o.a. een bezoek aan Artis, waar zy het déjeuner gebruikte. Het bericht in het Handelsblad, dat Zola Donderdagavond te 11 uur te Amsterdam was aangekomen, is gebleken onjuist te zijn. Men schrijft dienaangaande uit Amsterdam Donderdagnacht zijn de vervolgers van Einile Zola voor de t weede maal bedrogen uitgekomen. Het was na eou Fransch handelsreiziger met zwart haar en zwarten baard, vermoeid van de reis en daardoor iets vooroverge bogen loopend, die in de verbeelding van treinbeambten had post gevat als Etnile Zola m eigen persoon. Pseudo- Zola droeg een bril, en tegen een niet aanstonds verklaarbaar gemak in het sprekou der Nederlandsche taal, ge bleken by het koopen van een mand je kersen toRoseudaal, kon opwegen, dat op des vreemdelinge koffer een etiket „Luzern" was gezien. Pseudo-Zola was in het Hotel Pays- Bas afgestapt, eu had zich aanstonds te bed begeven, met bevel hem niet voor elf uur 's morgens te wekken, niet vermoedende dat men zich bene den in de portiersloge nog eenige uren met zyn persoon bezig hield, eD wel goud wilde geven om even het slot van zyn slaapkamer te mogen for- ceereu. Tegen elf uur des morgens ontpopte do belangwekkende gast zich als een oude klant van P<jys-Bas, die gere geld Amsterdam bezoekt voor zijne zaken, en ook wel iu Zwitserland reist. Zyn haar was te kort, zijn baard te lang en zyn voorhoofd te glad om ook den lichtgeloovigste nog maar een oogenblik te kunnen doen twijfelen aan de zekerheid der teleur stelling. waar? Maar er is niets zoo vermoeiend als reizen, of je dat doet in een spoor trein, op een ezel of op een kameel. Neen, wanneer de heeren eens uit de soesah willen, rustig en kalm herstellen van de vermoeienissen van het jaar, dan zeg ik, natuurlijk met alle respect voor ecu ander gevoelen „laat je vier weken in het St. Elizabeths-gasthuis verplegen. Die zorg. die je daar ondervindt, die toewijding Bonsviel de hamer van den heer Macaré op tafel, juist bijtijds, want ik kon het van die peperdampen niet meer uithouden en niesde, dat het een aard had. „Het gasthuis is op 't oogenblik niet aan de orde," zei de voorzitter, „de meeste heeren zullen in den zomer den kelijk liever een vroolijker onderkomen zoeken. Meneer Schürmann heeft het woord." ..Ik stel voor Parijs," zei de lieer Schür mann „Mijn broer Joseph, de impre sario, heeft in den omtrek van de stad een villa. Wanneer ik liet hem schrijf, noodigt hij ons zeker uit." „Misschien is er dan nog wat to ver dienen met ons te laten kijken," zei de heer Sneltjes. Een Nederlandsche ge meenteraad, „dat is iets buitengewoons net zoo goed een product van 't land als de Nightcap van Hoppe, de Cacao van Droste of de kazen uit Edam." De heer Schürmann keek een beetje boos, maar de heer Leupen klopte hem op den schouder en zei„'t is goed be doeld. hoor. Ik zou een reisje naar Schot land voorstellen, in de eerste plaats om dat daar de havermout van daan komt een allergezondst artikel, dat kan ik den heeren verzekeren en in de twee de plaats, omdat- ik dan geen gevaar loop, weer voor prins Christiaan van Sleeswijk Holstein to worden aangezien, zooals het vorige jaar.' De heer Klein schudde het hoofd. „Ik zou prefereeren, Zwitserland eene visite te gaan maken," zei hij. „Mijn drukke occupaties tolereeren niet, mij lang te absenteeren." De stinkzwam. a In de jongste atievering van het \y den heer W. Versluys to Arasto 0 dam* verschijnende tijdschrift „D (i Levende Natuur," beschrijft een dt ti redacteuren, de heer E. Heiinans, ei zonderlinge vondst na een on wede b Wandelend eu botaoiseerend iu l,i Engelsche Werk, het mooie park 1 p Zwolle, werd hjj door een ouwedi r overvallen. Teraggekeerd, toeudebi b over was, naar eene reeds bezoch b plek, vond hjj aan den voet van et j boom iets dat op een gloeikousje g leek. 'tWas een paddestoel, die nai y hjj meende tjjdens het onweer wi o opgeschoten. j Prof. Oudemaus twijfelde aan juistheid dier meening; maar dat do t er voor 't oogenblik minder toe. willen den lezer slechts eene inleidio geven tot het verhaal, dat de bet j Heimans zelf van de gevolgen zyw ontdekking geeft ter waarschuwt ook al, ora, als men zoo'n „phalli y impudïcus," de zwam heet aldu t vindt, die maar rustig te laten wai i zjj is. f De heer H. dan schrjjfty Met mijn vondst voorzichtig iu i plantenbus geborgen, giDg ik blijmo dig myn familie weer opzoeken hadden nog op mij gewacht iu uitspanning bjj deu Spoolderberg, i we maakten geen baast met naar bu gaan, want het was een heerljji 1 avond geworden; het gezelschap wi nog met eenige kennissen aaugegroes 4 Ik lei de plantenbus in een hoe van de veranda eu ging aan tafi zitten. „Hé," zei myn vrouw een ooge blik later, „het was eerst zoo beerljj frisch na 't onweer, nu begint hi weer benauwd te worden." Ook anderen maakten dezelfde lopmerkin „Ik dacht dat hier de grachten uil geurden, maar de Willemsvaart stinl i nu precies als onze Nassau kade i Arasterdam." „Ja," zei de kastelei „wat een vreemde nare lucht 'tl 1 of er een dood beest in de sloot hi< naast ligt!" Hjj ging eens kjjkei maar er was niets te zien. We wandelden naar huis en deee voor, de ander na maakte opmerking over de rare lucht vau do vaart. Maa ook in huis bleek dezelfde vieze gen aanwezig te zyn. Ik begreep, dom genoeg, nog nie waar de stank vandaan kwam, maa ieder, die uit de frisscbo buitenluel de kamer in kwam, kneep de net dic .t en liep er weer uit. „Net ai toeu er bij ons thuis een dooie ra achter 't behang zat," zei er een va 't gezelschap. Deuren eu venstei werden wjjd opengezet, maar 't hiel niet veel. Ik maakte zonder erg d plantenbus open, orn myn merkwaai dige vondst eens te laten bewonderei en vertoonde de zwammaar daa had je 't gaande. „Er uit met dat ding I" „Gooi wogl „Meuschen wat ecu stankAlle knepen de neus dicht. Ik moest de kamer uit met my vondstal toonde ik aan, dat de plap nog frisch was, en al beweerde i ook, dat de stank geen werkelijk stank was, doch slechts eou wonder baarlijke nabootsing van de aasluciii waardoor de aaskevers, die dc spore moeten verspreiden, worden aange lokt.... het hielp niet. ik moest de kamer uit, als ik mij! plant wilde redden, wautmen tracht! naar mij al schertsend met een tan uit de hand te rukken. In buis houden mocht ik hem ooi niet ,en ik wist geen beteren raad da; het ding, dat. merkwaardig genoej zjjn stank niet noemenswaard aand handen of andere voor werpen mede deelde, naai- myn vriend Thijsse t zenden, die zoo iets ook nog nool gezien had, zooals ik wist. Ik nam boven -eu kistje met siga reü, deed die er uit. en pakte de phallus er in; de tabaksiuent zou de „Ik stel voor," zei de president, dl ieder op een briefje schrijft waar h: heen wil de meeste stemmen gelden. Een oogenblik," zei de heer Sneltjé toen de aanwezigen al aanstalten maai ten om hunne stembiljetten in te vulla „Als ik de zaak goed begrepen heb, d2 is de bedoeling om te gaan zonder vrou of kinderen „Natuurlijk," zei de heer Loomedja „Juist," vervolgde de heer Snelt» „Maar zou ik dan eens mogen vragen denken de heeren thuis toestemming t zullen krijgen?" Nieuwsgierig keek ik door de reet vi de kastdeur. Niemand zei iels, allen c ten muisstil. Op eons stond er een d dicht bij de deur zat, op en sloop wfi hem volgde een ander toen gin er nog een toen weer een en n« weer een op 't laatst bleven er ze over. „Wat denk jij er van, Loo?" woö de heer Kruseman den heer Loomeija „Precies wat jij er van denkt, KrUffi zei de heer Loomeijer. Toen lachten en gingen heen. Ik eing hen achterna, al niezende val de peper. Beneden in den gang stom de kellner, die toen hij me zag aanb men, met een zwaai die wel twaalf gm den vijftig waard was, de deur voor rt: opendeed." „Een oogenblik," zei ik, „vertel B eens, kellner, ben je getrouwd „Voor de derde maal," zei de kellna „Mag jij dan wel eens alleen uit' „Hoe kan 't zoo treffen," zei de keil ner. „Morgen juist ga ik den heelen dii alleen uit!" „Zoo. En waarheen dan „Naar de tentoonstelling voor vro# wenaxbeid in den Haag," zei de kellnef „Zoooo zei ik en wandelde" gepeins naar huis." FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6