Opoffering. Nooit had hij zich. zoo gelukkig ge voeld. Zijn hart bonsde van vreugde. Het was dus nu toch werkelijkheid ge worden. dat groote geluk, waarvan liij nauwelijks had durven droomen! Zij had „ja" gezegd, het lieve kind. toen zij haar klein, blank poezelig handje in zijn grove hand legde, die van aandoe ning beefde. Het is waar, hij had gaarne gezien, dat ze wat vroolijker wasgaarne had hij den glans dier groote blauwe oogen verhelderd gezien door een glimlach, en had gewenscht, dat die blik der oogen wat vrijmoediger den zijnen ontmoette, want nog steeds had zij de oogen neder- geslagen, en toen haai- moeder haar om helsde, toen was het hem zelfs voorge komen. dat zij beefde. Maar deksels, waar dacht hij nu aan Stond dat vrees achtig blozen jongen meisjes dan niet allerbekoorlijkst En, bovendien, men had haar niet gedwongen „ja" te zeg gen Had zij hem niet uit eigen bewe ging liet jawoord gegeven Zekerhet zou hem leed gedaan hebben, als zij „neen"' gezegd had. Maar dat had zij niet gedaanIn tegenwoordigheid harer moeder die hem had aangemoedigd, had hij zijn nieuwe pet tusschen de vingers frommelend haar gevraagd, of zij zijn vrouw wilde zijn. „Uw moeder'' zoo had hij tot Anna gezegd „heeft reeels haar toestemming gegeven. Van u hangt dus mijn heel geluk af." En zij had de oude vrouw aangezien en toen zacht- kens geantwoord ..Ja." maar zoo zacht, dat hij het nauwelijks verstaan had. Innig gelukkig had hij haar zijn plan nen voor de toekomst medegedeeldWat zouden zij met hun drieën gelukkig zijn Wat een lief huishoudentje zouden zij opzetten en hoe zou hij lustig arbeiden, als hem na de moeielijke dagtaak zijn vrouwtje wachten zou! En terwijl het zonnetje helder scheen, en de musschen vroolijk tjilpten in het groen gebladerte, herinnerde hij zich hun geschiedenis. Bijna een roman. Haar vader, een oud kameraad, en even als hij stoker bij een der spoorwegmaat schappijen in ons land was door een spoorwegongeluk doodelijk gewond ge worden. Vóór hij de oogen voor altijd sloot, had hij hem gevraagd te willen waken over de vrouw en het kind, die hij beiden onverzorgd achterliet. Het kind was toen een meisje met korte rok jes nog. en hij vermoedde weinig, dat het nog eens zijn vrouw zou worden. Hij had woord gehouden en was zijne te- lof te nagekomen, zonder daarin op eeni- ge wijze tc kort te schietenen niet al leen met raad maar ook met daad had hij de weduwe bijgestaan, als de ver diensten met liet naaiwerk tegenvielen. Het meisje werd grooter en wies op tot een bekoorlijke maagd. Toen werd in zijn hart een nieuw gevoel geboren, een gevoel tot nog toe onbekend. Hij bemin de Anne. Hij trachtte te vergeten, hij kon nieten hij werd zóó afgetrokken en stil, dat het de opmerkzaamheid trok der weduwe, die hem ten slotte zijn ge>- heim wist te ontrukken. Zij had liet reeds vermoed, lang geleden al. liet goe de mensuh, en zonder hem te laten uit spreken, had zij hem omhelsd en hem gezegd: Spreek met Anne, Frederik. Zij weet als ik, wat we u verplicht zijn. Twijfel niet aan haar. n. Vijf uur sloeg de stationsklok en Frederik, ontwakend uit zijn zoete slui mering, stond op. Vijf uurzeide hij verbaasd, ik ben vandaag niet te vroeg. Maar één keer is geen gewoonte' en terwijl hij het perron opliep, zijn kameraden vroo lijk groetend, voegde hij er, als in ge dachte, bij Wat zal Piet Meursant, mijn ma chinist, gek opkijken, als ik hem op mijn bruiloft vraag Bliksemsnel rolde de trein voort, ver dwijnend 111 de verte als een tooverliclit als een monster met vurige oogen door Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje cccxxvn. Het is mij aangenaam my weer aan de geachte lezeressen en lezers van deze courant te mogen voorstellen Jan Fidelio, u weet wel, de ondste zoon van Pa. Het is nu ongeveer een jaar geleden, dat ik voor den eersten en eeuigen keer de pen opnam om dit Zaterdagavoudpraaije te scbryven, omdat Pa toen op reis was en daar geen gelegenheid kon viuden. om zyu rubriek als naar gewoonte waar te nemen. Nu is de oude heer weer uit en heeft my vergeten mee te nemen, wat ik, tusschen haakjes gezegd, niet be hoorlijk vind van een liefhebbenden Pa. Ik heb wel gevraagd of ik mee mocht, maar daar kon mets van inko men. De oude heer hield zoo'n defti- geu speech, zooals hij dat kau de lezers weten daar alles van om te betoogen, dat jongens van veertien jaar nergens beter zijn dan thuis en hun neus nog niet in alle hoeken ou taten van de wereld moeten steken. !n toen ik zei, dat ik er toch goeie en nuttige indrukken kon op doen (denkende dat ik ZEd. daarmee zou vermurwen) kreeg ik ten antwoord, dat ik voorloopig mijn indrukke maar moest opdoen uit mijn aardrijks kundig leerboek en mijn atlas en dat ik dan misschien wel eens wat hooger cijfer voor geographie op mijn rapport zou krijgen, dan die eeuwige vieren. Ik vond dat geen nobel antwoord. Neen, zegt u nu zelf, is dat nu aardig om eeu armen jongen, die op school Altijd met cijfers en repetities om de dc invallende duisternis. Het voorlaat ste station was men reeds voorbijhet eindstation was nog ver af. Piet. en Fre derik kortten ach op de locomotief den tijd met allerlei gesprekken, terwijl zij ook over den weg en de seinen hunne blikken lieten gaan. Eensklaps legde Frederik zijn hand op den schouder van den machinist en vroeg Scheelt er vandaag iets aan Van het oogenblik, waarop wij het eerste sta tion hebben verlaten tot nu toe heb ik je de woorden uit de keel moeten halen. Dat ben ik niet van je gewoon! Men zou haast zeggen, dat je jongelingsdroo- men als met één slag zijn verdwenen Toen de andere dit niet zoo aanstonds toegaf, vervolgde hij. O ik weet wat ik zeg. Ik zie niet graag dat gemijmer. Het leven is zoo heerlijk'... Een onbeantwoorde lief de, misschien? Kom, dat zal wel weer terecht komen. Alles komt immers in orde als men wil; ik zal u er straks een voorbeeld van geven. Hij barstte in een hartelijk lachen uit-, terwijl hij zich de handen wreef, en reeds vooraf naging, welk een effect zijne woorden maken zouden, als hij zijn trouwplannen mededeeldenog nooit had hij hem van Anne gesproken- Maar plotseling hield hij op. De ander zag hem zoo treurig aan, dat het hem onwillekeurig trof, en zijn hand grijpend, vroeg hij Het is dus van ernstigen aard? Vergeef meMaar ik ben zoo gelukkig, dat het me onmogelijk schijnt, dat an deren bedrukt zijn, als ik lach .Het geluk maakt zelfzuchtig en ik durf je thans geen deelgenoot maken van mijn groote vreugd. Neen, Frederik, hernam Piet, ik neem het u niet kwalijk. Ge zijt een goede kerel, dien ik graag mag lijden. Ik herinner me nog goed de wenken, die ge mij gegeven hebt. toen ik pas in dienst kwam. Als iemand verdient ge lukkig te zijn, zijt gij hetOok ik, ging hij voort, was gelukkig, of ten minste ik geloofde dat ik het was. Maar met één slag is al mijn hoop vervlogen. Zij. die ik bemin kan niet de mijne worden Zoozeide Frederik. Ze is dus niet erg gemakkelijk te voldoen, de jonge dame Ook ik weet, wat gij waard zijt en ik begrijp dus waarlijk niet, waarom ze u heeft afgewezen! Zij bemint mij, antwoordde Piet een voudig, en juist daarom lijd ik nog meer. Frederik keek hem verrast aan. Dan, hernam hij, begrijp ik er nog veel minder van! Ziet je, ik heb niet veel school gegaan en heb van diei dingen niet veel verstand. Ik begrijp slechts één dingmen houdt van el kaar en trouwt Kom, ging hij voort, terwijl hij hem de hand drukte, ik ben ouder dan jij, veel ouder en ik ben je vriend ,dus vertel me eens alles Als je iets op je hart hebt, is niets beter dan dat je het uitstort; dat geeft altijd eenige verlichting. Toen haalde Piet uit zijn zak lang zaam een brief te voorschijn en hem hij het licht houdend, zeide hij Luister dat is haai* afscheid Hij las Piet, liet moet tusschen ons uit zijn. Ik heb u mijn hart gegeven, maai de erkentelijkheid, die ik een ander ver schuldigd ben, legt mij de verplichting op mijn woord terug te nemen. Toen mijn vader stierf, heeft een vriend ons geholpen, gered, mijn moeder en mij; wij zijn hem alles verschuldigd. Die vriend nu bemint mij. Gisteren heeft hij mijn hand gevraagd. En ik heb „ja," gezegd. Ik weet, dat gij er door lijden zult, want ik lijd zelve; maar al zou het mijn dood zijn, ik moet deze schuld dei- dankbaarheid afdoen, laat ons elkaar niet weerzien. En de onderteekening luidt Anne. niet waar riep Frederik uit, de hand krampachtig op de borst geklemd, met rollende oogen, als een waanzinnige het antwoord afwachtend, terwijl het hem toescheen, alsof de grond onder zijn voe ten wegzonk! Piet dood een stap achterwaarts. ooren wordt gegooid, nu ook iu de vacautie daar oog mee te plagen M\jn antwoord was dan ook zeer ge past ik hulde my uamelyk in een waardig stilzwijgen en heb van Pa een eenigszins koel afschsid genomen. Hot spijt m? te moeten verklaren, dat de oude heer dat niet eens heeft bemerkt. Toen ik het vorige jaar pa's werk had wairgenomen, beeft hjj me dat heel kwalijk genomen en is bijzonder boos geweest. Ik vind daarin even wel geen reden, om het nu niet weer te doen. Pa's boo.-heden duren geluk kig nooit heel lang en ik vind het de eer van de familie wel wat te na, dat er op een Zaterdagavond eeüs gééu Zaterdagavoudpraatje in de krant zou verschijnen. De menscben zouden denken dat we uitgepraat waren en dat zyu we nog by lange na niet. Derhalve heb ik Pa's boosheid maar weer getrotseerd en my in den stoel gezet, aan de schrijftafel, in de kamer, de pen genomen en in den inktpot gedoopt en daarmee op papier ge schreven alle welke voorwerpen aan Z.E1. toebehooreu. Natuurlijk wou ik u het eorst onder houden over de kermis. Ronduit ge zegd, aan mijn verwachtingen heeft ze volstrekt niet voldaan. Pa zegt wel, dat ze dezen keer aan staangeld heel wat meer heeft opgebracht dan verloden jaar, maar de lezer begrijpt, dat menscben van myn jaren daar koud onder biyven. Ik en myn vrin den en kennissen profiteeren daar geen cent van en wy vragen dus alleen, of het er plezierig en gezellig was, ja of neen. De kermis gaat er niet op vooruit. Zooals ze verleden jaar was, zoo was ze ook dit jaar en zooals ze dit jaar was, was ze ook twee jaar geleden. Wie zeide u dat? Maar hij had geen tijd om den zin te eindigen. Frederik had hem bij de keel gegrepen met ijzeren vuist. Gij liegt! riep hij uit, teken het terstond, dat ge liegt, of ik worg u als een dief De jonge man, zocht zich los te ma ken. Ge zijt gekbrulde hij. Neon, niet gek' ging Frederik voortneen, jammer genoeg nietHet meisje, dat ge bemint, is Anne hij, dien ze trouwt ben ik. Begrijpt ge nu dat ik u vermoorden wil, gij, die mij het hart hebt uitgerukt? Piet, die nog altijd veigeefsche po gingen deed, antwoordde niet, ook hij had reeds alles begrepen, en gevoelde zich reddeloos verloren. Tevergeefs beproefde hij los te komen. De ijzeren vuisten van Frederik hiel den hem als een paar bankschroeven omklemd. Zoo elkander vasthoudend worstelden zij in de kleine ruimte. Fre derik zocht de zware kolenschop te grij pen. Het was intusschen donker g^woi- den, zwarte wolken jaagden aan het uitspansel voorbij, wedijverend in snel heid met het voorthollend stoomros. Om hulp roepen. Piet kon er aiet aan denken. Wie zou iiem gehoord hebb-n Den liadle omgooien Daartoe had hij zich uit e'e arnica van Frederik los motten rukken. Eensklaps dacht hij aan iets vreese- lijks, terwijl zij beiden zoo onzinnig worstelden. Niet ver van de plaats, waar zij zich bevonden, was de weg opengebroken, en lücr moest de snelheid verminderd wor den. De rails, daar vernieuwd, waren nog niet zoover in orde, dat zij weer stand zouden hebben geboden, bij zulk een woeste vaart .Een vreeselijke ramp was onvermijdelijk. Frederik dol van woede, hoorde of zag niets; eensklaps rukte de jonge man zich los. Gooi den handle omriep hij, anders zijn we allen verloren! Des te beter! antwoordde Frede rik dan zijt gij er ook bij En de schop grijpend, hiof hij ze op, gereed om te slaan; Piet keek hein strak aan. Ga uw gang! zeide hij, maar ge zult slechts een laaghartige moordenaar zijn, want te gelijkertijd waagt gij het leven van hen, wier lot u is toever trouwd Moordenaar Bij dat woord was Frederik achteruit geweken. Zijn plicht stond hem eens klaps voor zijn oogenlangzaam liet hij de opgehewene hand zakken, en toen de jonge man was opgestaan en hij zelf weer op zijn post stond, zeide hij Beveel, ik gehoorzaam Het was hoog tijdJuist op de plaats waar liet noodsein stond kwam de trein tot staan. Zij waren gered. IV. Piet had zich een weinig hersteld, hij begreep thans volkomen het versclmk- kelijk lijden van dien bra-ven kerel, dien hij, zonder het te willen zoo had ge griefd eensklaps hoorde hij den stoker achter zich hevig snikken, en hem de liand reikend, zeide hij Frederik vergeef mij Frederik greep de hand, die de ander hem aanbood. U vergeven, riep hij uit, wanneer ik het juist ben, die daar straks! Ach ,ik ben een ellendelingGij kondt niet weten, dat ik dwaas genoeg ben, om een meisje van dien leeftijd lief te hebbenIk ben u eigenlijk dank baar, dat ge mij voor mij zeiven gered hebt. Daar Piet dit volstrekt niet met hem eens scheen, ging hij voort Ja-, ge hebt mij gered In een enkel oogenblik is mij de waar heid duidelijk geworden. Achik heb vreeselijk geleden, maar het is nu voor bij. Ik had naar mijn zwarte handen en mijn grijze haren moeten kijken. Niet als de blaren vallen bouwen de vogels him nest Anne bemint u, rij moet de Eigenlijk nog miader, want Van Lier was er niet eens, die met zyn onver gelijkelijk gezelschap artisten van meer dan den allereersten rang, zulke weergaloos schoonekermisstukken ten gehoore pleegt te brengen. De rest was, zooals ik zei, precies als verle den jaar net een drankje, dat je om 't jaar op hetzelfde recept laat klaarmaken. Jlteren ur" noemen de dokters dat, geloof ik. Er wordt op allerlei gebied zooveel uitgevonden, ijsmachines, electrische trams, nieuwe taarten, elk jaar andere manteis en parasols, dat er ook wel eens wat meer gelet zou kunnen worden op bet gebied van de kermis. Ik zal er Edison toch eens op attent maken, zoodra ik van Pa een twaalf en eeu hal ven cents postzegel los kan krijgen. Onder anderen waren er ook de photographietentjes. Ik had al lang gewenscht. mijn portret eens te laten maken, maar Pa wil dat nooit hebben en hy zegt maar; „jongens van veer tien jaar zyn geeu visch en geen vleeseli, de moeite niet waard om voor myn goeie guldens op een plaatje te zeiten. Wacht jij maar tot je geën gageerd bent, dan kun je op een prentje met je meisje!" Dat is nu juist zoo'n groote grief van me, dat ik altyd met anderen samen gefotografeerd moet worden. Zoo worden er by ons in de familie by feestelijke gelegenheden groepen gemaakt, waar we allemaal op moeten. Pa en Ma in 't midden op fau teuils, daarnaast myn oudste zuster links en ik rechts, allebei staande natuurlijk, alsof we nog niet meetel len daarvóór myn kleine broertje en zusje, ieder op een voetkussen. Het geheel doet denken aan een bewaar school, of aan een weeshuis in 't klein en wat het onaangenaamste is: die uwe rijn. Ge rijt voor elkaar geschapen. Ik weet wat mc te doen blijft. Frederik! riep Piet verschrikt uit O vrees niets, hernam hij pogende te glimlachen Ik zal geen tranen in uw vreugde mengen. Bovendien, ik ben genezen. De slag was hard, maar hij heeft doel getroffen. En toen Piet hem nogmaals in de rede wilde vallen zeide hij Geeu woord meer. Wij zijn ter stond aan het station. Laat mij begaan Ik neem alles op me. Ik verlang slechts éen ding, dat Anne nooit wete, wat er tusschen ons is voor gevallen Ik zou mij schamen, vo.-gd? hij cr bij, de oogen nederslaande, terwijl Je jonge man zj^u hand greep. En toen de trein stilstond, was het hem, als gingen de wielen der machtige machine over rijn eigen hart. V. Den volgenden dag waren Anne en haar moeder bezig eenig naaiwerk te verrichten, toen er op de deur werd ge klopt. Het meisje ging open doen. Ver baasd bleef rij staan toen rij Piet zag in gezelschap van Frederik. - Bonjour, riep de laatste zich tot de moeder wendend: Ik heb een verrassing voor u, moe dertje ik heb gisteren om de hand van Anne gevraagd, maar het was niet voor mij, dat was voor dezen braven jongen. En hij wees op Piet. Deze beefde, en durfde nhuwelijks na der te komen en liet meisje meende te droomen. Ik heb mijn doel bereikthernam Frederik kom geeft elkander nu maar de hand en den verlovingskus, maak 't nu maar met elkander af, wat deksel. En zachtkens duwde hij Anne in de ar men van den jongen mandan, toen de moeder hem in de rede wilde vallen, ging hij voort Wat drommelIk heb toch nu het recht om over haar hand te beschikken, ze behoort toch aan mij Piet en Anne staarden hem aan, de oogen vol tranen, geen woorden vindend om hem te antwoorden Kom, 't is nu in ordezeide hij laat mo nu niet huilen als een kind En gij moedertje, voegde hij er bij, zich tot de vrouw wendend, binnen een maand bruiloft, hoor BIWN£NLJIR1D H. M. de Koningin-Regentes heeft de firma C. Karaphuys te Zaandam, Stoompellery „De Pbónix". benoemd tot Hofleverancier van de beroemde Czaar Peter Java-Ryst, met bet recht tot het voeren van H. M. wapen. Uit de „Staatscourant". Kon. besluiten. Wegens eindiging van den dienst verband, eervol ontslag uit hunne be trekking tot de landmacht, aan de navolgende reserve-officieren van ge zondheid, als; met ingang van 1 Sept. a. s.aan den reserve-officier van gez. der le klasse J. C. Rolandus Hage- doorn; gerekend van 1 Augustus 1898: aan den reserve-officieren van gez. der 2de klasse dr. C. H. A. West- hoff, dr. A. W. van Toorenenbergen en dr. K Polano; met ingang van 14 November a. s.aan de reserve- officieren van gez. der 2de klasse dr. J. K. H. BrumQnd, R. M. v. Steen bergen en dr. A. J. van Walsera; te rekenen van 1 December e. k.: aan de reserve-officieren van gez. 2e klasse dr. H. J. Hart, B. Smits en A. N. Vechtman. Audientiên. De gewone audientiên van de ministers van waterstaat handel en nyverheid en van justitie zullen aan staande week niet plaats hebben. Het departement van marine heeft aan den lieer F. M. Blom alhier den verweaschte fotograaf fotografeert my aityd met mouwen en broeKspypeu, die een halven voet te kort zyn: hoe hy dat gedaan krijgt weet ik niet, maar 't zal wel aan het toestel liggen. Soms maakt de fotograaf er nog eeu achtergrond by, we hebben bij voorbeeld eens op het strand gezeten met de zee achter ons. Het deed den ken aan een gezelschap slaapwande laars, dat in zyn mooiste kleeren (want die moeten we er altyd voor aan, dat wil Ma zoo hebben) in fauteuils met irypen zittingen en eeu salontafeltje daarnaast, onbewust op het strand was gaan zitten. Om je voor dood te schamen tegenover je kennissen van de Hoogere Burgerschool, want daar zyn er ouder, die zoo precies weten hoe alles behoortu zou er van staan kijken Op de Groote Markt stond ik dan ook met myn fiets aan de hand naar een fotografie tentje te kijken, toen de fotograaf naar me toe kwam en vroeg, of ik met de fiets eens gefoto grafeerd wou worden. Ik was op 't punt om het te doen, maar ik bedacht me nog juist bijtijds. Zou ik me laten afbeelden met een fiets van J 897 Wel bedaükt. Stel u voor, wat eeu figuur ik zou hebben gemaakt met eeu fiets met dunne stangen, een ver ouderd zadel, een stuur van het jaar nul en niet-stofvrije assen. Want dat is ook een gebrek in myn overigens zeer geacliten Pa, dat Z.Ed. maar niet begrijpen wil, dat ieinaud als ik voor een mensch waardig bestaan ieder jaar een nieuwe fiets van het laatste model bepaald noodig heeft. Maar ik stap van de kermis af om uw aandacht eens op iets anders te vestigen. Er is deze week een congres gehouden van de vereenigiog Maat schappelijk Belang en deze heeren bouw van twee lichttorens opgedragen, een te Ooltgensplaat en een te Wil lemstad. Atjeh. De correspondent te Batavia van het Rbld. seinde Vrijdag: „In den nacht van den 9en zijn Oemars troepen overvallen bij Gendi Reumbajan (IX Moekims Keuman- gan). „Gedood 24 Atjehers. Onzerzijds één gesneuveld, drie gewond." De correspondent te Batavia der N. R. CL seint onder dagteekeuing van Vrijdag: Dinsdag verrasten onze troepen uit Tjot Geuëh een bende van Toekoe Oemar te Geude Reumbajan. De vyand liet 24 dooden en 24 geweren achter. Onze verliezen bedroegen een marechaussee gedood en drie gewond. Heden gaan twee compagnies van het 6e bataljon onder majoor de Jongh over Selimoen naar Lamteba om daar een legerplaats te vestigen ter be scherming van de bevolking. De schatkist over Juli. In Juli hebben de rijksmiddelen f 9,964,400 opgebracht, of goed 5 ton meer dan verleden jaar. Groepsgewijze genomen, hebben alleen de indirecte belastingen en de invoerrechten eene lagere opbrengst gegeven. Hierby valt al dadelijk op te merken dat dit maal de tnaand een werkdag minder telde. De directe belastingen zyn met nagenoeg 31/* ton, de accijnzen met f417.000, de posterij met f27,000, de telegrafen met f 14,200, de loodsgelden met f 9000 vooruit gegaan. In het ge heel is er eene vermeerdering van f 845,600, waar tegenover by de groep der indirecte belastingen eene vermin dering staat van f 311,000, terwjjl de invoerrechten f 20,000 lager zyn ge bleven, samen dus 3.3 ton. By het ontleden der groepen vindt men by die der directe belastingen in de eerste plaats eene aanzienlijk hoo gere opbrengst van het personeel: f 1,537,000, tegen verl. jaar f 825,400, dus ditmaal ruim 7 ton meer. Feite lijk is, zooals volgt uit de „splitsing" aan den voet van den middelenstaat, de opbrengst nog grooter geweest, nml. f 1,933,705,49. Hiervan was nog f40,ll voor den dienst 1896voor den dienst 1897 had de schatkist daaren tegen nog f396,715,09 bij te passen. Dat de grondbelasting f 86,800 min der gaf dan in Juli 1897 wordt vol doende verklaard door het bijzonder ruim vloeien in vorige maandenvan dit middel is sedert den lsten Jan. reeds f8,480,000 binnengekomen of 2.2 ton meer dan ten vorigen jare, en het staat reeds f 1.3 millioen bo ven de raming van 7/12. Van de be drijfsbelasting, waarvoor de aanslag biljetten voor het nieuwe dienstjaar nog slechts voor een deel uitgereikt zijn, is bijna V-jt ton minder geïnd. Uit de „splitsing" is af te leiden dat eeuerzyds in Juli voor rekening van aen djenst 1896 nog f 1896 nog f 1654,763 ingekomen is, doch ander zijds voor rekening van den dienst 1897 door den schatkist f47.446,185 meer uitbetaald dan ontvangen is, met hei gevolg dat de som, in Juli wer kelijk onder dit hoofd verkregen, f 142,952,71 heeft bedragen. Van de vermogensbelasting, welke f 65,627 heeft gegeven, of f 24.400 meer, was f2742 voor rekening van den dienst 1897 en f 62,886 voor het loopende dienstjaar, een teeken dat op de aan slagen, voor zoo ver uitgereikt, reeds vry goed betaald is. By de groep der accijnzen is het hoogere totaal voornamelijk te danken aan de suiker, die f 1,409,900 heeft opgebracht, of nagenoeg 5.6 ton meer. Uit die opbrengst is f23,352,64 aan premiën betaald, met het gevolg dat het zuivere bedrag, geduremle de 7 maanden ontvangen, f6,598,318 is ge weest. Dit is reeds ruim 5.3 ton boven de raming voor 7/ia. Het gedistilleerd is dalend geblevenditmaal l1/- ton minder. Sadert 1 Januari is de'ach- liadden Haarlem de eer aangedaan, voor hun besprekingen onze stad uit te kiezen. Ik heb er niet tegen, dat dit gebeurd is, volstrekt niet. Was myn meening gevraagd, dan zou ik stellig gezegd hebben: „ge rust heeren, gaat jelui gang maar, op een congres meer of minder komt het tegenwoordig heusch niet aan." Maar waar ik wel bezwaar tegen heb, dat is tegen de redevoering, die Dr. D. Bos uit Winschoten heeft gehou den over handelsscholen en vooral over wat meneer Hülsmann uit Am sterdam daarvan gezegd heeft, name lijk o.a. dat eeu einddiploma van Hoo gere Burgerschool of Gymnasium niet voldoende is voor den ïiandel en dat daarna nog een haudelsacademie moet werden bezocht. Nu vraag ik in gemoede: waar moeten wy, arme leerlingen van de H. B. S., dan toch blijven? Je begint tegenwoordig je studiën ai op je vyfde jaar op de voormiddagklasse vau meneer Van der Wilk, dau sturen ze je naar meneer Hubregtse of meneer Brouwer, die je zes jaar onder behan- deliug neemt; eiudelyk ga je naar de Hoogere Burgerschool, waar ze je vijf jaar aan de praat houden, altyd wanneer je niet eens een ongelukje hebt en blijft overzitten, want dan worden het er dadeliik zes. Dat laat ste is geen zeldzaamheid, dit jaar zyn er in de verschillende klassen tientallen biyven zitten. De gemiddelde H. B. S. leerling is das achttien jaar|wanneer hy zyn eindexamen doet. Wil meneer Hüls mann hem na nog op de Handelsschool hebben? Die te Amsterdam, waarvan meneer Hülsmann directeur is, heeft als ik me niet vergis, een cursus van vier jaar. We zyn dus dan twee en twintig jaar, als we van school komen. teruitgang f 247,600, met een verschil van bijna 1 millioen galden tegen de raming. Het geslacht is slechts matig (nog geen 2 pCt.) vooruit gegaan. De stijgende beweging van den waarborg, die wy in vorige overzich ten herhaaldelijk konden vermelden, kwam in Juli vry wel tot stilstand. Ten aanzien der overige middelen valt nog aan te teek enen dat posterjj en telegrafen (deze laatste misschien reeds eenigermate onder den invloed van het lagere tarief voor groote tele grammen) in Juli opnieuw zeer ruim hebben gevloeid, terwijl ook wat de loodsgelden aangaat, de uitkomst (eene stijging van 5.37 pCt) bevredigend mag heeten. Van de indirecte belastingen zijn de zegelrechten eene halve ton be neden verleden jaar gebleven en de registratie-rechten f40,000. De hypo theek-rechten bleven op éen hoogte; en van de successie-belasting werd slechts f 998,900 ontvangen, of byna 2.2 ton minder. Gedurende de eerste 7 maanden des jaars is er, by eene onvangst van f 68.518.260. 3.8 millioen gulden meer in de schatkist gevloeid dan ten vorige jare. Ook als men in aanmerking neemt dat van die vermeerdering ruim 21/2 millioen te danken is aan den suikeraccijns alleen, mag deze uit komst zeer bevredigend worden ge noemd, omdat zij bet uitvloeisel is van eene behoorlijk regelmatige toe- nemiug van de opbrengst van alle afzonderlijke middelen behalve het ge distilleerd en de successierechten. Ook tegenover de raming voor 7/I2 is de stand der rijksmiddelen op 31 Juli zeer gunstighet verschil is nml. f 2,593,000, d.i. slechts 3.64 pCt. Ver leden jaar beliep het 7.38 pCt. De Gouden Koets te Amsterdam. In een der ijzzalen van 't Paleis voor Volksvlijt, voor deze gelegenheid feestelijk met vlaggen getooid, hadden zich Vrijdagnamiddag de leden van het Eere-comité. van het Dagelyksch Bestuur en de verschillende bestuurs leden van de „Vereeniging van het Amsterdamscbe Volk tot het aan bieden van een huldeblijk aan H. M. Koningin Wilhelmina", velen in ge zelschap van hunne dames, vereenigd, om tegenwoordig te zijn by de fees telijke tentoonstelling van de Gouden Koets. Deze feestelijke en plechtige bijeen komst werd geopend met eeu rede van dr. J. Th. de Visser, eere-voor zitter der vereeniging. De Gouden Koets aldus ODge- veer begon spr. is het eerste feestgeklingel dat zyn sonore tonen over de stad zendt ter inleiding van het feest, dat ons wacht. Deze ryke en tegelijk zoo eenvoudige koets is te schooner, nu ze bestemd is voor de jonge Vorstin, die tegelijk kind en Koningin des volks is. Dit geschenk is ten volle der Koningin waardig en zal eene duurzame herinnering achter laten. Hij herinnerde voorts aan de samen werking van de personen tot ver schillende gezindten behoorende, waar door dit groote werk is tot stand gekomen, hoe dit werk getuigt van de liefde van 't volk voor Oranje. Spr. eindigde zyne gloedvolle rede met de bede uit te spreken, dat de Koningin lang moge regeeren en de leus van het Nederlandsche volk, van het Amsterdamscbe volk, steeds moge biyvenVoor God, Nederland en Oraüje. Daarna hield de heer G. Fiesler, voorzitter van de bnurtvereeniging uit de Jordaan, nog eene korte toe spraak; toen werd een voorhang weggetrokken en vertoonde zich op eene verhooging de prachtige Gouden Koets aan aller blikken. Natuurlijk werd ze nu door de belangstellenden van naderbij bezich tigd en allen betoonden zich opgetogen over dit kunstwerk uit de werk plaatsen van Gebr. Spykervooral het schilderwerk van Van derWaay en de bekleeding met bare zach'e Van meneer Van der Wilk af tot meneer Hülsmann toe zyn we dus zeventien jaar op scbool geweest. Nu vraag ikwaar gaan we op zoo'n manier naar toe? „Het leven is een leerschool," zegt mijn leeraar in de nederlandsche taal altyd, maar 't is toch zeker de bedoe ling niet, dat we voortaan ons heele leven op scbool zullen biyven? Pa moppert er nu al over, dat ik hem zoovee! geld kost en dat zou dan tot mijn twee en twintigste jaar zoo moe ten duren Ik moet later in den han del, waarin weet ik nog niet't kan wezen in boter, 't üan ook wezen m steenen maar als meneer Hülsmann zyn zin krygt, dan voer ik liever van nu af aan myn leven lang niets meer uit. Iu elk geval zal de Staat billijk heidshalve een vergoeding moeien geven aan de jongeliedeu, die tot hnn 22ste jaar (brrr't is om te gruwen op de schoolbanken moeten blijven, opdat ze instaat zullen zyn, behoorlijk iu de kleeren te blijven en de vorde ringen vau de rijwielindustrie van jaar tot jaarlte volgen. Ik verzoek mijn lezers dringend, er aan mee te helpen, dat meueer Hülsmauns plannetje niet doorgaat. Ronduit gezegd vind ik het plan ook met noodig, we worden nu al meer dau knap genoeg. En de lui, die inder tijd in de Oost- en West-Indische Com pagnie de lakens uitgaven, zyn toch naar ik denk, ook niet tot hun 22ste jaar op school geweest! Deze opmerking beleefd in Uwe overweging aanbevelende, teeken ik evenals het vorig jaar met verschul digde hoogachting JAN FIDELIO..

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6