Opoffering.
Nooit had hij zich. zoo gelukkig ge
voeld. Zijn hart bonsde van vreugde.
Het was dus nu toch werkelijkheid ge
worden. dat groote geluk, waarvan liij
nauwelijks had durven droomen! Zij
had „ja" gezegd, het lieve kind. toen zij
haar klein, blank poezelig handje in
zijn grove hand legde, die van aandoe
ning beefde.
Het is waar, hij had gaarne gezien,
dat ze wat vroolijker wasgaarne had
hij den glans dier groote blauwe oogen
verhelderd gezien door een glimlach, en
had gewenscht, dat die blik der oogen
wat vrijmoediger den zijnen ontmoette,
want nog steeds had zij de oogen neder-
geslagen, en toen haai- moeder haar om
helsde, toen was het hem zelfs voorge
komen. dat zij beefde. Maar deksels,
waar dacht hij nu aan Stond dat vrees
achtig blozen jongen meisjes dan niet
allerbekoorlijkst En, bovendien, men
had haar niet gedwongen „ja" te zeg
gen Had zij hem niet uit eigen bewe
ging liet jawoord gegeven Zekerhet
zou hem leed gedaan hebben, als zij
„neen"' gezegd had. Maar dat had zij
niet gedaanIn tegenwoordigheid harer
moeder die hem had aangemoedigd, had
hij zijn nieuwe pet tusschen de vingers
frommelend haar gevraagd, of zij zijn
vrouw wilde zijn. „Uw moeder'' zoo
had hij tot Anna gezegd „heeft reeels
haar toestemming gegeven. Van u hangt
dus mijn heel geluk af." En zij had de
oude vrouw aangezien en toen zacht-
kens geantwoord ..Ja." maar zoo zacht,
dat hij het nauwelijks verstaan had.
Innig gelukkig had hij haar zijn plan
nen voor de toekomst medegedeeldWat
zouden zij met hun drieën gelukkig zijn
Wat een lief huishoudentje zouden zij
opzetten en hoe zou hij lustig arbeiden,
als hem na de moeielijke dagtaak zijn
vrouwtje wachten zou!
En terwijl het zonnetje helder scheen,
en de musschen vroolijk tjilpten in het
groen gebladerte, herinnerde hij zich
hun geschiedenis. Bijna een roman.
Haar vader, een oud kameraad, en even
als hij stoker bij een der spoorwegmaat
schappijen in ons land was door een
spoorwegongeluk doodelijk gewond ge
worden. Vóór hij de oogen voor altijd
sloot, had hij hem gevraagd te willen
waken over de vrouw en het kind, die
hij beiden onverzorgd achterliet. Het
kind was toen een meisje met korte rok
jes nog. en hij vermoedde weinig, dat
het nog eens zijn vrouw zou worden. Hij
had woord gehouden en was zijne te-
lof te nagekomen, zonder daarin op eeni-
ge wijze tc kort te schietenen niet al
leen met raad maar ook met daad had
hij de weduwe bijgestaan, als de ver
diensten met liet naaiwerk tegenvielen.
Het meisje werd grooter en wies op tot
een bekoorlijke maagd. Toen werd in
zijn hart een nieuw gevoel geboren, een
gevoel tot nog toe onbekend. Hij bemin
de Anne. Hij trachtte te vergeten, hij
kon nieten hij werd zóó afgetrokken
en stil, dat het de opmerkzaamheid trok
der weduwe, die hem ten slotte zijn ge>-
heim wist te ontrukken. Zij had liet
reeds vermoed, lang geleden al. liet goe
de mensuh, en zonder hem te laten uit
spreken, had zij hem omhelsd en hem
gezegd:
Spreek met Anne, Frederik. Zij
weet als ik, wat we u verplicht zijn.
Twijfel niet aan haar.
n.
Vijf uur sloeg de stationsklok en
Frederik, ontwakend uit zijn zoete slui
mering, stond op.
Vijf uurzeide hij verbaasd, ik
ben vandaag niet te vroeg. Maar één
keer is geen gewoonte' en terwijl hij
het perron opliep, zijn kameraden vroo
lijk groetend, voegde hij er, als in ge
dachte, bij
Wat zal Piet Meursant, mijn ma
chinist, gek opkijken, als ik hem op
mijn bruiloft vraag
Bliksemsnel rolde de trein voort, ver
dwijnend 111 de verte als een tooverliclit
als een monster met vurige oogen door
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje
cccxxvn.
Het is mij aangenaam my weer aan
de geachte lezeressen en lezers van
deze courant te mogen voorstellen
Jan Fidelio, u weet wel, de ondste
zoon van Pa. Het is nu ongeveer een
jaar geleden, dat ik voor den eersten
en eeuigen keer de pen opnam om
dit Zaterdagavoudpraaije te scbryven,
omdat Pa toen op reis was en daar
geen gelegenheid kon viuden. om zyu
rubriek als naar gewoonte waar te
nemen.
Nu is de oude heer weer uit en
heeft my vergeten mee te nemen, wat
ik, tusschen haakjes gezegd, niet be
hoorlijk vind van een liefhebbenden
Pa. Ik heb wel gevraagd of ik mee
mocht, maar daar kon mets van inko
men. De oude heer hield zoo'n defti-
geu speech, zooals hij dat kau de
lezers weten daar alles van om te
betoogen, dat jongens van veertien
jaar nergens beter zijn dan thuis en
hun neus nog niet in alle hoeken ou
taten van de wereld moeten steken.
!n toen ik zei, dat ik er toch goeie
en nuttige indrukken kon op doen
(denkende dat ik ZEd. daarmee zou
vermurwen) kreeg ik ten antwoord,
dat ik voorloopig mijn indrukke
maar moest opdoen uit mijn aardrijks
kundig leerboek en mijn atlas en dat
ik dan misschien wel eens wat hooger
cijfer voor geographie op mijn rapport
zou krijgen, dan die eeuwige vieren.
Ik vond dat geen nobel antwoord.
Neen, zegt u nu zelf, is dat nu aardig
om eeu armen jongen, die op school
Altijd met cijfers en repetities om de
dc invallende duisternis. Het voorlaat
ste station was men reeds voorbijhet
eindstation was nog ver af. Piet. en Fre
derik kortten ach op de locomotief den
tijd met allerlei gesprekken, terwijl zij
ook over den weg en de seinen hunne
blikken lieten gaan.
Eensklaps legde Frederik zijn hand
op den schouder van den machinist en
vroeg
Scheelt er vandaag iets aan Van
het oogenblik, waarop wij het eerste sta
tion hebben verlaten tot nu toe heb ik je
de woorden uit de keel moeten halen.
Dat ben ik niet van je gewoon! Men
zou haast zeggen, dat je jongelingsdroo-
men als met één slag zijn verdwenen
Toen de andere dit niet zoo aanstonds
toegaf, vervolgde hij.
O ik weet wat ik zeg. Ik zie niet
graag dat gemijmer. Het leven is zoo
heerlijk'... Een onbeantwoorde lief
de, misschien? Kom, dat zal wel
weer terecht komen. Alles komt immers
in orde als men wil; ik zal u er straks
een voorbeeld van geven.
Hij barstte in een hartelijk lachen
uit-, terwijl hij zich de handen wreef,
en reeds vooraf naging, welk een effect
zijne woorden maken zouden, als hij zijn
trouwplannen mededeeldenog nooit
had hij hem van Anne gesproken-
Maar plotseling hield hij op.
De ander zag hem zoo treurig aan,
dat het hem onwillekeurig trof, en zijn
hand grijpend, vroeg hij
Het is dus van ernstigen aard?
Vergeef meMaar ik ben zoo gelukkig,
dat het me onmogelijk schijnt, dat an
deren bedrukt zijn, als ik lach .Het
geluk maakt zelfzuchtig en ik durf je
thans geen deelgenoot maken van mijn
groote vreugd.
Neen, Frederik, hernam Piet, ik
neem het u niet kwalijk. Ge zijt een
goede kerel, dien ik graag mag lijden.
Ik herinner me nog goed de wenken,
die ge mij gegeven hebt. toen ik pas in
dienst kwam. Als iemand verdient ge
lukkig te zijn, zijt gij hetOok ik,
ging hij voort, was gelukkig, of ten
minste ik geloofde dat ik het was. Maar
met één slag is al mijn hoop vervlogen.
Zij. die ik bemin kan niet de mijne
worden
Zoozeide Frederik. Ze is dus niet
erg gemakkelijk te voldoen, de jonge
dame Ook ik weet, wat gij waard zijt
en ik begrijp dus waarlijk niet, waarom
ze u heeft afgewezen!
Zij bemint mij, antwoordde Piet een
voudig, en juist daarom lijd ik nog
meer.
Frederik keek hem verrast aan.
Dan, hernam hij, begrijp ik er
nog veel minder van! Ziet je, ik heb
niet veel school gegaan en heb van diei
dingen niet veel verstand. Ik begrijp
slechts één dingmen houdt van el
kaar en trouwt Kom, ging hij
voort, terwijl hij hem de hand drukte,
ik ben ouder dan jij, veel ouder en ik
ben je vriend ,dus vertel me eens alles
Als je iets op je hart hebt, is niets
beter dan dat je het uitstort; dat geeft
altijd eenige verlichting.
Toen haalde Piet uit zijn zak lang
zaam een brief te voorschijn en hem hij
het licht houdend, zeide hij
Luister dat is haai* afscheid
Hij las
Piet, liet moet tusschen ons uit
zijn. Ik heb u mijn hart gegeven, maai
de erkentelijkheid, die ik een ander ver
schuldigd ben, legt mij de verplichting
op mijn woord terug te nemen. Toen
mijn vader stierf, heeft een vriend ons
geholpen, gered, mijn moeder en mij;
wij zijn hem alles verschuldigd. Die
vriend nu bemint mij. Gisteren heeft hij
mijn hand gevraagd. En ik heb „ja,"
gezegd. Ik weet, dat gij er door lijden
zult, want ik lijd zelve; maar al zou het
mijn dood zijn, ik moet deze schuld dei-
dankbaarheid afdoen, laat ons elkaar
niet weerzien.
En de onderteekening luidt Anne.
niet waar riep Frederik uit, de hand
krampachtig op de borst geklemd, met
rollende oogen, als een waanzinnige het
antwoord afwachtend, terwijl het hem
toescheen, alsof de grond onder zijn voe
ten wegzonk!
Piet dood een stap achterwaarts.
ooren wordt gegooid, nu ook iu de
vacautie daar oog mee te plagen
M\jn antwoord was dan ook zeer ge
past ik hulde my uamelyk in een
waardig stilzwijgen en heb van Pa
een eenigszins koel afschsid genomen.
Hot spijt m? te moeten verklaren,
dat de oude heer dat niet eens heeft
bemerkt.
Toen ik het vorige jaar pa's werk
had wairgenomen, beeft hjj me dat
heel kwalijk genomen en is bijzonder
boos geweest. Ik vind daarin even
wel geen reden, om het nu niet weer
te doen. Pa's boo.-heden duren geluk
kig nooit heel lang en ik vind het
de eer van de familie wel wat te na,
dat er op een Zaterdagavond eeüs
gééu Zaterdagavoudpraatje in de krant
zou verschijnen. De menscben zouden
denken dat we uitgepraat waren en
dat zyu we nog by lange na niet.
Derhalve heb ik Pa's boosheid maar
weer getrotseerd en my in den stoel
gezet, aan de schrijftafel, in de kamer,
de pen genomen en in den inktpot
gedoopt en daarmee op papier ge
schreven alle welke voorwerpen
aan Z.E1. toebehooreu.
Natuurlijk wou ik u het eorst onder
houden over de kermis. Ronduit ge
zegd, aan mijn verwachtingen heeft
ze volstrekt niet voldaan. Pa zegt
wel, dat ze dezen keer aan staangeld
heel wat meer heeft opgebracht dan
verloden jaar, maar de lezer begrijpt,
dat menscben van myn jaren daar
koud onder biyven. Ik en myn vrin
den en kennissen profiteeren daar geen
cent van en wy vragen dus alleen, of
het er plezierig en gezellig was, ja
of neen.
De kermis gaat er niet op vooruit.
Zooals ze verleden jaar was, zoo was
ze ook dit jaar en zooals ze dit jaar
was, was ze ook twee jaar geleden.
Wie zeide u dat?
Maar hij had geen tijd om den zin te
eindigen. Frederik had hem bij de keel
gegrepen met ijzeren vuist.
Gij liegt! riep hij uit, teken het
terstond, dat ge liegt, of ik worg u als
een dief
De jonge man, zocht zich los te ma
ken.
Ge zijt gekbrulde hij.
Neon, niet gek' ging Frederik
voortneen, jammer genoeg nietHet
meisje, dat ge bemint, is Anne hij,
dien ze trouwt ben ik. Begrijpt ge nu
dat ik u vermoorden wil, gij, die mij het
hart hebt uitgerukt?
Piet, die nog altijd veigeefsche po
gingen deed, antwoordde niet, ook hij
had reeds alles begrepen, en gevoelde
zich reddeloos verloren.
Tevergeefs beproefde hij los te komen.
De ijzeren vuisten van Frederik hiel
den hem als een paar bankschroeven
omklemd. Zoo elkander vasthoudend
worstelden zij in de kleine ruimte. Fre
derik zocht de zware kolenschop te grij
pen. Het was intusschen donker g^woi-
den, zwarte wolken jaagden aan het
uitspansel voorbij, wedijverend in snel
heid met het voorthollend stoomros.
Om hulp roepen. Piet kon er aiet aan
denken.
Wie zou iiem gehoord hebb-n Den
liadle omgooien Daartoe had hij zich
uit e'e arnica van Frederik los motten
rukken.
Eensklaps dacht hij aan iets vreese-
lijks, terwijl zij beiden zoo onzinnig
worstelden.
Niet ver van de plaats, waar zij zich
bevonden, was de weg opengebroken, en
lücr moest de snelheid verminderd wor
den. De rails, daar vernieuwd, waren
nog niet zoover in orde, dat zij weer
stand zouden hebben geboden, bij zulk
een woeste vaart .Een vreeselijke ramp
was onvermijdelijk.
Frederik dol van woede, hoorde of
zag niets; eensklaps rukte de jonge
man zich los.
Gooi den handle omriep hij, anders
zijn we allen verloren!
Des te beter! antwoordde Frede
rik dan zijt gij er ook bij
En de schop grijpend, hiof hij ze op,
gereed om te slaan; Piet keek hein
strak aan.
Ga uw gang! zeide hij, maar ge
zult slechts een laaghartige moordenaar
zijn, want te gelijkertijd waagt gij het
leven van hen, wier lot u is toever
trouwd
Moordenaar
Bij dat woord was Frederik achteruit
geweken. Zijn plicht stond hem eens
klaps voor zijn oogenlangzaam liet hij
de opgehewene hand zakken, en toen de
jonge man was opgestaan en hij zelf
weer op zijn post stond, zeide hij
Beveel, ik gehoorzaam
Het was hoog tijdJuist op de plaats
waar liet noodsein stond kwam de trein
tot staan. Zij waren gered.
IV.
Piet had zich een weinig hersteld, hij
begreep thans volkomen het versclmk-
kelijk lijden van dien bra-ven kerel, dien
hij, zonder het te willen zoo had ge
griefd eensklaps hoorde hij den stoker
achter zich hevig snikken, en hem de
liand reikend, zeide hij
Frederik vergeef mij
Frederik greep de hand, die de ander
hem aanbood.
U vergeven, riep hij uit, wanneer
ik het juist ben, die daar straks!
Ach ,ik ben een ellendelingGij
kondt niet weten, dat ik dwaas genoeg
ben, om een meisje van dien leeftijd lief
te hebbenIk ben u eigenlijk dank
baar, dat ge mij voor mij zeiven gered
hebt.
Daar Piet dit volstrekt niet met hem
eens scheen, ging hij voort
Ja-, ge hebt mij gered
In een enkel oogenblik is mij de waar
heid duidelijk geworden. Achik heb
vreeselijk geleden, maar het is nu voor
bij. Ik had naar mijn zwarte handen en
mijn grijze haren moeten kijken. Niet
als de blaren vallen bouwen de vogels
him nest Anne bemint u, rij moet de
Eigenlijk nog miader, want Van Lier
was er niet eens, die met zyn onver
gelijkelijk gezelschap artisten van
meer dan den allereersten rang, zulke
weergaloos schoonekermisstukken ten
gehoore pleegt te brengen. De rest
was, zooals ik zei, precies als verle
den jaar net een drankje, dat je
om 't jaar op hetzelfde recept laat
klaarmaken. Jlteren ur" noemen de
dokters dat, geloof ik. Er wordt op
allerlei gebied zooveel uitgevonden,
ijsmachines, electrische trams, nieuwe
taarten, elk jaar andere manteis en
parasols, dat er ook wel eens wat
meer gelet zou kunnen worden op
bet gebied van de kermis. Ik zal er
Edison toch eens op attent maken,
zoodra ik van Pa een twaalf en eeu
hal ven cents postzegel los kan krijgen.
Onder anderen waren er ook de
photographietentjes. Ik had al lang
gewenscht. mijn portret eens te laten
maken, maar Pa wil dat nooit hebben
en hy zegt maar; „jongens van veer
tien jaar zyn geeu visch en geen
vleeseli, de moeite niet waard om voor
myn goeie guldens op een plaatje te
zeiten. Wacht jij maar tot je geën
gageerd bent, dan kun je op een
prentje met je meisje!"
Dat is nu juist zoo'n groote grief
van me, dat ik altyd met anderen
samen gefotografeerd moet worden.
Zoo worden er by ons in de familie
by feestelijke gelegenheden groepen
gemaakt, waar we allemaal op moeten.
Pa en Ma in 't midden op fau
teuils, daarnaast myn oudste zuster
links en ik rechts, allebei staande
natuurlijk, alsof we nog niet meetel
len daarvóór myn kleine broertje en
zusje, ieder op een voetkussen. Het
geheel doet denken aan een bewaar
school, of aan een weeshuis in 't klein
en wat het onaangenaamste is: die
uwe rijn. Ge rijt voor elkaar geschapen.
Ik weet wat mc te doen blijft.
Frederik! riep Piet verschrikt
uit
O vrees niets, hernam hij pogende
te glimlachen Ik zal geen tranen in
uw vreugde mengen. Bovendien, ik ben
genezen. De slag was hard, maar hij
heeft doel getroffen.
En toen Piet hem nogmaals in de rede
wilde vallen zeide hij
Geeu woord meer. Wij zijn ter
stond aan het station. Laat mij begaan
Ik neem alles op me.
Ik verlang slechts éen ding, dat Anne
nooit wete, wat er tusschen ons is voor
gevallen
Ik zou mij schamen, vo.-gd? hij cr
bij, de oogen nederslaande, terwijl Je
jonge man zj^u hand greep. En toen de
trein stilstond, was het hem, als gingen
de wielen der machtige machine over
rijn eigen hart.
V.
Den volgenden dag waren Anne en
haar moeder bezig eenig naaiwerk te
verrichten, toen er op de deur werd ge
klopt. Het meisje ging open doen. Ver
baasd bleef rij staan toen rij Piet zag
in gezelschap van Frederik.
- Bonjour, riep de laatste zich tot
de moeder wendend:
Ik heb een verrassing voor u, moe
dertje ik heb gisteren om de hand van
Anne gevraagd, maar het was niet voor
mij, dat was voor dezen braven jongen.
En hij wees op Piet.
Deze beefde, en durfde nhuwelijks na
der te komen en liet meisje meende te
droomen.
Ik heb mijn doel bereikthernam
Frederik kom geeft elkander nu maar
de hand en den verlovingskus, maak 't
nu maar met elkander af, wat deksel.
En zachtkens duwde hij Anne in de ar
men van den jongen mandan, toen de
moeder hem in de rede wilde vallen,
ging hij voort
Wat drommelIk heb toch nu het
recht om over haar hand te beschikken,
ze behoort toch aan mij
Piet en Anne staarden hem aan, de
oogen vol tranen, geen woorden vindend
om hem te antwoorden
Kom, 't is nu in ordezeide hij
laat mo nu niet huilen als een kind
En gij moedertje, voegde hij er bij, zich
tot de vrouw wendend, binnen een maand
bruiloft, hoor
BIWN£NLJIR1D
H. M. de Koningin-Regentes heeft
de firma C. Karaphuys te Zaandam,
Stoompellery „De Pbónix". benoemd
tot Hofleverancier van de beroemde
Czaar Peter Java-Ryst, met bet recht
tot het voeren van H. M. wapen.
Uit de „Staatscourant".
Kon. besluiten.
Wegens eindiging van den dienst
verband, eervol ontslag uit hunne be
trekking tot de landmacht, aan de
navolgende reserve-officieren van ge
zondheid, als; met ingang van 1 Sept.
a. s.aan den reserve-officier van gez.
der le klasse J. C. Rolandus Hage-
doorn; gerekend van 1 Augustus 1898:
aan den reserve-officieren van gez.
der 2de klasse dr. C. H. A. West-
hoff, dr. A. W. van Toorenenbergen
en dr. K Polano; met ingang van
14 November a. s.aan de reserve-
officieren van gez. der 2de klasse dr.
J. K. H. BrumQnd, R. M. v. Steen
bergen en dr. A. J. van Walsera; te
rekenen van 1 December e. k.: aan de
reserve-officieren van gez. 2e klasse
dr. H. J. Hart, B. Smits en A. N.
Vechtman.
Audientiên.
De gewone audientiên van de
ministers van waterstaat handel en
nyverheid en van justitie zullen aan
staande week niet plaats hebben.
Het departement van marine heeft
aan den lieer F. M. Blom alhier den
verweaschte fotograaf fotografeert my
aityd met mouwen en broeKspypeu,
die een halven voet te kort zyn: hoe
hy dat gedaan krijgt weet ik niet,
maar 't zal wel aan het toestel liggen.
Soms maakt de fotograaf er nog
eeu achtergrond by, we hebben bij
voorbeeld eens op het strand gezeten
met de zee achter ons. Het deed den
ken aan een gezelschap slaapwande
laars, dat in zyn mooiste kleeren (want
die moeten we er altyd voor aan, dat
wil Ma zoo hebben) in fauteuils met
irypen zittingen en eeu salontafeltje
daarnaast, onbewust op het strand
was gaan zitten. Om je voor dood te
schamen tegenover je kennissen van
de Hoogere Burgerschool, want daar
zyn er ouder, die zoo precies weten
hoe alles behoortu zou er van staan
kijken
Op de Groote Markt stond ik dan
ook met myn fiets aan de hand naar
een fotografie tentje te kijken, toen
de fotograaf naar me toe kwam en
vroeg, of ik met de fiets eens gefoto
grafeerd wou worden. Ik was op 't
punt om het te doen, maar ik bedacht
me nog juist bijtijds. Zou ik me laten
afbeelden met een fiets van J 897
Wel bedaükt. Stel u voor, wat eeu
figuur ik zou hebben gemaakt met
eeu fiets met dunne stangen, een ver
ouderd zadel, een stuur van het jaar
nul en niet-stofvrije assen. Want dat
is ook een gebrek in myn overigens
zeer geacliten Pa, dat Z.Ed. maar
niet begrijpen wil, dat ieinaud als ik
voor een mensch waardig bestaan ieder
jaar een nieuwe fiets van het laatste
model bepaald noodig heeft.
Maar ik stap van de kermis af om
uw aandacht eens op iets anders te
vestigen. Er is deze week een congres
gehouden van de vereenigiog Maat
schappelijk Belang en deze heeren
bouw van twee lichttorens opgedragen,
een te Ooltgensplaat en een te Wil
lemstad.
Atjeh.
De correspondent te Batavia van
het Rbld. seinde Vrijdag:
„In den nacht van den 9en zijn
Oemars troepen overvallen bij Gendi
Reumbajan (IX Moekims Keuman-
gan).
„Gedood 24 Atjehers. Onzerzijds
één gesneuveld, drie gewond."
De correspondent te Batavia der
N. R. CL seint onder dagteekeuing
van Vrijdag:
Dinsdag verrasten onze troepen uit
Tjot Geuëh een bende van Toekoe
Oemar te Geude Reumbajan. De
vyand liet 24 dooden en 24 geweren
achter. Onze verliezen bedroegen een
marechaussee gedood en drie gewond.
Heden gaan twee compagnies van
het 6e bataljon onder majoor de Jongh
over Selimoen naar Lamteba om daar
een legerplaats te vestigen ter be
scherming van de bevolking.
De schatkist over Juli.
In Juli hebben de rijksmiddelen
f 9,964,400 opgebracht, of goed 5 ton
meer dan verleden jaar. Groepsgewijze
genomen, hebben alleen de indirecte
belastingen en de invoerrechten eene
lagere opbrengst gegeven. Hierby
valt al dadelijk op te merken dat dit
maal de tnaand een werkdag minder
telde. De directe belastingen zyn met
nagenoeg 31/* ton, de accijnzen met
f417.000, de posterij met f27,000, de
telegrafen met f 14,200, de loodsgelden
met f 9000 vooruit gegaan. In het ge
heel is er eene vermeerdering van
f 845,600, waar tegenover by de groep
der indirecte belastingen eene vermin
dering staat van f 311,000, terwjjl de
invoerrechten f 20,000 lager zyn ge
bleven, samen dus 3.3 ton.
By het ontleden der groepen vindt
men by die der directe belastingen in
de eerste plaats eene aanzienlijk hoo
gere opbrengst van het personeel:
f 1,537,000, tegen verl. jaar f 825,400,
dus ditmaal ruim 7 ton meer. Feite
lijk is, zooals volgt uit de „splitsing"
aan den voet van den middelenstaat,
de opbrengst nog grooter geweest,
nml. f 1,933,705,49. Hiervan was nog
f40,ll voor den dienst 1896voor den
dienst 1897 had de schatkist daaren
tegen nog f396,715,09 bij te passen.
Dat de grondbelasting f 86,800 min
der gaf dan in Juli 1897 wordt vol
doende verklaard door het bijzonder
ruim vloeien in vorige maandenvan
dit middel is sedert den lsten Jan.
reeds f8,480,000 binnengekomen of
2.2 ton meer dan ten vorigen jare,
en het staat reeds f 1.3 millioen bo
ven de raming van 7/12. Van de be
drijfsbelasting, waarvoor de aanslag
biljetten voor het nieuwe dienstjaar
nog slechts voor een deel uitgereikt
zijn, is bijna V-jt ton minder geïnd.
Uit de „splitsing" is af te leiden dat
eeuerzyds in Juli voor rekening van
aen djenst 1896 nog f 1896 nog
f 1654,763 ingekomen is, doch ander
zijds voor rekening van den dienst
1897 door den schatkist f47.446,185
meer uitbetaald dan ontvangen is, met
hei gevolg dat de som, in Juli wer
kelijk onder dit hoofd verkregen,
f 142,952,71 heeft bedragen. Van de
vermogensbelasting, welke f 65,627
heeft gegeven, of f 24.400 meer, was
f2742 voor rekening van den dienst
1897 en f 62,886 voor het loopende
dienstjaar, een teeken dat op de aan
slagen, voor zoo ver uitgereikt, reeds
vry goed betaald is.
By de groep der accijnzen is het
hoogere totaal voornamelijk te danken
aan de suiker, die f 1,409,900 heeft
opgebracht, of nagenoeg 5.6 ton meer.
Uit die opbrengst is f23,352,64 aan
premiën betaald, met het gevolg dat
het zuivere bedrag, geduremle de 7
maanden ontvangen, f6,598,318 is ge
weest. Dit is reeds ruim 5.3 ton boven
de raming voor 7/ia. Het gedistilleerd
is dalend geblevenditmaal l1/- ton
minder. Sadert 1 Januari is de'ach-
liadden Haarlem de eer aangedaan,
voor hun besprekingen onze stad uit
te kiezen. Ik heb er niet tegen, dat
dit gebeurd is, volstrekt niet.
Was myn meening gevraagd, dan
zou ik stellig gezegd hebben: „ge
rust heeren, gaat jelui gang maar,
op een congres meer of minder komt
het tegenwoordig heusch niet aan."
Maar waar ik wel bezwaar tegen heb,
dat is tegen de redevoering, die Dr.
D. Bos uit Winschoten heeft gehou
den over handelsscholen en vooral
over wat meneer Hülsmann uit Am
sterdam daarvan gezegd heeft, name
lijk o.a. dat eeu einddiploma van Hoo
gere Burgerschool of Gymnasium niet
voldoende is voor den ïiandel en dat
daarna nog een haudelsacademie moet
werden bezocht.
Nu vraag ik in gemoede: waar
moeten wy, arme leerlingen van de
H. B. S., dan toch blijven? Je begint
tegenwoordig je studiën ai op je
vyfde jaar op de voormiddagklasse
vau meneer Van der Wilk, dau sturen
ze je naar meneer Hubregtse of meneer
Brouwer, die je zes jaar onder behan-
deliug neemt; eiudelyk ga je naar de
Hoogere Burgerschool, waar ze je
vijf jaar aan de praat houden, altyd
wanneer je niet eens een ongelukje
hebt en blijft overzitten, want dan
worden het er dadeliik zes. Dat laat
ste is geen zeldzaamheid, dit jaar
zyn er in de verschillende klassen
tientallen biyven zitten.
De gemiddelde H. B. S. leerling
is das achttien jaar|wanneer hy zyn
eindexamen doet. Wil meneer Hüls
mann hem na nog op de Handelsschool
hebben? Die te Amsterdam, waarvan
meneer Hülsmann directeur is, heeft
als ik me niet vergis, een cursus van
vier jaar. We zyn dus dan twee en
twintig jaar, als we van school komen.
teruitgang f 247,600, met een verschil
van bijna 1 millioen galden tegen de
raming. Het geslacht is slechts matig
(nog geen 2 pCt.) vooruit gegaan.
De stijgende beweging van den
waarborg, die wy in vorige overzich
ten herhaaldelijk konden vermelden,
kwam in Juli vry wel tot stilstand.
Ten aanzien der overige middelen
valt nog aan te teek enen dat posterjj
en telegrafen (deze laatste misschien
reeds eenigermate onder den invloed
van het lagere tarief voor groote tele
grammen) in Juli opnieuw zeer ruim
hebben gevloeid, terwijl ook wat de
loodsgelden aangaat, de uitkomst (eene
stijging van 5.37 pCt) bevredigend
mag heeten.
Van de indirecte belastingen zijn
de zegelrechten eene halve ton be
neden verleden jaar gebleven en de
registratie-rechten f40,000. De hypo
theek-rechten bleven op éen hoogte;
en van de successie-belasting werd
slechts f 998,900 ontvangen, of byna
2.2 ton minder.
Gedurende de eerste 7 maanden des
jaars is er, by eene onvangst van
f 68.518.260. 3.8 millioen gulden meer
in de schatkist gevloeid dan ten vorige
jare. Ook als men in aanmerking
neemt dat van die vermeerdering ruim
21/2 millioen te danken is aan den
suikeraccijns alleen, mag deze uit
komst zeer bevredigend worden ge
noemd, omdat zij bet uitvloeisel is
van eene behoorlijk regelmatige toe-
nemiug van de opbrengst van alle
afzonderlijke middelen behalve het ge
distilleerd en de successierechten. Ook
tegenover de raming voor 7/I2 is de
stand der rijksmiddelen op 31 Juli
zeer gunstighet verschil is nml.
f 2,593,000, d.i. slechts 3.64 pCt. Ver
leden jaar beliep het 7.38 pCt.
De Gouden Koets te
Amsterdam.
In een der ijzzalen van 't Paleis
voor Volksvlijt, voor deze gelegenheid
feestelijk met vlaggen getooid, hadden
zich Vrijdagnamiddag de leden van
het Eere-comité. van het Dagelyksch
Bestuur en de verschillende bestuurs
leden van de „Vereeniging van het
Amsterdamscbe Volk tot het aan
bieden van een huldeblijk aan H. M.
Koningin Wilhelmina", velen in ge
zelschap van hunne dames, vereenigd,
om tegenwoordig te zijn by de fees
telijke tentoonstelling van de Gouden
Koets.
Deze feestelijke en plechtige bijeen
komst werd geopend met eeu rede
van dr. J. Th. de Visser, eere-voor
zitter der vereeniging.
De Gouden Koets aldus ODge-
veer begon spr. is het eerste
feestgeklingel dat zyn sonore tonen
over de stad zendt ter inleiding van
het feest, dat ons wacht. Deze ryke
en tegelijk zoo eenvoudige koets is
te schooner, nu ze bestemd is voor
de jonge Vorstin, die tegelijk kind en
Koningin des volks is. Dit geschenk
is ten volle der Koningin waardig en
zal eene duurzame herinnering achter
laten.
Hij herinnerde voorts aan de samen
werking van de personen tot ver
schillende gezindten behoorende, waar
door dit groote werk is tot stand
gekomen, hoe dit werk getuigt van
de liefde van 't volk voor Oranje.
Spr. eindigde zyne gloedvolle rede
met de bede uit te spreken, dat de
Koningin lang moge regeeren en de
leus van het Nederlandsche volk,
van het Amsterdamscbe volk, steeds
moge biyvenVoor God, Nederland
en Oraüje.
Daarna hield de heer G. Fiesler,
voorzitter van de bnurtvereeniging
uit de Jordaan, nog eene korte toe
spraak; toen werd een voorhang
weggetrokken en vertoonde zich op
eene verhooging de prachtige Gouden
Koets aan aller blikken.
Natuurlijk werd ze nu door de
belangstellenden van naderbij bezich
tigd en allen betoonden zich opgetogen
over dit kunstwerk uit de werk
plaatsen van Gebr. Spykervooral
het schilderwerk van Van derWaay
en de bekleeding met bare zach'e
Van meneer Van der Wilk af tot
meneer Hülsmann toe zyn we dus
zeventien jaar op scbool geweest.
Nu vraag ikwaar gaan we op
zoo'n manier naar toe?
„Het leven is een leerschool," zegt
mijn leeraar in de nederlandsche taal
altyd, maar 't is toch zeker de bedoe
ling niet, dat we voortaan ons heele
leven op scbool zullen biyven? Pa
moppert er nu al over, dat ik hem
zoovee! geld kost en dat zou dan tot
mijn twee en twintigste jaar zoo moe
ten duren Ik moet later in den han
del, waarin weet ik nog niet't kan
wezen in boter, 't üan ook wezen m
steenen maar als meneer Hülsmann
zyn zin krygt, dan voer ik liever van
nu af aan myn leven lang niets meer
uit. Iu elk geval zal de Staat billijk
heidshalve een vergoeding moeien
geven aan de jongeliedeu, die tot hnn
22ste jaar (brrr't is om te gruwen
op de schoolbanken moeten blijven,
opdat ze instaat zullen zyn, behoorlijk
iu de kleeren te blijven en de vorde
ringen vau de rijwielindustrie van
jaar tot jaarlte volgen.
Ik verzoek mijn lezers dringend,
er aan mee te helpen, dat meueer
Hülsmauns plannetje niet doorgaat.
Ronduit gezegd vind ik het plan ook
met noodig, we worden nu al meer
dau knap genoeg. En de lui, die inder
tijd in de Oost- en West-Indische Com
pagnie de lakens uitgaven, zyn toch
naar ik denk, ook niet tot hun 22ste
jaar op school geweest!
Deze opmerking beleefd in Uwe
overweging aanbevelende, teeken ik
evenals het vorig jaar met verschul
digde hoogachting
JAN FIDELIO..