Chateau _Margaux. i. Gedurende liet schrikbewind in Frank rijk waren vele guillotines voortdurend in werking, zoowel te Parijs als in de provinciën. Zoo ook in het departement der Gironde en in de hoofdstad van dat departement Bordeaux. Als opvolger van Tallien had daar de volksvertegenwoordiger Gamier zijn intocht gehouden, uitgerust door de Con ventie met de verschrikkelijkste vol machten. Zijn waardige compagnon was Laeombe, president van de revolutie rechtbank. De schoonzoon van Laatstge noemde, Bertus Jadin. vroeger advocaat van slechte zaken, fungeerde als ambte naar van het openbaar ministeriel Eigen lijk heette deze man Toussaint Aller heiligen maar zulk een voornaam had hij als republikein niet langer willen dragen en zich daarom Brutus genoemd. Dergelijke naamsveranderingen waren destijds in Frankrijk iets gewoons. Binnen weinige maanden het dit ver schrikkelijke driemanschap op het voor malige Koningsplein, dat nu Vrijheids plein heette, omdat men daar een ont zettend grooten vrijheidsboom geplant had, ze® honderd menschen guillotinee ren, waaronder vele rijke kooplieden en grondeigenaren. Tot deze ongelukkige slachtoffers behoorde ook Louis de Fu med. de eigenaar van de beroemde wijn bergen, bekend ouder den naam Chateau Margaux in het landschap Medoc aan do Gironde, een paar mijlen ten noorden van Bordeaux. De beschuldiging, tegen hem inge bracht. hield in, dat hij een verb apt royalist was. Dat scheen inderdaad zeer mogelijk. Verder, dat hij betrekkingen met Engeland onderhield of althans on derhouden had. Inderdaad liad hij nog van vroeger handelsvrienden in Enge land. want de beste en edelste zijner wij nen waren altijd naar Engeland verzon den, omdat de rijke Eugelschen destijds den Chateau Margaux boven alle ande re Medocwijnen prefereerden. Voorts be schuldigde men hem, dat hij groote ka pitalen, om ze in veiligheid te brengen, naar Engeland gezonden had, evenals zijn jongen zoon Armand, die daar sedert langen tijd vertoefde. Ook bestond er tegen hean zware verdenking, dat hij, zoodra hij zijne zaken zooveel mogelijk geregeld had, zijn landgoed in den steek zou laten, om de wijk te nemen, naar Engeland. Hij had helaas te lang getalmd met do uitvoering van zijn voornemen. Hij werd gearresteerd, door de revolutie rechtbank veroordeeld en op het Vrijr heidsplein onthoofd. Na hunne noodlottige, bloedige dag taak te lieben volbracht, za.ten de drie genoemde despoten van Bordeaux op ze keren avond ten huize van Gamier in een prachtig gestoffeerde kamer aan de rijk gedekte tafel, en lieten zich de lek kere spijzen en edele wijnen goed sma ken. Reeds lang hadden zij broederschap geslotenze waren om zoo te zeggen een hart en één zieL Laeombe ontkurkte eene flesch, vulde de glazen, hief het zijne op en riep ,,Op jelui welzijn; broeders!" „Prosit, wakkere patriot!" antwoord den de twee. Ze klonken en namen elk een lange teug. ..Dat is een kostelijk wijntje!" riep de dikke volksvertegenwoordiger, terwijl hij met de lippen smakte. „Een fameus wijntje," bevestigde de magere Laeombe. Chateau Margaux, gewas 1781," merkte Brutus Jadin met kennersblik op. terwijl hij het etiket op de flesch las. „Mie dezen heerlijken wijn. heeft laten kelderen, zal er evenwel niet meer van drinken. Ik bedoel namelijk Fumel. dien wij onlangs naar de guillotine expedi- eerden." „Hoe de tijden toch veranderen sprak Laeombe. „Vroeger moest ik het slechtste, goedkoopste bocht voor lief nemen, thans kan ik zulke uitgelezen wijnen drinken, die anders voor ons men- Haarfem^er Halletjes Een Zalerddgavojidpraatje. CCCXXVTII. In het warmste gedeelte van den dag ging ik Vrijdag de Groote Houtstraat door, toen ik op de hoogte van de „Peus" mijn neef Wouter zag loopen. Ik ver haastte mijn stap om hem in te halen en liet een zoo doordringend „hm, hm," hooren, dat een ouwe juffrouw er van schrikte, een hond naar mijn kuit hapte en Wouter omkeek. Maar toen hij me zag, ging hij in plaats van stil te staan er als een dolleman van dooi-, Eendracht langs en als een haas voorbij de Doops gezinde kerk en wanneer hij niet in bot sing was gekomen met een lav eer enden bokkewagen dit uit de Anegang kwam, dan zou ik hem zeker niet inge haald hebben. Nu kon ik meehelpen om hem te verlossen uit het bokkeuluig, waarin hij verward was geraakt. „Hoe is 'tl negeer je tegenwoordig je bloedverwanten?'" vroeg ik, een beetje uit mijn humeur, daar mijn linnengoed van de inspanning dreigde flauw to vallen. Hij keek eeli beetje verlegen, mompelde zoo wat„ik dacht dat het iemand anders was" en deed zoo vreemd, dat de zaak er niet beter op werd. „Hoor eens," zei ik. „van kunsten hou ik niet wil je mij niet meer ken nen, zeg liet dan ronduit en ik zal je niet meer lastig vallen. Zóo aardig ben je niet of ik denk het ook wel zonder je te kunnen stellen. Maar loop niet voor me weg, alsof je bang bent, dat ik iets van je hebben moet." Deze laatste uitdrukking scheen een goede uitwerking op hem te hebben. Al thans hij keek mij wat opgewekter aan «n vroeg„Dus je moet niets van mij hebben? ja hebt me niets te vragen? schen niet te bekomen waren. Dat is de zegen der vrijheid!" „Je hebt gelijk, schoonpapa!" zedde Jadin. „Voor 't overige heb ik een plan met betrekking tot het landgoed Chateau Margaux." „Laat hooren, Brutus! Je hebt een scherp verstand, dat bewijs je alle da gen als openbaar aanklager in de recht bank." „Luister! Deze Fumel was weduwnaar Zijn zoon, Armand, de eenige erfge- rechtigde bevindt zich in Engeland en kan dus als emigrant beschouwd wor den. Ik vermoed, dat hij zich wel zal wachten, hierheen te komen.om zijn erfe nis op te eischen." „Ik deel geheel je meening! Zulk eene driestheid zou den jongen man stellig het hoofd kosten. Hij heeft zich immers aan de zijde van onze erfvijanden, de Eugelschen, geschaard!" „Chateau Margaux moet dus behan deld worden volgens de bepalingen der wet, die ten opzichte van het grondbezit der emigranten door de Conventie uitge vaardigd isdat wil zeggen, dit prach tige landgoed wordt tot. nationaal eigen dom verklaard en dan openlijk ten bate van den staat aan den meestbiedende verkocht." „Zeer juist, Brutus! Nu reeds ver moed ik, wat je wilt, want ik heb een fijnen neus." „Ik stel voor, dat wij op het Landgoed bieden en het koopeu. Wij zullen het spotgoedkoop krijgen. Onze vriend Gai-- nier en zijn commissaris, die ons toege daan is cn die hier de verbeurd verklaar de goederen moet verkoopen, zullen wel een oogje dicht drukken en ons den koop toewijzen. Niemand in Bordeaux en omstreken zal het wagen, tegen ons oj) te bieden. Ik zou deugene, die dat zou durven wagen, wel eens willen zien. Zulk eene brutaliteit is niet denkbaar. Niet waar, vriend Garni er? Ik hoop, dat je er niets tegen zult hebben." „Volstrekt niet, m'n waardeJelui zijt de wakkerste en meest vastberaden patriotten, die ik ken, zijt mijne meest getrouwe vrienden en kameraden," sprak do volksvertegenwoordiger gevoelig. „Dat durf ik met. een. gerust geweten verant woorden voor de Conventie, indien men in de Parijsche Jacobijnenclub waar men alles te weten komt, wat in de provinciën gebeurt, daarover mocht val len. Ik gun u het voordeel zeer graag. Koop het landgoed Chateau Margaux genist! Misschien doe ik zelf ook eens bij eene geschilqte gelegenheid zoon zaak ja Het is onze plicht, voor het al gemeen welzijn te zorgen, dus ook voor ons zelf. „Je spreekt naar mijn hart, edele vriend!" riep Laeombe. Ook Brutus Jadin gaf blijk van eene dergelijke dankbaarheid en geestdrift. Daarop schonk hij weer den heerlijken robijnkleurigen wijn in, en zij klonken en dronken op het welslagen van het mooie plan. Den volgenden voormiddag reeds stel den Laeombe en Jadin zich in verbin ding inet den commissaris. De man heet te Letellier. Hij hoorde het voorstel en begreep onmiddellijk de bedoeling der twee. „Ik wil. u zeer gaarne van dienst zijn, burgers," zeide hij. „Gij zult het landgoed ongetwijfeld hebben, dat is lijk. dien ik. oni aan uw verlangen tege- mijne overtuiging. Voor den vorm is de aankondiging van den verkoop noodza- moet te komen, zooveel mogelijk zal be spoedigen. Wij richten het zoo in, dat gij do eenige bieders zijt, dat anderen, die mogelijk kooplust mochten hebben, daarvan onmiddellijk afgeschrikt wor den." „Hoe denkt gij over den prijs, burger commissaris V' „De matigste schatting is een milli- oen livre." „Zijn er ook hypotheken op?" „Neen. De rijke Fumel had zijn land goed niet bezwaard. „Welnu, aangenomen, Brutus en ik, bieden honderdduizend livre voor Cha in 't geheel niets? weet je dat wel zeker?" „Natuurlijk weet ik dat zeker," zei ik een beetje korzelig, „wat zanik je toch „Neem me dan niet kwalijk," ant woordde liij met een zucht van verlich ting mij de hand reikende, „maar ik was bang, dat je vragen zou of je in mijn huis den optocht mocht zien op den Koninginnedag en daarom liep ik zoo hard weg." Nu schoot mij te binnen, dat ik dat ook inderdaad wel liad kunnen vragen, aangezien Wouter op een punt woont, waar de optocht heel mooi te zien is. maar natuurlijk hield ik het verzoek nu achterwege en zei alleen: ..Ben je d:ui zoo weinig gastvrij, dat je ons niet eens een raam van je huis wilt afstaan 3" „Praat me niet van gastvrijheid," zei hij, „ik ben zoo gastvrij als iemand maar durft, denken, maar wanneer je zóo gastvrij wordt, dat esr ten slotte door allo gasten aan jc eigen tafel voor jezel- ven geen plaats meer is, dan geef ik van zoo'n gastvrijheid de brui. Ik heb mij- zelvcn op handslag beloofd, dat. ik nie mand. geen sterveling in mijn huis toe laat om voor mijn ramen naar den op tocht te kijken en al kwam wijlen mijn bet-overgrootmoeder aan de bel trekken en zei tegen de maid„compliment en ik ben mijnheer zijn betovergrootmoe der, hij zal zeker wel een plaatsje heb ben om den optocht te zien" dan zou ik zeggencompliment, eai dat bij histori sche optochten familierelaties niet gel den en dat mevrouw het maar in de por tiek moet trachten te zien." „Gelukkig voor liet goeie mensch, dat ze dood is," antwoordde ik„zoo'n grie vende behandeling van een achter-ach terkleinzoon moet schrikkelijk kwetsend wezen. Ik vind je wreedaardig en onge voelig." „Jij hebt gemakkelijk praten," zei hij, „je woont in een straat waar nu een maal een fatsoenlijke optocht nooit door- teau Margaux." „Dan wijs ik u den koop tóe." „Wij betalen de helft der köopsom in assignatiën en laten de andere helft voorloopig als eerste hypotheek inschrij ven." „Het zij zoo. Gij kriigt daarvoor het landgoed met- al zijn toebehooren." „Ook met de eventueel nog voorhan den zijnde wijnen?" „Ja. Naar Michelot mij zeide, liggen er nog eenige partijen in twee kelders, edele Medocwijnen, die nog niet geheel rijp zijn, om afgetapt te worden." ..Drie a vier jaar moeten Medocs van de edelste soort, zoogenaamde grands-1 vins, in de vaten liggen, voordat zij recht goed zijn," merkte Brutus Jadin op. „Wie is deze Michofc, burger com missaris „Pierre Michofc is keldermeester en tegenwoordig opzichter van het land goed. Hij is nog altijd gebleven, ofschoon hij op 't oogenblik geen loon ontvangt." „Was hij langen tijd bij Fumel in dienst V „Hm is hij een goed patriot?" vroeg Laeombe. „Een zeer goed patriot zelfs, ik had meermalen gelegenheid, dat waar te ne men." „Des te beter! Dan zullen wij ons met den braven man gemakkelijk kun nen verstaan. En de overige arbeiders van het landgoed?" „Zooveel ik weet, hebben zij behalve een, die bij Michofc gebleven is, het landgoed verlaten, om hier in de stad deel te nemen aan de gebeurtenissen. Eenigen hebben rich bij de nationale garde laten inlijven." „Het is ook nog geen oogsttijd." „Zeer juist Doch er moeten spoedig weer arbeiders in dienst, genomen wor den, zeide Michot onlangs, anders ver liest het landgoed te veel in waarde." „Nu, voor het noodige zal gezorgd worden, als mijn schoonzoon en ik eerst de eigenaars van het. landgoed rijn." „Ik zal er met. Michot over spreken. Met. een uur neem ik eene. boot en vaar met mijn klerk naar het landgoed, om een nauwkeurigen inventaris voor den verkoop op maken. Alleen maar voor den vorm! Apropos, gij zoudt mij de eer kunnen bewijzen, mij te begelei den, om dan bij deze gelegenheid alles te bezien." „Daar hebben wij nu geen tijd voor. Met een half uur begint de ritting der rechtbank, en rij zal, naar het zich laat aanzien, vandaag vrij lang duren. De plicht gaat voor alles. Eerst, om vijf uur van middag zou het ons mogelijk rijn." „Dan raad ilc u na. ons te komen De korte boottocht op de rivier is zeer aan trekkelijk en verfrissch end. In het kas teel leunt gij overnachten en den volgen den dag terugvaren." „Het voorstel bevalt mij," zeide Bru tus Jadin. „Mij ook," sprak Laeombe, tevreden glimlachend. „Ja, wij zullen onze toe komstige bezitting van a.vond en morgen vroeg in oogenschouw nemen. Zulk eene aangename uitspanning na een zoo in spannende werkzaamheid mogen wij ons gerust gunnen. Waarde commissaris, re ken op onze erkentelijkheidWanneer wij u eens van dienst kruinen zijn, als gij iets noodig hebt, en het in onze macht is gij weet het.de eene hand wascht de andere!" De drie brave mannen schudden el kander heel vriendschappelijk de hand. Daarop scheidden de beide bezoekers van den commissaris Letellier, om himne verdere maatregelen te nemen. H. Chateau Margaux, op een zacht oploo penden heuvel aan den oever der Gi ronde gelegen, was een oud solied ge bouw voor 't overige, evenals de meeste, van deze om hunne wijnen zoo wereldberoemde landgoederen in het Me- docland, meer op 'n eenvoudig heerenhuis dan op een prachtig kasteel gelijkend. Eenige honderden hectaren der beste wijnbergen behoorden hij het kasteel. Pierre Michot, de keldermeester- en tijdelijk oprichter, was een man van on geveer vijftig jaar met een eerlijk ge- komt. Maar ik, ik heb er ervaring van. Zoolang ik getrouwd ben, herinner ik me te Haarlem twee optochten te heb ben bijgewoondde eene bij de herden king van de inneming van den Briel en de andere nu twee jaar geleden op den Koninginnedag. Bij den eersten optocht was ik verbazend royaal met. uitnoodi- gingen en mijn vrouw ook. We hadden tot elkaar gezeid,,'t toch niet aardig, om van alles zoo alleen te profiteereai gastvrijheid is de grootste deugd van den mensch." Onder dat motief noodigden we aan alle kanten vrienden en kennissen uit, zij van haar kant en ik van den mij nen. Ik had gezorgd voor sigaren, rij zet te wijn en limonade op tafel en opge ruimd verwachtten we onze gasten. Er waren er die al anderhalf uur voor den tijd kwamen. „Ze hadden zich zoo gehaast," zeiden ze„er zou zooveel volk op de been wezen, je wist. maar niet of je er wel door zou kunnen dringen, maar nu hadden ze hun koffieuurtje er aan moeten geven. Als mijn vrouw soms nog een dun bo terhammetje had De meid werd naar den bakker ge stuurd om brood en naar een ander om een stukje eervelaatworst en mijn vrouw j zette opnieuw koffie- en sneed boterham men, tot de vingers haai- zeer deden. Want er kwamen maar voortdurend meer gasten, de bel stond niet stilze kwamen bij bosjes de kamer in, allemaal met uitgestoken hand en de verzekering, „dat ze niet hadden kunnen nalaten van onze vriendelijke uitnoodiging te profi teered" Daarna staarden ze met vijandige blik ken naar de vele menschen, die er al waren en die deze blikken trotseerend beantwoordden. Aanvankelijk waren we begonnen met hen aan elkander voor te stellen, maar dat gaven we gauw op. Er waren er te veel. De menschen wat richt. Op rijn hoofd prijkte de roode vrijheidsmuts der Jacobijnen. Men moest dus onderstellen, dat hij een vu rig republikeinsche patriot was. Doch de schijn bedriegt soms. Het was op een mooiem dag in het begin van September, toen de commis saris Letellier hem bezocht, die met be hulp van den meegebrachten klerk vlug een inventaris opmaakte. Vervolgens zeide de commissaris tot den keldermoes- ter, dat binnen kort het schoon© land goed in eigendom zou overgaan aan den president der revolu,tierechtbank La eombe en diens schoonzoon Jadin. Voorts dat de beide groote revolutiemannen het voornemen hadden, tegen zeven uur des avonds in het slot. aan te komen, om liet te bezichtigen en daar tot den volgenden voormiddag tien uur te vertoeven. Mi chot moest in rijn eigen belang zeer be leefd en voorkomend jegens hen rijn en hen goed onthalen. De keldermeester boog en verklaarde, dat. hij zijn best wilde doen, om aan het verzoek te voldoen. „Mag ik hopen, dat de nieuwe eige naars mij in hun dienst zullen houden V' vroeg hij. „Dat geloof ik wel," antwoordde de commissaris. „Ik heb met beiden gespro ken. Ze weten, dat gij een goed patriot rijt." Hierna ging de commissaris met rijn klerk naar de boot. die aan eene aanleg plaats aan den oever op hen wachtte. Vijf minuten later kwam een knappe jongeling met donkere lokkeu te voor schijn uit een zijgebouw, het kelder huis. Eenvoudig was hij gekleed, als een ar- mij wijngaardenier, rijn hoed evenwel ook versierd met eene roode vrijheids muts. „Nu, Michot,, wat wilde de commis saris?" vroeg hij. De keldermeester trok den jongen man in een hoek en fluisterde langen tijd geheimzinnig met hem. Daarbij werd de jongeling zeer opgewonden zijn bleek gericht gloeide als van triumi en hij prevelde: „Ja wraak, wraak! Die wordt ons nu mogelijk gemaakt. De vergelding nadert, bloedhonden." In de rivier ankerde nabij den wijn gaard een klein vaartuig, een visseliers- boot). Tressan, de visscher, en zijne twee volwassen zoons vormden de be manning. De beide jongelieden werden naar het slot geroepen en hielpen vlij tig bij het dragen van bossen rijshout en het plaatsen van ledige vaten in de groote houten ruimte, clie naar den kei- der voerde. Michot sprak met zijne vrouw Louison kinderen had het paai' niettoen. zij hem hoorde, was zij eerst angstig, doch het gelukte hem, hare ongerustheid weg te nemen. Later liield de vrouw zich onledig met heit inpakken van kleieren en andere kleine dingen en deze naar de boot te dragen, waar Tres san de pakjes in ontvangst nam. en ze onder dek bracht. Do bl'eeke jongeling en Michot scho ven korte planken en schepten kleine hoopen zand voor de met sterke tralies voorziene keldervensters. Slechts twee er van, in den versten achtermuur, lie* ten rij vrij. Als men nu de kelderdeur opende, ontstond er een geweldige tocht in de kelderruimten. 's Avonds tegen zeven uur kwa.m er een boot van Bodeaux en legde aan bij Chateau Margaux. Laeombe en Jadin stapten aan wal. Eerstgenoemde zeide tot den bootsman „Morgen voormiddag om tien uur moet gij weer hier zijn, om ons af te halen." Hierna keerde de boot. onmiddellijk naai- de stad terug. De beide genoemde mannen gingen bedaard den heuvel op, naar het slot. Dienstvaardig snelde de keldermeester hen tegemoet. „Beste manzeide Brutus Jadin, „gij verwacht ons, naar het schijnt De com missaris Lettelier heeft- u ingelicht over de reden en liet doel van onze komst?" „Zoo is het, burger Jadin. Ik weet, dat ik de eer heb, de toekomstige eige naren van dit beroemde landgoed te be groeten." aanbieden ging ook niet, we konden er niet doorheen komen, zoodat we ten slotte de sigaren en de dranken maar aan hun lot overlieten. Dat lot bestond hierin, dat ze in een -ondeelbare spanne tij cis finaal waren om hals gebracht. 't Was noodig, de menschen te ver deel en, want om er vijftig te bergen voor twee ramen van zeer middelbare breedte is eenvoudig een onmogelijkheid. Derhalve borgen we er op onze slaapka mer. in liet zijkamertje daarnaast, ja zelfs (aangezien er nog maar altijd meer mensehen verschenen) ook een half do zijn voor een zolderraam. Mijn vrouw, die niet heel groot van stuk is, was haar stoel bij 'traam kwijtge raakt. toen ze even was opgestaan om iemand een glas limonade te schenken. Voor mij was er ook nergens een plaatsje meer, we zwierven maar zoowat door de kamers rond, achter de breede ruggen van onze gasten. Daar hoorden we in de verte „boem, boem. tsjing boem De optocht naderde aan. Onze gasten voor de ramen pakten rich samen, zoodat. ik bang werd voor de ruiten en sloegen volstrekt geen acht op onze bescheiden verzoeken, „of we er asjeblief ook nog tusschen mochten." Wij waren immers maar de gastvrouw en gastheer en die moeten zich eenmaal opofferen, daar rijn ze voor. Ik wenkte mijn vrouw en we gingen samen naar boven en gingen op het dak ritten om althans iets van den stoet te kunnen rien. Nu is een stoet in vogelvlucht gezien, misschien wel eens aardig maar je moet het ook weer niet overdrijven. Zooals wij recht naar beneden tuurden uit de goot., zagen we niets anders dan de pluimen op de harnassen en het- bovengedeelte van petten en mutsen, wat misschien uit een oogpunt van vergelijkende hoofd dekselstudie heel belangrijk, maar toch over 't algemeen wel een beetje eentonig „Wij wenschen het te bezichtigen, van avond het slot en den kelder, mor gen vroeg de wijnbergen." „Ik ben ter uwer beschikking." ,Kan de oogst goed worden dit jaar „Uitstekend zelfs. Naai- mijne mee ning wordt het een even goed wijnjaar als in 1781." „Dat is mij aangenaam te hooren." „Wat is dat voor een vaartuig aan den oever?" vroeg Laeombe. „i_et is de klejpe boot van een visscher van Oleren, die in de Gironde zijne net ten wil uitwerpen. Nu mag de arme dui vel dat, daar de vroegere vischrechten afgeschaft rijn. Dat is ook een zegen der vrijheid." „Zeer juist, m'n beste." Aldus pratende bereikten rij het slot. Bij het pox-taal stond de bleeke jonge man. Wijd opende hij de vleugeldeuren. De beide despoten gingen hem achteloos voorbij, zonder den verschrikkelijken, van woede getuigenden blik, dien hij hun nazond, op te merken. Nog was het helder daglicht. Doch de zon neigde aan den westelijken horizon bloedrood ten ondergang. Michot voer de de gasten naar een vertrek, waarin een gedekte tafel stond. ..He heb voor een klein onthaal ge zorgd," zeide hij. „Zeer goed!" riep Laeombe tevreden. „Maar nu nog niet m'n waarde. Wij hebben namelijk al te Bordeaux rijkelijk gegeten. Eerst willen wij het slot bekij ken." Aan dezen wensch gehoorzamend, leid de Michot hem eerst beneden rond, ver volgens boven en daarna op een balcon. Boiden waren zeer verrukt over bet prachtige uitzicht, dat rij daar hadden. Vooral in het Zuidoosten vertoonde het landschap zich bijzonder bekoorlijk, waar de Gironde, zich vereenigt met de Dordogne. Zij bleven op het balcon, tot dat de schemering steeds meer zich uit breidde. „Nu de kelders!" riep Jadin. „Dan moeten wij licht hebben," meen de Laeombe. „Dat spreekt vanzelf," zeide Michot. ..Ligt er nog veel wijn?" „Niet veel. Fumel verkocht in den. laatsten tijd veel en deed liet meeste goedkoop van de hand." „Haha, dat laat ricli denken." „In den tweeden kelder liggen echter nog sedert vier jaren vijf vaten eerste qualiteit wijn. Fumel wilcle ze ver be neden de waarde verkoopen, maar kwam er niet meer toe." „Des te beter voor ons." Zij gingen do trap af. „IIé, Gaspard!" riep Michot gebie dend. De jonge bleoke man snelde-tee. „Wat is er, meester Michot?" ..Breng twee lantaarns! Gauw hoor je!" „Dadelijk meester." Do jongeling snelde heen en kwam na een poosje terug met twee brandende lantarens. Michot ham. de' eene en ging vooruit en de vier traden binnen. Daar waren vele ledige vaten en bundels rijs hout opgestapeld. „Is dat niet gevaarlijk voor brand?" vroeg Brutus Jadin, op de vaten en het hout wijzend. „O neen," antwoordde de keldermees ter kalm. „Wij moeten hier zulke dingen achter slot bewaren, want als wij het buiten lieten, zou het des nachts gestolen wor den." Hij opende eene tweede, met zware ijzeren platen en banden beslagen deur. Nu zag men de keldertrap. De vier gingen de trap af en kwamen in den eersten kelder, een groote gewelf de ruimte. Deze was van den tweeden, eenigszins kleineren kelder gescheiden door een massieven muur en een zwaar ijzeren hek, dat rich in scharnieren als eene deur liet bewegen. „Waarom is dat zoo vroeg Laeombe. „Dat is de kelder voor de allerkost baarste wijnein." „Daar liggen dus nog cle vijf vaten, waarvan je zooevan, gesproken hebt V' „Ja." moet worden genoemd. Toen de stoet voorbij was en wij naar beneden daalden was de helft van onze gasten den stoet al achterna gegaan om hem, zoo mogelijk, op straat nog eens te rien. Bedanken hadden ze vergeten. Van de overigen zeiden sommigen,,'t viel me toch niet mee," en weer ande ren „ik heb er weinig van gezien hou me ten goede dat ik het zeg, maar jullie liadt de invitaties wel wat ver uitge breid." Na hun vertrek hielden we inspectie. Alle mondvoorraad was op, de stoelen kleefden van droppels limonade de nieu we gordijnen waren versierd met wijn vlekken. Overal was asch gemorst en in de sprei op ons bed was met een sigaar een gat gebrand. We hebben toen voor den eersten keer begrepen, dat ook gast vrijheid hare grenzen heeft. Toen nu twee jaar geleden hier op den Koninginnedag een optocht gehou den werd, hadden! mijn vrouw en ik af gesproken, dat we geen uitnoodigingen meer zouden doen. We bleven juist in die dagen veel thuis, omdat mijn vrouw haar voet bezeerd had en rust moest hebben. Den dag vóór den optocht even wel ontmoet ik op straat een kennis, die me vraagt„mogen wij bij jou aan huis den optocht komen rien?" Ik rekende haastig uit, dat ze met him drieën warenman, vrouw en éen doch ter en ik zeg„zeker kom maar gerust." Drie menschen dat was nog wel te over zien. Den volgendeai dag wordt er gebeld en aangezien de meid heel boven was, doe ik zelf open. Verebeld je, daar staan voor de deur mijn drie bezoekers, met elf an dere menschen er bij. „Mag ik je voor stellen,'1 zei mijn kennis, met een vrién delijk lachje, „mijn zuster en zwager, met hun kleine. Ze rijn gisteravond on verwacht overgekomen en we dachten: je zoudt er wel niet tegen hebben, als Michot stak een sleutel in het slot van het hek en opende het. „Treedt binnen Allen begaven rich in den tweeden kelder. „Daar valt mij te binnen, dat gij mis schien wel eens van deze vier jaar hier liggende, bijna rijpe wijnen wilt proe ven," meende de keldermeester. „Gauw, Gaspard, haal eenige glazen!" De jonge man verwijderde zich. De lantaarn, die hij droeg, zette hij in den eersten kelder op een leeg vat. Michot bleef met Laeombe en Jadin in den twee den kelder. Terwijl hij met zijne lan taarn bijlichtte, vertoonde en verklaarde hij den bezoekers alles. Na eenige minuten openbaarde bij eenig ongeduld. „Waar blijft de luie jongen toch?" bromde hij, alsof hij toornig werd. Hij zette de lantaarn op den grond, ging naar het hek en riep„GaspardHe, Gaspard Geen antwoord. Michot ging naar den eersten kelder. Bliksemsnel greep hij het hek schoof het dicht en draaide den sleutel om, dien hij vervolgens uit het slot trok en in den zak stak. Laeombe en Jadin hoorden liet ge- druisch. „Wat moet dat beteekenen?' riep Ja din. „Waarom sluit gij ons hier op Pierre Michot lachte grimmig. „Dat zult gij monsters dadelijk vernemen. Mijn meester heeft een woordje met je lui te sproken. „Fumel, de onthoofde?" riep Laeom be. „Hoe wat bedoelt de gek? is bij krankzinnig Michot verdween van het liek, inaar daar verscheen nu de bleeke jongeling, die zijne Jacobijnenmuts weggeworpen had. „Ik ben Armand de Fumel, de zoon van den -geguillotineerde," zeide hij. „Door ongerustheid en angst gedreven, kwam ik van Engeland over San Se- bastiaan, om mijn vader te bewegen, zijne vlucht te verhaasten. Maar het was te laat. Doch niet te laat voor de wraak Gij moordenaars van mijn vader, gij roovers van mijn goed, gij bloedige beu len van zoo vele onschuldigen, je laatste uur is gekomenDe vlammen zullen dit slot verteren en jelui bovendien." Hij verdween. Laeombe en Jadin slaakten, een kreet van ontzetting. Te vergeefs wrongen rij aan het ijzeren hek. Het was niet moge lijk meer te ontkomen. Armand de Fumel en Michot wierpen bundels rijshout en andere brandstof, ook pek en zwavel de trap af, waarop rij met fakkels den brand aanstaken. Vervolgens begaven rij zich naar Tres- sans visschersboot, waar Michot's vrouw zich reeds bevond. Het kleine vaartuig ging onmiddellijk onder zeil naar de naastbijgelegen Spaansche haven San Sebastiaan, waar een kleine Engelsche schoener de vluchtelingen verwachtte, om hen naar Engeland te brengen. Een half uur na huu vertrek stond Chateau Margaux in lichtelaaie. Van verre stroomden de menschen samen, doen het was niet meer mogelijk, te blus- schen en te redden. Het geschreeuw der bedde in den kel der gesloten mannen was al lang ver stomd. De binnendringende rook had hen den dood door verstikking doen ster ven. Weldra stortte, nadat de balken en spanten verbrand waren, het dak in, de keldergewelven vernielend, zoodat alles een rookenden puinhoop Vormde. Daar nu Laeombe en Brutus Jadin verdwenen waren de ware toedracht werd eerst later bekend moest men te Bordeaux een andoren president der revolutierechtbank en een anderen open baren aanklager benoemen. Gelukkig werden daarvoor personen benoemd, die minder bloeddorstig te werk gingen. Chateau Margaux werd tot nationaal eigendom verklaard en verkocht aan een Nederlandschen speculant, die eerst de landerijen verpachtte, maai- later het mooie landgoed aan eene maatschappij verkocht, in wier bezit het vele jaren bleef. (Ctr.) we hen meebrachten." Wat moet een mensch doen 1 Een op gewekt gericht zetten, natuurlijk, alle maal uit beleefdheid en gastvrijheid. Dat deed ik dan ook, zelfs toen de vrouw van mijn kennis mij voorstelde aan drie kwebbelende oude juffrouwen, haar tan tes vertelde ze. die zoo nieuwsgierig wa ren naar den optocht, dat ze dachten „ik zou er wel geen bezwaar tegen heb ben" enz. De dochter, dat lieve kind, had als bestuurster van een naaischool, vijf leer lingen uit de hoogste klasse meegebracht, vijf schapen met rokken die te kort en ooievaarsbeenen. die te lang waren. Ik zal bekorten, Fidelio. 't relaas van. mijn misères wordt te lang. De drie juf frouwen namen alles in huis op, alsof ze er een inventaris van moesten maken, en fluisterden met elkaar, de zwager brak door zijn lompheid een mooie vaas, hun kind deed iets onbeschrijfelijks op een stoel met een lichte trijpen zitting. Met hun veertienen namen zij de ramen van mijn voorkamer geheel in beslag, zoo dat ik mijn vrouw met haar rieken voet naar de slaapkamer brengen moest, van waar wij den optocht maar moesten rien Begrijp je nu, waarom ik zoo doods bang ben voor menschen, die den op tocht bij mij willen komen rien? Dit jaar zullen mijn vrouw en ik voor de eerste maal den stoet gaan rien voor de ramen van onze eigen benedenkamer ieder voor een raam. En al staat dan de Sultan van Koetei op den stoep, of de Prins van Solo, ik doe niet open. En wil jij, Fidelio, me een pleirier doen, zeg mijn besluit dan voort!" Ik heb beter gedaan, ilc heb het bij, deze in de krant gezet. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6