Chateau _Margaux.
i.
Gedurende liet schrikbewind in Frank
rijk waren vele guillotines voortdurend
in werking, zoowel te Parijs als in de
provinciën. Zoo ook in het departement
der Gironde en in de hoofdstad van dat
departement Bordeaux.
Als opvolger van Tallien had daar
de volksvertegenwoordiger Gamier zijn
intocht gehouden, uitgerust door de Con
ventie met de verschrikkelijkste vol
machten. Zijn waardige compagnon was
Laeombe, president van de revolutie
rechtbank. De schoonzoon van Laatstge
noemde, Bertus Jadin. vroeger advocaat
van slechte zaken, fungeerde als ambte
naar van het openbaar ministeriel Eigen
lijk heette deze man Toussaint Aller
heiligen maar zulk een voornaam
had hij als republikein niet langer willen
dragen en zich daarom Brutus genoemd.
Dergelijke naamsveranderingen waren
destijds in Frankrijk iets gewoons.
Binnen weinige maanden het dit ver
schrikkelijke driemanschap op het voor
malige Koningsplein, dat nu Vrijheids
plein heette, omdat men daar een ont
zettend grooten vrijheidsboom geplant
had, ze® honderd menschen guillotinee
ren, waaronder vele rijke kooplieden en
grondeigenaren. Tot deze ongelukkige
slachtoffers behoorde ook Louis de Fu
med. de eigenaar van de beroemde wijn
bergen, bekend ouder den naam Chateau
Margaux in het landschap Medoc aan
do Gironde, een paar mijlen ten noorden
van Bordeaux.
De beschuldiging, tegen hem inge
bracht. hield in, dat hij een verb apt
royalist was. Dat scheen inderdaad zeer
mogelijk. Verder, dat hij betrekkingen
met Engeland onderhield of althans on
derhouden had. Inderdaad liad hij nog
van vroeger handelsvrienden in Enge
land. want de beste en edelste zijner wij
nen waren altijd naar Engeland verzon
den, omdat de rijke Eugelschen destijds
den Chateau Margaux boven alle ande
re Medocwijnen prefereerden. Voorts be
schuldigde men hem, dat hij groote ka
pitalen, om ze in veiligheid te brengen,
naar Engeland gezonden had, evenals
zijn jongen zoon Armand, die daar sedert
langen tijd vertoefde. Ook bestond er
tegen hean zware verdenking, dat hij,
zoodra hij zijne zaken zooveel mogelijk
geregeld had, zijn landgoed in den steek
zou laten, om de wijk te nemen, naar
Engeland.
Hij had helaas te lang getalmd met
do uitvoering van zijn voornemen. Hij
werd gearresteerd, door de revolutie
rechtbank veroordeeld en op het Vrijr
heidsplein onthoofd.
Na hunne noodlottige, bloedige dag
taak te lieben volbracht, za.ten de drie
genoemde despoten van Bordeaux op ze
keren avond ten huize van Gamier in
een prachtig gestoffeerde kamer aan de
rijk gedekte tafel, en lieten zich de lek
kere spijzen en edele wijnen goed sma
ken. Reeds lang hadden zij broederschap
geslotenze waren om zoo te zeggen een
hart en één zieL
Laeombe ontkurkte eene flesch, vulde
de glazen, hief het zijne op en riep
,,Op jelui welzijn; broeders!"
„Prosit, wakkere patriot!" antwoord
den de twee. Ze klonken en namen elk
een lange teug.
..Dat is een kostelijk wijntje!" riep de
dikke volksvertegenwoordiger, terwijl hij
met de lippen smakte.
„Een fameus wijntje," bevestigde de
magere Laeombe.
Chateau Margaux, gewas 1781,"
merkte Brutus Jadin met kennersblik
op. terwijl hij het etiket op de flesch las.
„Mie dezen heerlijken wijn. heeft laten
kelderen, zal er evenwel niet meer van
drinken. Ik bedoel namelijk Fumel. dien
wij onlangs naar de guillotine expedi-
eerden."
„Hoe de tijden toch veranderen
sprak Laeombe. „Vroeger moest ik het
slechtste, goedkoopste bocht voor lief
nemen, thans kan ik zulke uitgelezen
wijnen drinken, die anders voor ons men-
Haarfem^er Halletjes
Een Zalerddgavojidpraatje.
CCCXXVTII.
In het warmste gedeelte van den dag
ging ik Vrijdag de Groote Houtstraat
door, toen ik op de hoogte van de „Peus"
mijn neef Wouter zag loopen. Ik ver
haastte mijn stap om hem in te halen
en liet een zoo doordringend „hm, hm,"
hooren, dat een ouwe juffrouw er van
schrikte, een hond naar mijn kuit hapte
en Wouter omkeek. Maar toen hij me
zag, ging hij in plaats van stil te staan
er als een dolleman van dooi-, Eendracht
langs en als een haas voorbij de Doops
gezinde kerk en wanneer hij niet in bot
sing was gekomen met een lav eer enden
bokkewagen dit uit de Anegang kwam,
dan zou ik hem zeker niet inge
haald hebben. Nu kon ik meehelpen
om hem te verlossen uit het bokkeuluig,
waarin hij verward was geraakt.
„Hoe is 'tl negeer je tegenwoordig je
bloedverwanten?'" vroeg ik, een beetje
uit mijn humeur, daar mijn linnengoed
van de inspanning dreigde flauw to
vallen. Hij keek eeli beetje verlegen,
mompelde zoo wat„ik dacht dat het
iemand anders was" en deed zoo vreemd,
dat de zaak er niet beter op werd.
„Hoor eens," zei ik. „van kunsten
hou ik niet wil je mij niet meer ken
nen, zeg liet dan ronduit en ik zal je
niet meer lastig vallen. Zóo aardig ben
je niet of ik denk het ook wel zonder je
te kunnen stellen. Maar loop niet voor
me weg, alsof je bang bent, dat ik iets
van je hebben moet."
Deze laatste uitdrukking scheen een
goede uitwerking op hem te hebben. Al
thans hij keek mij wat opgewekter aan
«n vroeg„Dus je moet niets van mij
hebben? ja hebt me niets te vragen?
schen niet te bekomen waren. Dat is de
zegen der vrijheid!"
„Je hebt gelijk, schoonpapa!" zedde
Jadin. „Voor 't overige heb ik een plan
met betrekking tot het landgoed Chateau
Margaux."
„Laat hooren, Brutus! Je hebt een
scherp verstand, dat bewijs je alle da
gen als openbaar aanklager in de recht
bank."
„Luister! Deze Fumel was weduwnaar
Zijn zoon, Armand, de eenige erfge-
rechtigde bevindt zich in Engeland en
kan dus als emigrant beschouwd wor
den. Ik vermoed, dat hij zich wel zal
wachten, hierheen te komen.om zijn erfe
nis op te eischen."
„Ik deel geheel je meening! Zulk eene
driestheid zou den jongen man stellig
het hoofd kosten. Hij heeft zich immers
aan de zijde van onze erfvijanden, de
Eugelschen, geschaard!"
„Chateau Margaux moet dus behan
deld worden volgens de bepalingen der
wet, die ten opzichte van het grondbezit
der emigranten door de Conventie uitge
vaardigd isdat wil zeggen, dit prach
tige landgoed wordt tot. nationaal eigen
dom verklaard en dan openlijk ten bate
van den staat aan den meestbiedende
verkocht."
„Zeer juist, Brutus! Nu reeds ver
moed ik, wat je wilt, want ik heb een
fijnen neus."
„Ik stel voor, dat wij op het Landgoed
bieden en het koopeu. Wij zullen het
spotgoedkoop krijgen. Onze vriend Gai--
nier en zijn commissaris, die ons toege
daan is cn die hier de verbeurd verklaar
de goederen moet verkoopen, zullen wel
een oogje dicht drukken en ons den
koop toewijzen. Niemand in Bordeaux
en omstreken zal het wagen, tegen ons
oj) te bieden. Ik zou deugene, die dat
zou durven wagen, wel eens willen zien.
Zulk eene brutaliteit is niet denkbaar.
Niet waar, vriend Garni er? Ik hoop,
dat je er niets tegen zult hebben."
„Volstrekt niet, m'n waardeJelui
zijt de wakkerste en meest vastberaden
patriotten, die ik ken, zijt mijne meest
getrouwe vrienden en kameraden," sprak
do volksvertegenwoordiger gevoelig. „Dat
durf ik met. een. gerust geweten verant
woorden voor de Conventie, indien men
in de Parijsche Jacobijnenclub waar
men alles te weten komt, wat in de
provinciën gebeurt, daarover mocht val
len.
Ik gun u het voordeel zeer graag.
Koop het landgoed Chateau Margaux
genist! Misschien doe ik zelf ook eens
bij eene geschilqte gelegenheid zoon
zaak ja Het is onze plicht, voor het al
gemeen welzijn te zorgen, dus ook voor
ons zelf.
„Je spreekt naar mijn hart, edele
vriend!" riep Laeombe.
Ook Brutus Jadin gaf blijk van eene
dergelijke dankbaarheid en geestdrift.
Daarop schonk hij weer den heerlijken
robijnkleurigen wijn in, en zij klonken
en dronken op het welslagen van het
mooie plan.
Den volgenden voormiddag reeds stel
den Laeombe en Jadin zich in verbin
ding inet den commissaris. De man heet
te Letellier. Hij hoorde het voorstel en
begreep onmiddellijk de bedoeling der
twee.
„Ik wil. u zeer gaarne van dienst
zijn, burgers," zeide hij. „Gij zult het
landgoed ongetwijfeld hebben, dat is
lijk. dien ik. oni aan uw verlangen tege-
mijne overtuiging. Voor den vorm is de
aankondiging van den verkoop noodza-
moet te komen, zooveel mogelijk zal be
spoedigen. Wij richten het zoo in, dat gij
do eenige bieders zijt, dat anderen, die
mogelijk kooplust mochten hebben,
daarvan onmiddellijk afgeschrikt wor
den."
„Hoe denkt gij over den prijs, burger
commissaris V'
„De matigste schatting is een milli-
oen livre."
„Zijn er ook hypotheken op?"
„Neen. De rijke Fumel had zijn land
goed niet bezwaard.
„Welnu, aangenomen, Brutus en ik,
bieden honderdduizend livre voor Cha
in 't geheel niets? weet je dat wel zeker?"
„Natuurlijk weet ik dat zeker," zei ik
een beetje korzelig, „wat zanik je toch
„Neem me dan niet kwalijk," ant
woordde liij met een zucht van verlich
ting mij de hand reikende, „maar ik
was bang, dat je vragen zou of je in
mijn huis den optocht mocht zien op
den Koninginnedag en daarom liep
ik zoo hard weg."
Nu schoot mij te binnen, dat ik dat
ook inderdaad wel liad kunnen vragen,
aangezien Wouter op een punt woont,
waar de optocht heel mooi te zien is.
maar natuurlijk hield ik het verzoek
nu achterwege en zei alleen: ..Ben je
d:ui zoo weinig gastvrij, dat je ons niet
eens een raam van je huis wilt afstaan 3"
„Praat me niet van gastvrijheid," zei
hij, „ik ben zoo gastvrij als iemand
maar durft, denken, maar wanneer je
zóo gastvrij wordt, dat esr ten slotte door
allo gasten aan jc eigen tafel voor jezel-
ven geen plaats meer is, dan geef ik van
zoo'n gastvrijheid de brui. Ik heb mij-
zelvcn op handslag beloofd, dat. ik nie
mand. geen sterveling in mijn huis toe
laat om voor mijn ramen naar den op
tocht te kijken en al kwam wijlen mijn
bet-overgrootmoeder aan de bel trekken
en zei tegen de maid„compliment en
ik ben mijnheer zijn betovergrootmoe
der, hij zal zeker wel een plaatsje heb
ben om den optocht te zien" dan zou ik
zeggencompliment, eai dat bij histori
sche optochten familierelaties niet gel
den en dat mevrouw het maar in de por
tiek moet trachten te zien."
„Gelukkig voor liet goeie mensch, dat
ze dood is," antwoordde ik„zoo'n grie
vende behandeling van een achter-ach
terkleinzoon moet schrikkelijk kwetsend
wezen. Ik vind je wreedaardig en onge
voelig."
„Jij hebt gemakkelijk praten," zei hij,
„je woont in een straat waar nu een
maal een fatsoenlijke optocht nooit door-
teau Margaux."
„Dan wijs ik u den koop tóe."
„Wij betalen de helft der köopsom in
assignatiën en laten de andere helft
voorloopig als eerste hypotheek inschrij
ven."
„Het zij zoo. Gij kriigt daarvoor het
landgoed met- al zijn toebehooren."
„Ook met de eventueel nog voorhan
den zijnde wijnen?"
„Ja. Naar Michelot mij zeide, liggen
er nog eenige partijen in twee kelders,
edele Medocwijnen, die nog niet geheel
rijp zijn, om afgetapt te worden."
..Drie a vier jaar moeten Medocs van
de edelste soort, zoogenaamde grands-1
vins, in de vaten liggen, voordat zij
recht goed zijn," merkte Brutus Jadin
op. „Wie is deze Michofc, burger com
missaris
„Pierre Michofc is keldermeester en
tegenwoordig opzichter van het land
goed. Hij is nog altijd gebleven, ofschoon
hij op 't oogenblik geen loon ontvangt."
„Was hij langen tijd bij Fumel in
dienst V
„Hm is hij een goed patriot?"
vroeg Laeombe.
„Een zeer goed patriot zelfs, ik had
meermalen gelegenheid, dat waar te ne
men."
„Des te beter! Dan zullen wij ons
met den braven man gemakkelijk kun
nen verstaan. En de overige arbeiders
van het landgoed?"
„Zooveel ik weet, hebben zij behalve
een, die bij Michofc gebleven is, het
landgoed verlaten, om hier in de stad
deel te nemen aan de gebeurtenissen.
Eenigen hebben rich bij de nationale
garde laten inlijven."
„Het is ook nog geen oogsttijd."
„Zeer juist Doch er moeten spoedig
weer arbeiders in dienst, genomen wor
den, zeide Michot onlangs, anders ver
liest het landgoed te veel in waarde."
„Nu, voor het noodige zal gezorgd
worden, als mijn schoonzoon en ik eerst
de eigenaars van het. landgoed rijn."
„Ik zal er met. Michot over spreken.
Met. een uur neem ik eene. boot en vaar
met mijn klerk naar het landgoed, om
een nauwkeurigen inventaris voor den
verkoop op maken. Alleen maar voor
den vorm! Apropos, gij zoudt mij
de eer kunnen bewijzen, mij te begelei
den, om dan bij deze gelegenheid alles
te bezien."
„Daar hebben wij nu geen tijd voor.
Met een half uur begint de ritting der
rechtbank, en rij zal, naar het zich laat
aanzien, vandaag vrij lang duren. De
plicht gaat voor alles. Eerst, om vijf uur
van middag zou het ons mogelijk rijn."
„Dan raad ilc u na. ons te komen De
korte boottocht op de rivier is zeer aan
trekkelijk en verfrissch end. In het kas
teel leunt gij overnachten en den volgen
den dag terugvaren."
„Het voorstel bevalt mij," zeide Bru
tus Jadin.
„Mij ook," sprak Laeombe, tevreden
glimlachend. „Ja, wij zullen onze toe
komstige bezitting van a.vond en morgen
vroeg in oogenschouw nemen. Zulk eene
aangename uitspanning na een zoo in
spannende werkzaamheid mogen wij ons
gerust gunnen. Waarde commissaris, re
ken op onze erkentelijkheidWanneer
wij u eens van dienst kruinen zijn, als
gij iets noodig hebt, en het in onze
macht is gij weet het.de eene hand
wascht de andere!"
De drie brave mannen schudden el
kander heel vriendschappelijk de hand.
Daarop scheidden de beide bezoekers
van den commissaris Letellier, om himne
verdere maatregelen te nemen.
H.
Chateau Margaux, op een zacht oploo
penden heuvel aan den oever der Gi
ronde gelegen, was een oud solied ge
bouw voor 't overige, evenals de
meeste, van deze om hunne wijnen zoo
wereldberoemde landgoederen in het Me-
docland, meer op 'n eenvoudig heerenhuis
dan op een prachtig kasteel gelijkend.
Eenige honderden hectaren der beste
wijnbergen behoorden hij het kasteel.
Pierre Michot, de keldermeester- en
tijdelijk oprichter, was een man van on
geveer vijftig jaar met een eerlijk ge-
komt. Maar ik, ik heb er ervaring van.
Zoolang ik getrouwd ben, herinner ik
me te Haarlem twee optochten te heb
ben bijgewoondde eene bij de herden
king van de inneming van den Briel en
de andere nu twee jaar geleden op den
Koninginnedag. Bij den eersten optocht
was ik verbazend royaal met. uitnoodi-
gingen en mijn vrouw ook. We hadden
tot elkaar gezeid,,'t toch niet aardig,
om van alles zoo alleen te profiteereai
gastvrijheid is de grootste deugd van den
mensch."
Onder dat motief noodigden we aan
alle kanten vrienden en kennissen uit,
zij van haar kant en ik van den mij
nen. Ik had gezorgd voor sigaren, rij zet
te wijn en limonade op tafel en opge
ruimd verwachtten we onze gasten.
Er waren er die al anderhalf uur voor
den tijd kwamen.
„Ze hadden zich zoo gehaast," zeiden
ze„er zou zooveel volk op de been
wezen, je wist. maar niet of je er wel door
zou kunnen dringen, maar nu hadden ze
hun koffieuurtje er aan moeten geven.
Als mijn vrouw soms nog een dun bo
terhammetje had
De meid werd naar den bakker ge
stuurd om brood en naar een ander om
een stukje eervelaatworst en mijn vrouw j
zette opnieuw koffie- en sneed boterham
men, tot de vingers haai- zeer deden.
Want er kwamen maar voortdurend
meer gasten, de bel stond niet stilze
kwamen bij bosjes de kamer in, allemaal
met uitgestoken hand en de verzekering,
„dat ze niet hadden kunnen nalaten van
onze vriendelijke uitnoodiging te profi
teered"
Daarna staarden ze met vijandige blik
ken naar de vele menschen, die er al
waren en die deze blikken trotseerend
beantwoordden. Aanvankelijk waren we
begonnen met hen aan elkander voor te
stellen, maar dat gaven we gauw op.
Er waren er te veel. De menschen wat
richt. Op rijn hoofd prijkte de roode
vrijheidsmuts der Jacobijnen. Men
moest dus onderstellen, dat hij een vu
rig republikeinsche patriot was. Doch de
schijn bedriegt soms.
Het was op een mooiem dag in het
begin van September, toen de commis
saris Letellier hem bezocht, die met be
hulp van den meegebrachten klerk vlug
een inventaris opmaakte. Vervolgens
zeide de commissaris tot den keldermoes-
ter, dat binnen kort het schoon© land
goed in eigendom zou overgaan aan den
president der revolu,tierechtbank La
eombe en diens schoonzoon Jadin. Voorts
dat de beide groote revolutiemannen het
voornemen hadden, tegen zeven uur des
avonds in het slot. aan te komen, om liet
te bezichtigen en daar tot den volgenden
voormiddag tien uur te vertoeven. Mi
chot moest in rijn eigen belang zeer be
leefd en voorkomend jegens hen rijn en
hen goed onthalen.
De keldermeester boog en verklaarde,
dat. hij zijn best wilde doen, om aan het
verzoek te voldoen.
„Mag ik hopen, dat de nieuwe eige
naars mij in hun dienst zullen houden V'
vroeg hij.
„Dat geloof ik wel," antwoordde de
commissaris. „Ik heb met beiden gespro
ken. Ze weten, dat gij een goed patriot
rijt."
Hierna ging de commissaris met rijn
klerk naar de boot. die aan eene aanleg
plaats aan den oever op hen wachtte.
Vijf minuten later kwam een knappe
jongeling met donkere lokkeu te voor
schijn uit een zijgebouw, het kelder huis.
Eenvoudig was hij gekleed, als een ar-
mij wijngaardenier, rijn hoed evenwel
ook versierd met eene roode vrijheids
muts.
„Nu, Michot,, wat wilde de commis
saris?" vroeg hij.
De keldermeester trok den jongen
man in een hoek en fluisterde langen
tijd geheimzinnig met hem. Daarbij
werd de jongeling zeer opgewonden
zijn bleek gericht gloeide als van triumi
en hij prevelde: „Ja wraak, wraak! Die
wordt ons nu mogelijk gemaakt. De
vergelding nadert, bloedhonden."
In de rivier ankerde nabij den wijn
gaard een klein vaartuig, een visseliers-
boot). Tressan, de visscher, en zijne
twee volwassen zoons vormden de be
manning. De beide jongelieden werden
naar het slot geroepen en hielpen vlij
tig bij het dragen van bossen rijshout en
het plaatsen van ledige vaten in de
groote houten ruimte, clie naar den kei-
der voerde. Michot sprak met zijne
vrouw Louison kinderen had het
paai' niettoen. zij hem hoorde, was zij
eerst angstig, doch het gelukte hem, hare
ongerustheid weg te nemen. Later liield
de vrouw zich onledig met heit inpakken
van kleieren en andere kleine dingen en
deze naar de boot te dragen, waar Tres
san de pakjes in ontvangst nam. en ze
onder dek bracht.
Do bl'eeke jongeling en Michot scho
ven korte planken en schepten kleine
hoopen zand voor de met sterke tralies
voorziene keldervensters. Slechts twee
er van, in den versten achtermuur, lie*
ten rij vrij. Als men nu de kelderdeur
opende, ontstond er een geweldige tocht
in de kelderruimten.
's Avonds tegen zeven uur kwa.m er
een boot van Bodeaux en legde aan bij
Chateau Margaux. Laeombe en Jadin
stapten aan wal. Eerstgenoemde zeide
tot den bootsman „Morgen voormiddag
om tien uur moet gij weer hier zijn, om
ons af te halen."
Hierna keerde de boot. onmiddellijk
naai- de stad terug. De beide genoemde
mannen gingen bedaard den heuvel op,
naar het slot.
Dienstvaardig snelde de keldermeester
hen tegemoet.
„Beste manzeide Brutus Jadin, „gij
verwacht ons, naar het schijnt De com
missaris Lettelier heeft- u ingelicht over
de reden en liet doel van onze komst?"
„Zoo is het, burger Jadin. Ik weet,
dat ik de eer heb, de toekomstige eige
naren van dit beroemde landgoed te be
groeten."
aanbieden ging ook niet, we konden er
niet doorheen komen, zoodat we ten
slotte de sigaren en de dranken maar
aan hun lot overlieten. Dat lot bestond
hierin, dat ze in een -ondeelbare spanne
tij cis finaal waren om hals gebracht.
't Was noodig, de menschen te ver
deel en, want om er vijftig te bergen
voor twee ramen van zeer middelbare
breedte is eenvoudig een onmogelijkheid.
Derhalve borgen we er op onze slaapka
mer. in liet zijkamertje daarnaast, ja
zelfs (aangezien er nog maar altijd meer
mensehen verschenen) ook een half do
zijn voor een zolderraam.
Mijn vrouw, die niet heel groot van stuk
is, was haar stoel bij 'traam kwijtge
raakt. toen ze even was opgestaan om
iemand een glas limonade te schenken.
Voor mij was er ook nergens een plaatsje
meer, we zwierven maar zoowat door de
kamers rond, achter de breede ruggen
van onze gasten.
Daar hoorden we in de verte „boem,
boem. tsjing boem De optocht naderde
aan. Onze gasten voor de ramen pakten
rich samen, zoodat. ik bang werd voor de
ruiten en sloegen volstrekt geen acht op
onze bescheiden verzoeken, „of we er
asjeblief ook nog tusschen mochten."
Wij waren immers maar de gastvrouw
en gastheer en die moeten zich eenmaal
opofferen, daar rijn ze voor. Ik wenkte
mijn vrouw en we gingen samen naar
boven en gingen op het dak ritten om
althans iets van den stoet te kunnen
rien.
Nu is een stoet in vogelvlucht gezien,
misschien wel eens aardig maar je moet
het ook weer niet overdrijven. Zooals wij
recht naar beneden tuurden uit de goot.,
zagen we niets anders dan de pluimen
op de harnassen en het- bovengedeelte
van petten en mutsen, wat misschien uit
een oogpunt van vergelijkende hoofd
dekselstudie heel belangrijk, maar toch
over 't algemeen wel een beetje eentonig
„Wij wenschen het te bezichtigen,
van avond het slot en den kelder, mor
gen vroeg de wijnbergen."
„Ik ben ter uwer beschikking."
,Kan de oogst goed worden dit jaar
„Uitstekend zelfs. Naai- mijne mee
ning wordt het een even goed wijnjaar
als in 1781."
„Dat is mij aangenaam te hooren."
„Wat is dat voor een vaartuig aan
den oever?" vroeg Laeombe.
„i_et is de klejpe boot van een visscher
van Oleren, die in de Gironde zijne net
ten wil uitwerpen. Nu mag de arme dui
vel dat, daar de vroegere vischrechten
afgeschaft rijn. Dat is ook een zegen
der vrijheid."
„Zeer juist, m'n beste."
Aldus pratende bereikten rij het slot.
Bij het pox-taal stond de bleeke jonge
man. Wijd opende hij de vleugeldeuren.
De beide despoten gingen hem achteloos
voorbij, zonder den verschrikkelijken,
van woede getuigenden blik, dien hij hun
nazond, op te merken.
Nog was het helder daglicht. Doch de
zon neigde aan den westelijken horizon
bloedrood ten ondergang. Michot voer
de de gasten naar een vertrek, waarin
een gedekte tafel stond.
..He heb voor een klein onthaal ge
zorgd," zeide hij.
„Zeer goed!" riep Laeombe tevreden.
„Maar nu nog niet m'n waarde. Wij
hebben namelijk al te Bordeaux rijkelijk
gegeten. Eerst willen wij het slot bekij
ken."
Aan dezen wensch gehoorzamend, leid
de Michot hem eerst beneden rond, ver
volgens boven en daarna op een balcon.
Boiden waren zeer verrukt over bet
prachtige uitzicht, dat rij daar hadden.
Vooral in het Zuidoosten vertoonde het
landschap zich bijzonder bekoorlijk,
waar de Gironde, zich vereenigt met de
Dordogne. Zij bleven op het balcon, tot
dat de schemering steeds meer zich uit
breidde.
„Nu de kelders!" riep Jadin.
„Dan moeten wij licht hebben," meen
de Laeombe.
„Dat spreekt vanzelf," zeide Michot.
..Ligt er nog veel wijn?"
„Niet veel. Fumel verkocht in den.
laatsten tijd veel en deed liet meeste
goedkoop van de hand."
„Haha, dat laat ricli denken."
„In den tweeden kelder liggen echter
nog sedert vier jaren vijf vaten eerste
qualiteit wijn. Fumel wilcle ze ver be
neden de waarde verkoopen, maar kwam
er niet meer toe."
„Des te beter voor ons."
Zij gingen do trap af.
„IIé, Gaspard!" riep Michot gebie
dend.
De jonge bleoke man snelde-tee.
„Wat is er, meester Michot?"
..Breng twee lantaarns! Gauw hoor
je!"
„Dadelijk meester."
Do jongeling snelde heen en kwam na
een poosje terug met twee brandende
lantarens. Michot ham. de' eene en ging
vooruit en de vier traden binnen. Daar
waren vele ledige vaten en bundels rijs
hout opgestapeld.
„Is dat niet gevaarlijk voor brand?"
vroeg Brutus Jadin, op de vaten en het
hout wijzend.
„O neen," antwoordde de keldermees
ter kalm.
„Wij moeten hier zulke dingen achter
slot bewaren, want als wij het buiten
lieten, zou het des nachts gestolen wor
den."
Hij opende eene tweede, met zware
ijzeren platen en banden beslagen deur.
Nu zag men de keldertrap.
De vier gingen de trap af en kwamen
in den eersten kelder, een groote gewelf
de ruimte. Deze was van den tweeden,
eenigszins kleineren kelder gescheiden
door een massieven muur en een zwaar
ijzeren hek, dat rich in scharnieren als
eene deur liet bewegen.
„Waarom is dat zoo vroeg Laeombe.
„Dat is de kelder voor de allerkost
baarste wijnein."
„Daar liggen dus nog cle vijf vaten,
waarvan je zooevan, gesproken hebt V'
„Ja."
moet worden genoemd.
Toen de stoet voorbij was en wij naar
beneden daalden was de helft van onze
gasten den stoet al achterna gegaan om
hem, zoo mogelijk, op straat nog eens
te rien. Bedanken hadden ze vergeten.
Van de overigen zeiden sommigen,,'t
viel me toch niet mee," en weer ande
ren „ik heb er weinig van gezien hou
me ten goede dat ik het zeg, maar jullie
liadt de invitaties wel wat ver uitge
breid."
Na hun vertrek hielden we inspectie.
Alle mondvoorraad was op, de stoelen
kleefden van droppels limonade de nieu
we gordijnen waren versierd met wijn
vlekken. Overal was asch gemorst en in
de sprei op ons bed was met een sigaar
een gat gebrand. We hebben toen voor
den eersten keer begrepen, dat ook gast
vrijheid hare grenzen heeft.
Toen nu twee jaar geleden hier op
den Koninginnedag een optocht gehou
den werd, hadden! mijn vrouw en ik af
gesproken, dat we geen uitnoodigingen
meer zouden doen. We bleven juist in
die dagen veel thuis, omdat mijn vrouw
haar voet bezeerd had en rust moest
hebben. Den dag vóór den optocht even
wel ontmoet ik op straat een kennis, die
me vraagt„mogen wij bij jou aan huis
den optocht komen rien?"
Ik rekende haastig uit, dat ze met him
drieën warenman, vrouw en éen doch
ter en ik zeg„zeker kom maar gerust."
Drie menschen dat was nog wel te over
zien.
Den volgendeai dag wordt er gebeld en
aangezien de meid heel boven was, doe
ik zelf open. Verebeld je, daar staan voor
de deur mijn drie bezoekers, met elf an
dere menschen er bij. „Mag ik je voor
stellen,'1 zei mijn kennis, met een vrién
delijk lachje, „mijn zuster en zwager,
met hun kleine. Ze rijn gisteravond on
verwacht overgekomen en we dachten:
je zoudt er wel niet tegen hebben, als
Michot stak een sleutel in het slot van
het hek en opende het.
„Treedt binnen
Allen begaven rich in den tweeden
kelder.
„Daar valt mij te binnen, dat gij mis
schien wel eens van deze vier jaar hier
liggende, bijna rijpe wijnen wilt proe
ven," meende de keldermeester. „Gauw,
Gaspard, haal eenige glazen!"
De jonge man verwijderde zich. De
lantaarn, die hij droeg, zette hij in den
eersten kelder op een leeg vat. Michot
bleef met Laeombe en Jadin in den twee
den kelder. Terwijl hij met zijne lan
taarn bijlichtte, vertoonde en verklaarde
hij den bezoekers alles.
Na eenige minuten openbaarde bij
eenig ongeduld.
„Waar blijft de luie jongen toch?"
bromde hij, alsof hij toornig werd. Hij
zette de lantaarn op den grond, ging
naar het hek en riep„GaspardHe,
Gaspard
Geen antwoord.
Michot ging naar den eersten kelder.
Bliksemsnel greep hij het hek schoof
het dicht en draaide den sleutel om,
dien hij vervolgens uit het slot trok
en in den zak stak.
Laeombe en Jadin hoorden liet ge-
druisch.
„Wat moet dat beteekenen?' riep Ja
din. „Waarom sluit gij ons hier op
Pierre Michot lachte grimmig. „Dat
zult gij monsters dadelijk vernemen.
Mijn meester heeft een woordje met je
lui te sproken.
„Fumel, de onthoofde?" riep Laeom
be. „Hoe wat bedoelt de gek? is bij
krankzinnig
Michot verdween van het liek, inaar
daar verscheen nu de bleeke jongeling,
die zijne Jacobijnenmuts weggeworpen
had.
„Ik ben Armand de Fumel, de zoon
van den -geguillotineerde," zeide hij.
„Door ongerustheid en angst gedreven,
kwam ik van Engeland over San Se-
bastiaan, om mijn vader te bewegen,
zijne vlucht te verhaasten. Maar het was
te laat. Doch niet te laat voor de wraak
Gij moordenaars van mijn vader, gij
roovers van mijn goed, gij bloedige beu
len van zoo vele onschuldigen, je laatste
uur is gekomenDe vlammen zullen dit
slot verteren en jelui bovendien."
Hij verdween.
Laeombe en Jadin slaakten, een kreet
van ontzetting. Te vergeefs wrongen rij
aan het ijzeren hek. Het was niet moge
lijk meer te ontkomen.
Armand de Fumel en Michot wierpen
bundels rijshout en andere brandstof,
ook pek en zwavel de trap af, waarop
rij met fakkels den brand aanstaken.
Vervolgens begaven rij zich naar Tres-
sans visschersboot, waar Michot's vrouw
zich reeds bevond. Het kleine vaartuig
ging onmiddellijk onder zeil naar de
naastbijgelegen Spaansche haven San
Sebastiaan, waar een kleine Engelsche
schoener de vluchtelingen verwachtte,
om hen naar Engeland te brengen.
Een half uur na huu vertrek stond
Chateau Margaux in lichtelaaie. Van
verre stroomden de menschen samen,
doen het was niet meer mogelijk, te blus-
schen en te redden.
Het geschreeuw der bedde in den kel
der gesloten mannen was al lang ver
stomd. De binnendringende rook had
hen den dood door verstikking doen ster
ven. Weldra stortte, nadat de balken en
spanten verbrand waren, het dak in, de
keldergewelven vernielend, zoodat alles
een rookenden puinhoop Vormde.
Daar nu Laeombe en Brutus Jadin
verdwenen waren de ware toedracht
werd eerst later bekend moest men
te Bordeaux een andoren president der
revolutierechtbank en een anderen open
baren aanklager benoemen. Gelukkig
werden daarvoor personen benoemd, die
minder bloeddorstig te werk gingen.
Chateau Margaux werd tot nationaal
eigendom verklaard en verkocht aan een
Nederlandschen speculant, die eerst de
landerijen verpachtte, maai- later het
mooie landgoed aan eene maatschappij
verkocht, in wier bezit het vele jaren
bleef. (Ctr.)
we hen meebrachten."
Wat moet een mensch doen 1 Een op
gewekt gericht zetten, natuurlijk, alle
maal uit beleefdheid en gastvrijheid.
Dat deed ik dan ook, zelfs toen de vrouw
van mijn kennis mij voorstelde aan drie
kwebbelende oude juffrouwen, haar tan
tes vertelde ze. die zoo nieuwsgierig wa
ren naar den optocht, dat ze dachten
„ik zou er wel geen bezwaar tegen heb
ben" enz.
De dochter, dat lieve kind, had als
bestuurster van een naaischool, vijf leer
lingen uit de hoogste klasse meegebracht,
vijf schapen met rokken die te kort en
ooievaarsbeenen. die te lang waren.
Ik zal bekorten, Fidelio. 't relaas van.
mijn misères wordt te lang. De drie juf
frouwen namen alles in huis op, alsof ze
er een inventaris van moesten maken,
en fluisterden met elkaar, de zwager brak
door zijn lompheid een mooie vaas, hun
kind deed iets onbeschrijfelijks op een
stoel met een lichte trijpen zitting. Met
hun veertienen namen zij de ramen van
mijn voorkamer geheel in beslag, zoo
dat ik mijn vrouw met haar rieken voet
naar de slaapkamer brengen moest, van
waar wij den optocht maar moesten
rien
Begrijp je nu, waarom ik zoo doods
bang ben voor menschen, die den op
tocht bij mij willen komen rien? Dit
jaar zullen mijn vrouw en ik voor de
eerste maal den stoet gaan rien voor de
ramen van onze eigen benedenkamer
ieder voor een raam. En al staat dan de
Sultan van Koetei op den stoep, of de
Prins van Solo, ik doe niet open. En wil
jij, Fidelio, me een pleirier doen, zeg
mijn besluit dan voort!"
Ik heb beter gedaan, ilc heb het bij,
deze in de krant gezet.
FIDELIO.